Sterfte, oversterfte en COVID-19-sterfte in 2020 en 2021

5. Discussie

In 2020 en 2021 overleden in totaal 340 duizend mensen. Dat zijn er 30 duizend (10 procent) meer dan verwacht. Deze schatting van de oversterfte komt in het algemeen overeen met schattingen van andere instanties en publicaties. 40 duizend van de overledenen in 2020 en 2021 zijn op basis van de informatie uit de doodsoorzaakverklaringen aan COVID-19 overleden.

In 2020 en 2021 traden er in totaal drie perioden met oversterfte op. Deze perioden waarvoor het CBS eerder oversterfte heeft vastgesteld, vallen samen met de perioden waarin relatief veel mensen aan COVID-19 overleden. In elke golf van oversterfte is een toename te zien in COVID-19-sterfte. Ook vallen de pieken in oversterfte en COVID-19-sterfte en de opvolgende daling samen. Ook tijdens de derde oversterftegolf was er een toename van de COVID-19-sterfte, maar was de oversterfte echter groter dan de sterfte aan COVID-19. Mogelijk dragen andere doodsoorzaken bij aan de oversterfte tijdens die periode, vooral bij 65- tot 80-jarigen.

Dat de sterfte aan COVID-19 hoger is dan de oversterfte, komt mogelijk omdat een deel van de overledenen aan COVID-19 waarschijnlijk al kwetsbaar was en nog een beperkte levensverwachting had door andere aanwezige aandoeningen. De hogere COVID-19-sterfte dan de oversterfte was met name zichtbaar tijdens en net na de tweede oversterftegolf. Overigens geldt dit niet voor de leeftijdsgroep 0 tot 50 jaar, daar was de COVID-19-sterfte in 2020 en 2021 juist kleiner dan de oversterfte.

De sterfte aan andere groepen doodsoorzaken – hart- en vaatziekten, psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen, ziekten van de ademhalingsorganen – lagen alleen rond de tweede oversterftegolf (net) onder de verwachte sterfte. De sterfte tijdens de derde golf lag voor de meeste doodsoorzaken in lijn met de verwachte sterfte. De groep overige natuurlijke doodsoorzaken lag boven de verwachte sterfte. Aangezien deze groep zeer diverse oorzaken van overlijden omvatten, is verder onderzoek nodig. Zonder COVID-19 lijken de verhoudingen tussen de verschillende groepen doodsoorzaken niet te veranderen over de tijd.

De doodsoorzaakverklaringen worden door artsen ingevuld en gecodeerd volgens internationaal afgesproken codes van de WHO. Voor meer dan 98 procent van de overledenen in Nederland kan een doodsoorzaakverklaring gekoppeld worden. Het aantal formulieren waaruit geen doodsoorzaak kan worden afgeleid, is laag. Het coderen met het computerprogramma Iris en de jaarlijkse updates zorgen voor een betere internationale vergelijkbaarheid en reproduceerbaarheid van de gegevens. De correspondentie met de artsen die het B-formulier invullen is sinds 2005 uitgebreid, waardoor de kwaliteit van de gegevens verder verbeterd is.

De resultaten van dit artikel zijn beschrijvend van aard. Aanvullende analyses zijn noodzakelijk om een beter beeld te krijgen in welke mate de oversterfte kan worden toegeschreven aan de COVID-19-epidemie en welke andere factoren, inclusief associaties tussen doodsoorzaken die interactief kunnen bijdragen aan overlijden, hierbij een rol spelen. Zie hiervoor Sterfte en oversterfte in 2020 en 2021. Onderzoek door het CBS en het RIVM, in het kader van het ZonMw onderzoeksprogramma Oversterfte (CBS en RIVM, 2022).

Daarnaast geldt dat de onzekerheid rond de schatting van de verwachte sterfte na twee jaar pandemie groter is dan aan het begin van deze periode. Bij de schatting van de verwachte sterfte wordt er van uitgegaan dat de toekomstige trends een voortzetting zijn van de trends uit het verleden, van voor de COVID-19-epidemie. Veranderingen in 2020 kunnen echter van invloed zijn op de sterfte in 2021. Deze veranderingen, die zowel een toename als afname van de sterfte zouden kunnen bewerkstelligen, zijn niet meegenomen in de schatting van de verwachte sterfte in 2021.