Auteur(s): Marieke de Bruine en Corné van der Meulen

Wie gaan meer of minder werken?

Over deze publicatie

Welke groepen werknemers gaan meer of juist minder werken? Zijn er verschillen tussen werknemers met een vast of flexibel contract? Zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen? Komt een verandering in arbeidsduur vaker voor in bepaalde leeftijdsgroepen? Zijn het mensen met grote of kleine banen die meer of minder gaan werken? In dit artikel worden deze vragen in kaart gebracht door te kijken naar 6,9 miljoen werknemers die een baan hadden in het vierde kwartaal van 2021 en in hoeverre hun arbeidsduur twee jaar later is veranderd.

De belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn:
- Het grootste gedeelte (53 procent) van de werknemers blijft hetzelfde aantal uren werken
- Werknemers die van arbeidsduur veranderen, komen relatief vaak uit op een grotere deeltijdbaan van 28 tot 32 uur. Dit verschilt per sector.
- Werknemers onder de 25 jaar zijn het meest flexibel in de uren die ze werken.
- Vrouwen in alle leeftijdsgroepen gaan zowel vaker meer als minder uren werken dan mannen van dezelfde leeftijdsgroep.

1. Inleiding

Op de arbeidsmarkt zijn sinds het 4e kwartaal van 2021 meer vacatures dan werklozen, wat resulteert in een personeelskrapte (CBS, 2025) . Deze tekorten komen voor in bijna alle sectoren en beroepsgroepen (UWV, 2022). Hoewel de krapte is afgenomen van 2023 naar 2024  (UWV, 2023; CBS, 2025), verwachten experts dat deze een langdurig probleem zal blijven (Kremer et al., 2023; CPB, 2024). Vooral voor sectoren zoals de zorg, onderwijs, ICT en techniek wordt verwacht dat dit structureel probleem blijft, doordat de krapte daar los staat van economische ontwikkelingen (UWV, 2022).

Een van de mogelijke oplossingen die hiervoor gesuggereerd worden, is om mensen aan te moedigen meer te gaan werken (van Gennip, 2022). In het tweede kwartaal van 2025 bestond het onbenut arbeidspotentieel uit 1,2 miljoen personen (CBS StatLine, 2025). De grootste groep binnen het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit onderbenutte deeltijders: 544 duizend mensen (CBS, 2025). Dit zijn mensen met een deeltijdbaan die aangeven meer te willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn. Maar niet iedereen die meer wil gaan werken, geeft hier ook navolging aan (Kromhout & Souren, 2024). 

Dit onderzoek kijkt voor werknemers van Nederland in hoeverre hun arbeidsduur is veranderd tussen het vierde kwartaal van 2021 en van 2023. 

2. Methode

2.1 Populatie

De populatie van dit onderzoek bestaat uit alle werknemers met een baan in het vierde kwartaal van 2021, die tegelijkertijd geen onderwijs volgden. Dit resulteert in een populatie van 6,9 miljoen werknemers. 

2.2 Definities

Meer of minder werken

Of werknemers meer of minder zijn gaan werken, is bepaald aan de hand van een verschil van ten minste twee uur in de wekelijkse contractduur. Het gaat hierbij om de totale contractduur van alle banen van een werknemer. De wekelijkse contractduur is gemeten over het vierde kwartaal van 2021 en het vierde kwartaal van 2023. 

Werknemer

Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten (voltijd of deeltijd) waartegenover een financiële beloning staat.

Hoofdbaan

De hoofdbaan is de baan waarin de werknemer volgens de loonaangifte het hoogste basisloon verdiend heeft in een bepaalde periode. Iedere werknemer heeft dus maximaal één hoofdbaan in deze periode.

Bedrijfstak/sector

Het categoriseren van werknemers in sectoren wordt gedaan op basis van de hoofdbaan van de werknemer in het vierde kwartaal van 2021.

Leeftijd 

Het aantal gehele jaren dat op de laatste vrijdag voor kerst in 2021 is verstreken sinds de geboortedatum van de persoon.

Soort contract

De classificatie van het soort contract is gebaseerd op informatie over de soort arbeidsovereenkomst en soort baan in de Polisadministratie. Onder een flexibel contract vallen bijvoorbeeld opdracht, uitzend- of tijdelijk contract. Een vast contract is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Contractduur

De wekelijkse werkuren (arbeidsduur) worden bepaald aan de hand van de basisuren (zonder overwerk) van alle banen die een werknemer heeft, onafhankelijk van de sector. Voor een werknemer die bijvoorbeeld zowel baantjes in de zorg als in de retail heeft, worden de uren per week voor elk van die baantjes opgeteld tot een totaal aantal uren werk per week.

Geslacht

Variabele waarmee onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. De groep non-binair is buiten beschouwing gelaten omdat deze groep te klein was.

Onderwijs

Iedereen die formeel onderwijs volgt. Tot het formele onderwijs wordt al het onderwijs gerekend dat door de overheid wordt bekostigd, alsmede particulier onderwijs voor zover dit leidt tot een in Nederland erkend diploma.

2.3 Bronnen

De bronnen die in dit onderzoek zijn gebruikt, zijn afkomstig uit verschillende officiële register- en administraties. De voornaamste bron is de Polisadministratie. Dit is een register dat gegevens bevat over banen en pensioenen, gebaseerd op loonaangiften van de Belastingdienst, en geeft inzicht in arbeidscontracten en loon. Aan deze bron is verschillende informatie toegevoegd. Ten eerste vanuit de Basisregistratie Personen (BRP) waarin gegevens over ingezetenen en niet-ingezetenen zijn opgeslagen, zoals geboortedatum en woonplaats. Ook is informatie over de economische activiteit toegevoegd op basis van het Algemeen Bedrijven Register (ABR). 

2.4 Onderzoeksvragen

Dit onderzoek analyseert de veranderingen in werkuren van werknemers over alle sectoren tussen het laatste kwartaal van 2021 en dat van 2023. De onderzoeksvraag is: in hoeverre is de arbeidsduur van werknemers veranderd tussen het vierde kwartaal van 2021 en het vierde kwartaal van 2023?

De werknemers die meer of minder zijn gaan werken, zijn onderverdeeld op basis van leeftijd, soort contract (vast of flexibel), wekelijkse werkuren, en de sector waarin ze actief zijn. 
Dit leidt tot de volgende deelvragen:

  1. Zijn er verschillen tussen werknemers met een vast of flexibel contract?
  2. Komen veranderingen in arbeidsduur vaker voor in bepaalde leeftijdsgroepen? 
  3. Zijn het mensen met grote of kleine banen die meer of minder gaan werken? 
  4. Zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen? 
  5. Zijn er verschillen tussen bedrijfstakken?

3. Resultaten

3.1 Hoeveel werknemers gaan meer werken, en hoeveel minder? 

Van de onderzochte populatie van 6,9 miljoen werknemers die in het vierde kwartaal van 2021 werkzaam waren als werknemer en geen onderwijs volgden, werkte 53 procent (ruim 1,7 miljoen personen) hetzelfde aantal uren in het vierde kwartaal van 2023. Verder ging 11 procent (ruim 789 duizend personen) van de werknemers meer werken en 14 procent (bijna 948 duizend personen) ging minder werken. Daarnaast stopte 22 procent (1,5 miljoen personen) met werken als werknemer in de sector waar zij hoofdzakelijk werkzaam waren (zie Figuur 3.1.1). Dit gaat om werknemers die veranderen van sector of helemaal stoppen met werken als werknemer. In dit onderzoek is niet gekeken naar welke sectoren deze werknemers dan veranderen. Meer informatie over stromingen tussen sectoren is te vinden in de publicatie Werknemersstromen naar bedrijfstak en leeftijd, 2016Q1-2024Q2 (CBS, 2024a).

3.1.1 Werknemers naar verschil in arbeidsduur, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
Verandering arbeidsduurAantal werknemers (x 1000)
Gestopt met werken/veranderd van sector1541,4
Werkt minder947,6
Werkt evenveel3634,4
Werkt meer789,4

Zoals eerder genoemd blijft de grootste groep werknemers ongeveer evenveel werken, namelijk niet meer dan twee uur minder of meer dan voorheen (zie ook Figuur 3.2.1). Wanneer wordt ingezoomd op de werknemers die wel een grotere verandering in arbeidsduur doormaakten, is te zien dat het aantal werknemers per stap geleidelijk afneemt, naarmate het verschil in uren groter wordt. Hierbij is wel een kleine voorkeur voor een aanpassing van halve (4 uur) of hele dagen (8 uur) te zien. 

3.1.2 Werknemers naar verandering wekelijkse arbeidsduur, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
Verandering arbeidsduur per week (in uren);werknemerswerknemers (x 1000)
Minder dan 20 uur104,6
-20 tot -19 uur12,5
-19 tot -18 uur10,8
-18 tot -17 uur13,0
-17 tot -16 uur13,2
-16 tot -15 uur22,4
-15 tot -14 uur17,8
-14 tot -13 uur25,6
-13 tot -12 uur23,4
-12 tot -11 uur31,7
-11 tot -10 uur32,7
-10 tot -9 uur38,9
-9 tot -8 uur47,4
-8 tot -7 uur113,4
-7 tot -6 uur68,1
-6 tot -5 uur97,2
-5 tot -4 uur123,6
-4 tot -3 uur214,3
-3 tot -2 uur204,2
-2 tot -1 uur256,2
-1 tot 0 uur656,6
0 tot 1 uur2838,1
1 tot 2 uur241,1
2 tot 3 uur188,6
3 tot 4 uur195,8
4 tot 5 uur105,2
5 tot 6 uur85,9
6 tot 7 uur60,2
7 tot 8 uur85,8
8 tot 9 uur38,8
9 tot 10 uur34,1
10 tot 11 uur28,8
11 tot 12 uur27,0
12 tot 13 uur19,8
13 tot 14 uur20,9
14 tot 15 uur14,9
15 tot 16 uur15,9
16 tot 17 uur10,6
17 tot 18 uur11,0
18 tot 19 uur8,7
19 tot 20 uur9,5
Meer dan 20 uur62,8

3.2 Verschillen in contractsoort

Het grootste gedeelte van alle werknemers had in het vierde kwartaal van 2021 een vast contract: het ging hierbij om ruim 5,2 miljoen werknemers (72,5 procent). Daarnaast waren er bijna 1,7 miljoen werknemers met een flexibel contract: oproep, uitzend of contract voor bepaalde tijd. Werknemers met flexibele contracten stoppen vaker met hun baan (ongeveer 40 procent) dan werknemers met een vast contract (ongeveer 15 procent). Ook veranderen werknemers met een flexibel contract vaker in de uren die ze werken. In verhouding tot werknemers met een vast contract gaan werknemers met een flexibel contract vaker meer werken: respectievelijk ongeveer 10 procent en bijna 17 procent. Het verschil in minder gaan werken is kleiner tussen werknemers met een vast (ruim 13 procent) en flexibel contract (bijna 15 procent).

3.2.1 Werknemers naar verandering in arbeidsduur en type contract, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
Verandering arbeidsduurFlexibel contract (%) Vast contract (%)
Werkt minder14,913,3
Werkt evenveel28,160,5
Werkt meer16,69,8

3.3 Zijn er verschillen tussen werknemers die al veel of juist weinig werken? 

Ongeveer 60 procent van de werknemers werkte ten minste 32 uur per week, waarvan de grootste groep 36 tot 40 uur (zie Figuur 3.3.1). Voor alle arbeidsduurklassen geldt dat de meeste werknemers in de onderzochte periode van 2 jaar evenveel zijn blijven werken. Wel zijn er verschillen per arbeidsduurklassen in hoeveel werknemers meer of minder gaan werken. Een omslagpunt ligt bij 28 tot 32 uur. 

De werknemers uit dit onderzoek met een baan kleiner dan 28 uur gingen vaker meer werken dan minder werken, ongeacht hoe klein de baan is. Voor alle klassen onder de 18 uur ging ongeveer 20 procent van de werknemers meer werken. Bij werknemers die 28 tot 32 uur per week werken, kwam meer werken even vaak voor als minder werken. Werknemers die meer dan 32 uur per week werkten, gingen juist vaker minder werken dan meer te gaan werken. De meeste werknemers bewogen zich in de onderzochte periode dus in de richting van een grotere deeltijdbaan tussen 28 en 32 uur. Dit verschilt echter per sector. Daarop wordt later in het artikel ingegaan.

3.3.1 Werknemers naar arbeidsduur, 4e kwartaal 2021
ArbeidsduurklasseAandeel werknemers (%)
0 tot 8 uur2,4
8 tot 12 uur2,0
12 tot 16 uur3,3
16 tot 20 uur4,7
20 tot 24 uur8,2
24 tot 28 uur7,2
28 tot 32 uur13,1
32 tot 36 uur16,0
36 tot 40 uur35,5
40 uur en meer7,6

3.3.2a Werknemers met kleinere arbeidsduur, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
ArbeidsduurklasseAandeel werknemers (%)
0 tot 8 uur4,4
8 tot 12 uur9,4
12 tot 16 uur10,2
16 tot 20 uur11,7
20 tot 24 uur11,6
24 tot 28 uur16,3
28 tot 32 uur15,0
32 tot 36 uur14,2
36 tot 40 uur11,1
40 uur en meer29,3

3.3.2b Werknemers met gelijke arbeidsduur, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
ArbeidsduurklasseAandeel werknemers (%)
0 tot 8 uur31,8
8 tot 12 uur32,6
12 tot 16 uur37,5
16 tot 20 uur42,6
20 tot 24 uur48,3
24 tot 28 uur42,7
28 tot 32 uur49,2
32 tot 36 uur56,2
36 tot 40 uur63,4
40 uur en meer38,6

3.3.2c Werknemers met grotere arbeidsduur, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
ArbeidsduurklasseAandeel werknemers (%)
0 tot 8 uur20,0
8 tot 12 uur22,3
12 tot 16 uur22,2
16 tot 20 uur20,8
20 tot 24 uur19,0
24 tot 28 uur20,0
28 tot 32 uur14,8
32 tot 36 uur10,4
36 tot 40 uur4,3
40 uur en meer8,2

3.4 Zijn er verschillen per leeftijdsgroep?

Tussen het vierde kwartaal van 2021 en van 2023 bleven de meeste werknemers in alle leeftijdsgroepen ongeveer hetzelfde aantal uren werken. Toch zijn er verschillen per leeftijdsgroep. Zo geldt voor de jongste groep werknemers tot 25 jaar dat zij vaker flexibel zijn in het aantal uren dat ze werken. Zij gingen relatief gezien vaker meer maar ook vaker minder uren werken. Minder werken kwam vooral voor bij werknemers die eerst meer dan 32 uur werkten. Deze groep werknemers verdween ook vaker uit de sector waar ze eerst werkten, bijvoorbeeld door in een andere sector te gaan werken. Doordat jongere werknemers nog aan de start van hun loopbaan staan, zijn zij waarschijnlijk vaker zoekende in hoeveel en waar ze werken (SERV, 2022). Voor werknemers tot 59 jaar geldt dat hoe ouder, hoe vaker zij evenveel uren bleven werken. Werknemers in de leeftijd van 25 tot 45 jaar gingen vaker minder dan meer te werken. De oudste groep werknemers (60 jaar of ouder) ging vaker minder werken dan meer en stopten ook vaker met werken. Dit komt ook door werknemers die met pensioen gingen. 

3.4.1 Werknemers naar verandering arbeidsduur en leeftijd, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
Verandering arbeidsduurJonger dan 25 jaar (%) 25 tot 35 jaar (%)35 tot 45 jaar (%)45 tot 55 jaar (%) 55 tot 60 jaar (%) 60 jaar en ouder (%)
Werkt minder14,615,312,411,212,917,4
Werkt evenveel31,744,654,160,963,946,6
Werkt meer14,612,013,611,68,66,8

3.5 Verschillen tussen mannen en vrouwen

Tussen het vierde kwartaal van 2021 en van 2023 gingen vrouwen vaker dan mannen zowel minder uren werken als meer uren werken (zie Figuur 3.5.1). Voor alle leeftijdsgroepen bleken vrouwen flexibeler te zijn in hun werktijden dan mannen. Voor vrouwen onder de 35 jaar geldt hierbij dat ze vaker kozen om minder te werken dan meer te werken. Dit kan komen doordat zij op deze leeftijd vaker zorgtaken moeten combineren met hun werk (CBS, 2024b). Naarmate vrouwen ouder worden, wordt het patroon soms omgekeerd: ze kiezen er dan vaker voor om meer uren te werken dan om minder te werken. Mogelijk omdat er een vorm van verlichting van zorgtaken komt, wanneer hun kinderen ouder zijn of omdat de economische noodzaak hen dwingt tot hogere inkomsten. Het verschil dat mannen over het algemeen niet minder gaan werken dan vrouwen, kan wijzen op een traditionele rolverdeling binnen veel samenlevingen waarbij mannen nog steeds gezien worden als de primaire kostwinners (CBS, 2024b).

3.5.1 Werknemers naar verandering arbeidsduur en geslacht, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
Verandering arbeidsduurman (%)vrouw (%)
Werkt minder11,815,9
Werkt evenveel56,348,4
Werkt meer8,814,4

3.5.2 Verandering in arbeidsduur van werknemers naar leeftijd en geslacht, 4e kwartaal 2023 t.o.v. 4e kwartaal 2021
LeeftijdsklasseVerandering arbeidsduurman (%)vrouw (%)
Jonger dan 25 jaarWerkt minder11,917,3
Jonger dan 25 jaarWerkt evenveel34,229,1
Jonger dan 25 jaarWerkt meer12,916,3
25 tot 35 jaarWerkt minder12,319,3
25 tot 35 jaarWerkt evenveel47,940,9
25 tot 35 jaarWerkt meer10,213,4
35 tot 45 jaarWerkt minder10,913,9
35 tot 45 jaarWerkt evenveel58,349,3
35 tot 45 jaarWerkt meer9,617,4
45 tot 55 jaarWerkt minder9,313,3
45 tot 55 jaarWerkt evenveel66,854,5
45 tot 55 jaarWerkt meer8,116,6
55 tot 60 jaarWerkt minder11,316,0
55 tot 60 jaarWerkt evenveel67,958,8
55 tot 60 jaarWerkt meer7,111,8
60 jaar en ouderWerkt minder17,017,7
60 jaar en ouderWerkt evenveel47,145,9
60 jaar en ouderWerkt meer6,57,2

3.6 Verschillen per sector

Zoals besproken in paragraaf 3.2 blijkt dat de meerderheid van de werknemers tussen het vierde kwartaal van 2021 en van 2023 ongeveer evenveel uur bleef werken. Maar bekeken per bedrijfstak volgens de SBI 2008-indeling (CBS, z.d.) zijn er twee sectoren waar minder dan de helft van de werknemers evenveel blijft werken: de Horeca en Verhuur en overige zakelijke dienstverlening. Dit hangt samen met het feit dat in deze sectoren relatief veel werknemers stoppen met werken. In beide sectoren werken bovendien veel uitzend- en oproepkrachten. Zoals benoemd in paragraaf 3.3 blijft het aandeel flexibele krachten dat evenveel blijft werken, duidelijk achter bij dat van werknemers met een vast contract.

Tussen sectoren zijn ook verschillen zichtbaar in het aantal gewerkte uren per week (zie Figuur 3.6.1). Voor de meeste sectoren geldt dat de meeste werknemers tussen de 36 en 40 uur werkten. Maar in de sectoren Verhuur en handel van onroerend goed verhuur, Openbaar bestuur en Gezondheids- en welzijnszorg werkten de meeste werknemers minder uren. In de sector Openbaar bestuur werkt de grootste groep 32 tot 36 uur en in de sector Gezondheids- en welzijnszorg 28 tot 32 uur. In de sector Verhuur van en handel in onroerend goed is de verdeling gelijk tussen 32 tot 36 uur en 36 tot 40 uur.
Voor de meeste sectoren ligt het zwaartepunt bij slechts de ene arbeidsduurcategorie waar de meeste werknemers in werken. Er zijn een paar sectoren waar een grotere spreiding is onder hoeveel werknemers werken: Onderwijs, Gezondheids- en welzijnszorg en de sector Overige dienstverlening. 

Wat betreft de veranderingen in werkuren over de periode van 2 jaar tijd, zijn ook verschillen tussen sectoren zichtbaar. Voor de sectoren Gezondheid en zorg en Onderwijs blijkt dat de meeste werknemers die meer of minder gaan werken, zich bewegen in de richting van een grotere deeltijdbaan tussen 24 en 28 uur. In de Industrie en de sector Informatie en communicatie bewegen de meeste werknemers zich naar een grote deeltijdbaan van tussen de 32 tot 36 uur.

0 tot 8 uur
8 tot 12 uur
12 tot 16 uur
16 tot 20 uur
20 tot 24 uur
24 tot 28 uur
28 tot 32 uur
32 tot 36 uur
36 tot 40 uur
40 uur of meer
3.6.1 Werknemers naar arbeidsduur en bedrijfstak (SBI 2008), 4e kwartaal 2024
0 tot 8 uur (x 1 000)8 tot 12 uur (x 1 000)12 tot 16 uur (x 1 000)16 tot 20 uur (x 1 000)20 tot 24 uur (x 1 000)24 tot 28 uur (x 1 000)28 tot 32 uur (x 1 000)32 tot 36 uur (x 1 000)36 tot 40 uur (x 1 000)40 uur en meer (x 1 000)Totaal0 tot 8 uur (%)8 tot 12 uur (%)12 tot 16 uur (%)16 tot 20 uur (%)20 tot 24 uur (%)24 tot 28 uur (%)28 tot 32 uur (%)32 tot 36 uur (%)36 tot 40 uur (%)40 uur en meer (%)
Totaal1641402293265704979031108245352363982,423,34,78,27,213,11635,57,6
A323443653411643,52,63,64,85,64,48,16,445,715,2
B000000014250,70,30,70,81,42,25,28,552,327,9
C661118242061115394556550,90,91,52,63,32,88,716,255,57,7
D 00001134163251,50,70,91,22,52,59,912,657,410,8
E00011135186290,60,40,81,43,22,87,713,852,317,1
F4345861718169752341,30,91,31,62,625,5654,724,2
G22183444725510581467688982,31,93,54,67,45,710,88,448,47,1
H89121315152848171393192,22,63,23,74,247,813,447,611
I1079111414211477101775,33,94,967,47,311,37,241,35,5
J2233872936163242530,80,71,21,22,82,510,512,958,98,5
K745613112754121162482,61,31,82,44,8410,220,746,16
L212254918183612,61,52,43,68,36,314,327,828,44,6
M96911251959552434343621,11,92,45,2412,311,550,78,9
N41313741535892119236857085,13,94,75,26,77,411,61529,810,7
O424122932792407934810,70,40,82,35,66,215,446,915,56,3
P108182769469958127114622,21,63,95,814,59,620,912,326,92,3
Q273569114210190232209673211532,335,89,617,71619,617,65,62,7
R53468814132558653,54,76,59,48,415,614,427,45
S535712920182541044,334,96,111,18,718,116,423,53,9

4. Conclusie en discussie

De meeste werknemers uit de onderzochte populatie hielden hun contracturen gelijk in de periode tussen het vierde kwartaal van 2021 en van 2023. Toch is er binnen de groep die wel van arbeidsduur verandert, sprake van herkenbare patronen. De omvang van de oorspronkelijke werkweek hangt samen met de kans op en de richting van de verandering. Werknemers met kleine banen – tot ongeveer 28 uur per week – waren vaker geneigd hun uren uit te breiden dan te verminderen, terwijl werknemers met grotere banen (meer dan 32 uur) juist vaker hun uren afbouwden. Dat resulteert in een zekere concentratie van werknemers rond de middengroep van 28 tot 32 uur.

Werknemers met een flexibel contract wijzigden hun werkuren vaker dan werknemers met een vast contract. Ook stopte een relatief groot deel van de werknemers met een flexibel contract met werken in de sector waarin zij eerder actief waren. Deze dynamiek is deels inherent aan de aard van flexibele arbeidsrelaties, maar laat ook zien dat deze groep kwetsbaarder is qua binding met het werk en de sector. In sectoren waar veel flexibele contracten worden gebruikt, zoals de horeca en de zakelijke dienstverlening, blijft dan ook een kleiner deel van de werknemers langdurig actief. Voor deze sectoren vormt dat een extra uitdaging in een arbeidsmarkt die al onder druk staat.

Leeftijd speelt eveneens een duidelijke rol: jongere werknemers onder de 25 jaar wisselden vaker van aantal uren en van sector. Dit past bij een fase van oriëntatie en werkervaring opdoen. Oudere werknemers, met name 60-plussers, bouwden hun arbeidsduur vaker af of stopten met werken, vaak als voorbereiding op pensionering. Werknemers tussen de 25 en 45 jaar lieten een lichte neiging zien om minder te gaan werken, mogelijk samenhangend met zorgtaken of andere verplichtingen in deze levensfase.

Geslachtsverschillen in arbeidsduurverandering blijven bestaan: vrouwen pasten in de onderzochte periode hun contracturen over het algemeen vaker aan dan mannen, zowel naar boven als naar beneden. In de jongere leeftijdsgroepen kozen vrouwen vaker voor minder uren, mogelijk vanwege de combinatie van werk en zorg. Vrouwen van hogere leeftijd kozen juist vaker voor een uitbreiding van de werkweek. Dat duidt erop dat keuzes rondom werkuren voor een deel van de vrouwen samenhangen met de levensfase en de rolverdeling binnen huishoudens. Dit is in overeenstemming met resultaten van de Emancipatiemonitor 2024 (CBS, 2024b), waaruit blijkt dat zorg voor de (klein)kinderen voor 47 procent van de vrouwen een reden is om deeltijds te werken. 

Hoewel het onderzoek laat zien wie hun werkuren aanpast en in welke richting, blijven de onderliggende motieven grotendeels buiten beeld. Dat vormt een belangrijke beperking van deze analyse. Het is onduidelijk in hoeverre mensen zelf hebben gekozen voor een wijziging, of dat deze voortkomt uit bijvoorbeeld cao-afspraken, roostertechnische beperkingen, gezinsomstandigheden of organisatiebeleid. Ook is niet onderzocht of werknemers die meer willen werken, daar in de praktijk ook de kans toe krijgen.

Voor vervolgonderzoek zijn er daarom meerdere aanknopingspunten. Zo zou een koppeling met surveydata meer zicht kunnen geven op de overwegingen achter het uitbreiden of verminderen van arbeidsduur. Uit onderzoek op basis van gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking is al eerder gebleken dat niet iedereen die meer wil werken en daarvoor beschikbaar is, dit ook gaat doen (Kromhout & Souren, 2024). Het aantal mensen dat aangeeft meer te willen werken, ligt ongeveer 200 duizend lager dan het aantal werknemers dat uit de hier geanalyseerde registerdata meer blijkt te gaan werken. Het zou interessant zijn om te bekijken wie die werknemers zijn. 

Ook is het waardevol om te onderzoeken waarom een werkweek van ongeveer 30 uur voor veel mensen die meer of minder gaan werken, aantrekkelijk is: ligt dat aan voorkeuren, cao’s, verdeling van zorgtaken of andere structurele factoren? 

Daarnaast verdient het verloop onder flexibele werknemers extra aandacht. Als juist deze groep vaker van sector wisselt of stopt, is het belangrijk om beter te begrijpen welke barrières of omstandigheden daaraan bijdragen — en hoe sectoren hierin kunnen sturen of ondersteunen.

Referenties

CBS StatLine (2025). Binding met de arbeidsmarkt, onbenut arbeidspotentieel; arbeidsduur. Geraadpleegd op 22 juli 2025.

CBS (2024a) Werknemersstromen naar bedrijfstak en leeftijd, 2016Q1-2024Q2

CBS (2024b). Emancipatiemonitor 2024 | CBS

CBS (zonder datum), Standaard Bedrijfsindeling (SBI)

CPB (2024) Beschouwing Centraal Economisch Plan 2024

Gennip, van C. E. G. (2022) Kamerbrief over aanpak krapte op arbeidsmarkt | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl

Kremer, J., G. Muskee, B. Kok en M. Imandt (2023). De oplossing voor langdurige krapte is minder arbeidsvraag. ESB, 108(4826), 484-486.

Kromhout, J. & Souren M. (2024) Onderbenutte deeltijders: van meer willen werken naar meer gaan werken | CBS.  Statistische Trends

SERV (2022), Ik wil een gids! Jonge werknemers aan de start van hun loopbaan.

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (2022). In alle beroepsgroepen sprake van krapte. Opgehaald van Website van Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.