Auteur: Maria José Linders, Reinoud Segers, Manon van Middelkoop, Sander Brummelkamp, Krista Keller, Glenn Muller, Sara Houweling
Hernieuwbare Energie in Nederland 2020

1. Inleiding

Hernieuwbare energie is al jaren een speerpunt in het Nederlandse energiebeleid. Uit dit speerpunt is een jaarlijkse rapportage voortgekomen over hernieuwbare energie in Nederland. Dit rapport beschrijft de ontwikkelingen van de hernieuwbare energie in 2020. Tevens worden de gebruikte methoden en bronnen toegelicht.

1.1 Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie

Bij het berekenen van de hernieuwbare energie moet een aantal keuzen worden gemaakt, zoals: welke bronnen tellen mee en hoe worden de verschillende vormen van energie opgeteld. Deze keuzen zijn gemaakt in overleg met brancheorganisaties, kennisinstellingen en het ministerie van Economische Zaken en vastgelegd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie (RVO.nl en CBS, 2015).

Het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie beschrijft drie methodes om het aandeel hernieuwbare energie uit te rekenen, te weten de bruto-eindverbruikmethode, de substitutiemethode en de primaire-energiemethode.
De bruto-eindverbruikmethode wordt gebruikt in de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie uit 2009. In deze richtlijn hebben Europese regeringen en het Europees parlement gezamenlijk afgesproken dat in 2020 20 procent van het energetisch eindverbruik van energie moet komen uit hernieuwbare bronnen. Landen met veel goedkope natuurlijke bronnen voor hernieuwbare energie, zoals Oostenrijk met veel waterkracht, doen meer dan gemiddeld. Landen met weinig goedkope natuurlijke bronnen voor hernieuwbare energie, zoals Nederland, hoeven minder te doen. Voor Nederland gelde een doelstelling van 14 procent hernieuwbare energie in 2020.

De substitutiemethode berekent hoeveel verbruik van fossiele energie wordt vermeden door het verbruik van hernieuwbare energie. Deze methode werd vanaf de jaren negentig tot en met kabinet-Balkenende IV (2010) gebruikt voor nationale beleidsdoelstellingen. Daarna is de politiek overgestapt op de bruto-eindverbruikmethode. Daarmee is het politieke belang van de substitutiemethode afgenomen. De methode blijft echter wel relevant, omdat ze inzicht geeft in het vermeden verbruik van fossiele energie en de vermeden emissies van CO2. Het vermijden van dit verbruik en deze emissies zijn de belangrijkste redenen om hernieuwbare energie te bevorderen.

De primaire-energiemethode wordt traditioneel gebruikt in internationale energiestatistieken van het Internationaal Energieagentschap (IEA) en Eurostat. Bij de primaire-energiemethode is de eerst meetbare en bruikbare vorm van de energiedrager voor het produceren van energie het uitgangspunt.

In paragraaf 2.6 staat meer informatie over de verschillende methoden.

1.2 Gebruikte databronnen

De cijfers zijn gebaseerd op een zeer diverse reeks databronnen. Een belangrijke bron vormen de gegevens uit de administratie van CertiQ, onderdeel van de landelijk netbeheerder TenneT. CertiQ ontvangt maandelijks van de regionale netbeheerders een opgave van de elektriciteitsproductie van een groot deel van de installaties die hernieuwbare stroom produceren. Voor windmolens en waterkrachtcentrales is daarmee meteen de hernieuwbare-elektriciteitsproductie bekend. Voor de hernieuwbare-elektriciteitsproductie uit het meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales is naast informatie over de geproduceerde elektriciteit ook informatie nodig over het aandeel biomassa in de totale hoeveelheid gebruikte brandstoffen. De eigenaren van de centrales sturen deze aandelen apart op naar CertiQ. Achteraf moeten de centrales nog een accountantsverklaring overleggen over de juistheid van de gegevens. Eventueel volgen er nog correcties. Op basis van de door CertiQ vastgestelde hernieuwbare-elektriciteitsproductie geeft CertiQ certificaten voor Garanties van Oorsprong van groene stroom. Deze Garanties van Oorsprong zijn een voorwaarde voor het verkrijgen van subsidie. Ook kunnen de Garanties van Oorsprong gebruikt worden om groene stroom aan eindverbruikers te verkopen en te verhandelen. CertiQ registreert ook de productie van hernieuwbare warmte die voor subsidie in aanmerking komt. Ook deze data ontvangt en gebruikt het CBS.

Een tweede belangrijke bron zijn de reguliere energie-enquêtes van het CBS. Voor de biotransportbrandstoffen, en voor afvalverbrandingsinstallaties zijn deze enquêtes een belangrijke databron, hoewel in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van administratieve gegevens van de Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat Leefomgeving. De enquête bij de afvalverbrandingsinstallaties is zelfs met ingang van het verslagjaar 2017 geheel gestopt na afspraken met Rijkswaterstaat en de Vereniging Afvalbedrijven over levering van administratieve data aan het CBS. Voor informatie over biogas uit rioolwaterzuiveringsinstallaties is gebruik gemaakt van de CBS-enquête Zuivering van Afvalwater, welke gecombineerd is met de uitvraag voor de meerjarenafspraken energie (MJA). Voor zonnewarmte, warmtepompen en houtketels voor warmte bij bedrijven zijn specifieke enquêtes uitgestuurd naar de leveranciers van dergelijke systemen. De enquête voor zonnestroom is na het verslagjaar 2017 niet meer uitgestuurd. Voor de verzameling van data wordt sinds 2018 gebruik gemaakt van diverse registraties; in paragraaf 5.1 wordt hierover meer informatie verstrekt. Warmte/koudeopslag is in kaart gebracht op basis van gegevens over vergunningen van de provincies in het kader van de Grondwaterwet.

Voor groen gas (opgewaardeerd biogas dat is ingevoed in het aardgasnet) is gebruik gemaakt van gegevens van Vertogas. De rol van Vertogas is vergelijkbaar met die van CertiQ.

Het cijfer voor het biogene aandeel van het verbrande afval in afvalverbrandingsinstallaties is afkomstig van Rijkswaterstaat Leefomgeving. De stortgasgegevens komen uit de stortgasenquête van de Werkgroep Afvalregistratie (WAR) van Rijkswaterstaat Leefomgeving en de Vereniging Afvalbedrijven (VA). Aanvullend op de specifieke enquête van het CBS heeft de Vereniging Warmtepompen (voorheen DHPA Dutch Heat Pump Association) van haar leden de afzetgegevens over warmtepompen geleverd. De gegevens over de huishoudelijke houtkachels zijn afkomstig van TNO.

Als controle en om de nauwkeurigheid te beoordelen is gebruik gemaakt van overheidsmilieujaarverslagen en van gegevens van de Energie-investeringsaftrekregeling (EIA) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor biomassa-installaties. Het gebruik van de bronnen wordt nader toegelicht in de hoofdstukken 3 tot en met 8.

1.3 CBS-publicaties over hernieuwbare energie en release policy

StatLine

StatLine is de elektronische databank van het CBS waarin nagenoeg alle gepubliceerde cijfers te vinden zijn, inclusief een korte methodologische toelichting. Alle tabellen die informatie over hernieuwbare energie bevatten zijn te vinden via StatLine - Hernieuwbare Energie (cbs.nl) 

Jaarrapport

Dit rapport verschijnt één keer per jaar in september. Het jaartal in de titel heeft steeds betrekking op het meest recente verslagjaar in het rapport. Het jaarrapport is gebaseerd op de nader voorlopige cijfers van juni. De ervaring leert dat de verschillen tussen de nader voorlopige cijfers en de definitieve cijfers voor de meeste onderdelen gering zijn.

Compendium voor de Leefomgeving

Het Compendium voor de Leefomgeving (www.clo.nl) bevat feiten en cijfers over milieu, natuur en ruimte in Nederland. Het is een uitgave van het CBS, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen Universiteit en Research centrum (Wageningen UR). Het CBS levert vier indicatoren over hernieuwbare energie:

  • Verbruik van hernieuwbare energie
  • Hernieuwbare elektriciteit
  • Windvermogen in Nederland
  • Biotransportbrandstoffen

Deze indicatoren bieden een compact overzicht van de beschikbare cijfers op StatLine geïllustreerd met grafieken en voorzien van achtergrondinformatie over beleid en statistische methoden. De indeling van deze indicatoren wordt momenteel heroverwogen, waardoor bovenstaande indeling op moment van publicatie mogelijk verouderd is.

Aanvullend statistisch onderzoek

Met aanvullend statistisch onderzoek worden maatwerktabellen op verzoek van gebruikers gemaakt en deze bevatten cijfers die niet op StatLine te vinden zijn, maar wel op een andere wijze op de CBS-website worden gepubliceerd. Zie hiervoor op internet de pagina die met de volgende link te bereiken is: Industrie en energie (cbs.nl)

1.4 Attenderingservice

Wilt u actief op de hoogte gehouden worden van nieuwe CBS-publicaties over hernieuwbare energie, stuur dan een e-mail naar HernieuwbareEnergie@cbs.nl en geef aan dat u wilt worden opgenomen in de mailinglist voor hernieuwbare energiestatistieken. U ontvangt dan een paar keer per jaar een mail.

1.5 Internationale cijfers over hernieuwbare energie op internet

Op de website van Eurostat is via Overview - Energy - Eurostat (europa.eu) data over energiecijfers in Europa te vinden. Gedetailleerde Informatie over het aandeel hernieuwbare energie in overeenstemming met de EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie is te vinden via SHARES (Renewables) - Energy - Eurostat (europa.eu). De officiële publicaties van Eurostat verschijnen relatief laat na afloop van het verslagjaar en bevatten weinig contextuele informatie. Om toch snel een overzicht te krijgen van de ontwikkelingen en achtergronden daarbij heeft de Europese Commissie opdracht gegeven om per hernieuwbare energietechniek snelle publicaties te maken met een toelichtende tekst over de ontwikkelingen in de belangrijkste landen. Deze publicaties zijn te vinden via de website EurObserv'ER | Measures the progress made by renewable energies European Union (eurobserv-er.org). Deze publicaties zijn relatief snel na afloop van het verslagjaar beschikbaar. Soms wordt volstaan met schattingen, wat ten koste kan gaan van de kwaliteit van de cijfers. Daarentegen zijn de publicaties van Observ’ER meestal wel geschikt voor een snelle indicatie van de ontwikkelingen in de belangrijkste landen.

Via IEA – International Energy Agency is de website van het IEA bereikbaar. De standaardpublicatie van het IEA over hernieuwbare energie, Renewables Information - Data product - IEA, is niet vrij beschikbaar, maar te koop als hard copy of als pdf-bestand. Naast het maken van statistiek heeft het IEA ook een paraplufunctie voor diverse techniekgeoriënteerde samenwerkingsverbanden. Deze worden Technology agreements of Implementing agreements genoemd. Met betrekking tot hernieuwbare energie bestaat er een aantal van dit soort samenwerkingsverbanden, met vaak eigen websites: Bioenergy | International Collaboration in Bioenergy (ieabioenergy.com) over biomassa, Home - IEA-PVPS over zonnestroom en IEA SHC || International Energy Agency Solar Heating and Cooling Programme (IEA SHC) - Solar heating, Solar cooling, Solar tasks (iea-shc.org) over zonnewarmte. Op deze websites zijn diverse publicaties te vinden welke soms ook unieke statistische informatie bevatten.

Tot slot zijn er Europese brancheverenigingen actief op het gebied van statistische informatie. Zo publiceert WindEurope (voorheen European Wind Energy Association) (www.windeurope.org) doorgaans rond 1 februari cijfers over de afzet van windmolens (in MW) per land in het voorafgaande jaar. Ook de brancheorganisatie voor de productie van biodiesel (www.ebb-eu.org), thermische zonne-energiesystemen (www.estif.org) en warmtepompen (www.ehpa.org) presenteren cijfers per land.

1.6 Regionale cijfers over hernieuwbare energie

Het is niet mogelijk om alle cijfers regionaal uit te splitsen. Voor grootschalige technieken zoals afvalverbrandingsinstallaties en het meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales heeft dat te maken met de vertrouwelijkheid. Uitsplitsing van deze cijfers naar provincie zou ertoe leiden dat cijfers van een individuele installatie herleidbaar zijn.

Voor een aantal andere technieken zijn geen regionale cijfers beschikbaar, omdat het CBS de cijfers vaststelt aan de hand van opgaven van landelijk opererende leveranciers van hernieuwbare-energiesystemen (zonnewarmte, warmtepompen) of hernieuwbare energie (biobrandstoffen). Om de lastendruk te beperken vraagt het CBS niet aan deze leveranciers in welke regio zij hun producten hebben afgezet. Maar zelfs als het CBS dit zou vragen, is niet zeker of daarmee wel regionale cijfers gemaakt kunnen worden, omdat deze leveranciers vaak niet direct leveren aan de eindverbruiker.

Voor een aantal technieken zijn wel regionale cijfers beschikbaar. Het gaat om windenergie (hoofdstuk 4), sinds 2018 om zonnestroom (hoofdstuk 5.1), bodemenergie met onttrekking van grondwater (hoofdstuk 6.2) en sinds 2019 is er een regionale maatwerktabel voor biomassa (hoofdstuk 8). Op de website van de Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat (2016) zijn meer regionale cijfers over hernieuwbare energie beschikbaar. Voor een aantal technieken zijn de CBS-cijfers met verdeelsleutels verder uitgesplitst. Voor andere technieken wordt dat gedeelte van de populatie uitgesplitst waarvoor gegevens beschikbaar zijn.

In het klimaatakkoord is een belangrijke rol toebedeeld aan zogenaamde RES (Regionale energiestrategie) regio’s voor het stimuleren van de energietransitie en in het bijzonder voor de ontwikkeling van zonnestroom en wind op land. Naar aanleiding hiervan heeft het CBS een StatLine-tabel met productie en vermogen van zonnestroom en wind op land per RES regio: Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio.