Data over zelfstandigen in zorg en welzijn: trends, ondernemingen, klanten

3. Ondernemingen in zorg en welzijn

De cijfers uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) in het vorige hoofdstuk beschrijven zelfstandigen als personen: iedereen die arbeid verricht voor eigen rekening of risico, ongeacht of dat vanuit een formeel bedrijf gebeurt. De EBB wordt doorlopend uitgevoerd en geeft daarmee een actueel beeld over het aantal zelfstandigen. 

Het CBS beheert ook het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) waarmee ook actuele cijfers over het aantal zelfstandigen benaderd kunnen worden. Daarbij gaat het alleen om zelfstandigen met een onderneming. In het ABR staan namelijk alleen ondernemingen die bij de Kamer van Koophandel (KvK) zijn ingeschreven. Zelfstandig ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) komen hierin voor, terwijl ‘overige zelfstandigen’ vaak geen formeel bedrijf hebben en daarom niet in bedrijfsregisters zijn opgenomen. Dit gaat bijvoorbeeld om personen die incidenteel of in beperkte omvang opdrachten uitvoeren. Deze groep is kleiner dan de ondernemerspopulatie, maar binnen zorg en welzijn relatief groot vergeleken met de economie als geheel. De populatie zelfstandigen die in de EBB gemeten wordt is per definitie niet dezelfde populatie als de actieve ondernemingen op basis van het ABR. In de EBB worden alle zelfstandigen waargenomen met betaald werk, dit zijn ook zelfstandigen zonder een KvK-inschrijving waaronder ‘overige zelfstandigen’, maar ook meewerkende gezinsleden.

Hoeveel ondernemingen zijn er in zorg en welzijn? 

Het ABR bevat alle bedrijven die bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven, ongeacht of het om hoofdactiviteiten of nevenactiviteiten gaat. Een ondernemer kan bij meerdere bedrijven betrokken zijn, waardoor één persoon in het ABR meer dan eens kan voorkomen.

Volgens het ABR is het aantal ondernemingen in zorg en welzijn tussen 2015 en 2024 bijna verdubbeld, tot 219 407 ingeschreven bedrijven in 2024 . Het merendeel hiervan betreft eenmanszaken: in dat jaar ging het om 199.243 ondernemingen.

In hoeverre zijn eenmanszaken daadwerkelijk actief?

Niet elke inschrijving bij de Kamer van Koophandel vertegenwoordigt een economisch actief bedrijf. Uitschrijven is niet verplicht, waardoor gestopte of tijdelijk stilgevallen ondernemingen in het register blijven staan. Dit speelt vooral bij eenmanszaken, die in zorg en welzijn relatief veel voorkomen. Daardoor ligt het aantal ingeschreven ondernemingen hoger dan het aantal ondernemingen dat daadwerkelijk actief is.

Een onderneming geldt als actief wanneer er omzet wordt behaald of wanneer er personeel op de loonlijst staat. Voor eenmanszaken kan economische activiteit het best worden vastgesteld met gegevens uit de aangifte inkomstenbelasting van de ondernemer. Deze bron is echter pas drie jaar na afloop van het kalenderjaar volledig beschikbaar. Voor recente jaren is daarom een schattingsmethode ontwikkeld, waarbij historische informatie en kenmerken zoals bedrijfstak en continuïteit worden meegenomen.

Door de definitieve informatie over 2015 tot en met 2021 te combineren met schattingen over 2022 tot en met 2024 ontstaat een volledige reeks van het aantal actieve eenmanszaken in zorg en welzijn.

3.1 Eenmanszaken in zorg en welzijn (incl. kinderopvang)
Eenmanszaken in zorg en welzijn (incl. kinderopvang)Totaal eenmanszaken (x 1000)Actieve eenmanszaken (x 1000)
2015101,782,8
2016110,488,2
2017118,293,7
2018127,3100,1
2019138,1107,2
2020147,5109,8
2021161,1117,1
2022*187,7131,1
2023*207,6144,3
2024*219,4142,6
Bron: CBS, ABR
* schatting

Figuur 3.2 laat zien dat het aandeel economisch actieve eenmanszaken afneemt van ongeveer 81 procent in 2015 naar 65 procent in 2024. Een vergelijkbare daling is zichtbaar in andere bedrijfstakken met veel eenmanszaken, zoals de bouwnijverheid, de handel en de specialistische zakelijke dienstverlening.

3.2 Aandeel actieve eenmanszaken in zorg en welzijn (incl. kinderopvang)
Aandeel actieve eenmanszaken in zorg en welzijn (incl. kinderopvang)Aandeel actieve eenmanszaken (% van totaal aantal eenmanszaken)
201581,4
201679,9
201779,3
201878,6
201977,6
202074,4
202172,7
2022*69,8
2023*69,5
2024*65,0
Bron: CBS, ABR
* schatting

Het schattingsmodel kan afwijken van het feitelijke aantal actieve eenmanszaken. Voor 2021 – een jaar waarvan de daadwerkelijke activiteit per bedrijf kan worden bepaald – geeft het model een overschatting van ongeveer 5 procent. Ter vergelijking: een telling van alle KvK-ingeschreven eenmanszaken in het ABR zonder correctie op daadwerkelijke activiteit, zou in dit geval een overschatting van ruim 40 procent geven. 

Hoewel het model iets hoger uitkomt dan de feitelijke realisatie, vermindert het een groot deel van de overschatting die ontstaat wanneer alle KvK-inschrijvingen zonder correctie worden meegeteld. Bij de interpretatie van modelmatige uitkomsten is het wel belangrijk om rekening te houden met mogelijke grotere afwijkingen in periodes waarin omstandigheden snel veranderen, zoals bij beleidswijzigingen of ingrijpende gebeurtenissen. De methode maakt gebruik van historische gegevens, waardoor verschuivingen in de mate van activiteit van eenmanszaken niet altijd direct worden opgevangen.

Zelfstandigen in zorg en welzijn op basis van de ABR-schatting en de EBB

Het aantal zelfstandigen en het aantal actieve ondernemingen in zorg en welzijn zijn verschillende populaties die niet rechtstreeks met elkaar kunnen worden vergeleken. De EBB registreert alle personen met betaald werk als zelfstandige, inclusief zelfstandigen zonder KvK-inschrijving. De schatting op basis van het ABR omvat het aantal ondernemingen en bepaalt via de schattingsmethode voor een deel van deze bedrijven of zij economisch actief zijn.

Beide bronnen gaan bovendien anders om met meerdere ondernemingen per persoon. In de EBB worden maximaal twee ondernemingen waargenomen, al komt het aantal personen met meer dan twee ondernemingen in zorg en welzijn vermoedelijk weinig voor. Het ABR registreert elke KvK-inschrijving afzonderlijk, waardoor één ondernemer meerdere keren in het register kan voorkomen. Daarnaast zijn meewerkende gezinsleden wel opgenomen in de EBB als zelfstandige, maar staan niet als zelfstandig ondernemer in het ABR.

Op totaalniveau van zorg en welzijn liggen de cijfers uit beide bronnen dicht bij elkaar, zowel in niveau als in ontwikkeling. De EBB-reeksen zijn stabieler op sectorniveau dan op het niveau van afzonderlijke branches. Voornamelijk bij wat grotere (sub)branches komen de beide reeksen ook overeen. In de gehandicaptenzorg lopen de reeksen echter verder uit elkaar. In de subbranche verpleging en verzorging komen uit de EBB aanzienlijk meer zelfstandigen dan het aantal actieve ondernemingen dat in het ABR wordt geregistreerd.

Hoewel de EBB en het ABR vanuit verschillende invalshoeken naar zelfstandigen kijken, laten beide bronnen een vergelijkbaar totaalbeeld zien van de ontwikkeling van zelfstandigen in zorg en welzijn. Momenteel wordt verder onderzoek verricht over hoe de verschillen tussen het ABR en de EBB kunnen worden verklaard. Concluderend geeft het ABR wel het aantal ondernemingen in zorg en welzijn weer, maar zijn er verschillende beperkingen om het aantal actieve ondernemers op een gedetailleerde manier in kaart te brengen.