Kostenonderzoek kinderopvangorganisaties, 2015-2018

2. Methode

2.1 Databronnen

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse bronnen. In deze paragraaf wordt per bron een korte toelichting gegeven op de bron en daarnaast aangegeven welke gegevens uit de bron voor dit onderzoek zijn gebruikt.

Algemeen Bedrijfsregister (ABR)

Het Algemeen Bedrijfsregister (ABR) van het CBS is gebaseerd op het Handelsregister (HR) van de Kamer van Koophandel en het BvR (Beheer van Relaties) van de Belastingdienst. Binnen het ABR worden zogenaamde ‘bedrijfseenheden’ afgeleid. Deze bedrijfseenheden worden als groepen van ondernemingen gezien, waaronder meerdere juridische eenheden kunnen hangen. Eén bedrijfseenheid kan dus bijvoorbeeld bestaan uit meerdere BV’s en/of stichtingen, die samen geconsolideerd het totaal vormen. Als over kinderopvangorganisaties wordt gesproken, worden deze bedrijfseenheden bedoeld. De bedrijfseenheid (kortweg bedrijf) in het ABR wordt ingedeeld naar grootteklasse (aantal werkzame personen, al dan niet in loondienst), SBI (Standaard Bedrijfsindeling naar hoofdactiviteit) en rechtsvorm (bijvoorbeeld BV of stichting).
Voor dit onderzoek zijn juridische eenheden en bedrijfseenheden op peildatum 1 december van het verslagjaar met hoofdactiviteit kinderopvang (SBI 88911 tot 2018 en SBI 8891 vanaf 2018) uit het ABR gebruikt, inclusief de gegevens over rechtsvorm, nummer van de Kamer van Koophandel uit het HR (KvK-nr) per juridische eenheid (CBSpersoon), werkzame personen (grootteklasse; ten behoeve van de weging) per bedrijfseenheid.

Landelijk Register Kinderopvang (LRK)

Het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) is een register beheerd door DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) met daarin alle kinderopvanglocaties. Zonder registratie in dit register mag een locatie niet geëxploiteerd/geopend worden en zonder registratie is er ook geen recht op kinderopvang-toeslag.
Per locatie zijn diverse gegevens beschikbaar, zoals het aantal kindplaatsen, de opvangsoort (kinderdagopvang (KDV), buitenschoolse opvang (BSO), peuterspeelzaalwerk (PSZ), gastouderbureau (GOB) en gastouderopvang (VGO)) en het BAG-id (zie toelichting op de bron ‘BAG’).
Om goed op het ABR te kunnen aansluiten is voor het CBS-onderzoek bij DUO specifiek een register opgevraagd met alle op peildatum 1 december van verslagjaar actieve kinderopvangorganisaties (exclusief in verslagjaar uitgeschreven organisaties).
In deze door DUO geleverde registergegevens zijn, vanwege de wettelijke overgang per 1 januari 2018 van peuterspeelzaalwerk naar kinderopvang, alle PSZ-locaties die per 1-1-2018 nog niet waren omgezet naar KDV, automatisch omgezet naar KDV. Deze omzetting is zowel voor het jaar 2018 toegepast, als met terugwerkende kracht voor de jaren 2015-2017. Echter, voor de jaren 2015-2017 was het kenmerk ‘PSZ’ volgens de wet nog wel van toepassing, en zou daarmee in dit onderzoek als specifiek kenmerk meegenomen moeten worden bij het samenstellen van overzichten naar opvangsoort en kostenstructuur. Voor de identificatie van betreffende PSZ-locaties voor de jaren 2015-2017 heeft DUO een aanvullend ‘harmonisatiebestand’ geleverd op basis waarvan het kenmerk ‘KDV’ terug kan worden gezet naar ‘PSZ’.
Voor dit onderzoek zijn de kinderopvanglocaties uit het LRK-register gebruikt inclusief per locatie de volgende kenmerken: aantal kindplaatsen, opvangsoort en BAG-id. Daarnaast is uit het register per kinderopvangorganisatie het KvK-nr gebruikt voor de koppeling tussen het ABR en het LRK. Ten slotte is uit het LRK de relatie tussen de kinderopvangorganisatie en alle onderliggende locaties gebruikt.

Polisadministratie

De Polisadministratie bevat bedrijfsgegevens uit de loonaangifteketen van werknemers (waaronder arbeidsduur van werknemers) en wordt beheerd door de Belastingdienst en het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen).
Uit de polisadministratie zijn de verloonde uren per baan per week van werknemers van de kinderopvangorganisatie gebruikt.

Winstaangifte (WIA)

De winstaangiftes betreffen fiscale jaarrekeningen, die door het CBS zijn ontvangen van de Belastingdienst. Dit zijn winst- en verliesrekeningen van organisaties die winstaangifte hebben gedaan in het kader van de Inkomstenbelasting (IB) en Vennootschapsbelasting (VpB). Het betreft hier de IB van onder andere eenmanszaken, VOF’s en maatschappen en de VpB van onder andere BV’s en NV’s. Stichtingen doen volgens de belastingdienst alleen in bepaalde situaties een winstaangifte, waardoor het aantal beschikbare winstaangiftes van stichtingen beperkt is. Op de winstaangiftes worden door het CBS geen verdere correcties uitgevoerd.
Uit de winstaangifte (IB/VpB) zijn de gegevens over kosten gebruikt: totale kosten (inclusief financiële lasten), personeelskosten, huisvestingskosten, auto- en transportkosten, overige kosten. Zie verder bijlage 4.1.

CBS-enquête Statistiek Kinderopvang (SK)

Het CBS enquêteert jaarlijks kinderopvangorganisaties voor de productie van de Statistiek Kinderopvang (SK), waarbij gegevens omtrent personeel, financiën en activiteiten van deze organisaties worden verzameld. Voor de SK is een steekproef getrokken uit SBI 88911 tot 2018 en SBI 8891 vanaf 2018.
Vanuit de Statistiek Kinderopvang is bekend welke bedrijfseenheden uit de steekproef geen hoofdactiviteit kinderopvang hebben en daarom onterecht zijn opgenomen in de betreffende SBI (SBI 88911 tot 2018 en SBI 8891 vanaf 2018). Deze bedrijfseenheden zijn verwijderd uit de doelpopulatie van dit onderzoek.
De enquêtedata vanuit de SK worden niet gebruikt bij dit onderzoek, omdat bij deze data de totale kosten ingedeeld zijn in een beperkt aantal categorieën.

Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)

De Basisregistratie Adressen en Gebouwen bevat de gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen in een gemeente. Op basis van de BAG gegevens is de omgevingsadressendichtheid (OAD) bepaald. De OAD van een adres betreft het aantal adressen binnen een cirkel met een straal van één kilometer, gedeeld door de oppervlakte van de cirkel.
Een van de onderverdelingen in dit onderzoek is de indeling van kosten naar stedelijkheidsklasse. De stedelijkheidsklasse van een buurt, wijk en gemeente betreft het gemiddelde van de OAD van alle afzonderlijke adressen binnen het beschouwde gebied.
Uit het LRK is per opvanglocatie een BAG-id bekend, en daarmee het adres van de locatie, waarvoor vervolgens de omgevingsadressendichtheid bekend is op basis van de BAG-gegevens. Hiermee is per kinderopvangorganisatie de stedelijkheidsklasse bepaald. Zie voor een uitgebreide toelichting op de methode voor het bepalen van de stedelijkheidsklasse per kinderopvangorganisatie de paragrafen 2.3 en 2.4.

2.2 Doelpopulatie

Bij de bepaling van de doelpopulatie is het ABR van het CBS het uitgangspunt. Voor dit onderzoek zijn uit het ABR alle eenheden uit de SBI van de kinderopvang (SBI 88911 tot 2018 en SBI 8891 vanaf 2018, zie Box 1) geselecteerd. Vervolgens is daar de doelpopulatie van afgeleid. Qua juridische structuur wordt uitgegaan van de (actieve) stand per 1 december van het betreffende verslagjaar.

Als uitgangspunt voor de doelpopulatie geldt dat er een koppeling moet zijn tussen het ABR en het LRK, zodat alle achtergrondkenmerken per eenheid (bedrijf) bekend zijn. Indien er een koppeling is, dan wordt aangenomen dat deze koppeling volledig is. Dat wil zeggen, bij minimaal één koppeling tussen het ABR en het LRK op basis van het KvK-nr wordt aangenomen dat van de betreffende ABR-eenheid alle kinderopvanglocaties zijn gekoppeld, en andersom per kinderopvangorganisatie alle rechtspersonen uit het ABR zijn gekoppeld.

Box 1. Toelichting SBI typering Kinderopvang

SBI 88911 Kinderopvang, t/m verslagjaar 2017:

Deze klasse omvat:
  • het verzorgen en opvoeden van kinderen op de uren dat de eigen ouders of verzorgers dat niet zelf kunnen doen.

SBI 8891 Kinderopvang, vanaf verslagjaar 2018:

Deze klasse omvat:
  • het verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
De volgende vormen van kinderopvang worden onderscheiden:
  • dagopvang: opvang voor kinderen die nog niet naar de basisschool gaan. Het kind kan hiervoor terecht bij een kindercentrum, bijvoorbeeld kinderdagverblijf of gastouder;
  • buitenschoolse opvang: opvang voor schoolgaande kinderen. Het kind kan hiervoor terecht bij een kindercentrum, bijvoorbeeld kinderdagverblijf of gastouder;
  • tussenschoolse opvang: opvang tussen de middag voor schoolgaande kinderen.

NB. Vanaf verslagjaar 2018 zijn SBI 88911 (kinderopvang) en 88912 (peuterspeelzaalwerk) in het ABR samengegaan tot één bedrijfsklasse op 4e digit: SBI 8891 (kinderopvang).

De volgende bedrijven behoren wel tot de doelpopulatie:
  • Kinderopvangorganisaties met als nevenactiviteit bemiddeling door gastouderbureau.
  • Zelfstandige peuterspeelzalen die per 2018 automatisch zijn omgezet naar KDV (vanwege wetswijziging).
De volgende bedrijven behoren niet tot de doelpopulatie:
  • gastouders (eenmanszaken);
    gastouders zijn niet volledig geregistreerd in het HR en zijn moeilijk te koppelen met het LRK vanwege het ontbreken van het KvK-nummer (Kamer van Koophandel) in het LRK bij gastouders. De betreffende ABR-bedrijven zijn als volgt geïdentificeerd: 1 werkzame persoon, rechtsvorm eenmanszaak, geen werknemers en géén koppeling tussen ABR-bedrijfseenheid en LRK.
  • verkeerd getypeerde bedrijven in SBI 88911/8891 Kinderopvang;
    deze zijn bekend op basis van de reguliere CBS-statistiekproductie over kinderopvanginstellingen.
  • zelfstandige gastouderbureaus; 
    deze organisaties bemiddelen veelal alleen en bieden geen kinderopvang. Deze vallen dan ook buiten de SBI 88911/8891. Daarnaast zijn bij de gastouderbureaus géén gegevens over het aantal kindplaatsen opgenomen in het LRK. Organisaties die combinaties van opvang aanbieden met inbegrip van gastouderopvang, maar hoofdactiviteit kinderopvang, worden wel meegenomen in de doelpopulatie.
  • zelfstandige peuterspeelzalen die nog niet zijn omgezet naar KDV;
    Dit heeft betrekking op de jaren 2015-2017. Deze organisaties vallen onder SBI 88912. Vanwege de wetswijziging per 1 januari 2018, komt vanaf 2018 PSZ niet meer voor als activiteit (opvangsoort), maar wordt dit aangeduid als KDV. In de jaren voorafgaand aan de wetswijziging zijn steeds meer PSZ-activiteiten omgezet naar KDV. Vanwege de geleidelijke overgang in de jaren voor 2018, en het niet meer voorkomen van PSZ in 2018, is ervoor gekozen PSZ en KDV niet als afzonderlijke subcategorieën op te nemen.
    NB: in 2018 worden deze wel meegenomen in de doelpopulatie als zijnde KDV.

2.3 Opbouw onderzoeksbestand

De diverse databronnen zijn ingelezen en verwerkt tot koppelbare componenten.

  • Bij het LRK-bestand zijn de benodigde gegevens op locatieniveau (aantal kindplaatsen en  opvangsoort) eerst samengevoegd tot het niveau van een kinderopvangorganisatie met een KvK-nr.
  • De omgevingsadressendichtheid (OAD) is bepaald per kinderopvanglocatie op basis van de BAG-id in het LRK-bestand. Indien de BAG-id ontbrak, is de OAD van de betreffende gemeente als proxy gebruikt. Per kinderopvanglocatie is een weegfactor bepaald op basis van het aantal kindplaatsen. Vervolgens is de geschaalde OAD bepaald per kinderopvangorganisatie (en daarmee per KvK-nr).
  • Het resultaat is vervolgens een LRK-bestand met alleen eenheden op het niveau van kinderopvangorganisaties (met KvK-nr, totaal aantal kindplaatsen, aantal locaties, alle soorten opvang en een geschaalde OAD). De koppeling aan het ABR van het LRK-bestand met alle gegevens op het niveau van de kinderopvangorganisaties is vervolgens gemaakt op basis van het KvK-nr. Indien een bedrijfseenheid uit het ABR koppelt aan meerdere kinderopvangorganisaties, worden de gegevens van deze kinderopvangorganisaties samengevoegd tot het niveau van de ABR-bedrijfseenheid. Dat wil zeggen optellen van aantal kindplaatsen, samenvoegen alle soorten opvang en bepalen gewogen OAD per bedrijfseenheid. De gewogen OAD wordt bepaald door per bedrijfseenheid de gesommeerde geschaalde OAD te delen door het gesommeerde aantal kindplaatsen.
  • As laatste zijn de overige benodigde gegevens (arbeidsduur werknemers en de winstaangifte) per ABR-bedrijfseenheid toegevoegd aan het onderzoeksbestand.
  • Voor die bedrijfseenheden waarvoor geen winstaangifte beschikbaar is met gegevens over kosten, vindt weging plaats op basis van het aantal werkzame personen, zoals bekend voor die bedrijfseenheid uit het ABR. Op basis van het aantal werkzame personen zijn de bedrijfseenheden daarbij ingedeeld in drie grootteklassegroepen (klein-middel-groot). Op basis van de respons van de winstaangifte zijn de resultaten dus gewogen bepaald voor de doelpopulatie.
  • Het uiteindelijke onderzoeksbestand omvat alle bedrijfseenheden uit de doelpopulatie. Per bedrijfseenheid zijn de volgende gegevens in het onderzoeksbestand opgenomen: aantal kindplaatsen, aantal locaties, (gewogen) OAD, rechtsvorm, grootteklassegroep, gemiddeld aantal verloonde uren per baan per week per werknemer en indien beschikbaar kostenposten uit de WIA.

2.4 Operationalisatie variabelen

De onderstaande publicatievariabelen zijn bepaald per bedrijfseenheid en opgenomen in de onderzoeksresultaten.

Kosten

Voor de onderstaande kostenposten geldt dat deze zijn bepaald op basis van de fiscale winstaangifte en in 1000 euro worden weergegeven. De kostenaandelen zijn weergegeven in percentages.

Totale kosten: de som van de bedrijfslasten en financiële lasten.

  • Aandeel personeelskosten: personele kosten / totale kosten * 100.
  • Aandeel huisvestingskosten: huisvestingskosten / totale kosten * 100.
  • Aandeel auto- en transportkosten: auto- en transportkosten / totale kosten * 100.
  • Aandeel overige kosten: overige kosten / totale kosten * 100.
Totale kosten per kindplaats: totale kosten / aantal kindplaatsen

Overige variabelen

Omvang organisatie: het aantal locaties volgens het LRK, ingedeeld naar de subcategorieën:

  • 1 locatie
  • 2-5 locaties
  • 6 of meer locaties

Kindplaatsen: het aantal kindplaatsen volgens het LRK, ingedeeld naar de subcategorieën:

  • 1-31 kindplaatsen
  • 32-95 kindplaatsen
  • 96 of meer kindplaatsen

Rechtsvorm: de rechtsvorm volgens het ABR, ingedeeld naar de subcategorieën: 

  • BV/NV
  • Stichting
  • Overig
    NB: onder Overig valt bijvoorbeeld VOF of maatschap of eenmanszaak

Opvangsoort: de opvangsoorten KDV/PSZ/BSO/GOB volgens het LRK, ingedeeld naar de subcategorieën:

  • KDV en/of PSZ
  • alleen BSO
  • KDV en/of PSZ en BSO
  • Overig
NB: VGO is niet meegenomen in dit onderzoek. GOB is alleen meegenomen als type nevenactiviteit bij de indeling naar opvangsoort. Onder Overig vallen organisaties uit voornoemde subcategorieën, die daarnaast ook GOB aanbieden.
 
Stedelijkheidsklasse: deze is bepaald op basis van de gewogen omgevingsadressendichtheid (OAD) per bedrijfseenheid. De OAD is gedefinieerd als het aantal adressen binnen een straal van één kilometer rondom een adres, gedeeld door de oppervlakte van de cirkel. De OAD wordt uitgedrukt in adressen per km2.
De volgende stedelijkheidsklasse-indeling wordt gehanteerd:
  • Niet stedelijk: < 500 adressen per km²
  • Weinig stedelijk: >= 500 en < 1000 adressen per km²
  • Matig stedelijk: >= 1000 en < 1500 adressen per km²
  • Sterk stedelijk: >= 1500 en  < 2500 adressen per km²
  • Zeer sterk stedelijk: >= 2500 adressen per km²

Gemiddelde arbeidsduur werknemers: het gemiddeld aantal verloonde uren per baan per week van werknemers op basis van de Polisadministratie, ingedeeld naar de subcategorieën:

  • Minder dan 18 uur per week
  • 18 tot 23 uur per week
  • 23 uur per week of meer

NB: zelfstandigen zonder werknemers ontbreken in de Polisadministratie en krijgen in het onderzoek de waarde 0 op deze variabele en worden daardoor ingedeeld in de subcategorie ‘Minder dan 18 uur per week’. Bij zelfstandigen zonder werknemers kan bijvoorbeeld gedacht worden aan maatschappen of VOF’s met alleen medewerkende eigenaren.