Reëel beschikbaar inkomen huishoudens 1,2 procent hoger in eerste kwartaal

© CBS / Alrik Swagerman
Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens was in het eerste kwartaal van dit jaar 1,2 procent hoger dan een jaar eerder. De beloning van werknemers nam toe, maar deze stijging was het kleinst sinds het vierde kwartaal van 2015. Het totale inkomen van zelfstandigen nam ook toe, mede door ontvangen subsidies. De consumptieve bestedingen vielen weer terug, waardoor de besparingen toenamen. De hypotheekschuld steeg tot 756 miljard euro, 94,5 procent van het bbp. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de financiën van huishoudens. Op basis van deze cijfers kan niet gezegd worden hoe de inkomensontwikkeling verdeeld is over verschillende typen huishoudens.

Reëel beschikbaar inkomen huishoudens
JaarKwartaalReëel beschikbaar inkomen (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
20171e kwartaal2,5
20172e kwartaal2,1
20173e kwartaal1,9
20174e kwartaal1,0
20181e kwartaal0,9
20182e kwartaal1,4
20183e kwartaal1,9
20184e kwartaal2,4
20191e kwartaal2,7
20192e kwartaal2,5
20193e kwartaal2,0
20194e kwartaal1,6
2020*1e kwartaal1,9
2020*2e kwartaal0,7
2020*3e kwartaal1,2
2020*4e kwartaal1,5
2021*1e kwartaal1,1
* voorlopige cijfers

Het totale beschikbaar inkomen van huishoudens steeg onder meer doordat de groep werknemers als geheel per saldo meer verdiende. De totale beloning van werknemers steeg met 1,5 miljard euro (1,7 procent) tot 94,3 miljard euro. Deze toename is wel de kleinste sinds het laatste kwartaal van 2015. In het eerste kwartaal nam het aantal banen en gewerkte uren af. De groei van de totale beloning lag daardoor onder de gemiddelde cao-loonontwikkeling van 2,2 procent.

De inkomsten uit sociale uitkeringen waren 0,9 miljard euro hoger dan een jaar geleden. Dit is vooral het gevolg van vergrijzing van de bevolking. De AOW-uitkeringen namen met 0,4 miljard euro toe, en de werk-gerelateerde pensioenen met 0,5 miljard euro. De loondoorbetaling bij ziekte nam af, doordat het ziekteverzuim lager was dan een jaar eerder. Het totaal van betaalde belastingen en sociale premies bleef nagenoeg gelijk aan een jaar eerder (-15 miljoen euro). Het merendeel van deze betalingen gaat naar de overheid. Door de verslechterde economische omstandigheden nam dit af met 0,6 miljard euro. Daarnaast is in 2021 het basistarief van de inkomstenbelasting verlaagd, naar 37,1 procent. De betaalde premies omvatten ook de pensioenpremies die aan pensioenfondsen en verzekeraars betaald worden; deze namen wel toe met 1,0 miljard euro. 

Bijdrage aan de ontwikkeling van het beschikbaar inkomen
Jaar KwartaalInkomen uit productie-activiteiten (%-punt)Beloning van werknemers (%-punt)Netto-inkomen uit vermogen en overdrachten (%-punt)Belastingen en sociale premies (%-punt)Sociale uitkeringen (%-punt)Inflatie (prijsindex consumptie huishoudens en IZWH,2015=100) (%-punt)
20191e kwartaal2,04,50,8-2,50,6-2,4
20192e kwartaal1,84,70,8-2,90,8-2,5
20193e kwartaal1,54,51,1-3,10,9-2,6
20194e kwartaal1,34,51,5-4,01,0-2,7
2020*1e kwartaal1,14,41,3-3,81,3-2,3
2020*2e kwartaal0,63,70,1-2,71,4-2,1
2020*3e kwartaal0,73,4-0,7-2,11,8-1,8
2020*4e kwartaal0,53,6-1,6-1,11,9-1,5
2021*1e kwartaal0,62,8-1,5-0,51,6-1,7
* voorlopige cijfers

Subsidies voor zelfstandigen overtreffen inkomensdaling

De inkomensontwikkeling van de groep zelfstandigen was positief in het eerste kwartaal (+3,2 procent). Het gemengd inkomen steeg met 0,6 miljard euro. De ontvangen subsidies van het coronasteunpakket speelden hierin een grote rol. Het totaal aan niet-productgebonden subsidies bedroeg 2,1 miljard euro, een toename van 1,5 miljard euro ten opzichte van het eerste kwartaal van 2020. Zonder deze subsidies zou het gemengd inkomen lager zijn geweest ten opzichte van een jaar eerder. In het eerste kwartaal van 2021 werd vooral gebruik gemaakt van de tegemoetkoming vaste lasten (TVL) deze bedroeg 0,8 miljard euro. Daarnaast ontvingen zelfstandigen 0,7 miljard euro uit de tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW) en de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO).

Minder kopen, meer sparen

Als gevolg van de coronamaatregelen werd er ook in het eerste kwartaal van 2021 minder geld uitgegeven. Huishoudens besteedden vooral minder aan diensten, zoals horeca-bezoek. Vooral in januari en februari was de daling van de consumptie fors. Mede als gevolg van deze lagere consumptie, namen de netto besparingen met 9,2 miljard euro toe, tot 16,7 miljard euro. De huishoudens zetten het bespaarde geld voornamelijk op hun bankrekeningen: per saldo werd 13,5 miljard euro ingelegd. Daarnaast losten ze vooral kortlopende leningen af. 

Ondanks aflossingen op hypotheken nam de totale hypotheekschuld verder toe. Per saldo werd er voor 5,9 miljard euro meer hypotheken opgenomen dan afgelost. Ten opzichte van vorig jaar lag het aantal verkochte woningen 29,2 procent hoger, en nam ook de gemiddelde verkoopprijs sterk toe. De totale hypotheekschuld steeg naar 756 miljard euro, oftewel 94,5 procent van het bbp.

Hypotheekschuld huishoudens, schuldquote
PeriodenKwartaalSchuldquote (% bbp)
20151e kwartaal101,1
20152e kwartaal100,4
20153e kwartaal99,6
20154e kwartaal99,3
20161e kwartaal100,3
20162e kwartaal100,1
20163e kwartaal100,2
20164e kwartaal99,4
20171e kwartaal98,8
20172e kwartaal98,2
20173e kwartaal97,5
20174e kwartaal96,7
20181e kwartaal95,8
20182e kwartaal95,2
20183e kwartaal94,5
20184e kwartaal93,9
2019*1e kwartaal92,9
2019*2e kwartaal92,1
2019*3e kwartaal91,3
2019*4e kwartaal90,5
2020*1e kwartaal90,3
2020*2e kwartaal92,5
2020*3e kwartaal93,2
2020*4e kwartaal93,7
2021*1e kwartaal94,5
* voorlopige cijfers