2. Methode en bronnen
2.1 Analyses verkoopcijfers
Het CBS neemt de verkoopcijfers van warmtepompen integraal waar. Dat wil zeggen dat het CBS verkoopcijfers op bedrijfsniveau ontvangt van alle bekende leveranciers. Het primaire doel van deze dataverzameling is het maken van internationaal verplichte energiestatistieken. De verkoopdata, in termen van aantal en thermisch vermogen, zijn afkomstig van de Vereniging Warmtepompen en een eigen dataverzameling door het CBS van de bedrijven die geen lid zijn van de vereniging. Deze waarnemingen zijn op elkaar afgestemd, maar er zijn ook wat verschillen. De belangrijkste verschillen tussen de enquêtes zijn:
- Vermogensklassen: de CBS-enquête maakt onderscheid tussen groter en kleiner dan 12 kilowatt thermisch vermogen. In de enquête van de Vereniging Warmtepompen worden vier vermogensklassen onderscheiden, kleiner dan 7 kilowatt, 7-12 kilowatt, 12-20 kilowatt en groter dan 20 kilowatt.
- Frequentie: Vereniging Warmtepompen vraagt om maandelijkse verkoopcijfers, terwijl de CBS-enquête op jaarbasis plaatsvindt.
De meeste warmtepompen die aan de Nederlandse markt verkocht worden zijn afkomstig van leden van de Vereniging Warmtepompen. Om de totale verkoopcijfers te kunnen uitsplitsen naar de gewenste categorieën zijn een aantal verhoudingen uit de enquête van de Vereniging Warmtepompen als basis gebruikt om de CBS-data verder uit te splitsen.
In het geval van de vermogensklassen is gekeken naar de twee klassen onder de 12 kilowatt van de Vereniging Warmtepompen. De verhouding van deze klassen per type warmtepomp is geëxtrapoleerd naar de verkoopcijfers uit de CBS-enquête. Dit is niet gedaan voor de twee klassen boven 12 kilowatt, omdat in de populatie van de CBS-enquête relatief meer bedrijven voorkomen die heel grote warmtepompsystemen verkopen dan onder de leden van de Vereniging Warmtepompen. De verhouding tussen de klassen 12-20 kilowatt en groter dan 20 kilowatt in de data afkomstig van de Vereniging Warmtepompen is daarom niet representatief voor de gehele markt.
In het geval van de maandcijfers is de verdeling van de Vereniging Warmtepompen per type warmtepomp en per vermogensklasse (groter en kleiner dan 12 kilowatt) gebruikt om de CBS-data te verdelen over de maanden.
Voor de analyse van de verkoopcijfers worden vier typen warmtepompen onderscheiden: bodem- of waterwarmtepompen, lucht-luchtwarmtepompen, lucht-waterwarmtepompen en lucht-waterwarmtepompboilers (alleen voor het verwarmen van tapwater). Ventilatieretourlucht-waterwarmtepompen worden apart waargenomen, maar in de statistieken meegeteld in de categorie lucht-waterwarmtepompen, vanwege het relatief kleine aantal bedrijven dat deze systemen levert. Bodem- of waterwarmtepompen voor verwarming van (uitsluitend) tapwater, ook wel boosterwarmtepompen genoemd, worden in de statistieken niet meegenomen.
Lucht-waterwarmtepompen kunnen hybride zijn, wat betekent dat ze in combinatie met een aardgasgestookte CV-installatie werken. Deze hybride warmtepompen worden zowel als onderdeel van de lucht-waterwarmtepompen als apart weergegeven. Het onderscheid wordt gemaakt op basis van rapportage door de leveranciers.
2.2 Analyses ISDE
Woningeigenaren en zakelijke gebruikers kunnen bij aankoop van een warmtepomp ISDE-subsidie aanvragen via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het CBS ontvangt jaarlijks van RVO gegevens over deze subsidieaanvragen en -toekenningen. Uit die gegevens is af te leiden voor welk apparaat (merk, type, vermogen) op welk adres subsidie is aangevraagd en wanneer het apparaat geïnstalleerd is. Zakelijke ISDE-aanvragen bevatten ook (zelfgerapporteerde) informatie over de sector waar de aanvrager deel van uitmaakt. Voor de analyses is gebruikgemaakt van ISDE-gegevens zoals ze bij RVO bekend waren op 11 april 2025. Er is enkel gekeken naar subsidieaanvragen die door RVO zijn toegekend.
De ISDE is in 2016 voor het eerst geopend. Sinds 2021 is ISDE-subsidie enkel van toepassing op gebouwen met een bouwjaar van 2018 of eerder. Hieruit kan dus geen informatie worden afgeleid over warmtepompen geplaatst in de nieuwbouw in recente jaren. Ook komen lucht-luchtwarmtepompen niet in aanmerking voor ISDE en hetzelfde gold tot en met 2022 voor warmtepompen met een thermisch vermogen van meer dan 70 kilowatt. Bovendien is het niet verplicht om subsidie aan te vragen. Daarom dekt de ISDE niet alle geïnstalleerde warmtepompen. In de hier gerapporteerde ISDE-statistieken worden zoveel mogelijk dezelfde classificaties aangehouden als voor de verkoopcijfers. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bodem- of waterwarmtepompen en lucht-waterwarmtepompen, ventilatieretourlucht-waterwarmtepompen tellen mee in de categorie lucht-waterwarmtepompen, lucht-waterwarmtepompboilers worden apart onderscheiden, en boosterwarmtepompen worden niet meegenomen. De vermogensklassen die onderscheiden worden zijn kleiner dan 7 kilowatt, 7-12 kilowatt, 12-20 kilowatt en groter dan 20 kilowatt.
Waar de verkoopstatistieken gebaseerd zijn op het moment van verkoop door de importeur of fabrikant, gaan de ISDE-statistieken uit van de datum waarop de warmtepomp bij de eindgebruiker is geïnstalleerd. Omdat ISDE tot twee jaar na installatie van de warmtepomp kan worden aangevraagd, zijn de gegevens over 2023 en 2024 nog niet compleet.
Het onderscheid tussen hybride en all-electric wordt in de ISDE-statistieken gemaakt op basis van zelfrapportage door de subsidieaanvrager. Bij de aanvraag wordt gevraagd of er na installatie van de warmtepomp nog aardgas gebruikt wordt voor ruimteverwarming. Is het antwoord op deze vraag ‘ja’, dan nemen we aan dat het om een hybride warmtepomp gaat. Ter controle is het antwoord op deze vraag voor warmtepompen geïnstalleerd bij woningen in 2023 vergeleken met slimme meterdata over 2024. Als het antwoord op de vraag ‘ja’ (hybride) was, werd in 98 procent van de gevallen inderdaad een aardgasverbruik gemeten. Als het antwoord op de vraag ‘nee’ was, werd in 54 procent van de gevallen geen aardgasverbruik meer waargenomen. 20 procent had een aardgasverbruik van minder dan 300 m3 en zonder seizoenspatroon (zie de toelichting in paragraaf 2.4), wat suggereert dat er alleen nog aardgas gebruikt wordt voor koken en/of tapwaterverwarming, maar niet voor ruimteverwarming. De resterende 26 procent had toch een hoog en/of seizoensgebonden aardgasverbruik en heeft de vraag dus mogelijk verkeerd geïnterpreteerd. Dat zou betekenen dat het aantal hybride warmtepompen volgens de ISDE een onderschatting is van het daadwerkelijke aantal hybride ingezette warmtepompen en dat het aandeel all-electric warmtepompen met ISDE wordt overschat.
2.3 Analyses energielabels nieuwbouw
Voor vrijwel alle nieuwbouwwoningen en de meeste utiliteitsgebouwen is een energielabel bij oplevering verplicht (zie kader). Het CBS ontvangt jaarlijks van RVO een databestand met alle geregistreerde energielabels op adresniveau. Uit het energielabel kan in de meeste gevallen worden afgeleid wat de verwarmingsinstallatie is en in het geval van een warmtepomp of het om een collectieve of een individuele installatie gaat.
Om voor elke gelabelde woning of niet-woning het bouwjaar af te leiden zijn de geregistreerde energielabels (peildatum 30 januari 2025) gekoppeld aan de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Niet-woningen met gebruiksfunctie ‘industrie’ of ‘overig gebruik’ zijn buiten beschouwing gelaten, omdat voor zulke gebouwen meestal geen energielabel verplicht is en er bovendien vaak geen ruimteverwarming plaatsvindt. Voor 77 procent van de in 2024 opgeleverde woningen was een energielabelregistratie beschikbaar (2023: 83 procent; 2022: 82 procent). Bij de niet-woningen (exclusief industrie en overig gebruik) was dit 48 procent (2023: 55 procent; 2022: 67 procent).
Voor de populatie van woningen en niet-woningen met een geregistreerd energielabel is per bouwjaar berekend hoeveel procent verwarmd wordt door een individuele dan wel collectieve warmtepomp. Vervolgens zijn deze percentages vermenigvuldigd met de totale aantallen nieuwbouwwoningen en niet-woningen (CBS StatLine, 2025a; exclusief industrie of overig gebruik) om een inschatting te maken van het totaal aantal nieuwbouwwoningen en niet-woningen met een warmtepomp per bouwjaar (2022-2024).
2.4 Analyses op woningniveau
Het CBS leidt per verslagjaar voor elke woning die op 1 januari voorkomt in de populatie van de BAG af wat het hoofdverwarmingstype is (CBS, 2025c). De belangrijkste bronnen daarvoor zijn het Centraal Aansluitingen Register (CAR) met daarin de aardgas- en elektriciteitsleveringen op jaarbasis op aansluitingsniveau, de meterstanden van slimme meters op maandbasis, de energielabels (zie ook paragraaf 2.3), en ISDE-registraties (paragraaf 2.2).
Van de netbeheerders worden leveringen van aardgasaansluitingen van het openbare net ontvangen in het CAR. Grootverbruiksaansluitingen worden continu of maandelijks bemeten. Vanaf verslagjaar 2022 worden voor kleinverbruik de energieverbruiken bepaald vanuit slimme-metergegevens op maandbasis. Voor aansluitingen zonder (uitleesbare) slimme meter worden standaardjaarverbruiken met een temperatuurscorrectie ontvangen, die teruggerekend worden naar werkelijke aardgasleveringen. Op basis van de aardgasleveringen van het openbare net aan woningen kan een goede schatting gemaakt worden van het finaal aardgasverbruik bij woningen.
Voor de meeste woningen kan op basis van het aardgasverbruik op jaar- en/of maandbasis worden vastgesteld dat er gebruik wordt gemaakt van een individuele CV of van blokverwarming. Woningen met warmtepompen worden op microniveau geïdentificeerd op basis van aanvullende informatie vanuit de registraties van de energielabels en afgegeven subsidies van de ISDE op adresniveau. Behalve de groep woningen met een geregistreerde warmtepomp, is er nog een aanvullende groep woningen met een warmtepomp die niet bekend is in de registraties van de ISDE en energielabels.
Naar aanleiding van het beschikbaar komen van slimme-metergegevens op maandbasis, heeft het CBS in 2024 een methode ontwikkeld om elektrisch verwarmde woningen te herkennen op basis van seizoenspatronen in het elektriciteitsverbruik (CBS, 2024). Kort samengevat worden woningen aangemerkt als elektrisch verwarmd, wanneer het elektriciteitsverbruik specifiek in de koude wintermaanden uitzonderlijk hoog is. Woningen met stadsverwarming worden behalve op basis van energielabelregistraties veelal indirect herkend op basis van een ontbrekend gasaanbod op lokaal niveau, en de ligging van de woning in een gebied waarvan bekend is dat er warmteleveringen zijn. De groep woningen met een combinatie van stadsverwarming en elektrische verwarming, waar water op lage temperatuur met een warmtepomp verder wordt verwarmd zodat de temperatuur voldoende hoog is voor warm tapwater of ruimteverwarming, kan met de op dit moment beschikbare data nog niet goed in beeld worden gebracht. Naar verwachting zal dit in de nabije toekomst wel mogelijk worden, als het CBS op microniveau informatie van warmteleveringen heeft verwerkt.
Voor een deel van de geïnstalleerde warmtepompen is de locatie bekend door registraties in energielabels en ISDE-aanvragen (zie paragraaf 2.2 en 2.3). Op die manier kan voor 77 procent van de elektrisch verwarmde woningen met zekerheid worden bepaald dat zij een warmtepomp gebruiken als hoofdverwarmingsbron. De overige 23 procent van de elektrisch verwarmde woningen heeft geen geregistreerde warmtepomp, maar kan vanuit slimme-meterdata worden aangemerkt vanwege een kenmerkend hoog elektriciteitsverbruik in koude maanden. Voor deze groep woningen is het waarschijnlijk dat er een elektrische hoofdverwarmingsbron aanwezig is, maar kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld. Ook het type elektrische hoofdverwarmingsbron is onbekend. Het kan gaan om een warmtepomp (inclusief airco’s), maar het is ook mogelijk dat er woningen voor verwarming gebruik maken van infraroodpanelen of een andere vorm van elektrische verwarming.
Elektrisch verwarmde woningen kunnen naast de elektrische hoofdverwarmingsbron nog gebruik maken van aardgas. Dat kan zijn voor ruimteverwarming (via een hybride warmtepomp), of voor warm tapwater of koken. In dit rapport wordt onderscheid gemaakt tussen woningen zonder gasverbruik, woningen met een laag gasverbruik, en woningen met hoog gasverbruik. Een woning heeft een hoog gasverbruik als het jaarlijkse verbruik hoger is dan 300 m3 en/of als het seizoensafhankelijke verbruik hoger is dan 3 m3 per m2 woonoppervlak. Naar verwachting zullen woningen met een hybride warmtepomp meestal in de categorie ‘elektrisch verwarmd met hoog gasverbruik’ vallen.
Voor alle warmtepompen met een ISDE-subsidie is het thermisch vermogen bekend. Op basis hiervan is het gemiddelde vermogen berekend en uitgesplitst naar verschillende woningkenmerken. Collectieve warmtepompen zijn in deze analyse niet meegenomen. Omdat sinds 2021 geen ISDE meer kan worden aangevraagd voor nieuwbouw (zie paragraaf 2.2) tellen warmtepompen bij deze woningen niet mee voor de berekening van het gemiddeld thermisch vermogen.