Vergunde tijdelijke woningen

2. Opzet onderzoek

Om de ontwikkeling van productie van tijdelijke woningen te meten zijn verschillende opties door het CBS bestudeerd. De tijdelijke woningen zijn - in theorie - onderdeel van de populatie ‘reguliere’ woningen. Ze voldoen aan de definities zoals deze gelden voor de statistiek Verleende Bouwvergunningen6)  en voor de BAG.7,8) In zowel de BAG als bij de enquête Verleende Bouwvergunningen geldt echter dat tijdelijke woningen niet herkenbaar worden geregistreerd. Ook hebben de woningen geen specifieke kenmerken waarmee ze te onderscheiden zijn van de ‘reguliere’ woningen. Over het algemeen geldt dat ze een kleiner woonoppervlak hebben dan reguliere woningen, maar het betekent niet dat alle kleine woningen ook tijdelijke woningen zijn. Daarbij gaat het vaak om prefab-gebouwde woningen, maar dit kenmerk wordt ook niet in bestaande registers of enquêtes geregistreerd. Ook een analyse met behulp van bestemmingsplannen bleek zoveel ruis te genereren, dat de uitkomsten niet gebruikt konden worden. Het enige moment waarbij duidelijk vastgesteld kan worden of het om tijdelijke woningen gaat, is bij de vergunningverlening.

2.1 Opzet vragenlijst

De vragenlijst is onderverdeeld naar verschillende onderwerpen (zie Bijlage 1 voor de vragenlijst). Er zijn vragen gesteld over:

  • Het totale aantal tijdelijke woningen waarvoor een vergunning is verleend in de tweede helft van 2020 en eerste helft van 2021
  • Uitsplitsing naar nieuwbouw of verbouw.
    Bij tijdelijke woningen gaat het niet alleen om nieuwbouw. Ook in bestaande panden, kunnen tijdelijke woningen worden gecreëerd (pandtransformatie). Dit kan bijvoorbeeld een kantoorpand zijn dat tijdelijk geschikt wordt gemaakt voor bewoning, maar waarbij het de bedoeling is dat na verloop van tijd het pand weer voor andere doeleinden wordt gebruikt. Om een beeld te krijgen hoe vaak bestaande panden worden gebruikt voor tijdelijke woningen, is ook specifiek gevraagd naar dit onderscheid.
  • Verdeling naar type.
    Tijdelijke woningen (of beter woonobjecten) kunnen ook bedoeld zijn voor meerdere eenpersoons of kleine huishoudens die gezamenlijke ruimtes zoals keuken en badkamer delen. Om onderscheid te kunnen maken tussen zelfstandige woningen, bijzondere woongebouwen en woonobjecten met wooneenheden, is dit keer gevraagd naar de volgende verdeling van verblijfsobjecten: 
  1. Zelfstandige woning
  2. Bijzonder woongebouw
  3. Woonobject met wooneenheden
    In de eerste uitvraag (2020) is deze vraag niet gesteld. Voor bijzondere woongebouwen is een vervolgvraag gesteld naar de capaciteit: hoeveel huishoudens (particulier of institutioneel) kunnen er worden gehuisvest. Voor wooneenheden is een vervolgvraag gesteld naar het aantal wooneenheden.
  • Uitsplitsing naar opdrachtgeverschap.
    Een methode om inzicht te krijgen wie opdracht gegeven heeft voor het bouwen van tijdelijke woningen, is - net als bij de statistiek Verleende Bouwvergunningen – opdrachtgeverschap. In de eerste uitvraag werd deze categorie opgesplitst naar 3 typen:
  1. Overheid of woningcorporatie
  2. Bouwers voor de markt
  3. Andere particuliere opdrachtgevers
    Woningcorporaties hebben een bouwambitie uitgesproken om 10 duizend tijdelijke woningen voor de periode 2020-2023 te realiseren.9,10)  Door de vrijstelling van de verhuurdersheffing voor tijdelijke woningen per 1 januari 202011) , is het voor woningcorporaties aantrekkelijker geworden tijdelijke sociale huurwoningen te bouwen. Daarom zijn in deze tweede uitvraag de woningcorporaties als een aparte categorie opgenomen:
  1. Overheid
  2. Woningcorporatie
  3. Bouwers voor de markt
  4. Andere particuliere opdrachtgevers
  • Uitsplitsing naar doelgroep
    Om te achterhalen voor welke doelgroep gebouwd gaat worden, is daar in het onderzoek ook naar gevraagd. Deze vraag is dit jaar uitgebreid met extra categorieën. De verdeling bij de eerste uitvraag was als volgt:
  1. Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders
  2. Overige, zoals mantelzorg, starters, spoedzoekers, ouderen
    Dit keer is gekozen om de laatste categorie verder uit te splitsen, de nieuwe verdeling is als volgt:
  1. Studenten
  2. Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders
  3. Mantelzorger
  4. Uitstroom
  5. Spoedzoekers
  6. Statushouders
  7. Gemengd
  8. Overige

2.2 Praktisch

De vragenlijst is als internetwaarneming opgezet. Gemeenten hebben inlogcodes ontvangen en konden de vragenlijst via een link benaderen. Niet-responderende gemeenten hebben twee rappels via de e-mail ontvangen en één belrappel.

2.3 Respons

Van de 352 gemeenten in Nederland, hebben 274 gemeenten (78 procent uiteindelijk de vragenlijst ingevuld. Op provincieniveau hebben alle gemeenten in Flevoland gerespondeerd (zie tabel 2.3). Vorige uitvraag leverde in deze provincie ook 100 procent respons op. In de provincies Fryslân en Drenthe was het aantal responsgemeenten procentueel het laagst, respectievelijk 72 procent en 58 procent. Als gekeken wordt naar de grootte van de gemeenten o.b.v. inwonersaantal, dan zitten de provincies Gelderland en Drenthe onder de 70 procent. Het lagere responspercentage in Gelderland komt hoofdzakelijk door het missen van de gemeenten Nijmegen en Apeldoorn. Qua grotere gemeenten hebben ook Eindhoven (Noord-Brabant), Haarlem (Noord-Holland), Zaanstad (Noord-Holland) en Maastricht (Limburg) niet gerespondeerd. De vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag) hebben gerespondeerd op deze uitvraag.

Van alle Nederlandse gemeenten zijn er 110 aangesloten bij één van de woondeals die getekend zijn met BZK. Van deze 110 zogeheten woondealgemeenten heeft 80 procent (88 gemeenten) gerespondeerd.

2.3.1 Responspercentage per provincie
Aantal gemeenten gerespondeerd % aantal gemeenten gerespondeerd% gewogen naar inwonersaantal 1 juli 2021
Drenthe75866
Flevoland6100100
Fryslân137282
Gelderland387566
Groningen88087
Limburg258177
Noord-Brabant508278
Noord-Holland367779
Overijssel197685
Utrecht207782
Zeeland118583
Zuid-Holland417980

2.4 Ophoogmethode non-respons

Om inzicht te krijgen in het totaal voor Nederland en op provincieniveau, kan voor de 22 procent non-responderende gemeenten worden bijgeschat. Voor de ophoogmethode is gestratificeerde lineaire regressie gebruikt, waarbij diverse stratificaties en een hulpvariabele inwonersaantal aan het begin van de waarnemingsperiode is gebruikt om de schattingen te bepalen. Opgemerkt moet worden dat in elke gemeente de situatie anders kan zijn, waardoor de relatie tussen inwonerstoename en tijdelijke woningen niet altijd op hoeft te gaan. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat het beleid van de gemeente niet gericht is op het bouwen van tijdelijke woningen. Mogelijk is de wens er wel, maar waren er geen beschikbare locaties voorhanden.

Om een beeld te vormen van de betrouwbaarheid van de opgehoogde gegevens, worden bij de uitkomsten ook de onder- en bovenmarges gepubliceerd. Met 95 procent zekerheid kan gesteld worden dat het werkelijke aantal tussen de onder- en bovenmarge ligt.

Voor het jaar 2020 geldt dat er twee halfjaren afzonderlijk zijn uitgevraagd. Deze twee halfjaren zijn afzonderlijk opgehoogd en dan bij elkaar opgeteld. Vervolgens zijn de varianties van de beide schattingen gebruikt om de betrouwbaarheidsintervallen en marges te bepalen. De absolute gepubliceerde marges kunnen ook worden gebruikt om mutaties te duiden tussen de jaarcijfers. Als de absolute marges van de schattingen van verschillende jaren niet overlappen, dan is er sprake van een statistisch significante (stijgende of dalende) trend.

Voordat de ophoogmethode is toegepast, zijn de responsgegevens gaafgemaakt. Op basis van de ingevulde tekstvelden, zijn de volgende gegevens op nul gezet:

  • Als aangegeven is dat het om een tijdelijke unit gaat bij verbouw of nieuwbouw van een woning (16 gemeenten).
  • Als aangegeven is dat het om stacaravans gaat (1 gemeente).12)

6)http://opendata.cbs.nl/statline/CBS/nl/dataset/83668NED/table?dl=3517C

7)http://opendata.cbs.nl/statline/CBS/nl/dataset/81955NED/table?dl=337C8

8)In een eerder door het CBS uitgevoerd onderzoek, is gebleken dat Tijdelijke woningen worden meegenomen in de statistieken Verleende Bouwvergunningen en Nieuwbouwwoningen. Ze zijn onderdeel van de populatie ‘woningen’, maar ze zijn niet apart te onderscheiden.

9)Woningcorporaties: meer flexibele woningen als oplossing voor spoedzoekers - Aedes.nl

10)https://www.aedes.nl/artikelen/woningmarkt/hervorming-woningmarkt/aedes-steun-voor-nieuwbouw-woningcorporaties-een-welkome-tussenstap.html

11)https://www.woningmarktbeleid.nl/onderwerpen/flexwonen/nieuws/2020/02/05/heffingsvermindering-en-vrijstelling-verhuurderheffing-aan-te-vragen-via-rvo.nl

12)Door de respons te wegen naar inwonersaantal, telt een relatief kleine gemeenten minder zwaar mee dan een relatief grote gemeente.

13)https://www.woningmarktbeleid.nl/onderwerpen/woondeals

14)Welke objecten worden NIET aangemerkt als tijdelijke woningen? (cbs.nl)