Beschikbaar inkomen huishoudens 2,1 procent hoger in eerste kwartaal
Beschikbaar inkomen (reëel) (%-verandering t.o.v. een jaar eerder, voortschrijdend jaargemiddelde) | ||
---|---|---|
2017 | 1e kwartaal | 2,4 |
2017 | 2e kwartaal | 2 |
2017 | 3e kwartaal | 1,8 |
2017 | 4e kwartaal | 1 |
2018 | 1e kwartaal | 1 |
2018 | 2e kwartaal | 1,5 |
2018 | 3e kwartaal | 2,1 |
2018 | 4e kwartaal | 2,6 |
2019 | 1e kwartaal | 2,7 |
2019 | 2e kwartaal | 2,7 |
2019 | 3e kwartaal | 2,2 |
2019 | 4e kwartaal | 2,4 |
2020 | 1e kwartaal | 2,8 |
2020 | 2e kwartaal | 2 |
2020 | 3e kwartaal | 2,6 |
2020 | 4e kwartaal | 2,4 |
2021 | 1e kwartaal | 1,6 |
2021 | 2e kwartaal | 3,1 |
2021 | 3e kwartaal | 2,8 |
2021 | 4e kwartaal | 1,9 |
2022 | 1e kwartaal | 2,1 |
Beloning werknemers draagt meest bij aan stijging huishoudinkomen
Het inkomen van zowel werknemers als zelfstandigen lag hoger dan in het eerste kwartaal van 2021. De totale beloning van werknemers groeide met 7,7 procent. Het aantal banen was 5,1 procent hoger en het aantal gewerkte uren groeide met 7,6 procent. De cao-loonstijging kwam op 2,5 procent uit. Het gemengd inkomen lag 12,0 procent hoger.
De stijging van het totaal aan ontvangen uitkeringen bedroeg 3,3 procent. Er zijn vooral meer AOW- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen uitgekeerd. De ontvangen sociale voorzieningen waren lager, vooral doordat er minder studiefinanciering werd ontvangen. Huishoudens betaalden 6,5 procent meer belastingen en sociale premies.
Om tot het reëel beschikbaar inkomen te komen wordt het netto beschikbaar inkomen gecorrigeerd voor prijsstijgingen.
2022 (mld euro) | 2021 (mld euro) | |
---|---|---|
Belastingen en sociale premies | -71,9 | -67,5 |
Exploitatieoverschot | 6,9 | 5,9 |
Saldo inkomen uit vermogen en overige inkomensoverdrachten | 11,9 | 12,3 |
Gemengd inkomen | 22,3 | 19,9 |
Sociale uitkeringen | 37,1 | 36 |
Beloning van werknemers | 101,8 | 94,5 |
Hypotheekschuld neemt toe, schuldquote daalt
In het eerste kwartaal van 2022 nam de hypotheekschuld toe met 10,1 miljard euro vergeleken met een kwartaal eerder. Doordat de economie harder groeide dan de woninghypotheekschuld, nam de hypotheekschuld als percentage van het bbp af; van 91,7 procent in het laatste kwartaal van 2021 naar 90,4 procent in het eerste kwartaal van 2022. Dit is het laagste niveau na het tweede kwartaal van 2004.
Hypotheekschuld (% bbp) | ||
---|---|---|
2017 | 1e kwartaal | 98,8 |
2017 | 2e kwartaal | 98,2 |
2017 | 3e kwartaal | 97,5 |
2017 | 4e kwartaal | 96,7 |
2018 | 1e kwartaal | 95,8 |
2018 | 2e kwartaal | 95,2 |
2018 | 3e kwartaal | 94,5 |
2018 | 4e kwartaal | 93,9 |
2019 | 1e kwartaal | 92,9 |
2019 | 2e kwartaal | 92,2 |
2019 | 3e kwartaal | 91,4 |
2019 | 4e kwartaal | 90,6 |
2020 | 1e kwartaal | 90,5 |
2020 | 2e kwartaal | 92,7 |
2020 | 3e kwartaal | 93,6 |
2020 | 4e kwartaal | 94,4 |
2021 | 1e kwartaal | 95,2 |
2021 | 2e kwartaal | 93,4 |
2021 | 3e kwartaal | 92,8 |
2021 | 4e kwartaal | 91,7 |
2022 | 1e kwartaal | 90,4 |