Auteur: Chantal Melser, Sven Meijs, Rudi Bakker
Arbeidsmarktgegevens van het jeugddomein, 2019

3. Resultaten

3.1 Aantallen per branches.

3.1.1 Werknemers, banen en fte

In totaal worden er op basis van de hiervoor geschetste methode in het brede jeugddomein 1 360 instellingen met werknemers geteld, met 81 260 werknemers, 82 740 banen en 61 430 fte.

Figuur 3.1.1.1 Jeugddomein, aantal werknemers, januari 2019
 Aantal werknemers (x 1000)
Jeugdzorg34,4
GGZ13,6
Gehandicaptenzorg13,2
Overig zorg en welzijn11,1
Overige instellingen6,1
Onbekend2,8
 

Binnen AZW-jeugdzorg zijn er 380 instellingen actief[1], met 34 410 werknemers, 34 760 banen en 27 270 fte. Binnen én buiten overige (zorg)branches zijn er nu aanvullend nog 46 850 werknemers bij geteld die actief zijn in het bredere jeugddomein.

Instellingen binnen AZW-branches maar buiten jeugdzorg, GGZ of gehandicaptenzorg zijn opgenomen als ‘Overig zorg en welzijn’. Instellingen buiten het AZW-programma zijn opgenomen als ‘Overige instellingen’. Deze ‘Overige instellingen’ zijn 180 diverse aanbieders buiten de zorg en welzijn, waaronder ook enkele resterende justitiële jeugdinstellingen en resterende ‘veilig thuis’-organisaties, voor zover deze niet waren opgenomen binnen AZW-Jeugdzorg.

3.1.1.2 Jeugddomein Aantal instellingen, werknemers, banen en fte, januari 2019
Aantal instellingenAantal werknemersAantal banenAantal fte
TotaalTotaal1360812608274061430
Binnen AZWBinnen AZW totaal1180723107370054220
Binnen AZWBinnen GGZ380135501385010400
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg19013240137509390
Binnen AZWBinnen jeugdzorg380344103476027270
Binnen AZWBinnen overig AZW23011110113307160
Overige instellingenOverige instellingen180612062104780
OnbekendOnbekend0283028302440
 

Het aandeel werknemers in de AZW-branche van jeugdzorg wordt geschat op 42 procent van het totaal aantal werknemers in het jeugddomein. Buiten de jeugdzorg werken in de GGZ en de gehandicaptenzorg nog respectievelijk 17 en 16 procent van het totaal aantal werknemers, en binnen de overige AZW branches (binnen zorg en welzijn) nog 14 procent. Bij de overige instellingen buiten de zorg en welzijn is het aandeel werknemers binnen het jeugddomein beperkt tot 8 procent.

3.1.1.3 Jeugddomein Aandeel instellingen, werknemers, banen en fte, januari 2019
Aandeel instellingen (%)Aandeel werknemers (%)Aandeel banen (%)Aandeel fte (%)
TotaalTotaal100100100100
Binnen AZWBinnen AZW totaal87898988
Binnen AZWBinnen GGZ28171717
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg14161715
Binnen AZWBinnen jeugdzorg28424244
Binnen AZWBinnen overig AZW17141412
Overige instellingenOverige instellingen13888
OnbekendOnbekend0334
 

3.1.2 Zelfstandigen

Aanvullend op het aantal werknemers in het jeugddomein, is er ook een schatting gemaakt van het aantal zelfstandigen. De groep van zelfstandigen wordt bepaald door de instellingen in BIJ, die geen koppeling hebben met de Polisadministratie en met minder dan 5 werkzame personen, eventueel met gebruik van een aandeel jeugdhulp via DigiMV. Er zijn op die wijze 860 zelfstandigen geteld in het brede jeugddomein, waarvan 70 procent actief is binnen de GGZ.

3.1.2.1 Jeugddomein Aantal zelfstandigen en fte, januari 2019
Aantal instellingenAantal zelfstandigenAantal fte
Totaal890860580
Binnen AZWBinnen AZW totaal830800530
Binnen AZWBinnen GGZ620600460
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg304030
Binnen AZWBinnen jeugdzorg404030
Binnen AZWBinnen overig AZW14011020
Overige instellingenOverige instellingen606040
OnbekendOnbekend10100

3.1.2.2 Jeugddomein aandeel zelfstandigen en fte, januari 2019
Aandeel instellingen (%)Aandeel zelfstandigen (%)Aandeel fte (%)
TotaalTotaal100100100
Binnen AZWBinnen AZW totaal939391
Binnen AZWBinnen GGZ707079
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg355
Binnen AZWBinnen jeugdzorg455
Binnen AZWBinnen overig AZW16133
Overige instellingenOverige instellingen777
OnbekendOnbekend110
 

Op het totaal van 82 120 werknemers en zelfstandigen samen is het aandeel zelfstandigen geschat als 1,0 procent.

 

3.2 Aandachtspunten

3.2.1 Institutionele benadering jeugdzorg versus aandeel jeugddomein

Binnen AZW-jeugdzorg worden gehele instellingen geteld binnen het jeugddomein voor hun werknemers, banen en fte, óók als binnen deze instellingen andere (neven)activiteiten worden uitgevoerd. Bij de overige instellingen buiten de AZW-jeugdzorg wordt er een schatting gemaakt van de werknemers, banen en fte die enkel voor het aandeel jeugdhulp actief zijn (inclusief een aandeel van het niet-cliëntgebonden personeel). Dit is een verschil tussen binnen en buiten de AZW-jeugdzorg. Dit verschil is bewust gekozen, maar leidt binnen de AZW-jeugdzorg tot in verhouding een grotere populatie dan buiten de AZW-jeugdzorg. Een kwantificering hiervan is op dit moment niet beschikbaar.

3.2.2 Geen bepaling hoofdbaan

Binnen de statistieken van AZW worden werknemers geteld bij hun hoofdbaan in de zorg. Als werknemers meerdere banen binnen de zorg hebben, worden zij geteld bij de baan waar zij de hoogste inkomsten van ontvangen. Bij het jeugddomein wat hier is berekend (inclusief bij de AZW-jeugdzorg in dit onderzoek), is niet mogelijk om te bepalen of er sprake is van een hoofdbaan, want niet alle werknemers zijn tot op persoonsniveau geïdentificeerd. Een werknemer kan dus geteld worden bij meerdere banen (bij meerdere werkgevers), en dat leidt dan tot een hogere schatting van het aantal werknemers en banen dan binnen de AZW-branche jeugdzorg in AZW StatLine. Binnen de afzonderlijke instellingen is het wel eenzelfde telling van het aantal werknemers en banen.

3.2.3 Zelfstandigen AZW-jeugdzorg via Enquête beroepsbevolking

Uit de tabel Werkzame beroepsbevolking; positie in de werkkring (bron: Enquête Beroepsbevolking) blijkt dat er 2 duizend zelfstandigen werkzaam zijn in de jeugdzorg. Dat zijn er aanmerkelijk meer dan de 860 zelfstandigen die worden geïdentificeerd via BIJ. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De populatie van BIJ bestaat uit ‘berichtgevers’. Wanneer zelfstandigen een gedeelde administratie voeren, hebben zij de mogelijkheid om als één berichtgever aan te leveren. Ook zelfstandigen die jeugdhulp leveren als onderaannemer van een jeugdzorginstelling, worden niet als aparte berichtgever geteld. Daarnaast zijn jeugdhulpaanbieders die alleen particuliere jeugdhulp leveren uitgesloten voor deelname aan BIJ. Tenslotte worden zelfstandigen die jeugdhulp leveren geacht zichzelf bij het CBS aan te melden. Niet alle zelfstandigen zullen dit hebben gedaan. Zelfstandigen hebben over het algemeen weinig jeugdhulpcliënten, daarom wordt in BIJ aangenomen dat een onderschatting van het aantal zelfstandigen weinig invloed heeft op de resultaten van het totaal aantal cliënten. Voor het huidige project is een verschil van enkele honderden zelfstandigen in het jeugddomein ook een beperkte afwijking van de totale aantallen, gezien op het totaal van de huidige telling.

3.2.4 Arbeidsmobiliteit werknemers

Binnen AZW is ook de arbeidsmobiliteit van de verschillende branches beschikbaar: de in- en uitstroom van werknemers in en uit de sector zorg en welzijn, de overstap tussen verschillende (zorg)branches en tussen verschillende werknemers binnen de (zorg)branches. Dit wordt berekend door het volgen van individuele werknemers in de tijd bij hun verschillende werkgevers. Individuele werknemers in het jeugddomein zijn te identificeren en te volgen als zij werken bij een instelling waarvan álle activiteiten geheel vallen onder het jeugddomein (AZW-methode: alle individuele werknemers van de instelling behoren tot het jeugddomein) én waarbij een koppeling is gelegd met de Polisadministratie. Enkel onder deze voorwaarden is arbeidsmobiliteit te berekenen.

Van de 1 360 instellingen met werknemers in het jeugddomein zijn er 620 die én volledig actief zijn in het jeugddomein én gekoppeld zijn met de Polisadministratie. Dit is 46 procent van de instellingen. Bij deze instellingen werken 40 230 werknemers die individueel geïdentificeerd kunnen worden. Voor de resterende 750 instellingen waarvan we een aandeel van de werknemers hebben toegewezen aan het jeugddomein, is onbekend wélke van hun werknemers meetellen tot de 41 030 individuen die actief zijn in het jeugddomein en welke niet. Van de werknemers bij deze instellingen is de mobiliteit dus niet te bepalen - dat geldt voor 54 procent van de instellingen, met 50 procent van de werknemers.

3.2.4.1 Jeugddomein instellingen met werknemersgegevens, januari 2019
Aantal instellingenAantal instellingen uit polis én 100% jeugddomeinAandeel instellingen met werknemersgegevens
TotaalTotaal136062046
Binnen AZWBinnen AZW totaal118057048
Binnen AZWBinnen GGZ38013034
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg1902011
Binnen AZWBinnen jeugdzorg38037097
Binnen AZWBinnen overig AZW2304017
Overige instellingenOverige instellingen1805028
OnbekendOnbekend000
 

De arbeidsmobiliteit is dus wel te berekenen voor circa 50 procent van de werknemers van het brede jeugddomein, het merendeel hiervan werkt in AZW-jeugdzorg. De stromen van en naar instellingen binnen het brede jeugddomein (intra-mobiliteit) kunnen wel herkend worden, maar de berekende arbeidsmobiliteit kan enkel gebaseerd worden op minder dan de helft van de werknemers in het jeugddomein.

 

De huidige uitkomsten geven ook een punt van aandacht bij de huidige mobiliteitscijfers in de AZW-branche jeugdzorg. Het is mogelijk dat een werknemer overstapt naar een andere instelling binnen het brede jeugddomein, en dat deze overstap nu wordt geteld als mobiliteit tussen branches of zelfs als uitstroom uit de gehele zorgsector, omdat niet alle instellingen van het jeugddomein worden herkend als een homogeen werkveld. De huidige afbakening van de AZW-branche jeugdzorg zorgt ervoor dat de mobiliteit van deze branche nu als hoger wordt bepaald dan als gerekend zou worden met het bredere jeugddomein waar in dit onderzoek voor is gekozen.


[1] Inclusief minder dan tien instellingen die wel in BIJ voorkomen met SBI-code van jeugdzorg, maar niet gekoppeld konden worden met de Polisadministratie en dus niet voorkomen in AZW-jeugdzorg op Statline. Deze instellingen hebben samen minder dan 200 werknemers.