SDG 10.2 Financiële houdbaarheid
- Vergrijzing zet de duurzame financiering van de welvaartstaat en de opbouw van pensioenvermogens onder druk. De stijging van de grijze druk en de daling van de groene druk wijzen op een daling in de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden.
- De onttrekking van middelen uit opgebouwde pensioenvermogens weerspiegelt deze druk. In 2022 stonden tegenover elke honderd werknemers die pensioenrechten opbouwden, bijna 61 mensen die een uitkering van een pensioenfonds ontvingen. Dit aantal stijgt trendmatig. Het te verwachten pensioen uit werk kwam in 2022 uit op iets meer dan de helft van het inkomen uit werk. De stijgende trend is veranderd in een stabiele.
- De betaalbaarheid van pensioenvoorzieningen neemt af. Pensioenpremies nemen een groeiend deel van de beloning van werknemers in beslag. Het geraamde gemiddelde pensioenvermogen en de actuele dekkingsgraad van pensioenfondsen zijn stabiel.
- De overheidsschuld daalde naar 46,5 procent van het bbp in 2023. De schuldquote ligt op het laagste niveau sinds de kredietcrisis.
- De schulden van huishoudens nemen toe, maar de waarde van de vermogens en het spaargeld van huishoudens neemt ook toe.
- Het percentage mensen dat zich veel zorgen maakt over de financiële toekomst was in 2023 vrijwel gelijk aan een jaar eerder (28,7 tegen 28,6 procent). Dit is aanzienlijk hoger dan in 2021 (22,5 procent).
Het dashboard en de indicatoren
Middelen en mogelijkheden
in EU
in 2023
in EU
in 2023
in EU
in 2022
in EU
in 2022
Gebruik
in EU
in 2022
Uitkomsten
in EU
in 2022
in EU
in 2022
in EU
in 2022
Beleving
Categorie | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Middelen en mogelijkheden | Grijze druk | 34,4% ratio 65 plussers t.o.v. bevolking 20-64 jaar in 2023 | stijgend (daling brede welvaart) | 13e van 27 in 2023 | midden van de ranglijst |
Middelen en mogelijkheden | Groene druk | 35,9% ratio bevolking van 0-19 jaar t.o.v. bevolking van 20-64 jaar in 2023 | dalend (daling brede welvaart) | 11e van 27 in 2023 | midden van de ranglijst |
Middelen en mogelijkheden | Pensioenpremies | 10,0% van de beloning van werknemers in 2022 | stijgend (daling brede welvaart) | ||
Middelen en mogelijkheden | Raming gemiddelde pensioenvermogen A) | € 154 200 (fictief) vermogen per huishouden (prijzen 2021) in 2022 | |||
Middelen en mogelijkheden | Actuele dekkingsgraad pensioenfondsen | 114,6% van verplichtingen pensioenfondsen is gedekt op 31 december in 2023 | |||
Middelen en mogelijkheden | Overheidsuitgaven aan volksgezondheid | 7,5% van het bruto binnenlands product in 2022 | 19e van 27 in 2022 | midden van de ranglijst | |
Middelen en mogelijkheden | Overheidsuitgaven aan sociale bescherming | 15,5% van het bruto binnenlands product in 2022 | 12e van 27 in 2022 | midden van de ranglijst | |
Gebruik | Pensioenaanspraken | 55% van het inkomen uit werk is te verwachten pensioen uit werk in 2022 | 11e van 27 in 2022 | midden van de ranglijst | |
Gebruik | Pensioengerechtigden | 60,8 per 100 actieve deelnemers in pensioenfondsen in 2022 | stijgend (daling brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Schuld van de overheid | 46,5% van het bruto binnenlands product in 2023 | dalend (stijging brede welvaart) | 12e van 27 in 2022 | midden van de ranglijst |
Uitkomsten | Gemiddelde schuld per huishouden | € 107 099 per huishouden (lopende prijzen) in 2022 | stijgend (daling brede welvaart) | 24e van 25 in 2022 | onderste kwart van de ranglijst |
Uitkomsten | Gemiddelde hypotheekschuld huishoudens | € 201 100 per huishouden met hypotheekschuld (lopende prijzen) in 2022 | stijgend (daling brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Chartaal geld en deposito's van huishoudens | € 69 568 per huishouden (lopende prijzen) in 2022 | stijgend (stijging brede welvaart) | 8e van 27 in 2022 | midden van de ranglijst |
Uitkomsten | Loan-to-value | 0,60 ratio hypotheekschuld t.o.v. woningwaarde (van kostwinners onder 35) in 2022 | dalend (stijging brede welvaart) | ||
Beleving | Zorgen over financiële toekomst | 28,7% van de bevolking van 18+ maakt zich veel zorgen in 2023 |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
SDG 10 streeft naar het verminderen van ongelijkheid binnen en tussen landen. Voor de Nederlandse beleidscontext zijn zoveel indicatoren toegevoegd, dat een tweede dashboard voor deze SDG is gemaakt. Dit onderdeel behandelt de financiële houdbaarheid van onze welvaart en de financiële situatie van huishoudens.
In Nederland worden collectief en individueel schulden en vermogens opgebouwd. Deze hebben invloed op de brede welvaart van volgende generaties. Financiële systemen kunnen kwetsbaar blijken als ze worden geconfronteerd met vergrijzing, economische crises, geopolitieke spanningen of globalisering, maar ook met afnemende solidariteit tussen generaties en tussen bevolkingsgroepen. Het beeld bij dit dashboard is minder florissant, met zes rode tegen twee groene trends. Bij geen enkele indicator heeft Nederland binnen de EU een positie in de bovenste groep.
Middelen en mogelijkheden betreffen de duurzame financiering van de welvaartstaat en de opbouw van pensioenen en vermogens, zonder druk te leggen op toekomstige generaties. De demografische druk geeft inzicht in de verhouding tussen het werkende en het niet-werkende deel van de bevolking. De toenemende grijze druk (de verhouding tussen 65-plussers en de groep 20 tot 65-jarigen) en de dalende groene druk (de verhouding tussen jongeren onder de 20 en de groep 20 tot 65-jarigen) zijn ongunstig voor de houdbaarheid van brede welvaart op langere termijn. De trends zijn rood. Op grond van de Bevolkingsprognose 2023–2070 van het CBS is de verwachting dat de Nederlandse bevolking zal doorgroeien. De bevolking zal gemiddeld ouder zijn dan nu, en ook meer divers samengesteld.
Kinderen geboren tijdens de naoorlogse geboortegolf en in de jaren zestig gaan nu tot de groep ouderen behoren. Daarnaast leven mensen gemiddeld steeds langer, en werken ze ook langer door. Voor het levensonderhoud van deze groeiende groep zijn de opgebouwde pensioenen en aanvullende ouderdomsvoorzieningen van groot belang. De stijgende trend bij door pensioenfondsen ontvangen premies, uitgedrukt als percentage van de beloning van werknemers, legt druk op de inkomens: de betaalbaarheid van pensioenvoorzieningen neemt af. Het via pensioenfondsen opgebouwde pensioenvermogen is niet vrij beschikbaar en niet overdraagbaar, maar het draagt wel bij aan de financiële zekerheid van huishoudens op lange termijn. Het CBS maakt op basis van onder meer de levensverwachting en een verwacht rendement op de ingelegde premies een inschatting van de omvang van het pensioenvermogen. Dit heeft een stabiele middellangetermijntrend.
Werknemers bouwen doorgaans pensioen op via hun werkgever, die dit vervolgens inlegt bij een pensioenfonds. De verhouding van bezittingen (pensioenvermogen) en verplichtingen (pensioenaanspraken van alle deelnemers) geeft een indicatie of fondsen in staat zijn huidige en toekomstige pensioenen uit te keren. De financiële positie van de pensioenfondsen was eind 2023 wat minder goed dan eind 2022. De actuele dekkingsgraad kwam in het vierde kwartaal uit op 114,6 procent, tegen 115,8 procent een jaar eerder. De lagere dekkingsgraad kwam mede door aanpassing van de pensioenen aan de prijsstijgingen (indexatie).
Gebruik betreft de onttrekking van middelen uit opgebouwde vermogens. Tegenover elke honderd werknemers die in 2022 pensioenrechten opbouwden, stonden bijna 61 personen die een uitkering van een pensioenfonds ontvingen. De indicator stijgt trendmatig (rood). Hier gaat het om werknemers, maar in aanvulling daarop is een extra risico voor de toekomstige brede welvaart dat zelfstandigen zelf verantwoordelijk zijn voor hun pensioenvoorziening. Een deel van hen bouwt in de praktijk weinig of geen pensioen op. Het te verwachten pensioen uit werk (geschat met het mediane bruto pensioeninkomen van personen van 65 tot 75 jaar) kwam in 2022 uit op iets meer dan de helft van het inkomen uit werk (benaderd door het mediane bruto-inkomen uit werk van 50 tot 60-jarigen). Het hier gaat alleen om pensioen opgebouwd tijdens het werkzame leven, dus zonder de AOW. De trend is omgeslagen van stijgend naar stabiel.
Uitkomsten betreffen de opgebouwde schulden en de duurzaamheid van financiële stelsels. De economie maakte in 2023 pas op de plaats, maar de overheidsschuld daalde verder, naar 46,5 procent van het bbp aan het eind van 2023. De schuldquote ligt op het laagste niveau sinds de kredietcrisis, en ver onder de formele Europese norm van maximaal 60 procent van het bbp. In absolute zin is de schuld van de overheid wel toegenomen, maar de waarde van het bruto binnenlands product groeide harder - mede als gevolg van de inflatie.
Ook de huishoudens hebben schulden. In 2022 ging het gemiddeld om 107 duizend euro. De trend is stijgend (rood) en Nederland staat hiermee onderin de EU-ranglijst. Deze indicator is gebaseerd op het gemiddelde van de schulden van de sectoren huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk op 31 december. Voor de schulden worden alleen leningen meegerekend. Tegenover de schulden staat het spaargeld van huishoudens. Vooral recent werd er behoorlijk gespaard. De middellangetermijntrend trend is stijgend, een goede ontwikkeling voor de houdbaarheid van brede welvaart op langere termijn.
Bovenstaande cijfers over schulden en spaargeld zijn, met het oog op de mogelijkheid de positie van Nederland binnen de EU te bepalen, ontleend aan de nationale rekeningen. De gegevens over hypotheekschulden in de monitor komen uit de vermogensstatistieken van het CBS - die niet internationaal vergelijkbaar zijn en andere concepten en definities hanteren. Daar blijkt dat huishoudens met een lening voor een woning begin 2022 gemiddeld 201 duizend euro hypotheekschuld hadden. De waarde van de hypotheekschulden loopt op, de trend kleurt rood. Het gaat hier om de stand van de schuld waarover rente is verschuldigd. Opgebouwde tegoeden voor de aflossing van de hypotheek via kapitaalsverzekeringen, beleggings- en spaarhypotheken en dergelijke zijn daarop in mindering gebracht.
Van de niet-financiële bezittingen van huishoudens zijn de woningen de afgelopen jaren sterk in waarde gestegen. Het aantal jonge huizenkopers is dalende. Bij de hypotheekverstrekking wordt in toenemende mate geselecteerd op financiële draagkracht. Dit remt het aantal starters. Bij huiseigenaren onder de 35 jaar verbetert de verhouding tussen de hypotheekschuld en de waarde van de eigen woning trendmatig. Deze groep, die veel starters op de woningmarkt bevat, is financieel extra kwetsbaar. Loan-to-value is een maat voor het risico dat zij lopen op een restschuld na verkoop van de eigen woning.
Beleving heeft betrekking op onzekerheid over en vertrouwen in de toekomst. Het percentage mensen dat zegt zich veel zorgen te maken over de financiële toekomst was in 2023 nagenoeg gelijk aan dat een jaar eerder (28,7 tegen 28,6 procent). In 2021 was dit, met 22,5 procent, fors lager. De kosten van levensonderhoud zijn vanaf eind 2022 en in 2023 zeer sterk gestegen, en de loonstijgingen houden niet altijd de inflatie bij. Wel is de arbeidsmarkt gunstig, met een relatief lage werkloosheid en veel vacatures.