Wetenschappelijk onderwijs

Het aantal studenten in het wetenschappelijk onderwijs blijft stijgen. In het studiejaar 2004/’05 stonden er 199 duizend studenten bij een universiteit ingeschreven. Dat is 5 procent meer dan een jaar eerder. Het aantal eerstejaarsstudenten nam met 5 procent toe. Van het aantal eerstejaars is 52 procent vrouw. In het wetenschappelijk onderwijs behaalden in het studiejaar 2003/’04 ruim 23 duizend studenten hun doctoraalexamen of master. Het aantal studenten dat een beroepsdiploma behaalde, bedroeg 2,9 duizend.

Aantal ingeschrevenen

In 2004/’05 bedroeg het totaal aantal studenten in het wetenschappelijk onderwijs 199 duizend. Dat is 5 procent meer dan het jaar daarvoor. Het aantal vrouwen stijgt sneller dan het aantal mannen. Van het totaal aantal ingeschreven studenten is 50 procent vrouw. Dit percentage varieert sterk per studiegebied. Natuur en techniek zijn nog steeds typische mannenstudies. De grootste groei van het aantal studenten deed zich voor bij taalwetenschappen, geschiedenis en kunst.

Eerstejaars

In de periode 1992-1996 daalde het aantal eerstejaarsstudenten met gemiddeld meer dan 1 500 per studiejaar. Sinds 1997/’98 neemt het aantal eerstejaars weer toe. In oktober 2004 stonden ruim 41 duizend studenten voor het eerst ingeschreven aan een universiteit. Dat is 5 procent meer dan in 2003. Ook naar studiegebied bestaan verschillen. De grootste stijging van het aantal eerstejaars vond plaats bij sociale wetenschappen, bedrijfskunde, recht, taalwetenschappen, geschiedenis en kunst. Van het totaal aantal eerstejaars heeft 58 procent een vwo-diploma, terwijl 20 procent van de instromers een hbo-diploma heeft.

Geslaagden

Het aantal geslaagden voor een doctoraalexamen of master is in het studiejaar 2003/’04 met 6 procent gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor. In 2003/’04 slaagden 19,6 duizend studenten voor het doctoraaldiploma en 3,6 duizend studenten voor het masterdiploma. De hoogste stijging van het deed zich voor bij techniek, industrie en bouwkunde. De geslaagden voor het doctoraalexamen zijn in de jaren negentig steeds jonger geworden. In 1990/’91 is 46 procent van de geslaagden jonger dan 25 jaar. In 2003/’04 was dat 50 procent. De gemiddelde leeftijd van geslaagden voor het doctoraalexamen of master bedroeg in 2003/’04 voor mannen bijna 26 jaar en voor vrouwen bijna 25 jaar.

Geslaagden in het hoger onderwijs na vijf jaar studie

Van de studenten die in 1998 in voltijd aan een wetenschappelijke opleiding begonnen (cohort 1998), had vijf jaar later 27 procent een diploma behaald in het hoger onderwijs. Dat is een aanmerkelijk hoger percentage geslaagden dan dat van het cohort 1990. Van hen was na vijf jaar 18 procent geslaagd. De toename van het aantal geslaagden betekent overigens niet dat van de recentere jaargroepen meer studenten de titel behalen. Na zes en zeven jaar studie zijn de verschillen tussen de jaargroepen veel kleiner. Vrouwen behalen gemiddeld een hoger studierendement dan mannen. Na zes jaar studie had van de jaargroep 1998 maar liefst 49 procent van de vrouwen een diploma van het hoger onderwijs op zak, tegenover 34 procent van de mannelijke studenten. Ook per studiegebied zijn er grote verschillen in studierendement tussen mannelijke en vrouwelijke studenten.