Data over zelfstandigen in zorg en welzijn: trends, ondernemingen, klanten

5. Conclusie

Er zijn verschillende bronnen beschikbaar om statistieken samen te stellen over zelfstandigen in zorg en welzijn. Eerder onderzoek van het CBS (2024) liet zien dat de EBB vooral geschikt is voor actuele cijfers en globale kenmerken, het IIV voor detailinformatie (bijvoorbeeld naar regio), en het ZZW voor motieven van zelfstandigen zonder personeel in zorg en welzijn. In dit artikel zijn de meest recente cijfers uit de EBB beschreven en is verkend in hoeverre het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) kan worden gebruikt om vergelijkbare informatie te leveren. Daarnaast is met aanvullende vragen uit de ZEA onderzocht in welke bedrijfstak zelfstandig ondernemers hun belangrijkste opdrachten uitvoeren.

Uit de EBB blijkt dat het aantal zelfstandigen in zorg en welzijn over de afgelopen tien jaar sterk is gegroeid, maar dat in de meest recente kwartalen een daling zichtbaar is. Sinds het eerste kwartaal van 2025 daalt het aantal zelfstandigen vergeleken met een jaar eerder. De daling speelt voornamelijk bij zzp’ers.

Uit cijfers van het ABR blijkt dat het aantal ondernemingen in zorg en welzijn tussen 2015 en 2024 wel is blijven stijgen, maar een aanzienlijk deel van met name de eenmanszaken is niet economisch actief. Een eerste analyse van ABR-data laat zien dat de ontwikkeling van economisch actieve ondernemingen tot en met 2024 een vergelijkbaar beeld geeft als de EBB-cijfers voor de sector als geheel. Op basis van belasting- en loongegevens blijkt dat ongeveer twee derde van de ingeschreven eenmanszaken daadwerkelijk actief is. De modelmatige uitkomsten op basis van het ABR hebben echter mogelijk grotere afwijkingen in periodes waarin omstandigheden snel veranderen, zoals bij beleidswijzigingen of ingrijpende gebeurtenissen. De schattingen uit het ABR en de EBB sluiten op totaalniveau goed op elkaar aan, al wijken niveaus per branche uiteen doordat beide bronnen verschillende populaties meten. 

Binnen CBS-cijfers vormen registraties, ook in enquêtes zoals de EBB, ZEA en ZZW, de basis voor de bedrijfstakindeling. Uit de ZEA-analyse blijkt dat zelfstandig ondernemers die formeel staan ingeschreven in zorg en welzijn meestal ook binnen deze bedrijfstak werken. Een kleiner deel voert zijn opdrachten vooral buiten de sector uit. Tegelijkertijd werkt een substantiële groep ondernemers die formeel in andere sectoren staat geregistreerd, zoals de zakelijke dienstverlening of het onderwijs, wel degelijk voor zorginstellingen. De feitelijke inzet van zelfstandigen in zorg en welzijn is daarmee breder dan alleen zichtbaar wordt op basis van de geregistreerde bedrijfstak.