Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel, Anton ten Westenend, Dennis Martens
De Heitjes en de sociale contacten in Heerlen

6. Conclusie en discussie

In dit overzicht van de sociale contacten die de inwoners van Heerlen onderhouden is gestart met de positionering van Heerlen ten opzichte van het landelijke gemiddelde en 50 grotere steden. Heerlen bekleedt bescheiden posities in het contact met familie en met vrienden: in de meeste andere steden gebeurt dit frequenter. Met het burencontact is het, met een middenpositie, al beter gesteld.  Vervolgens is ingegaan op de aanvullende gegevens die in het Heitjes-project in Heerlen zijn verzameld in de eerste periode van de Covid-19 pandemie. Deze cijfers laten zien dat Heerlen in de contacten met familie en vrienden het landelijke gemiddelde dicht is genaderd, en zelfs meer  burencontacten heeft. Blijkbaar ging de crisis als gevolg van het corona-virus, met vergaande maatregelen om fysieke contacten zoveel mogelijk te vermijden, niet samen met een drastische vermindering van de sociale contacten.

De cijfers laten ook zien dat wederom de tegenstelling tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid naar voren komt. In het noordelijke gebied zijn niet alleen minder vrijwilligers (essay 1) en is er meer onderling wantrouwen (essay 2) en wantrouwen jegens de politiek (essay 3) dan in Heerlen-zuid, maar er zijn ook beduidend minder sociale contacten. Sociaaldemografische en sociaaleconomische verschillen tussen de beide gebieden spelen hierin evenwel geen rol.

In de eerdere essays is reeds gewezen op historische verklaringen, zoals de mijnsluitingen, armoede, en Duitse grensmigranten die vanaf de jaren zeventig in Nederland kwamen wonen maar veelal hun sociale netwerken in Duitsland bleven behouden (zie ook Glas en Mulder, 2018). Deze grensmigranten gingen vanwege de woningmarkt vlak over de grens wonen, maar bleven in Duitsland werken, brachten hun kinderen ook daar naar school, en bleven ook daar aan het verenigingsleven deelnemen. Er waren weinig impulsen om in hun nieuwe woongebied te investeren in sociale contacten, mede vanuit de gedachte dat ze op termijn weer zouden remigreren naar Duitsland. Nader historisch onderzoek is nodig om na te gaan of deze grensmigranten zich vooral in het noordelijke deel van Heerlen hadden gevestigd, daar waar vooral de goedkope woningen waren te vinden.

Ook andere mechanismen hebben mogelijk een rol gespeeld. Met de mijnen kwam migratie op gang vanuit andere delen in Nederland, veelal personen die geen Limburgs dialect spraken, en dat ook niet aan hun kinderen konden meegeven. Er ontstond zo een soort ‘mijnwerkerstaal’, dat wil zeggen een regionaal Nederlands met veel herkenbare Limburgse dialectinvloeden (Cornips en Van den Hengel, 2018). Heerlen is dan ook een stad waar een veel groter deel dan in andere Limburgse steden en dorpen geen dialect sprak. Taal is een verbindende factor: sociale contacten komen moeizamer op gang indien er een taalbarrière is. Mogelijk heeft dit geresulteerd in een tegenstelling tussen de Limburgse bevolking die onderling in het Heerlense dialect communiceerde, en de out-groep die vooral Nederlands of Duits sprak. En dat taal in Heerlen, en in Heerlen-noord in het bijzonder, een sterkere belemmerende factor voor de onderlinge contacten was en is, dan bijvoorbeeld in de gemeente Vaals waar van oudsher een overgrote meerderheid een dialect spreekt dat veel raakvlakken heeft met het dialect dat in het aangrenzende Aken word gebruikt.

In het vorige essay, waar het vertrouwen van de Heerlenaren in de politiek is besproken, is een aantal kanttekeningen geplaatst bij het Heerlens-Heitje project. Door de Covid-19 pandemie is het aantal deelnemers dat klussen, tegen een vergoeding die past in de vrijwilligersregeling, uitvoert vooralsnog beperkt. Daarmee kan dit nauwelijks een impuls geven aan de sociale contacten die ontstaan door het (gezamenlijk) uitvoeren van deze klussen. Daar tegenover staat dat er veel aandacht wordt gegeven aan allerlei activiteiten binnen het Heitjes-project, hetgeen de onderlinge contacten kan doen toenemen. Met dit essay wordt beoogd om een volgende bouwsteen van de sociale cohesie, de sociale contacten, te agenderen. Dit is eerder gebeurd voor andere bouwstenen waaronder het vrijwilligerswerk, het onderlinge vertrouwen, en het vertrouwen in de landelijke en lokale politiek. Op deze wijze hopen we een bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en vergroten van kennis en inzichten op deze terreinen, en daarmee tevens het Heitje voor het voetlicht te plaatsen. Dergelijke inzichten kunnen ook resulteren in een gedifferentieerde aanpak naar stadsdeel met het oog op het versterken van de contacten van de burgers met hun familie, vrienden en vooral hun buren.