Verschillen in bijstandsafhankelijkheid tussen herkomstgroepen

5. Conclusie

In deze studie is ten eerste gekeken of het gebruik van bijstand door mensen van 18 jaar tot AOW-leeftijd verschilt tussen herkomstgroepen. Van de Nederlandse bevolking ontving 4,2 procent een bijstandsuitkering op enig moment gedurende het eerste kwartaal van 2022. Het aandeel personen dat bijstand ontvangt was groter dan het landelijk gemiddelde onder migranten van Buiten-Europese herkomst. Met name migranten uit Marokko en overig Buiten-Europese landen ontvingen vaak bijstand. Voor alle Buiten-Europese herkomstgroepen geldt dat de tweede generatie aanzienlijk minder bijstand ontving dan de eerste generatie (de migranten). Onder de tweede generatie van Marokkaanse, Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomst was het aandeel met bijstand hoger dan het landelijk gemiddelde. Bij personen die zich nieuw in Nederland vestigden is de bijstandsafhankelijkheid hoog, met name bij personen die als migratiemotief asiel hebben. De bijstandsafhankelijkheid neemt wel af bij een lagere verblijfsduur.

Om de verschillen in bijstandsafhankelijkheid tussen herkomstgroepen nader te onderzoeken, is ten tweede de samenhang met verschillende relevante kenmerken onderzocht: leeftijd, geslacht, type huishouden, het volgen van een studie, het ontvangen van andere uitkeringen, zorggebruik en opleidingsniveau. Dit is gedaan door te corrigeren voor geen, enkele of al deze kenmerken in meerdere regressiemodellen. Uit de regressieanalyses bleek dat de groepen waarbinnen het aandeel personen met bijstand flink groter is dan gemiddeld – Marokkaanse, Turkse, Nederlands-Caribische, Surinaamse, en overig Buiten-Europese migranten – het verschil afneemt na correctie voor de andere kenmerken, maar wel blijft bestaan. Voor de tweede generaties die vaker dan gemiddeld bijstand ontvangen – de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, en Nederlands-Caribische tweede generatie – geldt ook dat er met name een afname plaatsvindt na correctie voor opleidingsniveau.

De verschillen in bijstandsafhankelijkheid die we vonden voor geboorteland en herkomstland hangen ten dele dus samen met een andere samenstelling van deze groepen. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, dan blijkt dat de achtergrondkenmerken – in volgorde van belang - opleidingsniveau, zorggebruik, type huishouden, het volgen van een studie en het ontvangen van een andere uitkering samenhangen met de kans dat iemand gebruik maakt van de bijstand. Verschillen naar geboorteland en herkomstland worden na correctie kleiner, maar blijven wel aanwezig. Het verschil dat na correctie overblijft hangt mogelijk samen met achtergrondkenmerken die geen onderdeel zijn van deze studie, zoals beheersing van de Nederlandse taal en deelname aan sociale netwerken.