Sterfte, oversterfte en COVID-19-sterfte in 2020 en 2021

2. Ontwikkelingen in de totale sterfte en oversterfte

2.1 Oversterfte

In Nederland bestaat er geen meldplicht voor overlijden aan COVID-19. Wel is er een verplichte doodsoorzaakverklaring door een arts, waarbij COVID-19 sinds maart 2020 een van de mogelijke doodsoorzaken is. De verwerking van de doodsoorzaakverklaringen, waarop voor iedere overledene de doodsoorzaak staat vermeld, duurt enkele maanden. Er ontbreekt daardoor een tijdig beeld van de gezondheidslast of het aantal levens dat verloren gaat als gevolg van de COVID-19-epidemie.

Naast de sterfgevallen die direct toe te schrijven zijn aan COVID-19, is het mogelijk dat mensen overlijden als indirect gevolg van COVID-19. Bijvoorbeeld door overbezetting van de gezondheidszorg of zorgmijding. Ook kunnen de beperkende coronamaatregelen sterfgevallen door andere oorzaken dan COVID-19 juist hebben voorkomen, bijvoorbeeld door verminderde besmettingen door andere infectieziekten. Indirecte sterfgevallen als gevolg van COVID-19 worden niet meegenomen in de COVID-19-sterftecijfers.

Gezien de uitdagingen die het gebruik van COVID-19-gegevens met zich meebrengt, wordt oversterfte beschouwd als een meer objectieve en vergelijkbare maatstaf die een tijdig beeld geeft van zowel de directe als de indirecte gevolgen van de COVID-19-epidemie.

Wat is oversterfte?

Oversterfte is een tijdelijke, bijzondere stijging van het aantal overledenen die samenvalt met een bijzondere gebeurtenis, zoals een griepepidemie, hittegolf of COVID-19-epidemie. Maar wanneer is er sprake van een bijzondere stijging? Het aantal sterfgevallen schommelt namelijk altijd wel wat van week tot week. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert oversterfte als 'The mortality above what would be expected based on the non-crisis mortality rate in the population of interest' (WHO, 2021). Ook het CBS spreekt van oversterfte wanneer het waargenomen aantal overledenen hoger is dan het verwachte aantal overledenen in dezelfde periode. Daarbij wordt uitgegaan van de sterfteontwikkelingen alsof er geen COVID-19-epidemie is geweest in Nederland.Bepaling verwachte sterfte

Het verwachte aantal overledenen wanneer er geen COVID-19-epidemie was geweest, wordt bepaald in twee stappen. Eerst wordt het verwachte aantal overledenen in het hele jaar bepaald, daarna het verwachte aantal overledenen per week.

Het verwachte aantal overledenen in het hele jaar wordt bepaald op basis van de prognoses die het CBS jaarlijks maakt (CBS, 2022a). Deze prognoses geven namelijk de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen van de bevolking en de sterfte. De prognoses houden rekening met het feit dat de bevolking continu verandert: er komen immigranten bij (die relatief jong zijn), we vergrijzen en we worden steeds ouder. Het gaat uit van de kennis die er op dat moment is. Jaarlijks worden de uitkomsten van de laatste prognose getoetst aan de nieuwe ontwikkelingen. Voor elke nieuwe prognose worden de veronderstellingen geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. De veronderstellingen worden besproken in een klankbordgroep van (en onder voorzitterschap van) onafhankelijke externe deskundigen (het ‘Demografieplatform’).

Het CBS gebruikt voor de prognose van de leeftijds- en geslachtsspecifieke sterftekansen een extrapolatiemodel (Stoeldraijer, Van Duin en Janssen, 2013): er wordt van uitgegaan dat de toekomstige trends een voortzetting zijn van de trends uit het verleden. In het model wordt niet alleen uitgegaan van de trends in Nederland, maar ook van de meer stabiele trends in andere West-Europese landen. Tijdelijke versnellingen en vertragingen die voorkomen in de Nederlandse trends hebben zo een minder groot effect op de toekomstverwachtingen. Het model houdt ook rekening met het effect van rookgedrag op de sterfte, wat voor Nederland met name belangrijk is om de verschillen tussen mannen en vrouwen in sterftetrends goed te beschrijven. Er wordt gekeken naar trends over een lange periode, namelijk vanaf 1970.

Op basis van de geprognosticeerde leeftijds- en geslachtsspecifieke sterftekansen en de verwachte bevolkingsopbouw in dat jaar, wordt het verwachte aantal overledenen naar leeftijd en geslacht berekend voor een bepaald jaar. Voor 2020 is de verwachte sterfte 153 402 en voor 2021 is deze 154 887. Het aantal voor 2020 is ontleend aan de Kernprognose 2019-2060 (Stoeldraijer, Van Duin en Huisman, 2019) en het aantal voor 2021 aan de Bevolkingsprognose 2020-2070 (exclusief de aanname van extra sterfgevallen door de COVID-19-epidemie; Stoeldraijer, De Regt, Van Duin, Huisman en Te Riele, 2020).

Het verwachte aantal overledenen per week is geschat op basis van de waargenomen sterfte in 2015 tot en met 2019. Eerst wordt voor elk jaar de sterfte per week bepaald. Vervolgens wordt per week een gemiddelde van de sterfte in die week en de zes omliggende weken bepaald. Toevallige fluctuaties krijgen op deze manier minder gewicht. Het seizoenspatroon wordt in zijn geheel gekalibreerd zodat de som van de weken optelt tot het jaartotaal uit de eerste stap.

95%-interval

Om er achter te komen of de hogere sterfte geen toeval is, wordt gekeken naar hoe de sterfte gewoonlijk schommelt, en wordt daarmee een boven- en een ondergrens van het verwachte sterftecijfer per week berekend. Deze grenzen geven aan waarbinnen de wekelijkse sterfte normaal gesproken schommelt. Alleen als de sterfte hoger is dan die bovengrens of lager dan de ondergrens van de verwachte sterfte spreken we van een bijzondere ontwikkeling.

Het 95%-interval rond de verwachte sterfte is geschat op basis van de waargenomen spreiding in de sterfte per week in de periode 2015 tot en met 2019.

Onzekerheid

De verwachte sterfte, en daarmee ook de oversterfte, is gebaseerd op een hypothetisch scenario waarbij er geen COVID-19 is. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de trends uit het verleden zich voortzetten in de jaren van de COVID-19-epidemie. Het is echter niet zeker dat dit het geval is. De sterfte fluctueert van jaar-op-jaar, en hoe verder in de toekomst, hoe minder zeker de verwachte sterfte is. Gemiddeld genomen zou de prognose echter een goede inschatting moeten geven van het jaarlijks aantal mensen dat overlijdt, gegeven dat er geen COVID-19-epidemie, inclusief maatregelen en andere gevolgen, was geweest.

2.2 Oversterfte in Nederland

In de sterftecijfers zijn gedurende de COVID-19-epidemie drie golven met oversterfte te onderscheiden: de eerste golf in het voorjaar van 2020, de tweede golf die startte in het najaar van 2020 en die duurde tot het begin van 2021 en de derde golf die startte rond het einde van de zomer van 2021 en rond de jaarwisseling van 2021/2022 eindigde (zie voor verdere specificatie de Bijlage - Data en methoden). In deze perioden lag het aantal overledenen hoger dan de verwachte sterfte en buiten het interval van verwachte fluctuaties in de sterfte. Tussen deze perioden met oversterfte was er in de onderliggende cijfers variatie te zien. Zo was er in april en mei 2021 slechts in twee weken net sprake van oversterfte (CBS, 2021), maar overleden er wel duidelijk meer mensen jonger dan 80 jaar dan verwacht (zie paragraaf 3). Medio augustus 2020 was ook een korte periode van oversterfte te zien, maar die viel samen met een hittegolf (CBS, 2020b) en wordt dus niet meegenomen in de verdere beschrijvingen.

2.2.1 Overledenen per week*
   OverledenenOverledenen, verwachtOverledenen, verwacht (95%-interval)
20201310332772908 – 3645
20202336433112930 – 3692
20203315733442945 – 3742
20204304633923008 – 3776
20205316434073027 – 3788
20206319634012979 – 3823
20207319834082916 – 3901
20208295933872851 – 3922
20209309833522805 – 3898
202010310733152785 – 3845
202011321832532756 – 3751
202012361431742711 – 3637
202013445831042703 – 3505
202014508530242712 – 3337
202015498129572719 – 3195
202016430829152711 – 3120
202017391128692677 – 3060
202018338228412650 – 3032
202019299028212633 – 3009
202020277727942626 – 2962
202021276927702620 – 2920
202022273327532608 – 2898
202023268127352591 – 2880
202024269027372600 – 2875
202025269527252594 – 2855
202026266027172577 – 2857
202027263727232544 – 2902
202028261927192515 – 2923
202029252927202507 – 2934
202030267227072515 – 2900
202031266626872492 – 2882
202032264126822483 – 2881
202033321126692481 – 2857
202034285426632510 – 2815
202035273626672526 – 2807
202036269326762549 – 2804
202037274126982564 – 2832
202038272227292585 – 2873
202039289127522618 – 2886
202040300027862628 – 2943
202041302428072655 – 2960
202042322028392677 – 3001
202043344928622661 – 3063
202044368728892683 – 3095
202045358929022692 – 3111
202046358129322710 – 3155
202047333529722742 – 3202
202048340430122762 – 3263
202049352930372742 – 3332
202050361531002800 – 3399
202051391131662830 – 3501
202052386732222871 – 3573
202053410332662906 – 3625
20211414333092940 – 3677
20212385333432962 – 3724
20213386233762978 – 3775
20214371634253040 – 3809
20215365434403060 – 3821
20216355034343012 – 3856
20217352934412949 – 3934
20218320734202884 – 3955
20219310533842838 – 3931
202110324533472817 – 3877
202111304432852787 – 3782
202112304632052742 – 3668
202113317831342733 – 3535
202114316430542741 – 3366
202115314229862748 – 3224
202116314529442739 – 3148
202117312628972705 – 3088
202118300628692677 – 3060
202119301928492660 – 3037
202120299028212653 – 2989
202121280727972646 – 2947
202122301127802635 – 2925
202123288727622617 – 2906
202124287127642627 – 2901
202125267527512620 – 2882
202126279327432603 – 2883
202127283927502571 – 2929
202128287227452541 – 2949
202129277627472534 – 2960
202130291727342541 – 2926
202131295927132518 – 2908
202132284227082509 – 2907
202133290226952507 – 2883
202134292926882535 – 2841
202135286626932552 – 2833
202136309327022575 – 2829
202137292027242590 – 2858
202138288927552612 – 2899
202139307427782644 – 2912
202140307228132655 – 2970
202141306628352682 – 2987
202142327828662705 – 3028
202143339028892688 – 3090
202144352129172711 – 3123
202145378829302720 – 3139
202146399829602738 – 3183
202147419730012771 – 3231
202148439930422791 – 3292
202149438030662771 – 3361
202150405231302830 – 3429
202151376831962861 – 3531
202152368332532902 – 3605
* Voorlopige cijfers.

2.3 Vergelijking met andere studies naar oversterfte

Er bestaat geen standaardmethode om de verwachte sterfte te schatten. De methode kan afwijken vanwege het doel, de data die ervoor beschikbaar zijn, of keuzes die gemaakt worden. Verschillende methoden kunnen tot andere bevindingen leiden voor wat betreft de oversterfte. Vergelijkbare uitkomsten met verschillende methodes versterken de bevindingen echter.

Het CBS heeft aan het begin van de COVID-19-epidemie een methode gebruikt waarbij gecorrigeerd werd voor seizoensgebonden factoren (Kunst, Visser, Stoeldraijer en Harmsen, 2020). Omdat die methode gebaseerd was op een zeer korte waarneemperiode (tien weken voorafgaand aan de COVID-19-epidemie), is het CBS in de loop van 2020 overgestapt op een meer robuuste methode voor de langere termijn. In juli 2021 heeft het CBS in samenwerking met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een artikel gepubliceerd waarin een aantal verschillende methoden vergeleken zijn (Husby, Stoeldraijer en Visser, 2020). De uitkomsten voor de eerste golf van de COVID-19-epidemie waren voor deze methoden vergelijkbaar. Op basis van de huidige methode van het CBS om de oversterfte te berekenen, is de oversterfte 30 duizend in 2020 en 2021. Naast het CBS hebben andere instanties schattingen van de oversterfte gepubliceerd. Hieronder volgt een overzicht.

Sinds de griepepidemie van 2009 houdt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wekelijks het aantal overledenen in de gaten met gegevens van het CBS (RIVM, 2022). Het doel hiervan is de impact van een epidemie of incident in beeld te brengen. De sterftegegevens worden daarom gecorrigeerd voor griepepidemieën en andere incidenten in het verleden. De oversterfte volgens deze methode ligt hoger, omdat er vergeleken wordt met een jaar waarin geen incidenten voorkomen. Tijdens een griepepidemie is de oversterfte gemiddeld 6 duizend (RIVM, 2022).

EuroMOMO is een Europese sterftemonitor gericht op het opsporen en meten van oversterfte als gevolg van seizoensgriep, pandemieën en andere bedreigingen voor de volksgezondheid (EuroMOMO, 2022). Sinds het begin van de pandemie zijn de beschikbare gegevens uitgebreid. Net als het RIVM corrigeert EuroMOMO de sterfte voor incidenten in het verleden. In de verwachte sterfte wordt daarom geen rekening gehouden met een griepepidemie, hittegolf of andere incidenten die gewoonlijk in een jaar voorkomen. De oversterfte komt daardoor hoger uit. Voor 2020 en 2021 komt EuroMOMO op een oversterfte van 42 duizend voor Nederland.

In de loop van de pandemie zijn meer gedetailleerde sterftegegevens verzameld door Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Unie (Eurostat, 2022). Op basis hiervan zijn verschillende rapporten over de oversterfte in de Europese Unie gepubliceerd. De sterfte in de periode 2016-2019 wordt hier als de verwachte sterfte gebruikt. Er wordt geen rekening gehouden met vergrijzing of andere demografische ontwikkelingen die de sterfte gewoonlijk beïnvloeden. De oversterfte in Nederland in 2020 en 2021 komt met de methode van Eurostat uit op 39 duizend.

Our World in Data, een project van de non-profit organisatie Global Change Data Lab, schat de verwachte sterfte op basis van een regressiemodel over de jaren 2015-2019 (Giattino, Ritchie, Roser, Ortiz-Ospina en Hasell, 2022). Door het gebruik van het regressiemodel wordt er rekening gehouden met de jaar-op-jaar veranderingen die in de sterfte voorkomen, bijvoorbeeld als gevolg van de vergrijzing. De oversterfte in Nederland in 2020 en 2021 komt met de methode van Our World in Data uit op 28 duizend.

Islam et al. (2021) gebruiken een Poisson regressiemodel. Ze schatten een oversterfte van 15,3 duizend voor Nederland in 2020, vergelijkbaar met de schatting op basis van de CBS-methode.

Nepomuceno et al. (2021) hebben verschillende methoden naast elkaar gezet om de oversterfte te schatten voor een 26-tal landen. Ze concluderen dat schattingen van de oversterfte aanzienlijk kunnen variëren bij andere keuzes voor de methode, referentieperiode of tijdseenheid. De variatie in de uitkomsten voor Nederland zijn, in vergelijking met de uitkomsten van andere landen, relatief beperkt.

The Economist (2022) gebruikt gegevens van de Human Mortality Database (HMD, 2022) de World Mortality Dataset (Karlinsky en Kobak, 2021) en schat de verwachte sterfte ook op basis van de jaren 2015-2019 en komt voor Nederland op een cumulatieve oversterfte vanaf maart 2020 van ruim 33 duizend (tot en met januari 2022), min of meer vergelijkbaar met de CBS-berekeningen.

Karlinsky en Kobak (2022) beheren de World Mortality Dataset en schatten de verwachte sterfte op basis van een regressiemodel met als baseline de jaren 2015-2019, met wel verschillende baselines voor 2020, 2021 en 2022, en komen voor Nederland op een cumulatieve oversterfte vanaf maart 2020 van bijna 30 duizend (tot en met half februari 2022).

In The Lancet is een artikel verschenen met een schatting van de oversterfte in 2020 en 2021 voor de hele wereld (COVID-19 Excess Mortality Collaborators, 2022). Er wordt gebruik gemaakt van een ensemble-model, waarin rekening wordt gehouden met seizoenspatronen en algemene trends in de sterfte. Voor Nederland komt de oversterfte met deze methode uit op 45,5 duizend. Dit is hoger dan alle eerder genoemde methoden. Ook voor verscheidene andere landen met betrouwbare en volledige sterftedata komen de schattingen in het artikel hoger uit dan wat andere instanties publiceren.

Samenvattend

Over het algemeen komen de schattingen van de oversterfte van andere instanties en publicaties overeen met de oversterfte die het CBS publiceert of is uit te leggen waar de verschillen door komen. De verschillende methodes vullen elkaar ook aan. Immers is onbekend hoe de sterfte zich daadwerkelijk had ontwikkeld als COVID-19 er niet was geweest.