Auteur: Chantal Melser, Sven Meijs, Rudi Bakker

Arbeidsmarktgegevens van het jeugddomein, 2019

Over deze publicatie

Arbeidsmarktgegevens van het jeugddomein: jeugdzorg, aangevuld met jeugdhulp, justitiële jeugdinstellingen, jeugdreclassering en overige instellingen, 2019.

Samenvatting

Het Ministerie van VWS heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzocht om de omvang van de werkgelegenheid van het volledige jeugddomein zo goed en volledig mogelijk in kaart te brengen, omdat de branche jeugdzorg zoals die in het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) wordt gehanteerd niet het volledige werkveld zou dekken. De aantallen van werknemers, banen, fte’s en zelfstandigen zijn daarom samengesteld voor het jeugddomein.

Het jeugddomein wordt in dit onderzoek gevormd door de AZW branche jeugdzorg, de instellingen in het CBS programma ‘Beleidsinformatie Jeugd’ (BIJ) en aanvullend enkele onderdelen van justitiële jeugdinstellingen, jeugdbescherming en -reclassering, een aantal resterende instellingen voor Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming.

Binnen de AZW-branche jeugdzorg zijn alle werknemers van een instelling toegewezen aan het jeugddomein. Voor instellingen buiten de AZW-branche jeugdzorg is dit bepaald voor een deel van de instelling. Dit aandeel is bepaald door het financiële aandeel van de Jeugdwet van de instelling. Waar dit aandeel niet verkregen kon worden, zijn aanvullende schattingen gemaakt voor dit aandeel op basis van gelijkende instellingen, of is informatie verkregen vanuit de websites van de individuele instellingen.

In totaal worden er in het jeugddomein 1 360 instellingen met werknemers geteld in het eerste kwartaal van 2019, met 81 260 werknemers, 82 740 banen en 61 430 fte. Aanvullend op het aantal werknemers zijn er 860 zelfstandigen geteld in het jeugddomein.

Het aandeel werknemers in de jeugdzorg wordt geschat op 42 procent van het totaal aantal werknemers in het jeugddomein. Buiten de jeugdzorg werken in de GGZ en de gehandicaptenzorg nog respectievelijk 17 en 16 procent van het totaal aantal werknemers. Bij de zelfstandigen is 70 procent van hen werkzaam binnen de GGZ.

Het brede jeugddomein telt hiermee meer dan het dubbele aantal mensen dat met jeugd werkt dan enkel de AZW-branche van de jeugdzorg.

Met deze verkenning is een beeld gegeven van arbeidsmarktgegevens in het brede jeugddomein. Dit onderzoek was een eenmalige verkenning die binnen het onderdeel Innovatie van het AZW Datawarehouse door het CBS is uitgevoerd. Vanwege de branche- en sectoroverschrijdende indeling van de betrokken instellingen en onderdelen daarvan, is het niet mogelijk om dit binnen AZW als een extra branche in te voegen.

In geval van een mogelijk vervolg, is een belangrijk aandachtspunt dat door de bewerkelijkheid in het samenstellen van de gegevens, deze exercitie zich minder goed lijkt te lenen voor een periodieke monitor. Dat geldt ook voor het maken van gegeven over arbeidsmobiliteit; dit kan slechts voor minder dan de helft van de werknemers van het jeugddomein in beeld worden gebracht.

1. Inleiding

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) volgt belangrijke trends en ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt in zorg en welzijn. Een van de onderdelen van zorg en welzijn is de jeugdzorg: de zorg en hulp voor kinderen tot 18 jaar met opvoedings- en opgroeiproblemen en voor hun ouders of opvoeders. In 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd, en is de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg overgegaan naar de gemeenten. Dit heeft wijzigingen in het werkveld van het gehele jeugddomein tot gevolg gehad. Jeugdzorg wordt niet alleen verstrekt vanuit de branche Jeugdzorg zoals die in het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) is opgenomen, maar vanuit diverse andere (zorg)branches. Dit bredere begrip van het grotere ‘jeugddomein’ wordt niet volledig gedekt door de huidige cijfers over werkgelegenheid in de AZW-branche jeugdzorg. Het Ministerie van VWS heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzocht om de omvang van de werkgelegenheid van het volledige jeugddomein zo goed en volledig mogelijk in kaart te brengen.

Jeugdzorg wordt gegeven vanuit verschillende branches binnen de sector Gezondheidszorg en welzijn: de AZW-branche jeugdzorg, de vanuit de jeugdwet gefinancierde geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en gehandicaptenzorg (GHZ). Daarnaast zijn er ook instellingen die zelfs geheel buiten de sector Gezondheidszorg en welzijn kunnen vallen, maar waarbinnen ook jeugdhulp kan worden geleverd[1]. De verzameling van al deze instellingen staan gedefinieerd als het Jeugddomein in het besluit Jeugdwet (artikel 1.1):

Het CBS stelt sinds 2018 op verzoek van het ministerie van VWS het Datawarehouse AZW-StatLine samen met kerncijfers over onder andere werkgelegenheid per branche en naar RegioPlus-arbeidsmarktregio. Er worden tien hoofdbranches onderscheiden, waaronder ook Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg en Jeugdzorg. Over deze branches, inclusief de jeugdzorg, zijn vele arbeidsmarktcijfers beschikbaar die periodiek bijgewerkt worden binnen AZW-Statline, waaronder werkgelegenheid, mobiliteit, arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim.

De werknemersenquête (WNE) van AZW wordt doorgaans tweemaal per jaar uitgezet door het CBS in de vorm van panels. Deze enquête geeft onder meer cijfers over arbeidsomstandigheden voor de verschillende AZW-branches, waaronder de branche van jeugdzorg. Op basis van deze enquête is een eerste aanzet gemaakt om inzicht te geven over een bredere definitie van jeugdzorg: voor de werknemers in de GGZ en GHZ die aangeven dat zij werken met jeugd[2], zijn de cijfers over werktevredenheid en arbeidsomstandigheden ook berekend als aanvullende statistische dienstverlening (verslagperiode: voorjaar 2019). Deze totale groep “jeugdhulp” komt dan overeen met de werknemers uit AZW-jeugdzorg, AZW-jeugd-GGZ en AZW-jeugd-gehandicaptenzorg. Cijfers van deze alternatieve jeugdhulp-indeling zijn beschikbaar in het AZWdossier op de website van het CBS (1e meting en 2e meting). De cijfers van jeugdhulp en jeugdzorg worden hier vergeleken met AZW-smal (zorg en welzijn totaal, exclusief de kinderopvang). De uitkomsten van de alternatieve indeling van jeugdhulp zijn over het algemeen redelijk vergelijkbaar met de uitkomsten van jeugdzorg. Zo is van ‘jeugdhulp’ 78,5 procent (zeer) tevreden met hun werk, en bij jeugdzorg is dit 78,2 procent (tweede meting). Bij ‘jeugdhulp’ vindt 49,8 procent de werkdruk (veel) te hoog, en bij jeugdzorg is dit 52,3 procent. Dat deze percentages dicht bij elkaar liggen is ook niet opmerkelijk omdat jeugdzorg een groot deel uitmaakt van de alternatieve indeling naar jeugdhulp. Het doel van dit verkennende onderzoek is om eenmalig arbeidsmarktgegevens van werknemers, banen, fte’s en zelfstandigen samen te stellen voor het brede jeugddomein: jeugdzorg, en onderdelen binnen de GGZ, gehandicaptenzorg, en overige instellingen binnen én buiten de sector gezondheidszorg en welzijn (zie kader voor gehanteerde definities). Binnen dit onderzoek is ook nagegaan of het mogelijk is om arbeidsmobiliteit in beeld te brengen voor het brede jeugddomein.


[1] Preventie wordt hier niet meegenomen. Zo zijn bijvoorbeeld de buurtteams binnen gemeenten, ondanks dat zij ook jeugdhulp verlenen, niet apart opgenomen.

[2] Een selectie van werknemers die werken met jeugd, zijn in beginsel enkel cliëntgebonden functies. In dit onderzoek nemen we ook de niet-cliëntgebonden functies naar rato mee in de tellingen per instelling. Een indeling naar cliëntgebonden en niet-cliëntgebonden functies doorkruist deze benadering en maakt geen onderdeel uit van dit huidige onderzoek. Tellingen naar cliëntgebonden functies naar branche zijn beschikbaar in de werknemersenquête, 2e meting 2019.

2. Methode

2.1 Arbeidsmarktgegevens

In dit onderzoek verzamelen we aantallen van werknemers, banen, fte’s en zelfstandigen voor het jeugddomein. Het aantal werknemers, banen en fte’s wordt binnen de AZW-statistieken vastgesteld over alle werknemers van de betrokken instellingen, inclusief ‘overhead’ van management en overige niet-cliëntgebonden organisatieonderdelen.

 

 

In dit onderzoek maken we gebruik van gegevens van begin januari. Dit is de periode die het meest actueel is, waarvan ook alle benodigde bestanden aanwezig waren ten tijde van aanvang van het onderzoek. We gebruiken de stand van het aantal werknemers van 31 januari 2019 in de Polisadministratie. Voor de banen is het gemiddelde aantal genomen van januari 2019. Waar geen koppeling met de Polisdata gemaakt kon worden, is via andere werkwijzen tot een schatting gekomen (zie paragraaf 2.3)

2.2 Afbakenen populatie jeugddomein

Binnen AZW worden instellingen volgens een institutionele benadering beschreven. Instellingen worden in hun geheel ingedeeld naar branches op basis van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). De SBI is een hiërarchische indeling van economische activiteiten die het CBS onder meer gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De branche jeugdzorg in AZW wordt gevormd door alle instellingen met hoofdactiviteit jeugdzorg. Een onderdeel van de instelling kan dus actief zijn op andere werkvelden. Ook kan het voorkomen dat een instelling (in beperkte mate) wel jeugdzorg verleent, maar dat dit niet de hoofdactiviteit is. Die instelling wordt dan niet gerekend tot de AZW branche jeugdzorg.

De informatie over jeugdzorg in AZW-Statline is op basis van de huidige branche-indeling daarom te beperkt. Niet alle activiteiten in het bredere jeugddomein worden gedekt en daarmee zijn ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het jeugddomein niet volledig in beeld. Daarom is voor dit onderzoek de populatie bedrijven en instellingen uitgebreid met de instellingen uit andere bronnen. Brondata zijn diverse registers van het CBS, waar nodig aangevuld met overige data. Hieronder volgt een beschrijving van welke bronnen zijn gebruikt om het jeugddomein breder af te bakenen, en mogelijke bewerkingen op basis van expliciete aannames. Dit geeft een schatting van het aantal werknemers, banen, fte en zelfstandigen die werkzaam zijn in het jeugddomein.

De populatie van het jeugddomein wordt gevormd door AZW jeugdzorg, door onderdelen van AZW GGZ, AZW gehandicaptenzorg en overige AZW branches, en door ‘overige instellingen’. Bij de laatste categorie gaat het om (onderdelen) van instellingen buiten zorg en welzijn zoals justitiële jeugdinstellingen. Daarnaast wordt er binnen de populatie van het jeugddomein onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen en werknemers. Bij de werknemers worden zowel de cliëntgebonden beroepen meegeteld als de niet-cliëntgebonden beroepen.

2.2.1 Populatie jeugddomein (schema) Binnen AZW overig GGZ AZW Gehandicaptenzorg AZW Jeugdzorg AZW Werknemers Binnen zorg en welzijn (AZW) Zelfstandigen Niet-cliëntgebonden personeel Overige instellingen2.2.1 Populatie jeugddomein (schema)Binnen AZW overigGGZ AZWGehandicaptenzorg AZWJeugdzorg AZWWerknemersBinnen zorg en welzijn (AZW)ZelfstandigenNiet-cliëntgebonden personeelOverige instellingen
 

2.2.1 AZW-jeugdzorg integraal overgenomen

Voor de afbakening van het volledige jeugddomein wordt de AZW branche jeugdzorg integraal overgenomen. De AZW-branche jeugdzorg wordt gevormd door alle instellingen met de SBI’s 87901 ‘Jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg’ en 88991 ‘Ambulante jeugdzorg’. Dit zijn instellingen inclusief de Gecertificeerde Instellingen (waaronder diverse instellingen van jeugdbescherming) en overige instellingen op het gebied van Jeugdbescherming en -reclassering). Ook de meeste justitiële jeugdinstellingen worden hiertoe gerekend en enkele instellingen van ‘Veilig Thuis’. Uit de naamgeving van instellingen valt af te leiden dat vele van hen regionaal opereren. Alle werknemers, banen en fte van instellingen in deze AZW-branche tellen mee in het jeugddomein. De bijdrage van de AZW-branche jeugdzorg aan het jeugddomein bestaat daarmee uit 380 instellingen.

De huidige AZW indeling omvat in de AZW-branche jeugdzorg álle activiteiten (dus ook eventuele niet-jeugdzorg activiteiten) van instellingen met werknemers die als hoofdactiviteit jeugdzorg hebben. Binnen de AZW-branche jeugdzorg wordt de instelling als geheel meegenomen, dus óók inclusief de organisatieonderdelen die niet werken in de jeugdzorg, maar in een ander werkveld. Binnen de AZW-jeugdzorg kan dat leiden tot een overschatting van de werknemers, banen, fte en zelfstandigen.

2.2.2 Beleidsinformatie Jeugd levert aanvullende instellingen jeugddomein

Een volgende bron waarmee de populatie bedrijven en instellingen in het jeugddomein verder wordt uitgebreid, is het CBS programma ‘Beleidsinformatie Jeugd’ (BIJ). Vanuit BIJ ontvangt het CBS ieder halfjaar van alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (waaronder ook jeugdbescherming en reclassering) gegevens van hun cliënten. Dit betreft een integrale waarneming van alle bekende aanbieders, van zowel instellingen met werknemers als ook zelfstandigen. De lijst met jeugdhulpaanbieders wordt zoveel mogelijk volledig gehouden door het CBS, nieuwe aanbieders van jeugdhulp worden geacht zich bij het CBS aan te melden. De aanbieders van deze jeugdhulp vormen het grootste deel van de algemene populatie van het gehele jeugddomein. De instellingen uit BIJ die al behoorden tot de branche van de jeugdzorg, zijn verwijderd om dubbeltellingen te voorkomen. In totaal zijn er 1 850 instellingen toegevoegd vanuit BIJ.

Om zicht te krijgen op het aantal werknemers, banen en fte’s van de instellingen uit BIJ, is een koppeling met de Polisadministratie nodig. Er is echter geen rechtstreekse koppeling mogelijk tussen de BIJ en de Polisadministratie, dat gebeurt via een tussenstap met het Algemene Bedrijven Register (ABR) van het CBS.

Via deze eerste koppeling met het ABR zijn de aanbieders van jeugdhulp in de BIJ geïdentificeerd als bedrijfseenheid. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de jeugdhulpaanbieders van BIJ van het eerste half jaar 2019, er is gekoppeld met de versie van het ABR uit februari 2020 (meest recente versie ten tijde van het maken van de koppeling) en daarbinnen zijn de gegevens gebruikt die gelden voor het verslagjaar 2019. De koppeling tussen BIJ en het ABR was niet altijd direct te maken, omdat de jeugdhulpaanbieders (berichtgevers) waar gegevens in het kader van BIJ bij worden opgevraagd, niet altijd overeenkomen met gegevens van aparte instellingen in het ABR. Eén berichtgever kan de opgave doen voor meerdere instellingen, en één berichtgever kan opgave doen voor een gedeelte van een instelling. Een berichtgever komt dus niet altijd overeen met een instelling in het ABR. Hierdoor kan het voorkomen dat een berichtgever van BIJ niet altijd teruggevonden wordt als instelling in het ABR. Bij een geslaagde koppeling met het ABR, is doorgaans ook de link bekend met de Polisadministratie, en worden daarmee de gegevens verkregen van de SBI-code (indeling naar branche), het totaal aantal werknemers, banen en fte’s. De koppeling met de Polisadministratie en daarmee de SBI-code en totaal aantal werknemers is verkregen voor 920 instellingen (50 procent van de 1 850 instellingen uit BIJ).

Er zijn echter ook 930 instellingen waar geen koppeling met de Polisadministratie gelegd kon worden en er dus geen totaal aantal werknemers bekend was. Voor deze instellingen gaan we uit van het aantal werkzame personen. Het overgrote deel van deze groep (890 instellingen; 96 procent) bestaat uit zeer kleine instellingen en zelfstandigen. Daarbij hebben we aangenomen dat de kleinste instellingen met 1-4 werkzame personen geen werknemers hebben (immers: geen werknemers gevonden in de Polisadministratie) en daarom behoren tot de zelfstandigen. Voor de 40 grotere instellingen[2] is de informatie op internet opgezocht en het aantal werknemers daarvan overgenomen.

Kanttekening bij gebruik van het ABR als bron voor het aantal werkzame personen, is dat dit grote verschillen kan hebben met het aantal werknemers uit de Polisadministratie. Dit kan worden veroorzaakt doordat na initiële opname van een instelling in het bedrijfsregister de gegevens van deze instellingen niet vaak worden bijgewerkt, en het aantal werkzame personen is gebaseerd op verouderde gegevens. Daarom worden bij voorkeur de actueler aantallen van werknemers uit de Polisadministratie gebruikt boven het ABR.

2.2.3 Overige instellingen Jeugddomein

Naast de populatie van het jeugddomein uit AZW-jeugdzorg en BIJ zijn er nog overige instellingen toegevoegd om het volledige jeugddomein te dekken, voor zover zij niet al aanwezig waren binnen de branche jeugdzorg of de instellingen uit BIJ. Dit zijn nog enkele (organisatieonderdelen van) justitiële jeugdinstellingen, een aantal resterende instellingen voor Veilig Thuis, en de Raad voor de Kinderbescherming.

2.2.3.1 Veilig thuis

Alle instellingen van Veilig Thuis zijn toegevoegd aan de populatie van het jeugddomein. Een deel van deze Veilig Thuisorganisaties waren reeds opgenomen in AZW-jeugdzorg. Deze zijn verwijderd als toevoeging en worden op die manier niet dubbel geteld met AZW-jeugdzorg. De 19 resterende Veilig Thuisorganisaties zijn vaak een onderdeel van een GGD of gemeente. Deze vallen vanwege hun SBI-code dan wellicht buiten AZW (want: SBI-code van ‘gemeente’), maar zijn in deze totale telling over het jeugddomein hier wel meegenomen.

Anders dan de instellingen in de AZW-branche jeugdzorg, zijn van de Veilig Thuisorganisaties niet alle werknemers meegeteld, maar alleen het deel dat zich bezig houdt met jeugd. Als het totaal aantal werknemers bekend is van Veilig Thuis (bron: Polisadministratie of ABR), is het aandeel jeugddomein van deze instelling door het CBS geschat als: het procentuele aandeel van meldingen kindermishandeling op het totaal aan unieke meldingen. Op advies van de experts van de statistiek BIJ is gekozen voor het aantal meldingen in plaats van het aantal adviezen, omdat meldingen doorgaans meer tijd vragen dan advies en de meldingen dus bepalender zullen zijn voor de verdeling van het werk in het jeugddomein.

Voor enkele van deze organisaties was het aantal werknemers niet bekend omdat de verkregen aantallen via de Polisadministratie of ABR duidelijk betrekking hadden op bijvoorbeeld de gehele gemeente waar de instelling een onderdeel van was. Via internet is achterhaald wat het aantal werknemers van het onderdeel Veilig Thuis is binnen de grotere instelling. Daarna is het aandeel jeugddomein van deze instelling geschat op dezelfde wijze als voor de andere instellingen van Veilig Thuis.

2.2.3.2 Justitiële instellingen

Alle justitiële jeugdinstellingen zijn toegevoegd aan de populatie van het jeugddomein, zowel rijksinstellingen als private instellingen. Verreweg het grootste deel van deze instellingen is al opgenomen binnen AZW-jeugdzorg. Deze zijn hier verwijderd, zodat deze niet dubbel geteld worden met AZW-jeugdzorg. Binnen deze instellingen wordt ook gewerkt in het speciaal onderwijs. Deze zijn in overleg met het ministerie van VWS niet opgenomen in het jeugddomein. Er waren daarna nog drie instellingen over die aan het jeugddomein zijn toegevoegd. Voor twee van de drie resterende organisatieonderdelen zijn de werknemers, banen en fte uit de Polisadministratie gebruikt. Van het laatste resterende organisatieonderdeel is informatie direct verkregen van de instelling voor wat betreft opgave van het aantal werknemers. Deze instellingen vallen allen buiten AZW maar zijn in deze telling over het jeugddomein wel opgenomen.

2.2.3.3 Jeugdbescherming en reclassering

Eén expliciet genoemde overige instelling uit de jeugdbescherming en reclassering die niet behoorde tot de AZW-jeugdzorg, (wel aanwezig in BIJ) is toegedeeld aan de ‘overige instellingen’ van het jeugddomein. Deze instelling kon gekoppeld worden met de Polisadministratie en daaruit zijn de werknemers, banen en fte overgenomen.

2.2.3.4 Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming is toegevoegd aan de populatie van het jeugddomein. Deze is in overleg met VWS in zijn geheel overgenomen. Deze behoort niet tot de branches van AZW. Het totaal aantal werknemers en fte is verkregen via internet (meest recente verslagjaar 2016).

2.3 Aandeel jeugddomein bepalen

Anders dan de bedrijven in de AZW-branche jeugdzorg, zijn van de overige instellingen in het jeugddomein niet alle werknemers meegeteld, maar alleen het deel dat zich bezig houdt met jeugdhulp. Dit verschil in benadering tussen AZW-jeugdzorg en de overige instellingen is bewust gekozen in overleg met VWS. Om dit aandeel van jeugdhulp te bepalen, maken we gebruik van het bestand DigiMV. DigiMV bevat de digitale jaardocumenten van (groepen van) ondernemingen die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden via de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en/of de Jeugdwet.

2.3.1 DigiMV levert aandeel jeugdhulp

DigiMV bevat gegevens uit de jaarverslagen van zorginstellingen. Hierin staat naast personeelsgegevens ook het financiële aandeel van de organisatie dat valt onder de Jeugdwet. Dit is gebruikt om te bepalen voor welk aandeel een organisatie werkt in het jeugddomein. De financiële gegevens van de instellingen zijn gecontroleerd door accountants, en worden daarom betrouwbaar geacht. De kwaliteit van overige gegevens in DigiMV is onbekend en deze zijn daarom niet gebruikt.

Het financiële aandeel van de instelling van de Jeugdwet bepaalt het aandeel van het totaal aantal werknemers en zelfstandigen dat werkt in het jeugddomein. Dit is dus inclusief de niet-cliëntgebonden werknemers. Op deze wijze wordt het aantal werknemers, banen en fte’s op dezelfde manier bepaald voor de onderdelen van instellingen zoals het regulier binnen AZW over gehele instellingen wordt vastgesteld. Dat betekent dat de niet-cliëntgebonden werknemers (zoals administratie, management) naar rato ook zijn opgenomen in onze schatting. Kanttekening hierbij is dat dit alleen mogelijk is voor instellingen die konden worden gekoppeld met de Polisadministratie. Voor instellingen die niet koppelden zijn andere aannames gebruikt voor de werknemers, banen en fte’s, zie paragraaf 2.3.2.

2.3.2 Aanvullende schattingen voor aandeel jeugdhulp

Voor de kleine instellingen (één tot vier werknemers/werkzame personen) zonder financiële gegevens uit DigiMV, wordt een vast aandeel van 100 procent jeugddomein gehanteerd voor alle variabelen en tellen we alle zelfstandigen, werknemers, banen en fte van de instelling mee.

Voor grotere instellingen die geen financiële gegevens leverden via DigiMV, zijn aanvullende schattingen nodig voor het aandeel jeugddomein van deze organisaties. Dit is nodig voor 280 instellingen. Deze groep van instellingen wordt gevormd door bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen, en regionale centra voor Jeugd en Gezin. Voor deze instellingen is het aandeel jeugddomein geschat door dit over te nemen van instellingen met een overeenkomstige SBI die wel gekoppeld zijn met de Polisadministratie.

Samenvattend is deze methode als volgt:

  • Bepalen van de populatie zonder financiële gegevens uit DigiMV.
  • Groeperen van deze instellingen op SBI-code.
  • Identificeren van de SBI-code in de instellingen die wel voorzien zijn van een aandeel jeugdhulp via DigiMV.
  • Berekenen van deze instellingen het aandeel jeugdhulp met een aantal hulpvariabelen (gemiddelde, minimum waarde, maximum waarde,standaarddeviatie, aantal instellingen).
  • Beoordelen op grond van de diverse hulpvariabelen of het aandeel jeugdhulp van de instellingen uit DigiMV toegepast mag worden op niet gevonden instellingen met een vergelijkbare SBI-code. Hierbij is het aantal instellingen van belang (gemiddelde gebaseerd op voldoende instellingen) en de variatie van het aandeel over de instellingen (minimum waarde, maximum waarde, standaarddeviatie).
  • Indien geschikt: het geschatte aandeel jeugdhulp uit DigiMV aanpassen aan een conservatieve schatting: afronding van het aandeel naar beneden afgerond (op een vijftal) om de kans op een toevallige overschatting te verminderen.

 

 

Er zijn ook instellingen waar overname van een geschat percentage niet mogelijk is (geen overeenkomstige SBI-code of geheel geen gegevens beschikbaar). Dit zijn bijvoorbeeld een incidentele zorgboerderij met een indeling in de landbouwsector, of SBI-groepen die zo weinig instellingen hebben dat geen stabiel percentage voor de gehele groep beschikbaar is. Voor deze instellingen is het aandeel jeugddomein of het aantal werknemers in het jeugddomein opgezocht via hun website. Waar het aandeel jeugddomein nihil leek, is dit aandeel op 0 procent gezet. Dit kwam bijvoorbeeld voor bij een inmiddels failliete instelling, en een stichting die zelf geen jeugdzorg verstrekt.

Bij de grotere instellingen (minimaal 5 werknemers) zonder gegevens uit DigiMV en zonder koppeling met de Polisadministratie, is het aantal werknemers overgenomen uit het ABR of internet, en zijn er geen gegevens over het totaal aantal banen of fte bij deze instellingen. Dit geldt voor 17 van de in totaal 31 instellingen zonder gegevens uit DigiMV en Polisadministratie. Voor deze instellingen stellen we het aantal banen gelijk aan het aantal werknemers. Het aantal fte berekenen we via het aantal werknemers (bron: ABR of internet) en een gemiddelde deeltijdfactor. Voor de instellingen binnen AZW is daar de gemiddelde deeltijdfactor voor genomen van de zorg- en welzijnssector inclusief kinderopvang (in AZW: zorg en welzijn breed). Voor de instellingen buiten AZW is daarvoor de deeltijdfactor genomen van ‘de gehele Nederlandse economie’.

Schematische werkwijze van bepalen jeugddomein van de instellingen in BIJ en buiten de AZW-jeugdzorg:

SBI jeugdzorg: instellingen verwijderd als deze al ingedeeld waren bij AZW-jeugdzorg.

2.3.2.1 Jeugddomein Bepaling werknemers en zelfstandigen, kleine instellingen (1-4 personen)
PolisadministratiePolisadministratie
wel koppelinggeen koppeling
DigiMVwel koppelingwerknemers via aandeel DigiMVzelfstandigen via aandeel DigiMV
DigiMVgeen koppelingwerknemers 100% jeugddomeinzelfstandigen 100% jeugddomein

2.3.2.2 Jeugddomein Bepaling werknemers, grote instellingen (5 of meer personen)
PolisadministratiePolisadministratie
wel koppelinggeen koppeling
DigiMVwel koppelingwerknemers via aandeel DigiMVwerknemers via internet, aandeel via DigiMV
DigiMVgeen koppelingwerknemers aandeel geschat via SBIwerknemers via internet, banen gelijk aan werknemers, fte via deeltijdfactor

 


[1] Binnen AZW-StatlLine tellen we een werknemer als uniek persoon in zorg en welzijn. In dit rapport tellen we unieke personen per SBI-code en bedrijf. Hiervoor is gekozen, omdat een telling op een hoger niveau dan bedrijf niet mogelijk is vanuit andere databronnen dan de Polisadministratie. Binnen dit rapport is deze werkwijze uniform, maar dit wijkt af van AZW-StatLine.

 

[2] Bijvoorbeeld een onderdeel van een grote gemeente met sociaal werk die wel een eigen KvK-nummer heeft, maar geen zelfstandig bedrijf is naast de gemeente, en daarom niet voorkomt in de Polisadministratie.

3. Resultaten

3.1 Aantallen per branches.

3.1.1 Werknemers, banen en fte

In totaal worden er op basis van de hiervoor geschetste methode in het brede jeugddomein 1 360 instellingen met werknemers geteld, met 81 260 werknemers, 82 740 banen en 61 430 fte.

Figuur 3.1.1.1 Jeugddomein, aantal werknemers, januari 2019
 Aantal werknemers (x 1000)
Jeugdzorg34,4
GGZ13,6
Gehandicaptenzorg13,2
Overig zorg en welzijn11,1
Overige instellingen6,1
Onbekend2,8
 

Binnen AZW-jeugdzorg zijn er 380 instellingen actief[1], met 34 410 werknemers, 34 760 banen en 27 270 fte. Binnen én buiten overige (zorg)branches zijn er nu aanvullend nog 46 850 werknemers bij geteld die actief zijn in het bredere jeugddomein.

Instellingen binnen AZW-branches maar buiten jeugdzorg, GGZ of gehandicaptenzorg zijn opgenomen als ‘Overig zorg en welzijn’. Instellingen buiten het AZW-programma zijn opgenomen als ‘Overige instellingen’. Deze ‘Overige instellingen’ zijn 180 diverse aanbieders buiten de zorg en welzijn, waaronder ook enkele resterende justitiële jeugdinstellingen en resterende ‘veilig thuis’-organisaties, voor zover deze niet waren opgenomen binnen AZW-Jeugdzorg.

3.1.1.2 Jeugddomein Aantal instellingen, werknemers, banen en fte, januari 2019
Aantal instellingenAantal werknemersAantal banenAantal fte
TotaalTotaal1360812608274061430
Binnen AZWBinnen AZW totaal1180723107370054220
Binnen AZWBinnen GGZ380135501385010400
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg19013240137509390
Binnen AZWBinnen jeugdzorg380344103476027270
Binnen AZWBinnen overig AZW23011110113307160
Overige instellingenOverige instellingen180612062104780
OnbekendOnbekend0283028302440
 

Het aandeel werknemers in de AZW-branche van jeugdzorg wordt geschat op 42 procent van het totaal aantal werknemers in het jeugddomein. Buiten de jeugdzorg werken in de GGZ en de gehandicaptenzorg nog respectievelijk 17 en 16 procent van het totaal aantal werknemers, en binnen de overige AZW branches (binnen zorg en welzijn) nog 14 procent. Bij de overige instellingen buiten de zorg en welzijn is het aandeel werknemers binnen het jeugddomein beperkt tot 8 procent.

3.1.1.3 Jeugddomein Aandeel instellingen, werknemers, banen en fte, januari 2019
Aandeel instellingen (%)Aandeel werknemers (%)Aandeel banen (%)Aandeel fte (%)
TotaalTotaal100100100100
Binnen AZWBinnen AZW totaal87898988
Binnen AZWBinnen GGZ28171717
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg14161715
Binnen AZWBinnen jeugdzorg28424244
Binnen AZWBinnen overig AZW17141412
Overige instellingenOverige instellingen13888
OnbekendOnbekend0334
 

3.1.2 Zelfstandigen

Aanvullend op het aantal werknemers in het jeugddomein, is er ook een schatting gemaakt van het aantal zelfstandigen. De groep van zelfstandigen wordt bepaald door de instellingen in BIJ, die geen koppeling hebben met de Polisadministratie en met minder dan 5 werkzame personen, eventueel met gebruik van een aandeel jeugdhulp via DigiMV. Er zijn op die wijze 860 zelfstandigen geteld in het brede jeugddomein, waarvan 70 procent actief is binnen de GGZ.

3.1.2.1 Jeugddomein Aantal zelfstandigen en fte, januari 2019
Aantal instellingenAantal zelfstandigenAantal fte
Totaal890860580
Binnen AZWBinnen AZW totaal830800530
Binnen AZWBinnen GGZ620600460
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg304030
Binnen AZWBinnen jeugdzorg404030
Binnen AZWBinnen overig AZW14011020
Overige instellingenOverige instellingen606040
OnbekendOnbekend10100

3.1.2.2 Jeugddomein aandeel zelfstandigen en fte, januari 2019
Aandeel instellingen (%)Aandeel zelfstandigen (%)Aandeel fte (%)
TotaalTotaal100100100
Binnen AZWBinnen AZW totaal939391
Binnen AZWBinnen GGZ707079
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg355
Binnen AZWBinnen jeugdzorg455
Binnen AZWBinnen overig AZW16133
Overige instellingenOverige instellingen777
OnbekendOnbekend110
 

Op het totaal van 82 120 werknemers en zelfstandigen samen is het aandeel zelfstandigen geschat als 1,0 procent.

 

3.2 Aandachtspunten

3.2.1 Institutionele benadering jeugdzorg versus aandeel jeugddomein

Binnen AZW-jeugdzorg worden gehele instellingen geteld binnen het jeugddomein voor hun werknemers, banen en fte, óók als binnen deze instellingen andere (neven)activiteiten worden uitgevoerd. Bij de overige instellingen buiten de AZW-jeugdzorg wordt er een schatting gemaakt van de werknemers, banen en fte die enkel voor het aandeel jeugdhulp actief zijn (inclusief een aandeel van het niet-cliëntgebonden personeel). Dit is een verschil tussen binnen en buiten de AZW-jeugdzorg. Dit verschil is bewust gekozen, maar leidt binnen de AZW-jeugdzorg tot in verhouding een grotere populatie dan buiten de AZW-jeugdzorg. Een kwantificering hiervan is op dit moment niet beschikbaar.

3.2.2 Geen bepaling hoofdbaan

Binnen de statistieken van AZW worden werknemers geteld bij hun hoofdbaan in de zorg. Als werknemers meerdere banen binnen de zorg hebben, worden zij geteld bij de baan waar zij de hoogste inkomsten van ontvangen. Bij het jeugddomein wat hier is berekend (inclusief bij de AZW-jeugdzorg in dit onderzoek), is niet mogelijk om te bepalen of er sprake is van een hoofdbaan, want niet alle werknemers zijn tot op persoonsniveau geïdentificeerd. Een werknemer kan dus geteld worden bij meerdere banen (bij meerdere werkgevers), en dat leidt dan tot een hogere schatting van het aantal werknemers en banen dan binnen de AZW-branche jeugdzorg in AZW StatLine. Binnen de afzonderlijke instellingen is het wel eenzelfde telling van het aantal werknemers en banen.

3.2.3 Zelfstandigen AZW-jeugdzorg via Enquête beroepsbevolking

Uit de tabel Werkzame beroepsbevolking; positie in de werkkring (bron: Enquête Beroepsbevolking) blijkt dat er 2 duizend zelfstandigen werkzaam zijn in de jeugdzorg. Dat zijn er aanmerkelijk meer dan de 860 zelfstandigen die worden geïdentificeerd via BIJ. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De populatie van BIJ bestaat uit ‘berichtgevers’. Wanneer zelfstandigen een gedeelde administratie voeren, hebben zij de mogelijkheid om als één berichtgever aan te leveren. Ook zelfstandigen die jeugdhulp leveren als onderaannemer van een jeugdzorginstelling, worden niet als aparte berichtgever geteld. Daarnaast zijn jeugdhulpaanbieders die alleen particuliere jeugdhulp leveren uitgesloten voor deelname aan BIJ. Tenslotte worden zelfstandigen die jeugdhulp leveren geacht zichzelf bij het CBS aan te melden. Niet alle zelfstandigen zullen dit hebben gedaan. Zelfstandigen hebben over het algemeen weinig jeugdhulpcliënten, daarom wordt in BIJ aangenomen dat een onderschatting van het aantal zelfstandigen weinig invloed heeft op de resultaten van het totaal aantal cliënten. Voor het huidige project is een verschil van enkele honderden zelfstandigen in het jeugddomein ook een beperkte afwijking van de totale aantallen, gezien op het totaal van de huidige telling.

3.2.4 Arbeidsmobiliteit werknemers

Binnen AZW is ook de arbeidsmobiliteit van de verschillende branches beschikbaar: de in- en uitstroom van werknemers in en uit de sector zorg en welzijn, de overstap tussen verschillende (zorg)branches en tussen verschillende werknemers binnen de (zorg)branches. Dit wordt berekend door het volgen van individuele werknemers in de tijd bij hun verschillende werkgevers. Individuele werknemers in het jeugddomein zijn te identificeren en te volgen als zij werken bij een instelling waarvan álle activiteiten geheel vallen onder het jeugddomein (AZW-methode: alle individuele werknemers van de instelling behoren tot het jeugddomein) én waarbij een koppeling is gelegd met de Polisadministratie. Enkel onder deze voorwaarden is arbeidsmobiliteit te berekenen.

Van de 1 360 instellingen met werknemers in het jeugddomein zijn er 620 die én volledig actief zijn in het jeugddomein én gekoppeld zijn met de Polisadministratie. Dit is 46 procent van de instellingen. Bij deze instellingen werken 40 230 werknemers die individueel geïdentificeerd kunnen worden. Voor de resterende 750 instellingen waarvan we een aandeel van de werknemers hebben toegewezen aan het jeugddomein, is onbekend wélke van hun werknemers meetellen tot de 41 030 individuen die actief zijn in het jeugddomein en welke niet. Van de werknemers bij deze instellingen is de mobiliteit dus niet te bepalen - dat geldt voor 54 procent van de instellingen, met 50 procent van de werknemers.

3.2.4.1 Jeugddomein instellingen met werknemersgegevens, januari 2019
Aantal instellingenAantal instellingen uit polis én 100% jeugddomeinAandeel instellingen met werknemersgegevens
TotaalTotaal136062046
Binnen AZWBinnen AZW totaal118057048
Binnen AZWBinnen GGZ38013034
Binnen AZWBinnen Gehandicaptenzorg1902011
Binnen AZWBinnen jeugdzorg38037097
Binnen AZWBinnen overig AZW2304017
Overige instellingenOverige instellingen1805028
OnbekendOnbekend000
 

De arbeidsmobiliteit is dus wel te berekenen voor circa 50 procent van de werknemers van het brede jeugddomein, het merendeel hiervan werkt in AZW-jeugdzorg. De stromen van en naar instellingen binnen het brede jeugddomein (intra-mobiliteit) kunnen wel herkend worden, maar de berekende arbeidsmobiliteit kan enkel gebaseerd worden op minder dan de helft van de werknemers in het jeugddomein.

 

De huidige uitkomsten geven ook een punt van aandacht bij de huidige mobiliteitscijfers in de AZW-branche jeugdzorg. Het is mogelijk dat een werknemer overstapt naar een andere instelling binnen het brede jeugddomein, en dat deze overstap nu wordt geteld als mobiliteit tussen branches of zelfs als uitstroom uit de gehele zorgsector, omdat niet alle instellingen van het jeugddomein worden herkend als een homogeen werkveld. De huidige afbakening van de AZW-branche jeugdzorg zorgt ervoor dat de mobiliteit van deze branche nu als hoger wordt bepaald dan als gerekend zou worden met het bredere jeugddomein waar in dit onderzoek voor is gekozen.


[1] Inclusief minder dan tien instellingen die wel in BIJ voorkomen met SBI-code van jeugdzorg, maar niet gekoppeld konden worden met de Polisadministratie en dus niet voorkomen in AZW-jeugdzorg op Statline. Deze instellingen hebben samen minder dan 200 werknemers.

4. Conclusies

4.1 Omvang jeugdzorg binnen jeugddomein

De schatting van het brede jeugddomein voor begin 2019 is in totaal 81 duizend werknemers, 83 duizend banen en 61 duizend fte, aangevuld met een kleine duizend zelfstandigen met 600 fte.

In de branche van AZW-jeugdzorg wordt 42 procent geteld van alle werknemers die werken in het bredere jeugddomein. Voor banen en fte’s wordt het geschat op respectievelijk 42 en 44 procent. Jeugdzorg is daarmee wel de grootste subgroep van het jeugddomein, maar dekt niet de meerderheid van de werknemers, banen en fte van het gehele jeugddomein.

Het aantal zelfstandigen wat via deze methode wordt geschat voor het brede jeugddomein, is minder dan de helft dan het aantal zelfstandigen in enkel de branche van AZW-jeugdzorg via de Enquête Beroepsbevolking. Het is mogelijk dat het huidige geschatte aantal een onderschatting is van het aantal zelfstandigen in het jeugddomein, als kleine, zelfstandige aanbieders van jeugdhulp niet allen individueel worden waargenomen in BIJ.

Dit onderzoek laat zien dat op deze wijze de werkgelegenheid in het jeugddomein in beeld te brengen is. Het is wel een zeer bewerkelijke analyse, die zich niet goed leent voor periodieke monitoring, omdat een aanzienlijk deel van het werk niet geautomatiseerd kan worden.

Het brede jeugddomein kan geen alternatieve branche binnen de reguliere publicaties van AZW worden. Er is dubbeltelling met overige AZW-branches en er zijn werknemers bij instellingen buiten de zorg. De analyse voor de aantallen is gebaseerd op jaarcijfers en kan niet ieder kwartaal een update krijgen. Daarnaast zijn niet alle werknemers individueel geïdentificeerd, waardoor er geen berekeningen mogelijk zijn die gebruik maken van de individuele personen,  zoals arbeidsmobiliteit (zie ook paragraaf 3.2.4) of regionale cijfers.

 

4.2 Belangrijkste branches voor het jeugddomein

In aanvulling op AZW-jeugdzorg zijn er vooral werknemers in de AZW-branches GGZ en GHZ actief in het jeugddomein, maar ook in de overige branches binnen AZW is er een aanzienlijke groep van jeugdhulpverleners. Het aantal werknemers buiten de AZW-branches is beperkt, en wordt vooral gevuld door de Raad van de Kinderbescherming, enkele onderdelen van Justitiële jeugdinstellingen, resterende organisaties van Veilig Thuis en een enkele instelling met onbekende sector. Binnen de zelfstandigen is het vooral de branche van de GGZ waar personen in het jeugddomein werkzaam zijn.

4.3 Arbeidsmobiliteit slechts voor een deel van de werknemers jeugddomein

De arbeidsmobiliteit is te berekenen voor circa 50 procent van de werknemers in het brede jeugddomein. De stromen van en naar instellingen binnen het brede jeugddomein (intra-mobiliteit) kunnen wel herkend worden, maar deze berekende arbeidsmobiliteit kan enkel gebaseerd worden op de helft van de werknemers in het jeugddomein, dit zijn voornamelijk de werknemers uit de AZW-branche jeugdzorg.

4.4 Toekomstige mogelijke bronnen voor kwaliteitsverbetering

Het CBS beschikt nu niet over het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Hierin zijn hbo- en wo-verantwoordelijken die met jeugd werken verplicht ingeschreven als zij nog geen BIG-registratie hebben. Naar verwachting kan dit een aanvulling leveren op de populatie van werknemers en zelfstandigen uit BIJ en kunnen er meer personen worden herkend die met jeugd werken. Met name voor de aantallen van zelfstandigen zou dit misschien relevant kunnen zijn. Een overleg tussen CBS en Stichting SKJ was constructief, maar onder de AVG is levering van de benodigde gegevens door SKJ zonder een directe noodzaak voor beleid nu niet toegestaan. 

Het CBS onderzoekt buiten dit huidige onderzoek in hoeverre het AGB-register (Algemeen Gegevens Beheer) gebruikt kan worden voor diverse statistieken. Zorgaanbieders beschikken over AGB-codes om facturen te declareren. Deze codes kunnen worden toegekend op het niveau van organisaties, vestigingen en personen. Voor het declareren van facturen onder de Jeugdwet, krijgen zorgaanbieders een aanvullend kenmerk ‘vermelding Jeugdwet’. Naar verwachting zou dit in de toekomst een aanvulling kunnen leveren op de financiële gegevens uit DigiMV, waardoor dit wellicht ook gebruikt zou kunnen worden voor hun aandeel jeugdhulp op het totaal. De toegestane toepassingen en de kwaliteit van het bestand op deze variabele is nog onbekend.

Begrippenlijst

ABR: Algemeen Bedrijfs Register (ABR) van het CBS. Het ABR is een combinatie van registers waarin de populatie bedrijven en instellingen wordt vastgelegd. 

AZW: Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW). In dit programma werken arbeidsmarktfondsen en het ministerie van VWS samen om partijen in de sectoren Zorg en WJK betrouwbare informatie te bieden over de arbeidsmarkt. De opdrachtgevers van dit onderzoeksprogramma zijn de arbeidsmarktfondsen StAZ (ziekenhuizen), StAG (gehandicaptenzorg), A+O VVT (vvt), SoFoKleS (umc’s), SSFH (huisartsenzorg), O&O GGZ (ggz), Arbeidsmarktplatform Jeugdzorg, Arbeidsmarktplatform Sociaal Werk, Arbeidsmarktplatform Kinderopvang en het ministerie van VWS. Het CBS verzorgt voor dit programma het datawarehouse, aanvullende statistische diensten, nieuwsberichten, innovatief onderzoek en weergave van de kerncijfers in een dashboard.

Baan: Een overeenkomst waarbij een persoon tegen een financiële vergoeding arbeid verricht voor een bedrijf of instelling. Dit kan als werknemer of zelfstandige. Een persoon kan meerdere banen hebben. Een baan wordt berekend over een periode (hier: de maand januari 2019) en telt mee voor het deel van de maand dat deze bestaat.

BIJ: Onderzoek ‘Beleidsinformatie Jeugd’ (BIJ). Het onderzoek ‘Beleidsinformatie Jeugd’ levert beleidsinformatie over jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Voor BIJ ontvangt het CBS ieder halfjaar van alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen gegevens over hun cliënten.

DigiMV: Gegevens uit de jaarverslagen van zorginstellingen. Hierin staat naast personeelsgegevens ook het financiële aandeel van de organisatie dat valt onder de Jeugdwet.

Fte: Fulltime-equivalent: één fte staat gelijk aan een werknemer met een volledige werkweek. Deze is te berekenen door een baan te vermenigvuldigen met de bijbehorende deeltijdfactor van een werknemer. De deeltijdfactor geeft aan hoeveel uur een werknemer werkt ten opzichte van de fulltime standaard voor de sector en de periode dat de baan bestaat.

Jeugdbescherming: Dit is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Het doel van de kinderbeschermingsmaatregelen is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of 'onder voogdij geplaatst'.
Jeugdbescherming valt onder jeugdzorg

Jeugddomein: Terrein (volgens besluit Jeugdwet (artikel 1.1)) waarop aanbieders van jeugdhulp, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling, colleges voor zover het betreft de toeleiding naar, advisering over en de bepaling van de aangewezen voorziening, justitiële jeugdinrichtingen, Halt-bureaus en de Raad voor de Kinderbescherming, werkzaam zijn.
Preventie wordt hier niet meegenomen. Zo zijn bijvoorbeeld de buurtteams binnen gemeenten, ondanks dat zij ook jeugdhulp verlenen, niet apart opgenomen. Als binnen een gemeente opgave wordt gedaan naar BIJ (Beleidsinformatie Jeugd) over cliënten, wordt er binnen een gemeente wel een organisatieonderdeel geïdentificeerd in dit rapport. Zonder opgave aan BIJ worden zij hier niet waargenomen.

Jeugdhulp: Hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere of opvoedingsproblemen van de ouders. Het betreft hulp en zorg zoals deze bedoeld en beschreven is in de Jeugdwet (2014).
Jeugdhulp kan gegeven worden binnen de AZW-branche jeugdzorg, maar ook in overige zorgbranches zoals bijvoorbeeld de GGZ of gehandicaptenzorg, en ook bij instellingen buiten de zorg.

Jeugdreclassering: Dit is een combinatie van begeleiding en controle voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Indien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder de overtreding of het misdrijf is begaan daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld bij jongvolwassenen met een verstandelijke beperking, kan het jeugdstrafrecht eveneens worden toegepast op jongvolwassenen in de leeftijd 18 tot en met 22 jaar. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of de officier van Justitie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.
Jeugdreclassering valt onder jeugdzorg.

Jeugdwet: Wet van 1 maart 2014 inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet).

Jeugdzorg: De AZW-branche jeugdzorg wordt gevormd door alle instellingen met de SBI’s 87901 ‘Jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg’ en 88991 ‘Ambulante jeugdzorg’. Dit zijn instellingen inclusief de Gecertificeerde Instellingen (waaronder diverse instellingen van jeugdbescherming) en overige instellingen op het gebied van Jeugdbescherming en -reclassering. Ook de meeste justitiële jeugdinstellingen worden hiertoe gerekend en enkele instellingen van ‘Veilig Thuis’.
Het kan voorkomen dat een instelling (in beperkte mate) jeugdzorg verleent, maar dat dit niet de hoofdactiviteit is. Die instelling wordt dan niet gerekend tot de AZW branche jeugdzorg, maar wordt ingedeeld naar de eigen hoofdactiviteit.
De jeugdzorg omvat jeugdhulp (al kan jeugdhulp ook in andere branches worden verleend), jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Polisadministratie: Een register waarin de meeste Nederlandse inkomstengegevens worden opgeslagen. Hieronder vallen de arbeidsvergoedingen van werkgevers aan werknemers, maar ook bijvoorbeeld sociale uitkeringen, lijfrentes en pensioenen. Al deze gegevens worden ontleend aan de gegevens uit de loonaangifte. Het register wordt beheerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UW

Werknemer: Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken maakt met een bedrijf of instelling om arbeid te verrichten waartegenover een financiële vergoeding bestaat. Een werknemer wordt in dit rapport geteld als uniek persoon per bedrijf.
Binnen AZW tellen we een werknemer als uniek persoon in zorg en welzijn. In dit rapport tellen we unieke personen per SBI-code en bedrijf. Hiervoor is gekozen, omdat een telling op een hoger niveau dan bedrijf niet mogelijk is vanuit andere databronnen dan de Polisadministratie. Binnen dit rapport is deze werkwijze daardoor uniform, maar dit wijkt af van de cijfers in AZW-StatLine.

Zelfstandige: Een persoon die arbeid verricht voor eigen rekening of risico – in een eigen bedrijf of praktijk, of in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid, of als overige zelfstandige (bijvoorbeeld in een zelfstandig uitgeoefend beroep).