Opvattingen over euthanasie

1. Inleiding

Sinds 2001 is euthanasie in Nederland toegestaan. Bij euthanasie dient een arts dodelijke medicijnen toe aan een patiënt om een einde te maken aan diens ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Ook hulp bij zelfdoding, waarbij de patiënt zelf dodelijke medicijnen inneemt, mag een arts geven. Bij euthanasie en hulp bij zelfdoding moet de arts de zes zorgvuldigheidseisen uit de euthanasiewet naleven. Zo moet de arts ervan overtuigd zijn dat het verzoek van de patiënt om euthanasie vrijwillig en weloverwogen was. De patiënt moet uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Verder moet de arts de patiënt geïnformeerd hebben over zijn of haar situatie en vooruitzichten. Ook moet de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd hebben, die de patiënt heeft gezien. Deze arts geeft een schriftelijk oordeel over de situatie op basis van de zorgvuldigheidseisen. De laatste eis is dat de arts de levensbeëindiging of de hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig uitvoert. Dit is bepaald in de euthanasiewet, oftewel de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding(Rijksoverheid, 2019). In 2001 werd er bij ruim 3 duizend patiënten euthanasie uitgevoerd(CBS StatLine, 2019). Daarna is het aantal euthanasiegevallen geleidelijk gestegen, tot ruim 6,5 duizend in 2017. In 2018 was sprake van een lichte daling in het aantal euthanasiegevallen. In dat jaar werden er iets meer dan 6 duizend geregistreerd (RTE, 2018).

Euthanasie kan alleen plaatsvinden op verzoek van de patiënt. Een patiënt kan dit vastleggen in een wilsverklaring. Hierin staat onder welke omstandigheden hij of zij zou willen dat de arts euthanasie uitvoert. Artsen zijn echter niet verplicht om euthanasie uit te voeren, ook niet als de patiënt een wilsverklaring heeft opgesteld of als het verzoek aan de zorgvuldigheidseisen voldoet. Daarnaast komt niet iedereen in aanmerking voor euthanasie. Op dit moment is de wet zodanig opgesteld dat euthanasie alleen mogelijk is voor mensen ouder dan 12 jaar. Ook moeten mensen een medische aandoening hebben,waarbij sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze medische aandoening hoeft niet noodzakelijk een lichamelijke aandoening te zijn. Het kan ook gaan om een psychiatrische stoornis. Ook ouderen die aan meerdere medische (ouderdoms)aandoeningen lijden, kunnen in sommige gevallen in aanmerking komen voor euthanasie.Euthanasie is met de huidige wetgeving niet mogelijk voor mensen die levensmoe zijn of hun leven als voltooid ervaren maar daarnaast geen medische aandoening hebben(Rijksoverheid, 2019).

Wie er wel en wie niet in aanmerking komt voor euthanasie is onderwerp van het maatschappelijk en politiek debat. Onderzoek van het SCP (2017) toont aan dat ruim 90 procent van de volwassenen in Nederland open staat voor de mogelijkheid voor euthanasie. In de aanloop naar de laatste Tweede Kamerverkiezingen in 2017 speelde met name de discussie over de mogelijkheden voor een vervroegd levenseinde voor mensen die hun leven als voltooid ervaren. In het huidige regeerakkoord is, mede door de uiteenlopende standpunten van de regeringspartijen, echter geen concreet initiatief opgenomen om de huidige wetgeving op dit gebied uit te breiden (VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, 2017).

In dit artikel staan opvattingen van de volwassen Nederlandse bevolking ten aanzien van euthanasie centraal. Als eerste wordt nagegaan welk deel van de bevolking in principe open staat voor euthanasie en welk deel tegen is in alle omstandigheden. De rol van de arts komt daarna aan bod. Vinden mensen dat artsen een verzoek om euthanasie mogen weigeren als de betrokken patiënt wel aan de voorwaarden voor euthanasie voldoet, en moet deze arts in dat geval voor een doorverwijzing naar een andere arts zorgen? Tenslotte wordt onderzocht in hoeverre mensen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn in bepaalde situaties, zoals bij vergevorderde dementie, ernstige psychische aandoeningen en bij ongeneeslijk zieke kinderen. Ook komt hierbij aan bod hoe mensen denken over euthanasie in geval van levensmoeheid. Telkens is geanalyseerd of er verschillen in opvattingen bestaan tussen bevolkingsgroepen, zoals tussen leeftijdsgroepen. Tevens is onderzocht of eigen ervaringen van mensen met euthanasie, palliatieve sedatie of zelfdoding in hun omgeving een rol spelen bij hun opvattingen.