Werkdruk en arbeidstevredenheid in de zorg

3. Verschillen in werkdruk en arbeidstevredenheid tussen branches in de zorg en welzijn

In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre de werkdruk en de arbeidstevredenheid van werknemers binnen de zorg en welzijn afwijkt tussen de verschillende branches van deze bedrijfstak.

Eerder is besproken dat de combinatie van hoge taakeisen en geringe autonomie (stressvol werk) samen kan hangen met overbelasting en burn-outklachten onder werknemers. Net als in de NEA zijn in de WNE een aantal vragen opgenomen die specifieke informatie kunnen verschaffen over de autonomie en taakeisen van werknemers, al zit er wel enig verschil in de vraagstelling van beide bronnen. Aanvullend levert de WNE ook informatie over de ervaren werkdruk door werknemers zelf. Op basis van de WGE zijn eveneens gegevens beschikbaar over de ervaren werkdruk van werknemers in de zorg en welzijn, maar in dit geval ingeschat door werkgevers.

Gegevens over de arbeidstevredenheid van werknemers binnen branches zijn uitsluitend beschikbaar uit de WNE. Niet alle informatie over de werkdruk en arbeidstevredenheid van werknemers is voor alle peilmomenten beschikbaar, waardoor de meest recente meting voor een aantal indicatoren het 4e kwartaal 2021 betreft en voor de andere het 2e kwartaal 2022.

3.1 Werkdruk volgens werknemers

Binnen branches in de zorg en welzijn was het aandeel met stressvol werk in het vierde kwartaal van 2021 het grootst bij werknemers in de ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (39 procent) en bij werknemers in de huisartsenzorg en gezondheidscentra1)  (38 procent). Werknemers in deze branches hebben zowel bovengemiddeld hoge taakeisen als een lage score op autonomie. In het sociaal werk was het aandeel met stressvol werk met 12 procent het laagst. Met name het aandeel met een lage autonomie was in deze branche relatief klein.

3.1.1 Stressvol werk naar branche, werknemers in de zorg en welzijn, 4e kwartaal 2021
 Hoge taakeisen (% van werknemers van 16 jaar of ouder)Lage autonomie (% van werknemers van 16 jaar of ouder)Stressvol werk (% van werknemers van 16 jaar of ouder)
Totaal41,655,728,9
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg50,068,638,5
Huisartsenzorg en gezondheidscentra48,863,538,4
Kinderopvang44,169,135,4
Universitair Medisch Centrum49,552,132,1
Verpleging, verzorging en thuiszorg39,656,228,9
Geestelijke gezondheidszorg44,149,026,0
Gehandicaptenzorg37,356,225,4
Jeugdzorg47,340,524,0
Overige zorg en welzijn31,845,619,8
Sociaal werk34,228,212,1

Op de vraag hoe werknemers in de zorg en welzijn hun eigen werkdruk inschatten, beoordeelde in het tweede kwartaal van 2022 bijna de helft (49 procent) hun werkdruk als goed. Precies de helft vond deze (veel) te hoog en 2 procent vond de werkdruk (veel) te laag. In de kinderopvang rapporteerden werknemers het vaakst dat ze een (veel) te hoge werkdruk (61 procent) hadden en ook in de jeugdzorg was dat met 55 procent bovengemiddeld. In de overige zorg en welzijn en sociaal werk was dat juist lager (respectievelijk 37 en 41 procent).

De door werknemers in de zorg en welzijn gerapporteerde werkdruk was in het vierde kwartaal 2020, het jaar van de start van de coronacrisis, lager dan daarvoor. Tussen het vierde kwartaal van 2019 en 2020 nam het percentage werknemers dat de werkdruk (veel) te hoog vindt naar verhouding het sterkst af in de branches overige zorg en welzijn en sociaal werk. In de branches huisartsenzorg en gezondheidscentra en de GGZ was de afname het minst sterk. Na het vierde kwartaal van 2020 nam de ervaren werkdruk weer toe. Met name in het tweede kwartaal van 2022 was die toename aanzienlijk. Naar branche steeg de ervaren werkdruk na het vierde kwartaal van 2020 sterk in de kinderopvang en de overige zorg en welzijn.

Figuur 3.1.2 Ervaren werkdruk van werknemers in de zorg en welzijn, 16 jaar of ouder*
 Totaal (% (veel) te hoog)Universitair Medisch Centrum (% (veel) te hoog)Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (% (veel) te hoog)Geestelijke gezondheidszorg (% (veel) te hoog)Huisartsenzorg en gezondheidscentra (% (veel) te hoog)Verpleging, verzorging en thuiszorg (% (veel) te hoog)Gehandicaptenzorg (% (veel) te hoog)Kinderopvang (% (veel) te hoog)Jeugdzorg (% (veel) te hoog)Sociaal werk (% (veel) te hoog)Overige zorg en welzijn (% (veel) te hoog)
2e kwartaal 201943,942,147,74941,145,546,24352,635,932,9
4e kwartaal 201948,146,553,450,146,349,447,95252,339,336,7
4e kwartaal 202038,936,544,142,539,940,14042,842,930,226,3
2e kwartaal 202142,544,544,146,548,341,344,547,550,536,432,3
4e kwartaal 202143,843,646,345,346,546,341,25748,934,729,7
2e kwartaal 202249,545,350,448,953,851,750,8615540,737,1
* In het tweede kwartaal van 2020 heeft geen meting plaatsgevonden.

Naast het beoordelen van hun eigen werkdruk op verschillende momenten, is aan werknemers ook gevraagd hoe ze de ontwikkeling van hun werkdruk in het voorgaande jaar inschatten.
Van alle werknemers in de zorg en welzijn gaf met 68 procent het merendeel in het 4e kwartaal 2021 aan dat hun werkdruk in de afgelopen twaalf maanden is toegenomen, 29 procent gaf aan dat deze gelijk is gebleven en volgens 3 procent was de werkdruk afgenomen. In de kinderopvang was het percentage (78) dat zei dat de werkdruk in het afgelopen jaar is toegenomen het hoogst, en ook in de branche huisartsenzorg en gezondheidscentra was dat met bijna driekwart relatief hoog.

Ten slotte is onderzocht in hoeverre deze retrospectieve inschatting van werknemers over de ontwikkeling van hun werkdruk verschilt tussen kwartalen. Ten opzichte van het 2e kwartaal 2019 en 4e kwartaal 2020 is de groep die zegt dat de werkdruk is toegenomen groter geworden. Met name in de kinderopvang was die stijging aanzienlijk.

3.1.3 Toegenomen ervaren werkdruk (in afgelopen 12 maanden) naar branche
 2e kwartaal 2019 (% van werknemers van 16 jaar of ouder)4e kwartaal 2020 (% van werknemers van 16 jaar of ouder)4e kwartaal 2021 (% van werknemers van 16 jaar of ouder)
Totaal64,862,367,9
Universitair Medisch Centrum61,961,166,0
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg68,964,772,1
Geestelijke gezondheidszorg67,261,164,8
Huisartsenzorg en gezondheidscentra68,467,074,2
Verpleging, verzorging en thuiszorg65,866,872,1
Gehandicaptenzorg66,365,066,6
Kinderopvang65,063,377,8
Jeugdzorg70,460,166,0
Sociaal werk58,154,756,3
Overige zorg en welzijn55,448,653,9

In een logistische regressieanalyse is vervolgens gekeken naar de verschillen tussen branches in de zorg en welzijn in het hebben van een stressvol werk. Waar mogelijk zijn daarbij vergelijkbare kenmerken meegenomen als bij de analyse naar bedrijfstak in hoofdstuk 2.

In model 1 zijn de verschillende branches opgenomen en het kwartaal waarin de enquête is afgenomen. De odds ratio’s op het hebben van een stressvol werk waren in dit model het hoogst in de branche ziekenhuizen en overig medisch specialistische zorg (OR=1,7) en het laagst in het sociaal werk (OR=0,4). Dit betekent dat er voor werknemers in ziekenhuizen en specialistische zorg een positieve samenhang is met het hebben van stressvol werk, terwijl het voor sociaal werk om een negatief verband gaat.

In model 2 is ten opzichte van het eerste model ook opgenomen in hoeverre het werk als emotioneel zwaar wordt ervaren en de ondersteuning die werknemers in de zorg en welzijn ervaren van hun leidinggevende en organisatie. Hieruit blijkt dat werknemers die aangeven emotioneel zwaar werk te verrichten een hogere odds ratio (2,7) hebben om een high-strain job te hebben. Bij werknemers die voldoende ondersteuning ervaren zijn de odds ratio’s op het hebben van stressvol werk aanzienlijk lager dan bij werknemers die onvoldoende steun ervaren. Dat geldt vooral voor de ervaren ondersteuning door de organisatie. In de GGZ en de jeugdzorg nemen de odds ratio’s wat af als rekening wordt gehouden met de emotionele belasting. In de branches huisartsenzorg en gezondheidscentra en kinderopvang nemen de odds ratio’s in het tweede model juist wat toe, wat betekent dat de relatief lagere emotionele belasting en grotere ervaren ondersteuning door de organisatie of leidinggevende bij deze werknemers kennelijk dempend werkt op de samenhang met stressvol werk.

Uit model 3 blijkt dat mannen minder vaak stressvol werk hebben dan vrouwen, en de relatief jongere werknemers juist vaker. Tussen de branches zijn de verschillen met het tweede model beperkt. Dit betekent dat verschillen in achtergrondkenmerken niet (sterk) samenhangen met de verschillen in het hebben van stressvol werk tussen de branches. Wel verschilt de verpleging, verzorging en thuiszorg hierin niet meer significant van het gemiddelde, en ook neemt de odds ratio bij de kinderopvang wat af.

Tabel 3.1.4 Stressvol werk van werknemers in de zorg en welzijn
Model 1Model 2Model 3
Odds ratioOdds ratioOdds ratio
Kwartaal (ref:
2e kwartaal 2019)
4e kwartaal 20200,784***0,831***0,833***
Kwartaal (ref:
2e kwartaal 2019)
4e kwartaal 20211,103***1,147***1,151***
Branche (ref:
gemiddelde)
Universitair
Medisch
Centrum
1,206***1,248***1,352***
Branche (ref:
gemiddelde)
Ziekenhuizen en
overige medisch
specialistische zorg
1,749***1,827***1,894***
Branche (ref:
gemiddelde)
Geestelijke
gezondheidszorg
0,9930,764***0,808***
Branche (ref:
gemiddelde)
Huisartsenzorg en
gezondheidscentra
1,583***2,14***2,125***
Branche (ref:
gemiddelde)
Verpleging,
verzorging
en thuiszorg
1,109***1,081**1,015
Branche (ref:
gemiddelde)
Gehandicaptenzorg0,9880,89**0,855***
Branche (ref:
gemiddelde)
Kinderopvang
(incl. peuteropvang)
1,213***1,408***1,22***
Branche (ref:
gemiddelde)
Jeugdzorg0,86*0,708***0,731***
Branche (ref:
gemiddelde)
Sociaal werk0,398***0,344***0,355***
Branche (ref:
gemiddelde)
Overige zorg
en welzijn
0,663***0,812***0,828***
Emotioneel zwaar
werk (ref: overig)
(Helemaal)
mee eens
2,679***2,712***
Voldoende ondersteuning
leidinggevende
(ref: overig)
(Helemaal)
mee eens
0,559***0,554***
Voldoende ondersteuning
organisatie
(ref: overig)
(Helemaal)
mee eens
0,38***0,379***
Man (ref: vrouw)0,753***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
25 tot 35 jaar1,241***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
35 tot 45 jaar0,961
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
45 tot 55 jaar0,899*
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
55 tot 65 jaar0,807***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
65 jaar of ouder0,599***
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
VMBO, MBO 1,
AVO onderbouw
1,157
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
HAVO, VWO,MBO1,195
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
HBO-, WO-bachelor0,964
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
HBO-, WO-master,
doctor
0,893
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
Onbekend1,150
Constante0,336***0,492***0,504***
Pseudo R2 (Nagelkerke)0,0340,1980,207
*p<0,10 **p<0,05 ***p<0,01

3.2 Werkdruk volgens werkgevers

Desgevraagd gaf meer dan de helft van de werkgevers in de zorg en welzijn, 55 procent, in het tweede kwartaal van 2022 aan het idee te hebben dat de werkdruk onder werknemers in de afgelopen 12 maanden is toegenomen.

Het aandeel werkgevers dat zei dat de werkdruk is toegenomen groeide tussen het tweede kwartaal van 2019 en het vierde kwartaal van 2021 van 49 naar 61 procent. In het tweede kwartaal van 2022 daalde het percentage weer (55 procent) naar hetzelfde niveau als in 2020. Opvallend daarbij is dat in tegenstelling tot werknemers, volgens werkgevers de werkdruk in het vierde kwartaal 2020 niet lager was dan bij de andere meetmomenten. Werkgevers gaven in het vierde kwartaal 2021 in vergelijking met werknemers dus wel minder vaak aan dat de werkdruk is toegenomen. Onder werknemers bedroeg dat aandeel 68 procent.

Bij werkgevers in de branche huisartsen en gezondheidscentra is het percentage dat zegt dat de werkdruk is gestegen in het tweede kwartaal van 2022 overigens juist iets verder toegenomen, en ook bij de branches sociaal werk en ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (incl. UMC’s) nam dat toe. In de branches GGZ en jeugdzorg was de daling in het tweede kwartaal 2022 het sterkst.

3.2.1 Toename werkdruk (in afgelopen 12 maanden) naar branche
 2e kwartaal 2019 (% van werkgevers in de zorg en welzijn)4e kwartaal 2020 (% van werkgevers in de zorg en welzijn)4e kwartaal 2021 (% van werkgevers in de zorg en welzijn)2e kwartaal 2022 (% van werkgevers in de zorg en welzijn)
Totaal4954,760,755
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (incl. UMCs)34,950,658,959,9
Geestelijke gezondheidszorg43,253,769,750,6
Huisartsen en gezondheidscentra72,266,488,990,6
Verpleging, verzorging en thuiszorg40,461,364,252,1
Gehandicaptenzorg40,153,648,339,2
Kinderopvang43,147,354,950,4
Jeugdzorg55,356,258,243,2
Sociaal werk33,444,744,347,6
Overige zorg48,352,754,347,2

3.3 Tevredenheid van werknemers binnen de zorg en welzijn

Werknemers in de branches huisartsen en gezondheidscentra en sociaal werk waren met respectievelijk 80 en 77 procent in het tweede kwartaal van 2022 vaker (zeer) tevreden met het werk dan gemiddeld in de zorg en welzijn (73 procent). In de kinderopvang (68 procent), en de verpleging, verzorging en thuiszorg (70 procent) waren werknemers in mindere mate tevreden.

De tevredenheid met het werk in de zorg en welzijn nam tussen het tweede kwartaal 2021 en 2022 af. Die daling was relatief sterk in de kinderopvang, waar de tevredenheid afnam van 78 naar 68 procent. In de verpleging, verzorging en thuiszorg was die afname ook relatief sterk, van 80 naar 70 procent. In het sociaal werk nam de tevredenheid met het werk tussen het tweede en vierde kwartaal van 2021 juist toe, om in het tweede kwartaal van 2022 vervolgens weer te dalen.

Figuur 3.3.1 Tevredenheid van werknemers in de zorg en welzijn, 16 jaar of ouder*
 Totaal (% (zeer) tevreden met werk)Universitair Medisch Centrum (% (zeer) tevreden met werk)Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (% (zeer) tevreden met werk)Geestelijke gezondheidszorg (% (zeer) tevreden met werk)Huisartsenzorg en gezondheidscentra (% (zeer) tevreden met werk)Verpleging, verzorging en thuiszorg (% (zeer) tevreden met werk)Gehandicaptenzorg (% (zeer) tevreden met werk)Kinderopvang (% (zeer) tevreden met werk)Jeugdzorg (% (zeer) tevreden met werk)Sociaal werk (% (zeer) tevreden met werk)Overige zorg en welzijn (% (zeer) tevreden met werk)
2e kwartaal 201977,878,47977,68576,774,278,377,579,779,8
4e kwartaal 201977,680,676,977,884,177,875,775,878,178,776,9
4e kwartaal 202080,682,579,282,486,181,376,277,88282,782,2
2e kwartaal 202180,580,783,779,883,780,179,377,777,277,981,7
4e kwartaal 202176,377,978,379,280,373,475,269,773,481,480,6
2e kwartaal 202272,977,17672,679,669,970,967,970,877,576,7
* In het tweede kwartaal van 2020 heeft geen meting plaatsgevonden.

In hoofdstuk 2 werd op basis van de NEA een aantal aspecten van werktevredenheid besproken naar bedrijfstak. In de WNE zijn werknemers ook gevraagd naar hun mening over stellingen die te maken hebben met een aantal specifieke aspecten van de werktevredenheid. 61 procent van de werknemers in de zorg en welzijn het in het vierde kwartaal van 2021 (helemaal) eens met de stelling dat hun leidinggevende laat weten dat hij/zij tevreden is over het verrichte werk. Verder zei 60 procent zich te kunnen ontplooien of ontwikkelen in hun werk, en was 58 procent het helemaal eens met de stelling dat ze invloed hebben op hun werktijden. Aan de andere kant voelde 14 procent zich gefrustreerd, en 17 procent zich opgebrand door het werk. In de jeugdzorg voelden werknemers zich het vaakst gefrustreerd of opgebrand door het werk.

3.3.2 Tevredenheid, werknemers in de zorg en welzijn (16 jaar of ouder), 4e kwartaal 2021
 2021 (% (helemaal) mee eens)
Mijn leidinggevende laat weten dat hij/zij tevreden is over mijn werk61,2
Ik kan mij ontplooien/ontwikkelen in mijn werk60,0
Ik heb invloed op mijn rooster/op de tijden waarop ik werk57,6
Ik krijg voldoende ondersteuning van mijn leidinggevende55,6
Ik krijg voldoende ondersteuning van mijn organisatie bij de uitvoering van mijn werk51,5
Ik kan zelf beslissen hoe ik mijn werk doe46,6
Ik heb voldoende tijd om mijn patiënten/cliënten goed te verzorgen35,2
Ik kan zelf mijn werktempo bepalen35,1
Ik heb voldoende tijd om mijn patiënten/cliënten persoonlijke aandacht te geven33,0
Ik krijg voldoende betaald voor het werk dat ik doe28,2
Ik vind mijn werk emotioneel zwaar27,1
Ik voel me opgebrand door mijn werk16,7
Ik voel me gefrustreerd door mijn werk14,0

Net als bij de verschillen in tevredenheid tussen werknemers in de zorg en welzijn en daarbuiten, is in aanvullende analyses onderzocht welke factoren samenhangen met het verschil in de tevredenheid met het werk tussen branches binnen de zorg en welzijn. Gekeken is daarbij naar het hebben van stressvol werk, de emotionele belasting van het werk en het krijgen van voldoende ondersteuning door zowel de leidinggevende als de organisatie. Ook zijn geslacht, leeftijd en onderwijsniveau meegenomen.

Uit model 1, waarin alleen de verschillende branches zijn opgenomen (inclusief het kwartaal waarin de enquête is afgenomen) blijkt dat de tevredenheid het hoogst was in de huisartsenzorg en gezondheidscentra en het laagst in de branches kinderopvang en gehandicaptenzorg.

Model 2, waarbij rekening wordt gehouden met stressvol werk, de emotionele belasting en het krijgen van voldoende ondersteuning van de leidinggevende, laat zien dat werknemers met stressvol of emotioneel zwaar werk minder vaak tevreden zijn met het werk, terwijl werknemers die voldoende ondersteuning ervaren aanzienlijk hogere odds ratio’s hebben.

Naar branche zijn werknemers in ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg en werknemers en de ggz hier wat vaker tevreden. In de branche ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg is het aandeel werknemers met stressvol werk dan ook relatief hoog, waardoor dat een dempend effect kan hebben. Hetzelfde geldt voor de ggz waarin werknemers vaker emotioneel zwaar werk verrichten. In het sociaal werk is het aandeel werknemers met stressvol werk juist relatief laag waardoor na correctie hiervoor de odds ratio’s wat lager uitvallen.

Uit model 3, waarin ook de achtergrondkenmerken zijn opgenomen, blijkt dat vrouwen wat vaker tevreden zijn dan mannen. De 15- tot 25-jarigen en 65-plussers zijn vaker tevreden, en ook neemt de tevredenheid toe naarmate men een hoger onderwijsniveau heeft. Tussen branches zijn er alleen beperkte verschillen met het vorige model.

3.3.3 Tevredenheid met werk van werknemers in de zorg en welzijn
Model 1Model 2Model 3
Odds ratioOdds ratioOdds ratio
Kwartaal (ref:
2e kwartaal 2019)
4e kwartaal 20201,185***1,0351,036
Kwartaal (ref:
2e kwartaal 2019)
4e kwartaal 20210,916**0,875***0,875***
Branche (ref:
gemiddelde)
Universitair
Medisch
Centrum
1,0341,0951,072
Branche (ref:
gemiddelde)
Ziekenhuizen en
overige medisch
specialistische zorg
0,9881,19***1,184***
Branche (ref:
gemiddelde)
Geestelijke
gezondheidszorg
1,0451,244***1,214***
Branche (ref:
gemiddelde)
Huisartsenzorg en
gezondheidscentra
1,369***1,256**1,218*
Branche (ref:
gemiddelde)
Verpleging,
verzorging
en thuiszorg
0,894***0,9550,956
Branche (ref:
gemiddelde)
Gehandicaptenzorg0,806***0,855***0,867***
Branche (ref:
gemiddelde)
Kinderopvang
(incl. peuteropvang)
0,798***0,77***0,78***
Branche (ref:
gemiddelde)
Jeugdzorg0,9200,9280,937
Branche (ref:
gemiddelde)
Sociaal werk1,152*0,9711,004
Branche (ref:
gemiddelde)
Overige zorg
en welzijn
1,123**0,867***0,875***
Stressvol werk
(ref: geen
stressvol werk)
0,375***0,376***
Emotioneel zwaar
werk (ref: overig)
(Helemaal)
mee eens
0,637***0,639***
Voldoende ondersteuning
leidinggevende
(ref: overig)
(Helemaal)
mee eens
3,051***3,063***
Voldoende ondersteuning
organisatie
(ref: overig)
(Helemaal)
mee eens
3,267***3,281***
Man (ref: vrouw)0,849***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
25 tot 35 jaar0,701***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
35 tot 45 jaar0,75***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
45 tot 55 jaar0,81***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
55 tot 65 jaar0,817***
Leeftijd (ref.:
15 tot 25 jaar)
65 jaar of ouder1,223
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
VMBO, MBO 1,
AVO onderbouw
1,264*
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
HAVO, VWO, MBO1,401*
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
HBO-, WO-bachelor1,348**
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
HBO-, WO-master,
doctor
1,691***
Onderwijsniveau
(ref: basisonderwijs)
Onbekend0,944
Constante3,6842,3032,120
Pseudo R2 (Nagelkerke)0,0070,2960,299
*p<0,10 **p<0,05 ***p<0,01

1)Huisartsen voeren hun beroep vaak uit als zelfstandige (zie: CBS-cijfers over medisch geschoolden). Zelfstandigen vallen buiten de doelgroep van de WNE. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het interpreteren van de resultaten van de branche huisartsenzorg en gezondheidscentra.