Auteur: Annelise Notenboom, Damien Fleur, Lisanne van Koperen, Sander van Schie, Elles van Timmeren
SRG-I Cohortonderzoek personen met loonkostensubsidie

2. Onderzoeksmethode

Dit rapport geeft via sequentieanalyses de patronen weer in het kader van de startende, lopende en beëindigde loonkostensubsidie voorzieningen. Personen worden gevolgd voor de periode twaalf maanden voor een peilmoment en de twaalf maanden erna. Het peilmoment is afhankelijk van de situatie (startende, lopende of beëindigde voorziening). Er is een kwaliteitsonderzoek gedaan naar mogelijk onterecht gestarte of beëindigde loonkostensubsidies op grond van de Participatiewet.

2.1 Populatie en verslagperiode

Het cohort dat in dit onderzoek gevolgd wordt bestaat uit alle personen die op enig moment in de tweede helft van 2021 een loonkostensubsidie (LKS) hadden. Het onderzoek richt zich op de voorzieningen loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet (LKSP) en forfaitaire loonkostensubsidie (LKSF). De tijdelijke loonkostensubsidie blijft buiten beschouwing. De verslagperiode is het tweede halfjaar van 2021, dus 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021.

2.2 Operationalisatie

In het onderzoek worden alle personen meegenomen die in de verslagperiode een gestarte, lopende of beëindigde LKSP of beëindigde LKSF hadden. Qua operationalisatie voor de gestarte en beëindigde voorziening is aangesloten bij veel andere publicaties van team Sociale Zekerheid, zoals het project SRG-D1). Dit betekent dat iemand een gestarte LKSP heeft als de voorziening is aangeleverd in de maand van de startdatum en de startdatum van de voorziening in de verslagperiode ligt. Dit betekent dat de voorziening gestart of beëindigd moet zijn tussen 1 juli 2021 en 31 december 2021. Vertraagde informatie wordt niet meegenomen. Als een voorziening bijvoorbeeld in oktober voor het eerst wordt aangeleverd, maar met een startdatum in september, dan wordt deze voorziening niet opgenomen in het bestand als gestarte LKSP. Mocht een persoon meerdere voorzieningen gestart zijn in het tweede halfjaar van 2021, dan wordt de laatst gestarte voorziening gevolgd. De startdatum is het peilmoment van de voorziening in de verdere analyses. Een beëindigde LKSP of LKSF is een voorziening met een einddatum tussen 1 juli 2021 en 31 december 2021 waarbij de voorziening met de einddatum aangeleverd moet zijn in de maand van beëindiging. Als iemand meerdere voorzieningen beëindigd heeft in het halfjaar, dan wordt de laatst beëindigde voorziening gevolgd. De einddatum is het peilmoment dat in de rest van de analyses gehanteerd wordt. Bij de gestarte en beëindigde LKS verschilt de precieze datum die als peilmoment wordt gekozen dus tussen personen; de datum ligt wel altijd tussen 1 juli 2021 en 31 december 2021. Voor de lopende loonkostensubsidies wordt gekeken of de voorziening liep gedurende de hele verslagperiode, dus de startdatum ligt voor 1 juli 2021 en de einddatum na 31 december 2021. Daarnaast moet de voorziening zijn aangeleverd in de laatste maand van de verslagperiode. Als het peilmoment voor de verdere analyses wordt voor de lopende loonkostensubsidies 30 september 2021 gehanteerd. Voor iemand met meerdere lopende loonkostensubsidies op 30 september maakt het eigenlijk niet uit welke voorziening gekozen wordt, omdat het peilmoment altijd hetzelfde is. Er is gekozen om de langstlopende (eerst gestarte) voorziening te volgen.

Voor alle personen in dit onderzoek wordt maandelijks twaalf maanden voor en twaalf maanden na het peilmoment gekeken welke kenmerken van toepassing zijn. Het gaat daarbij om de volgende kenmerken: wel/geen LKSP en/of LKSF, uitkeringspositie (kruising van wel/geen baan en wel/geen bijstand), soort contract, uurloon, aantal gewerkte uren en loonwaarde. Daarbij gaat het aantal gewerkte uren om het aantal uren dat de persoon gemiddeld per week gewerkt heeft in de hele maand waarin het peilmoment valt.

2.3 Sequentieanalyse

Voor dit onderzoek naar personen met een LKS zal gebruik worden gemaakt van sequentieanalyses. Bij een sequentieanalyse kunnen alle gebeurtenissen gedurende de geobserveerde periode op individueel niveau meegenomen worden. In het huidige onderzoek betreft dit ontwikkelingspatronen in het hebben van een voorziening, het hebben van bijstand, arbeidskenmerken en de loonwaarde. Dit is een voordeel ten opzichte van het maken van tabellen, waarin enkel geaggregeerde aantallen op een bepaald tijdsmoment zichtbaar zijn en niet duidelijk is hoe individuele patronen verlopen2). Sequentieanalyse is ook een geschikte methode wanneer op voorhand niet duidelijk is welke patronen er verwacht kunnen worden. Het is dus een exploratieve methode om meer inzicht te krijgen in het verloop van een bepaalde situatie.

Uit de sequentieanalyses volgen per figuren met daarin de feitelijke patronen van elk achtergrondkenmerk voor elk individu met een loonkostensubsidie. Deze figuren worden in het rapport beschreven en geïnterpreteerd.

1) Zie bijvoorbeeld https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2023/24/srg-d-koppeling-srg-bus-en-polis-2022-q4.
2) Bron: Mattijssen, Van Gaalen en Büyükkececi (2022). Vroege loopbaan van jongeren op een nieuwe manier in kaart gebracht. Vroege loopbaan van jongeren op een nieuwe manier in kaart gebracht (cbs.nl).