Materiële welvaart

© ANP / Rob Engelaar

Hoe is de brede welvaart verdeeld als het gaat om materiële welvaart? De materiële welvaart is het inkomen dat mensen kunnen besteden aan goederen en diensten waarmee zij zelf invulling en kleur kunnen geven aan hun leven. Het gaat ook om het vermogen dat ze bij elkaar sparen. De verdeling wordt gemeten met het besteedbaar inkomen en het vermogen.

Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen
Vermogen

Iemands financiële situatie is van belang voor meerdere aspecten van zijn of haar leven. Een hoger welvaartsniveau biedt meer kansen en keuzemogelijkheden, bijvoorbeeld op het terrein van wonen, sociale activiteiten en gezondheid. Daarnaast zorgt een goede financiële positie voor meer zekerheid. Het mediane gestandaardiseerd besteedbaar inkomen en het mediane vermogen worden hier als indicatoren voor de materiële welvaart gebruikt. Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen is een goede maat om welvaartsniveaus van huishoudens onderling te kunnen vergelijken omdat het gecorrigeerd is voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.

Maar materiële welvaart is meer dan alleen het inkomen. Het wordt ook bepaald door de bestedingen van het huishouden en het al dan niet kunnen beschikken over vermogensbuffers. Het samenspel van transacties in inkomen, bestedingen en vermogen is bepalend voor de (materiële) welvaartspositie van personen en huishoudens. Met het besteedbaar inkomen betalen huishoudens hun uitgaven. Wordt het inkomen niet helemaal uitgegeven dan kunnen huishoudens sparen en hun vermogen vergroten; kunnen ze niet alles bekostigen uit hun inkomen, dan moeten ze ontsparen en wordt hun vermogen kleiner.

De CBS-rapporten over armoede en uitsluiting (2019) en materiële welvaart (2020) geven meer gedetailleerde informatie over de financiële situatie van huishoudens in Nederland.

Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen

Situatie in 2020

In 2020 bedroeg het mediane inkomen van huishoudens in Nederland 28,6 duizend euro. Het gemiddelde inkomen was hoger: 32,4 duizend euro. Het rekenkundig gemiddelde ligt hoger dan de mediaan doordat inkomens aan de bovenkant van de inkomensladder het gemiddelde naar boven trekken. Om de invloed van die hoge inkomens te beperken, wordt hierna steeds het mediane inkomen beschreven.

  • Hoe hoog het inkomen van een huishouden is, is mede afhankelijk van hoe oud de hoofdkostwinner is. Jongere huishoudens hebben over het algemeen minder te besteden: de volwassenen in deze huishoudens staan nog aan het begin van hun carrière. Het mediane inkomen in de groep tot 25 jaar ligt duidelijk onder het gemiddelde. Vervolgens loopt het mediane inkomen op met de leeftijd. Huishoudens met een 35- tot 65 jarige hoofdkostwinner hebben meer dan gemiddeld te besteden. Als mensen met pensioen gaan neemt het inkomen weer wat af: 75 plus-huishoudens hebben minder dan gemiddeld te besteden.
  • Onderwijsniveau laat ook een duidelijke relatie zien met de hoogte van het inkomen. Hoe hoger opgeleid de hoofdkostwinner is, hoe hoger het mediane inkomen.
  • Het mediane inkomen van huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner is relatief laag, en hoofdkostwinners met een westerse migratieachtergrond hebben ook minder dan gemiddeld ter beschikking. Huishoudens met een Nederlandse achtergrond hebben het meest te besteden.

De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond hangen samen. Het percentage hoogopgeleiden is bijvoorbeeld niet gelijk in elk van de leeftijdsgroepen. Door standaardisatie van de cijfers wordt hiermee rekening gehouden: er wordt gecorrigeerd voor de ongelijkheid in het voorkomen van bovenstaande kenmerken. Op basis van gestandaardiseerde cijfers over het mediane inkomen blijven bovenstaande bevindingen grotendeels in stand, echter:

  •  Als wordt gecorrigeerd voor de ongelijke samenstelling naar leeftijd, geslacht en onderwijsniveau, komt het mediane inkomen van de groep met een Nederlandse achtergrond fors boven het gemiddelde uit. Bij de groep met een westerse migratieachtergrond wijkt het dan niet langer substantieel af van het gemiddelde.

Veranderingen tussen 2019 en 2021

Het mediane inkomen was voor de bevolking van 2020 2,5 procent hoger dan voor de bevolking van 2019. Bij geen enkele groep (naar leeftijd, opleidingsniveau of migratieachtergrond) was de ontwikkeling van de mediaan van 2019 op 2020 substantieel anders dan die van de gehele bevolking.

Uitleg figuur

De kleuren geven aan of de waarde van de indicator van een bevolkingsgroep boven, onder of (min of meer) op het gemiddelde van de bevolking. Groen betekent dat waarde van een bevolkingsgroep hoger is dan het gemiddelde, rood dat de waarde lager is en grijs dat de waarde niet afwijkt van het gemiddelde. Bij verschillen naar geslacht geeft de kleur aan hoe de waarde bij mannen zich verhoudt tot de waarde bij vrouwen. Per indicator wordt ook met kleuren aangegeven of de indicatorwaarde van een bevolkingsgroep sinds het basisjaar 2019 is veranderd richting een hogere (groen) of lagere (rood) brede welvaart.

Vermogen

Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Op 1 januari 2020 kwam het gezamenlijke vermogen van de 7,9 miljoen Nederlandse huishoudens uit op 1 830 miljard euro: tegenover 2 696 miljard euro aan gezamenlijke bezittingen stond 866 miljard aan gezamenlijke schulden. Het doorsneevermogen van Nederlandse huishoudens bedroeg 64,6 duizend euro, 11,6 duizend euro meer dan een jaar eerder vooral door de almaar stijgende huizenprijzen. Prijsstijgingen en -dalingen van woningen hebben grote invloed op het vermogen van huishoudens. Bijna zes op de tien huishoudens hadden in 2020 een eigen woning, en deze vormde met 57 procent van de bezittingen het grootste vermogensbestanddeel. Daarna volgen bank- en spaartegoeden en aanmerkelijk belang in vennootschappen. De hypotheekschuld is de grootste schuldenpost. Het vermogen is sinds 2019 weer boven het niveau van 2008, het jaar waarin de financiële crisis uitbrak.

Situatie in 2020

  • Hoe ouder, hoe hoger het vermogen. Jonge mensen aan het begin van hun arbeidscarrière verdienen relatief weinig, kunnen weinig geld opzijzetten en nemen vaak een flinke schuldenlast op zich als zij een huis kopen. Met gezinsuitbreiding komen extra kosten en wordt het moeilijker om vermogen op te bouwen. De jongste huishoudens hadden begin 2020 dan ook geen vermogen opgebouwd. Naarmate de hoofkostwinner ouder wordt, wordt de financiële positie ook merkbaar beter. Meer werkervaring en beter betaalde functies verhogen het arbeidsinkomen, en ook nalatenschappen dragen in de levensloop bij aan een verdere vermogensopbouw. Tegelijkertijd wordt vaak een steeds groter deel van de hypotheek afgelost. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vallen de oudere huishoudens weliswaar terug in inkomen, maar zij zijn wel vaak woningbezitter en hebben ook relatief vaak nagenoeg hun hypotheek afgelost. De groep van 75 jaar en ouder was minder vermogend dan de voorgaande leeftijdsgroep: de aanvullende pensioenen zijn een stuk lager dan bij de 65 tot 75 jarigen en het woningbezit is ook lager.
  • In 2020 hadden huishoudens met een laagopgeleide hoofdkostwinner gemiddeld relatief weinig vermogen en huishoudens met een hoogopgeleide hoofdkostwinner juist veel.
  • Huishoudens waarvan de hoofdkostwinner een Nederlandse achtergrond heeft, hadden in doorsnee een bovengemiddeld vermogen. In huishoudens met een hoofdkostwinner met een migratieachtergrond is dat aanzienlijk lager.

De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond hangen samen. Het percentage hoogopgeleiden is bijvoorbeeld niet gelijk in alle leeftijdsgroepen. Door standaardisatie van de cijfers wordt hiermee rekening gehouden: er wordt gecorrigeerd voor de ongelijkheid in het voorkomen van bovenstaande kenmerken. Standaardisatie van de cijfers over het mediane vermogen bleek niet goed mogelijk. Daarom doen we hier geen uitspraken over de vraag of de hierboven beschreven bevindingen na standaardisatie in stand blijven.

Het doorsneevermogen loopt ook op met het stijgen van het besteedbaar inkomen: van 0,7 duizend euro in de eerste inkomensdecielgroep naar 342,5 duizend euro in de tiende en hoogste inkomensgroep. Van het totale vermogen van Nederlandse huishoudens was 4 procent in handen van de laagste-inkomensgroep, terwijl de hoogste inkomensgroep over 36 procent beschikte.

Veranderingen tussen 2019 en 2021

Het mediane vermogen was – gemiddeld voor de bevolking – 22 procent hoger in 2020 dan in 2019. Vergeleken met die verandering in het cijfer voor de gehele bevolking hebben de volgende groepen zich afwijkend ontwikkeld:

  • Het mediane vermogen van de huishoudens met een hoofdkostwinner van 35 tot 45 jaar ontwikkelde zich relatief gunstig, met een stijging van 36 procent. Huishoudens met hoofdkostwinners ouder dan 45 jaar zagen hun mediane vermogen juist minder dan gemiddeld toenemen. Overigens was ook bij deze oudere huishoudens wel overal sprake van een toename.
  • Zowel bij huishoudens met een laag- als met een hoogopgeleide kostwinner nam het mediane vermogen minder dan gemiddeld toe.
  • Bij huishoudens met een hoofdkostwinner zonder migratieachtergrond en huishoudens met een kostwinner met westerse migratieachtergrond nam het mediane vermogen minder dan gemiddeld toe.

Uitleg figuur

De kleuren geven aan of de waarde van de indicator van een bevolkingsgroep boven, onder of (min of meer) op het gemiddelde van de bevolking. Groen betekent dat waarde van een bevolkingsgroep hoger is dan het gemiddelde, rood dat de waarde lager is en grijs dat de waarde niet afwijkt van het gemiddelde. Bij verschillen naar geslacht geeft de kleur aan hoe de waarde bij mannen zich verhoudt tot de waarde bij vrouwen. Per indicator wordt ook met kleuren aangegeven of de indicatorwaarde van een bevolkingsgroep sinds het basisjaar 2019 is veranderd richting een hogere (groen) of lagere (rood) brede welvaart.