Bijlage
Toelichting sterftemodel
Het CBS gebruikt voor de prognose van de sterftekansen een extrapolatiemodel (Stoeldraijer et al., 2013). Er wordt vanuit gegaan dat de toekomstige trends een voortzetting zijn van de trends uit het verleden.
Het model maakt onderscheid tussen rookgerelateerde en niet-rookgerelateerde sterfte. Om rookgerelateerde sterfte te schatten wordt de longkankersterfte als proxy gebruikt. Bij mannen is er in het verleden een omslag geweest van stijgende naar dalende rookgerelateerde sterfte. Dit gebeurde eerst bij de jongere, daarna bij oudere leeftijden, en kwam doordat minder jonge mannen begonnen met roken en er meer mannen mee stopten. Bij vrouwen is er bij leeftijden onder de 60 ook al een omslag van stijgende naar dalende rookgerelateerde sterfte, maar bij leeftijden daarboven nog niet. Die verwachte omslag bij de hogere leeftijden zorgt in de prognose voor een versnelling in de stijging van de levensverwachting van vrouwen.
Voor de niet-rookgerelateerde sterfte wordt de langetermijntrend geschat uit de ontwikkeling in een groep West-Europese landen (Denemarken, Duitsland, Engeland en Wales, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen, Spanje, Zweden en Zwitserland). Dit wordt gedaan omdat zo’n groep landen gezamenlijk een stabielere trend geeft, die daardoor geschikter is voor extrapolatie over een lange tijdsduur. Voor de korte termijn wordt dat gecombineerd met een model dat het verschil in de niet-rookgerelateerde sterfte tussen Nederland en de West Europese groep voorspelt.
De coronapandemie zorgde tijdelijk voor extra sterfte, waardoor de langetermijntrend niet meer goed te schatten was. De prognoses uit 2020 tot en met 2024 maakten daarom noodgedwongen gebruik van gegevens uit de jaren tot en met 2019 om deze trend te schatten. De prognoses van 2020, 2021 en 2022 veronderstelden dat op korte termijn de sterftekansen zouden terugkeren naar hetzelfde niveau als wanneer er geen pandemie was geweest. Het herstel van de levensverwachting ging echter trager dan verwacht. Bij de prognoses van 2023 en 2024 werd daarom verondersteld dat de trend zich wel zou herstellen, maar dat het niveau van de sterfte structureel iets hoger zou blijven: deels door structurele effecten van het endemisch geworden covid, deels door andere, onbekende, factoren.
In de huidige prognose zijn twee aanpassingen in het model doorgevoerd waardoor het mogelijk is ook data van na 2019 mee te nemen in de schattingen. Ten eerste is in het extrapolatiemodel voor West-Europa een variabele toegevoegd die het effect van de coronapandemie modelleert. Voor de algemene sterftetrend geeft deze methode, voor deze editie, nog dezelfde uitkomst als een schatting met alleen de data tot en met 2019. Voor de sterfteontwikkeling naar leeftijd en geslacht zijn er wel verschillen en ook het niveau van de sterfte verschilt. De tweede aanpassing aan het sterftemodel is dat de kortetermijnontwikkeling van het verschil in sterftekansen tussen Nederland en West-Europa nu wordt geschat op basis van een recentere periode, waardoor het beter bij de ontwikkelingen van de meest recente decennia aansluit. Er wordt nu data sinds 2000 gebruikt in plaats van sinds 1970.
In de nieuwe prognose wordt verondersteld dat er in de West-Europese landen geen sprake meer is van het inlopen van na-ijlende covid-effecten in de sterfte. Wat er nog aan covid-gerelateerde sterfte is wordt verondersteld structureel te zijn en verder af te nemen in een soortgelijk tempo als de overige sterfte. Voor de lange termijn geeft het model leeftijdsspecifieke sterftekansen die jaarlijks met een vaste fractie afnemen. Voor de levensverwachting geeft dit een voortgaande stijging, maar in een geleidelijk afnemend tempo (figuur 2.2.3a en 2.2.3b).
De ontwikkeling van de sterfte in Nederland was in 2024 minder gunstig dan in West-Europa. Het kortetermijnmodel voorspelt dat Nederland de opgelopen achterstand ten opzichte van de andere landen in de komende jaren weer deels inloopt. Dat geeft in de eerste jaren van de prognose een sterker stijgende ontwikkeling van de levensverwachting dan in de jaren daarna.