Zes van de tien personen kerkelijk

In 2002 rekenen in Nederland zes van de tien personen vanaf 18 jaar zich tot een kerkelijke gezindte. De kerk wordt door minder personen bezocht: twee van de tien personen brachten minimaal een keer per maand een bezoek aan een kerk of een moskee.

Kerkelijke gezindte, 1971-2002

Bijna eenderde rooms-katholiek

In 2002 rekenen zes van de tien inwoners van Nederland van 18 jaar of ouder zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering. Dit aandeel is het afgelopen decennium stabiel.

Zo’n honderdvijftig jaar geleden maakte vrijwel iedereen deel uit van een kerkelijke of levensbeschouwelijke groepering. In 1971 was nog ongeveer driekwart van de bevolking kerkelijk gezind.

In 2002 is bijna eenderde rooms-katholiek, 14 procent Nederlands Hervormd en 7 procent gereformeerd. Tot de overige kerkelijke gezindten, waaronder de islam, behoort ongeveer 8 procent van de bevolking. Zo’n 40 procent rekent zich niet tot een kerkelijke gezindte.

Kerkelijke gezindte naar leeftijd, 2002

Meer vrouwen en ouderen

Meer vrouwen dan mannen beschouwen zichzelf als lid van een kerkelijke groepering. Ook leeftijd hangt samen met religie. Relatief meer ouderen dan jongeren zijn kerkelijk gezind. Onder de gereformeerden bestaat dit verschil in leeftijd echter nauwelijks. De categorie ‘overige kerkelijke gezindten’ kent relatief meer jongeren dan ouderen.

Zeven van de tien bezoeken geen kerk

Kerkelijke gezindheid impliceert geen veelvuldig kerkbezoek. Bijna zeven van de tien personen vanaf 18 jaar bezoekt zelden of nooit een kerk of moskee. Eenvijfde woont minstens een keer per maand een religieuze dienst bij. Zo’n 12 procent gaat wekelijks naar de kerk.

Sinds 1997 is het aandeel personen dat maandelijks naar de kerk gaat gedaald. In 1997 ging nog bijna een kwart maandelijks naar een religieuze bijeenkomst.

Kerkbezoek naar leeftijd, 2002

Ouderen in de kerk

Kerkbezoek hangt ook samen met leeftijd. Ruim eenderde van de 65-plussers brengt maandelijks een bezoek aan de kerk. In de leeftijdsgroep 18 tot en met 34 jaar is dat 16 procent.

Miriam van Baal en Hans Schmeets

Bron: StatLine