4. Resultaten
4.1 Vrouwelijke ondernemers minder succesvol in zoektocht naar financiering
Vrouwelijke ondernemers hebben iets minder vaak behoefte (14 procent) aan nieuwe externe financiering dan mannelijke ondernemers (15 procent).7) Dit verschil is statistisch significant. Dat betekent dat - ook na correctie voor verschillen in een aantal bedrijfs- en persoonskenmerken - vrouwelijke ondernemers minder vaak een financieringsbehoefte hebben.
Vrouwelijke en mannelijke ondernemers verschillen niet statistisch significant in het aandeel wat zich daarna oriënteert op mogelijkheden voor nieuwe financiering. In de Financieringsmonitor uit 2021 was dit verschil wel statistisch significant. Een belangrijke reden voor bedrijven om zich niet te oriënteren is omdat men al bekend is met de mogelijkheden. Deze reden wordt echter minder vaak door vrouwelijke ondernemers (4 procent) gegeven dan door mannelijke ondernemers (8 procent).
Een daadwerkelijke financieringsaanvraag wordt vervolgens vaker door mannelijke ondernemers met een financieringsbehoefte gedaan: 59 procent ten opzichte van 47 procent onder vrouwelijke ondernemers. Dit verschil is veel groter geworden in vergelijking met het eerdere rapport uit 2021. Destijds lag het aandeel voor mannelijke ondernemers op 63 procent en voor vrouwelijke ondernemers op 61 procent.8)
Nadat de aanvraag is ingediend zijn vrouwelijke ondernemers ook iets minder succesvol in verkrijgen van een deel of de gehele financiering dan mannelijke ondernemers.9) Dit verschil is statistisch significant.
| Stap in zoektocht | mannen (%) | vrouwen (%) |
|---|---|---|
| financieringsbehoefte* | 15 | 14 |
| orientatie | 81 | 80 |
| financieringsaanvraag* | 59 | 47 |
| succesvolle aanvraag* | 90 | 89 |
| toekomstige financieringsbehoefte | 11 | 11 |
| 1) Gecorrigeerd voor bedrijfskenmerken en leeftijd en herkomst van de ondernemer. 2) * duidt op een statistisch significant verschil (p-waarde < 0.05) tussen mannen en vrouwen. | ||
Samengenomen betekent dit dat, wanneer er een financieringsbehoefte is, uiteindelijk 35 procent van de vrouwelijke ondernemers financiering weet aan te trekken. Dit aandeel is berekend door de volgende percentages te vermenigvuldigen: percentage vrouwelijke ondernemers met een financieringsbehoefte dat zich oriënteert of al bekend is met de mogelijkheden (80 procent + 4 procent) x percentage dat een aanvraag doet (47 procent) x percentage met (deels) succes (89 procent) = 35 procent. Voor mannelijke ondernemers ligt dit percentage op 47 procent10). De belangrijkste reden voor dit verschil is dat vrouwelijke ondernemers minder vaak een financieringsaanvraag doen.
Hoewel de Financieringsmonitor 2021 liet zien dat mannen vaker een toekomstige financieringsbehoefte hadden dan vrouwen, is er in de huidige resultaten geen statistisch significant verschil tussen het aandeel vrouwelijke en mannelijke ondernemers met een toekomstige financieringsbehoefte.
4.2 Vrouwelijke ondernemers hebben vaker geen behoefte omdat er geen aanleiding was
Aanvullend op de hoofdindicatoren in de Financieringsmonitor zijn vrouwelijke en mannelijke ondernemers vergeleken op enkele verdiepende vragen in de eerste twee stappen van de zoektocht naar nieuwe externe financiering (behoefte en oriëntatie).11) Ook hierbij is gecorrigeerd voor bedrijfskenmerken (bedrijfstak en grootteklasse), evenals voor de leeftijd en herkomst van de ondernemer(s).
Ondernemers kunnen verschillende redenen hebben voor het niet hebben van een financieringsbehoefte. De Financieringsmonitor 2021 liet zien dat vrouwen vaker geen behoefte hadden omdat ze geen groei verwachten of omdat ze onafhankelijk willen zijn van externe financiers. Dit is niet te zien in de huidige resultaten in figuur 4.2.1. Hier komt naar voren dat de eerste reden juist vaker door mannelijke ondernemers wordt gegeven. Voor de tweede reden is geen statistisch significant verschil tussen mannen en vrouwen gevonden. Vrouwelijke ondernemers die geen financieringsbehoefte hebben, laten dit vaker na omdat er geen aanleiding was om op zoek te gaan naar nieuwe externe financiering.12)
Net als in de Financieringsmonitor 2021 geven mannelijke ondernemers vaker aan dat ze ervoor kiezen om uit intern eigen vermogen te financieren. Wanneer ondernemers gebruik maken van intern eigen vermogen bestond dit bij mannen vaker uit ingehouden winsten of reserves en bij vrouwen vaker uit hun privévermogen.
| Verdiepende vraag | Relatieve kansverhouding |
|---|---|
| reden geen financieringsbehoefte | |
| geen groei* | 0,8 |
| intern eigen vermogen* | 0,7 |
| onafhankelijk | 1 |
| geen aanleiding* | 1,5 |
| financiering intern eigen vermogen | |
| ingehouden winsten of reserves* | 0,7 |
| privé vermogen ondernemer* | 1,9 |
| oriëntatievorm | |
| accountant* | 1,7 |
| adviseur* | 1,3 |
| andere financier* | 0,8 |
| bank* | 0,9 |
| overwogen financieringsvorm | |
| banklening* | 0,9 |
| leasing | 1 |
| 1) Op basis van een logistische regressie. Bij een relatieve kansverhouding van 1 is de kans dat bedrijven van vrouwen de categorie kozen gelijk aan die van mannen. Als de verhouding groter is dan 1, is de categorie vaker gekozen door vrouwen. 2) Gecorrigeerd voor bedrijfskenmerken en leeftijd en herkomst van de ondernemer. 3) * duidt op een significant verschil (p-waarde < 0.05) tussen mannen en vrouwen. | |
Figuur 4.2.1 toont dat vrouwen er vaker voor kiezen om zich te informeren over de mogelijkheden voor nieuwe externe financiering via de accountant of financieel adviseur, want die relatieve kansverhouding13) is groter dan 1. Zij kiezen minder vaak voor de bank of een andere financier, want die relatieve kansverhouding is kleiner dan 1. Deze verschillen zijn statistisch significant.
Tijdens de oriëntatiefase kunnen ondernemers verschillende financieringsvormen overwegen. Vrouwelijke ondernemers oriënteren zich minder vaak op een banklening. In de Financieringsmonitor 2021 waren er op dat punt geen verschillen tussen mannen en vrouwen te zien. Wel overwogen mannelijke ondernemers vaker leasing als externe financieringsvorm. In de huidige resultaten is er geen statistisch significant verschil in leasing als overwogen financieringsvorm.
7) Deze percentages liggen lager dan in het onderzoek uit 2021. Dit komt doordat het aandeel bedrijven met een financieringsbehoefte gedaald is over tijd.
8) De percentages uit de Financieringsmonitor 2021 liggen hoger dan het huidige onderzoek. Vooral in 2018 en 2019 lag het aandeel bedrijven wat daadwerkelijk een aanvraag deed een stuk hoger dan de recentere jaren.
9) Het succespercentage ligt hoger dan in het onderzoek uit 2021. Dit komt doordat het aandeel bedrijven met een toegekende aanvraag over tijd is toegenomen.
10) (81 procent + 8 procent) x 59 procent x 90 procent = 47 procent.
11) Deze analyse kan enkel uitgevoerd worden als er voldoende ongewogen aantallen voorkomen voor zowel mannelijke als vrouwelijke ondernemers. In het huidige onderzoek worden drie metingen samengevoegd in plaats van vier metingen in de Financieringsmonitor 2021. Er zijn hierdoor minder aantallen, waardoor minder verdiepende vragen kunnen worden opgenomen in deze analyse.
12) Deze categorie was niet opgenomen in het onderzoek uit 2021, omdat deze reden pas sinds 2022 is opgenomen in de vragenlijst.
13) De kansverhouding wil zeggen: de kans op een gebeurtenis in verhouding tot de kans dat die gebeurtenis niet plaatsvindt. In dit geval: de kans dat vrouwen zich informeren via de financieel adviseur ten opzichte van de kans dat vrouwen deze oriëntatievorm niet gebruiken. Een relatieve kansverhouding is de kansverhouding van een bepaalde groep (vrouwen) gedeeld door de betreffende kansverhouding van de referentiegroep (mannen). In dit geval: een kansverhouding om zich te oriënteren via een financieel adviseur is voor vrouwelijke ondernemers 1,2 maal zo groot als de kansverhouding voor mannelijke ondernemers.