SDG 2 Geen honger

Het streven van SDG 2 is dat in 2030 niemand meer honger lijdt en iedereen toegang heeft tot veilig, voedzaam en voldoende voedsel. In rijkere landen is er vooral aandacht voor voedselverspilling, omdat ondervoeding en voedselonzekerheid daar weinig voorkomen. Daarom gaat het hier om de duurzaamheid van de voedselproductie.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 1 Geen honger
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • Bij vijf van de dertien indicatoren wijst de middellangetermijntrend (2015-2022) op een toename van de brede welvaart, bij twee op een afname.
  • Nederland staat laag op de EU-ranglijst bij vijf van de acht indicatoren die vergeleken kunnen worden met andere landen, en bij twee hoog.
  • De afnemende trend bij het volume van de landbouwproductie in relatie tot de daarvoor ingezette arbeid duidt op afnemende brede welvaart. Qua landbouwproductie behoort Nederland nog altijd tot de koplopers binnen de EU.
  • Vanuit het perspectief van brede welvaart zijn er ook gunstige trends: de veestapeldichtheid neemt af, en het areaal biologische landbouw en eiwitrijke gewassen groeit. Bij deze indicatoren heeft Nederland echter een plek in de achterhoede van de EU.
  • De afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen gerelateerd aan het landbouwproductievolume, daalt niet langer trendmatig. Nederland behoort nog wel tot de Europese kopgroep met de gunstige verhouding tussen de geleverde productie en de ingezette bestrijdingsmiddelen.

Het dashboard en de indicatoren

SDG 2 heeft tot doel honger te beëindigen, voedselzekerheid te garanderen, en betere voeding en duurzame landbouw te stimuleren. Omdat in Nederland ondervoeding en voedselonzekerheid niet vaak voorkomen, kijkt dit dashboard meer naar hoe wij voedsel produceren: hoe duurzaam doen we dat? En welk impact heeft dat op de leefomgeving? Het dashboard bevat ook een aspect dat officieel in SDG 12 Verantwoorde consumptie en productie hoort: voedselverspilling. De Nederlandse beleidsinzet richt zich onder meer op voedselbeleid, kringlooplandbouw en duurzaam beheer van landbouwgrond. Dat de bodem optimaal kan functioneren en de kwaliteit optimaal is en blijft voor volgende generaties, is ook van belang voor SDG 15 Leven op het land.

Het beeld bij de trends in Nederland is overwegend positief. Bij de positie in de EU is het beeld minder gunstig; Nederland lijkt binnen de EU achter te blijven bij de duurzamere productievormen. Boeren gebruiken bijvoorbeeld relatief weinig landbouwgrond voor biologische landbouw of voor de teelt van eiwitrijke gewassen. Verder houden we de meeste landbouwdieren per hectare cultuurgrond van alle EU-landen. Bij drie indicatoren duiden de trends niet langer op stijgende brede welvaart, maar zijn deze nu neutraal: de afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen gerelateerd aan het landbouwproductievolume en het antibioticagebruik in de veehouderij dalen niet langer trendmatig en er is een eind gekomen aan de stijgende trend van het marktaandeel van biologisch voedsel.

SDG 2 Geen honger  

Middelen en mogelijkheden

43,4%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
14e
€ 173
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
2e

Gebruik

3,36
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
27e
4,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
22e
0,5%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
18e
357,6
4e
75,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
0,063

Uitkomsten

87%
13e
60%
13e
3%
36,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
113

Middelen en mogelijkheden betreffen de hoeveelheid land en arbeid die beschikbaar zijn voor voedselproductie. Het areaal cultuurgrond is in 2022 teruggelopen naar 43,4 procent van de totale oppervlakte (land en water) van Nederland. In 2015, aan het begin van de trendperiode voor deze monitor, was dit nog 44,4 procent. Ook het volume van de productiewaarde van de landbouw, gerelateerd aan de geleverde arbeidsinspanningen, neemt af. Wel staat Nederland in 2022 met 173 miljoen euro (prijzen 2015) per duizend arbeidsjaren op de tweede plaats in de EU, na Denemarken (met 236 miljoen euro per duizend arbeidsjaren). Bij beide indicatoren kleurt de trend rood.

Gebruik kijkt naar hoe – en hoe duurzaam – voedsel geproduceerd wordt. Hier is wel een beweging in de richting van meer brede welvaart, maar staat Nederland internationaal soms op een lage positie. Zo namen de arealen met biologische landbouw (2020) en eiwitrijke gewassen (2022) verder toe, tot respectievelijk 4,0 procent en 0,5 procent van het totale areaal cultuurgrond. Door biologische landbouw en de teelt van gewassen als peulvruchten en sojabonen, komt er meer dier- en milieuvriendelijk geproduceerd voedsel ter beschikking, ook als alternatief voor vlees. Het aandeel van deze arealen groeit weliswaar, maar blijft klein vergeleken met andere EU-landen.

Om de veestapeldichtheid te bepalen, worden de aantallen landbouwhuisdieren van verschillende soorten en leeftijden omgerekend naar grootvee-eenheden (Livestock units; LSU). Het gaat om rundvee, schapen, geiten, varkens, pluimvee en konijnen. Het aantal grootvee-eenheden per hectare cultuurgrond loopt terug. Nederland had in 2020 niettemin de hoogste veestapeldichtheid van Europa. Dit leidt weliswaar tot een hoge voedselproductie, maar wordt in de context van duurzame productie en brede welvaart (dierenwelzijn en milieudruk) als negatief gezien.

Van de melkkoeien had in 2021 driekwart een vorm van weidegang. Dit is tien procentpunt meer dan aan het begin van de trendperiode (2015). De tijd die de dieren op grasland doorbrengen, is wel korter geworden. Ze zijn nu vaker alleen overdag buiten. Vanuit het perspectief van brede welvaart is weidegang positief voor dierenwelzijn. Ook zien veel mensen in hun leefomgeving graag koeien in de wei. Er is ook discussie over de milieudruk van de rundveehouderij. De Raad van State heeft inmiddels geoordeeld dat bemesting door grazend melkvee veelal niet zorgt voor extra belasting van beschermde natuur. Kort gezegd: ten opzichte van het houden in stallen, vallen mest en urine van het vee in de wei meer gespreid en komt er minder ammoniak vrij.

In 2020 is 358 kilo aan chemische bestrijdingsmiddelen per miljoen euro aan landbouwproductievolume verkocht. De middellangetermijntrend is niet langer dalend maar stabiel. De hoeveelheid ingezette bestrijdingsmiddelen wordt bij deze SDG bezien in relatie tot de grote opbrengst van voedsel. Hiermee presteert Nederland beter dan veel andere EU-landen. Er past wel een nuancering bij: door de intensiviteit waarmee landbouwproductie plaatsvindt in Nederland, gaat het gebruik van bestrijdingsmiddelen ook gepaard met aanzienlijke milieuschade. Dit is echter niet het eerste-orde effect dat bij deze SDG gemeten wordt. (In verhouding tot het areaal cultuurgrond komt Nederland er bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen slechter uit dan per verdiende euro. In dat perspectief is het verbruik relatief hoog, en zou Nederland behoren tot de hekkensluiters binnen de EU.)

Toediening van antibiotica in de veehouderij kan de groei van de dieren stimuleren. Het op grote schaal (of onzorgvuldig) toedienen van antibiotica kan echter ook leiden tot resistente bacteriën, met gevolgen voor de gezondheid van zowel dier als mens. Na 2007 is het gebruik van antibiotica in de veehouderij fors verminderd. EU-regelgeving legde toevoegen van antibiotica aan diervoeders stapsgewijs aan banden, en sinds 2006 is dit geheel verboden. Ook in de Nederlandse veehouderij is sindsdien fors minder antibiotica toegediend. Na een aanvankelijk snelle daling is de trend van het antibioticagebruik momenteel neutraal. De voorgenomen reductie van 70 procent in 2020 ten opzichte van 2009 is inmiddels gehaald. Volgens in 2019 vastgestelde sectordoelen zullen de pluimveehouderij, varkenshouderij en kalverhouderij het aantal grootgebruikers verminderen met 50 procent in 2024 ten opzichte van 2017.

Uitkomsten beschrijven de betaalbaarheid van voedsel en de impact van voedselproductie op de leefomgeving en het dierenwelzijn. Het effect van de voedselproductie op het lokale milieu en de waterkwaliteit is gerelateerd aan onder andere de benuttingspercentages van stikstof en fosfor. Een toename van de efficiëntie bij de intensieve landbouw duidt op minder milieuverliezen en efficiënter gebruik van grondstoffen. Van de totale stikstofaanvoer via meststoffen is 60 procent in 2022 opgenomen door gewassen. Dit betekent dat er 40 procent meer mest wordt uitgereden dan landbouwgewassen nodig hebben. Wat niet wordt opgenomen, vervluchtigt of blijft achter in de bodem, waarna het uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater. Het benuttingspercentage van fosfor lag met 87 procent een stuk hoger dan dat van stikstof; hier komt evenwicht in zicht. Voor bijna de helft van de EU-landen zijn geen benuttingscijfers beschikbaar, maar van de landen waarmee wel vergeleken kan worden, staat Nederland zowel bij fosfor als stikstof in de achterhoede.

Consumenten kopen steeds vaker duurzame vleesproducten: in 2021 had 36 procent van het verkochte vlees een duurzaamheidskenmerk, zo blijkt uit de Monitor Duurzaam Voedsel van de WUR. De bestedingen aan biologisch voedsel in supermarkten, speciaalzaken voor duurzame voeding en bij horeca en catering waren in 2021 vrijwel gelijk aan die in 2020, waarmee die trend niet meer stijgend is, maar stabiel.

In de SDG-agenda wordt voor 2030 toegewerkt naar een halvering van de voedselverspilling ten opzichte van 2015. De meest recente cijfers voor Nederland (2019) komen uit de Monitor voedselverspilling, eveneens gepubliceerd door de WUR, en schatten de voedselverspilling op minimaal 88 en maximaal 138 kilo per persoon. De middellangetermijntrend lijkt, afgaand op de afval- en veevoerstatistieken, niet verder af te nemen. Wel lag de geschatte totale hoeveelheid verspild voedsel in 2019 fors lager dan in 2018. De Europese Unie verplicht alle EU lidstaten vanaf 2020 over de eigen voedselverspilling te rapporteren. Daarbij wordt een andere definitie van voedselverspilling gehanteerd. In toekomstige rapportages zal de WUR op deze EU-definitie overstappen.

Beleving betreft tevredenheid met de kwaliteit en het aanbod van voedsel, de leefomgeving en het dierenwelzijn. Er zijn voor deze categorie op dit moment geen indicatoren bekend die voldoen aan de kwaliteitseisen van deze publicatie.

Meer informatie

Landbouw
Staat van Landbouw en Voedsel editie 2022
Dossier stikstof
www.clo.nl/onderwerpen/landbouw-en-milieu