Arbeidsdeelname op recordhoogte

Arbeiders in ijzergieterij bezig met de productie van metalen onderdelen voor vrachtwagens etc
© Hollandse Hoogte / Roger Dohmen
Het aantal werkenden heeft in 2019 een recordhoogte bereikt. Voor het eerst waren er 9,0 miljoen mensen aan het werk. De arbeidsparticipatie steeg tot bijna 69 procent, het hoogste percentage in de afgelopen vijftig jaar. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Jaarcijfers ter vergelijking zijn beschikbaar vanaf 1969. In dat jaar waren 5,1 miljoen mensen aan het werk. De nettoarbeidsparticipatie lag in 1969 en 1970 rond de 59 procent en daalde naar een dieptepunt van rond de 54 procent in het midden van de jaren tachtig. Daarna begon de arbeidsdeelname weer te stijgen. Pas in 1995 werd het percentage van 1970 overtroffen. In 2008, aan de vooravond van de economische crisis, was bijna 68 procent van alle 15- tot 75-jarigen aan het werk. In 2018 kwam het percentage daar al dichtbij, in 2019 werd het overtroffen.

Nettoarbeidsparticipatie
JaarTotaal (%)Mannen (%)Vrouwen (%)
196958,984,034,1
197059,183,634,7
197158,882,635,1
197258,181,135,3
197357,980,335,7
197457,879,735,9
197557,378,636,1
197656,977,436,4
197756,877,036,8
197856,676,037,4
197956,875,638,0
198056,775,038,4
198156,073,738,3
198254,971,738,0
198354,170,238,1
198453,869,238,5
198554,169,339,0
198654,669,639,7
198755,770,241,1
198855,870,041,5
198956,870,443,1
199057,971,144,7
199158,371,345,2
199258,771,645,8
199358,470,945,9
199458,570,046,9
199559,470,847,8
199660,871,549,9
199762,072,451,6
199863,573,653,2
199964,574,454,6
200065,374,855,6
200165,674,656,6
200265,273,956,5
200364,272,456,1
200463,871,556,1
200564,171,656,6
200665,072,257,7
200766,673,659,6
200867,974,661,2
200967,673,861,4
201066,772,361,0
201166,571,761,3
201266,471,561,3
201365,470,260,6
201464,970,159,6
201565,470,460,3
201665,870,860,9
201766,771,561,9
201867,872,563,2
201968,873,264,4

Verschil tussen mannen en vrouwen steeds kleiner

De arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen heeft zich in de afgelopen vijftig jaar verschillend ontwikkeld. Bij vrouwen is er vrijwel steeds een stijgende lijn geweest, van ruim 34 procent in 1969 tot ruim 64 procent in 2019. Bij mannen ligt de arbeidsparticipatie juist lager dan vijftig jaar geleden, ruim 73 procent in 2019 tegen 84 procent in 1969. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen is daarmee ook steeds kleiner geworden. Wel werken vrouwen nog steeds vaker in deeltijd (tot 35 uur per week) dan mannen. Bij mannen van 25 tot 75 jaar gaat het gemiddeld om 2 op de 10 en bij vrouwen om 7 op de 10.

Nettoarbeidsparticipatie
 2019 (%)2009 (%)1999 (%)1989 (%)1979 (%)1969 (%)
15 tot 25 jaar
Mannen64,662,565,162,965,580,1
Vrouwen6663,363,657,761,463,4
25 tot 45 jaar
Mannen89,492,894,191,896,796,3
Vrouwen82,180,574,758,848,235
45 tot 75 jaar
Mannen65,663,257,348,858,074,4
Vrouwen52,846,431,417,614,115,2

Arbeidsdeelname gelijk gebleven bij mannen van 25 tot 45 jaar

In 2019 nam de nettoarbeidsparticipatie toe van 67,8 procent naar 68,8 procent. Als een onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen in verschillende leeftijdsgroepen, is die toename niet algemeen. Bij mannen van 25 tot 45 jaar bleef de arbeidsdeelname gelijk ten opzichte van een jaar eerder. Het is de enige groep waar de arbeidsparticipatie lager ligt dan tien jaar geleden, net voor de crisis.

Afname werkloosheid

Met de toename van het aantal werkenden in de laatste jaren nam de werkloosheid verder af. De werkloosheid is nu vijf jaar op rij gedaald. Gemiddeld over 2019 kwam het werkloosheidspercentage uit op 3,4. In 2001 was de werkloosheid na een daling van zeven jaar nog een fractie lager, namelijk 3,3 procent van de beroepsbevolking. Destijds was de werkloosheid nog bijna twee keer zo hoog bij vrouwen als bij mannen. In 2019 was het werkloosheidspercentage exact gelijk voor mannen en vrouwen.

Overigens was het werkloosheidspercentage in de jaren 1969 tot en met 1973 nog lager, met 1,6 in 1970 als laagste waarde.

Werkloosheid
JaarTotaal (% van de beroepsbevolking)Mannen (% van de beroepsbevolking)Vrouwen (% van de beroepsbevolking)
19691,81,52,7
19701,61,22,6
19712,01,53,1
19722,92,44,1
19732,92,34,3
19743,32,64,9
19754,23,26,2
19764,63,76,5
19774,33,26,5
19784,43,26,9
19794,63,37,0
19804,53,27,1
19815,64,38,0
19827,46,39,5
19839,08,110,6
19848,88,010,3
19858,27,19,9
19867,56,29,8
19877,35,310,4
19887,35,510,1
19896,74,99,5
19906,14,28,9
19915,84,18,2
19925,84,28,2
19936,65,08,9
19947,35,89,3
19957,05,59,1
19966,55,08,6
19975,94,57,8
19984,73,46,4
19994,12,95,6
20003,62,65,0
20013,32,44,6
20023,93,14,8
20034,84,35,6
20045,75,16,4
20055,95,06,9
20065,04,16,2
20074,23,35,2
20083,73,04,5
20094,43,94,9
20105,04,55,5
20115,04,65,4
20125,85,56,2
20137,37,27,3
20147,47,27,8
20156,96,57,3
20166,05,66,5
20174,94,55,3
20183,83,74,0
20193,43,43,4