Sterfte in 2023 afgenomen

Dit zijn de nieuwste cijfers over dit onderwerp. Bekijk eerdere cijfers.
© Hollandse Hoogte / Patricia Rehe
In 2023 overleden 169 duizend mensen. Dat zijn ongeveer 750 minder sterfgevallen dan in 2022. Vooral onder vrouwen en mensen jonger dan 65 jaar was de sterfte lager. De levensverwachting is in 2023 toegenomen. Dat meldt het CBS op basis van voorlopige jaarcijfers.

In het eerste kwartaal van 2023, toen er een veertien weken durende griepepidemie was, overleden er meer mensen dan in het eerste kwartaal van 2022. In de andere kwartalen overleden minder mensen dan in dezelfde kwartalen een jaar eerder. De relatief hoge sterfte in het vierde kwartaal, die sinds het begin van de coronapandemie voorkomt, hield ook in 2023 aan.

COVID-19 als doodsoorzaak vormt een steeds kleiner deel van de sterfte. In de eerste drie kwartalen van 2023 was COVID-19 de doodsoorzaak bij minder dan 2 procent van de overledenen. In 2022 ging het om 5 procent van alle overledenen, in 2021 om 13 procent en in 2020 om 14 procent.

Overledenen
Jaartal1e kwartaal (x 1 000)2e kwartaal (x 1 000)3e kwartaal (x 1 000)4e kwartaal (x 1 000)
201541,835,134,036,2
201640,435,734,438,5
201742,535,534,337,9
201845,635,235,037,5
201940,536,735,439,3
202043,243,036,146,3
202145,038,938,149,0
202243,141,139,846,1
2023*46,739,638,145,0
* voorlopige cijfers

Meer vrouwen dan mannen overleden

In 2023 overleden 85,6 duizend vrouwen en 83,8 duizend mannen. Al sinds 1997 overlijden er meer vrouwen dan mannen. Dat komt omdat er meer oudere vrouwen zijn in de bevolking. Alleen aan het begin van de coronapandemie, vooral in 2021, overleden er meer mannen dan vrouwen.

Overledenen naar geslacht
JaartalTotaal mannen en vrouwen (x 1 000)Mannen (x 1 000)Vrouwen (x 1 000)
195075,939,136,8
195177,640,337,3
195276,339,536,9
195380,942,138,8
195479,642,037,7
195581,743,438,3
195684,844,840,0
195783,044,138,9
195884,545,239,3
195986,146,639,4
196087,847,540,3
196188,348,240,1
196294,051,942,1
196395,753,142,7
196493,452,041,4
196598,054,543,5
1966100,555,644,9
196799,855,844,0
1968105,058,646,4
1969107,659,648,1
1970109,661,148,6
1971110,261,149,1
1972113,663,250,4
1973110,761,549,2
1974109,360,648,6
1975113,763,550,2
1976114,564,050,5
1977110,161,348,8
1978114,463,650,8
1979112,662,250,4
1980114,363,351,0
1981115,563,552,0
1982117,364,153,1
1983117,864,353,5
1984119,864,855,0
1985122,765,856,9
1986125,366,758,7
1987122,265,057,2
1988124,265,458,8
1989128,967,161,8
1990128,866,662,2
1991130,066,763,3
1992129,966,363,6
1993137,869,967,9
1994133,567,066,4
1995135,768,267,4
1996137,669,068,6
1997135,867,268,5
1998137,568,269,3
1999140,568,971,6
2000140,568,871,8
2001140,468,372,1
2002142,469,073,4
2003141,969,072,9
2004136,666,470,2
2005136,466,470,0
2006135,465,370,1
2007133,064,868,2
2008135,164,970,2
2009134,265,468,9
2010136,166,070,1
2011135,765,370,5
2012140,867,972,9
2013141,268,472,9
2014139,267,172,1
2015147,171,076,1
2016149,072,276,8
2017150,272,777,6
2018153,474,578,8
2019151,974,477,5
2020168,784,384,4
2021171,085,885,2
2022170,183,786,4
2023*169,483,885,6
* voorlopige cijfers

Vooral 80-plussers overleden

In 2023 was 56 procent van de overledenen 80 jaar of ouder. Door de vergrijzing zijn en overlijden er steeds meer ouderen. Vooral in het eerste jaar van de coronapandemie nam de sterfte onder 80-plussers toe, maar sindsdien is dit aantal redelijk stabiel. In de andere leeftijdsgroepen was de sterfte vooral in 2021 hoog en is sindsdien iets afgenomen. Vooral onder mensen jonger dan 65 jaar was er in 2023 minder sterfte dan in 2022.

Overledenen naar leeftijd
Jaartal0 tot 65 jaar (x 1 000)65 tot 80 jaar (x 1 000)80 jaar of ouder (x 1 000)
199526,247,861,7
199626,448,462,8
199725,747,562,6
199826,047,963,6
199926,648,765,2
200026,747,666,2
200126,747,166,6
200226,946,868,7
200326,945,569,6
200426,143,467,1
200525,342,968,2
200625,041,668,8
200724,440,867,7
200824,840,270,1
200924,540,069,8
201024,340,471,3
201123,640,172,0
201223,441,476,0
201322,841,676,8
201422,241,375,7
201522,143,781,3
201622,344,482,3
201721,744,484,1
201821,646,085,8
201920,945,985,0
202021,751,395,7
202122,753,694,7
202222,053,095,1
2023*21,352,995,2
* voorlopige cijfers

Meer Wlz-zorggebruikers overleden

In 2023 overleden bijna 66 duizend mensen die zorg ontvingen vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), zoals bewoners van verpleeghuizen of gehandicaptenzorginstellingen. Dat waren er 700 meer dan in 2022. Deze stijging (1 procent) is kleiner dan de groei van het aantal mensen dat zorg ontving vanuit de Wlz (4 procent). Hierdoor daalde het aantal overlijdens onder Wlz-zorggebruikers relatief gezien wel: van 185 per duizend zorggebruikers in 2022 naar 180 per duizend in 2023.

Weinig verandering per provincie

Door verschillen in bevolkingsomvang en –opbouw varieert het aantal overledenen per provincie. In 2023 veranderde het aantal overledenen per provincie nauwelijks ten opzichte van 2022. In de noordelijke provincies, Gelderland, Overijssel en Zuid-Holland overleden er iets minder mensen dan in 2022, in de overige provincies iets meer.

Overledenen per provincie
Provincie2023* (x 1 000)2022 (x 1 000)
Zuid-Holland33,734,2
Noord-Brabant26,125,7
Noord-Holland26,025,9
Gelderland20,921,5
Limburg13,213,0
Utrecht11,611,5
Overijssel11,511,7
Fryslân7,07,1
Groningen6,26,2
Drenthe5,86,0
Zeeland4,44,4
Flevoland2,92,9
* voorlopige cijfers

Levensverwachting toegenomen

De levensverwachting bij geboorte is in 2023 gestegen. Deze komt uit op 80,3 jaar voor mannen en 83,3 jaar voor vrouwen. Dat is voor zowel mannen als vrouwen 3 maanden meer dan de levensverwachting in 2022.
Gemiddeld genomen neemt de levensverwachting ieder jaar een beetje toe, maar tijdens het begin van de coronapandemie daalde deze licht. Sinds 2022 stijgt de levensverwachting weer en is nu ongeveer gelijk aan 2018.

Levensverwachting bij geboorte
JaartalMannen (leeftijd)Vrouwen (leeftijd)
195070,372,6
195170,272,8
195271,073,3
195370,473,0
195471,073,8
195570,974,1
195671,074,1
195771,474,6
195871,574,8
195971,275,2
196071,475,3
196171,575,7
196271,075,6
196371,075,8
196471,376,3
196571,176,1
196671,076,1
196771,276,6
196870,976,4
196970,976,3
197070,876,5
197171,076,8
197270,876,8
197371,377,1
197471,677,6
197571,577,7
197671,577,9
197772,178,5
197872,078,5
197972,578,9
198072,579,2
198172,779,3
198272,779,4
198372,979,6
198473,079,7
198573,179,7
198673,179,6
198773,580,1
198873,780,2
198973,779,9
199073,880,1
199174,180,2
199274,380,3
199374,080,0
199474,680,3
199574,680,4
199674,780,4
199775,280,6
199875,280,7
199975,380,5
200075,580,6
200175,880,7
200276,080,7
200376,280,9
200476,981,4
200577,281,6
200677,681,9
200778,082,3
200878,382,3
200978,582,7
201078,882,7
201179,282,9
201279,182,8
201379,483,0
201479,983,3
201579,783,1
201679,983,1
201780,183,3
201880,283,3
201980,583,6
202079,783,1
202179,783,0
202280,183,1
2023*80,383,3
* voorlopige cijfers

CBS is overgegaan op reguliere Sterftestatistiek

In 2023 kwam de oversterfte uit op 12,7 duizend overledenen (8 procent). In 2022 waren dat er 14,7 duizend (9 procent). Deze cijfers zijn gebaseerd op de COVID-19-sterftemonitor, met schattingen van de verwachte sterfte. Het CBS begon aan het begin van de coronapandemie met deze monitor. Eind 2023 is het CBS gestopt met het berekenen van de mogelijke oversterfte op weekbasis. Met de reguliere Sterftestatistiek en Doodsoorzakenstatistiek blijft het CBS zowel het aantal overledenen als de ontwikkelingen in de doodsoorzaken voortdurend monitoren. Oversterfte wordt nog steeds gemonitord via de Sterftemonitor van het RIVM.