3. Industrie
Dit hoofdstuk behandelt de uitkomsten over het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering voor de industrie. Er wordt ook een uitsplitsing gemaakt van de meest energie-intensieve industriebranches. Op basis van de energiekosten als aandeel van de toegevoegde waarde zijn de chemie, papier, kunststof en bouwmaterialen, voedings- en genotmiddelen, en metaal de meest energie-intensieve branches binnen de industrie.
Industrie grootste uitstoter in de Nederlandse economie
De industrie speelt een grote rol in de verduurzamingsopgave. In 2024 was zij verantwoordelijk voor 33 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen, het grootste aandeel van alle sectoren in de Nederlandse economie. Bovendien lag de industriële uitstoot 1,5 procent hoger dan een jaar eerder. Om het sectordoel voor 2030 te halen is een daling met 37 procent nodig (CBS, 2025a). De industrie droeg in 2024 voor 12 procent bij aan het bruto binnenlands product. Bijna de helft hiervan kwam door de vijf meest energie-intensieve branches.
Minder investeringen in de papier- en metaalindustrie
In februari 2025 gaf 30 procent van de industriële bedrijven aan dit jaar niet te investeren in verduurzaming, tegen 25 procent een jaar eerder. In de metaalindustrie was die afname nog sterker: 43 procent investeert in 2025 niet in verduurzaming, terwijl dat in 2024 nog 30 procent was. Tegelijkertijd was de metaalindustrie in 2023, na de chemie, de grootste uitstoter van broeikasgassen binnen de industrie. Ook in de papierindustrie is het aandeel bedrijven dat niet investeerde ruim verdubbeld. In de chemie investeren juist iets meer bedrijven in verduurzaming dan vorig jaar.
| februari 2025 (% bedrijven) | februari 2024 (% bedrijven) | |
|---|---|---|
| Industrie | 30,0 | 25,2 |
| Voedings- en genotmiddelen | 16,0 | 13,9 |
| Chemie | 16,6 | 18,5 |
| Kunststof en bouwmaterialen | 24,3 | 20,3 |
| Papier | 30,8 | 13,5 |
| Metaal | 42,9 | 30,2 |
In juni 2025 verwachtte een groter deel van de bedrijven een toename dan een afname van hun investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering. Toch is het optimisme afgenomen: per saldo verwachtte ruim 9 procent van de bedrijven een toename van de verduurzamingsinvesteringen voor dit jaar, terwijl dat vorig jaar nog 13 procent was. In de kunststof- en bouwmaterialenindustrie en de papierindustrie verwachtten bedrijven per saldo dat de investeringen zullen dalen. In de metaalindustrie zijn de verwachtingen gedaald van een saldo van 12 procent in juni 2024 naar 3 procent in juni 2025. Ook in de chemie zijn de verwachtingen licht gedaald maar nog wel positief. In de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn de verwachtingen het meest positief met een saldo van 13 procent.
| juni 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juni 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Industrie | 9,4 | 13,3 |
| Voedings- en genotmiddelen | 13,2 | 12,1 |
| Chemie | 6,1 | 9,4 |
| Metaal | 2,8 | 11,8 |
| Papier | -2,2 | -6,0 |
| Kunststof en bouwmaterialen | -7,4 | -1,6 |
Deze cijfers laten zien dat de verduurzaming vooral in de papierindustrie, de kunststof- en bouwmaterialenindustrie en de metaalindustrie onder druk staat. In deze branches nam het aandeel bedrijven dat niet investeert in verduurzaming toe. Bovendien verwachten bedrijven die wel investeren in verduurzaming in de eerste twee branches dat hun investeringen per saldo zullen afnemen. Hoewel bedrijven in de metaalindustrie per saldo nog wel een toename verwachtten is dat een stuk minder dan een jaar geleden.
Verschillende type investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering
Bedrijven die investeren in verduurzaming richten zich vooral op energie-efficiëntie of energiebesparing, circulaire productie en het reduceren van emissies. Investeringen in hernieuwbare energie of waterbesparing worden minder vaak genoemd. Welke type investering het vaakst genoemd wordt, verschilt per branche.
In de papierindustrie, de kunststof- en bouwmaterialenindustrie en de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn investeringen gericht op energie-efficiëntie het belangrijkste type investering. Investerende bedrijven in de papierindustrie noemen dit met 66 procent het vaakst van deze branches. In de metaalindustrie is circulaire productie (52 procent) volgens het merendeel van de bedrijven het belangrijkste type investering. Voor meer dan de helft van de bedrijven in de chemische industrie gold dat emissiereductie dat was, een stuk vaker dan in andere branches. Waterbesparing werd alleen in de voedings- en genotmiddelen nog relatief vaak (14 procent) aangegeven als belangrijkste type investering. Binnen de industrie is deze branche, samen met de chemie, de grootste verbruiker van drinkwater.
| Energie-efficiëntie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Circulaire productie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Emissiereductie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Hernieuwbare energie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Waterbesparing (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Industrie | 48,3 | 40,7 | 36,3 | 15,0 | 4,7 |
| Papier | 65,9 | 42,5 | 13,0 | 9,5 | 2,2 |
| Kunststof en bouwmaterialen | 55,6 | 49,6 | 28,3 | 16,5 | 0,2 |
| Voedings- en genotmiddelen | 48,5 | 28,3 | 32,9 | 14,3 | 13,6 |
| Metaal | 44,7 | 51,8 | 31,9 | 13,0 | 0,9 |
| Chemie | 41,2 | 24,7 | 55,4 | 13,4 | 4,6 |
| * Bedrijven die investeren in verduurzaming konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
Meeste bedrijven ondervinden belemmeringen bij het verduurzamen
In juni 2025 gaf slechts 24 procent van de producenten aan geen belemmeringen te ervaren bij het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Binnen de energie-intensieve industrie gaven bedrijven relatief vaker aan belemmerd te worden bij het verduurzamen dan in andere industrietakken.
Van de bedrijven die wel belemmeringen ervaren, gaf iets meer dan de helft aan dat dit komt door financiële beperkingen, zoals hoge kosten of beperkte toegang tot financiering. Vooral producenten in de papierindustrie noemen dit relatief vaak: ruim 84 procent van de bedrijven die belemmeringen ervaren in deze branche ziet dit als voornaamste hindernis. In de voedings- en genotmiddelenindustrie, de metaalindustrie, en de chemie vormt daarnaast onzekerheid over de economie en beleid een belangrijke belemmering. Voor bedrijven in de kunststof- en bouwmaterialenindustrie liggen de knelpunten relatief vaker bij het ontbreken van duurzamere alternatieven, bijvoorbeeld door een gebrek aan innovatie of onvoldoende kennis.
| Financiële beperkingen (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Onzekerheid over de economie en/of beleid (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Gebrek aan duurzamere alternatieven (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Beperkingen in het (energie)netwerk (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Tekort aan geschikte arbeidskrachten (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Industrie | 52,8 | 33,5 | 27,8 | 16,1 | 8,4 |
| Papier | 84,5 | 32,1 | 22,7 | 11,7 | 9,2 |
| Voedings- en genotmiddelen | 50,0 | 37,4 | 22,4 | 22,7 | 9,5 |
| Metaal | 41,0 | 36,2 | 20,4 | 13,3 | 9,1 |
| Chemie | 56,7 | 42,9 | 21,5 | 11,4 | 4,7 |
| Kunststof en bouwmaterialen | 51,8 | 27,6 | 36,0 | 21,1 | 7,3 |
| * Bedrijven die belemmeringen ervaren konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
Concurrentiepositie onder druk
Klimaatneutrale bedrijven zouden minder afhankelijk kunnen zijn van schommelingen in energieprijzen. De concurrentiepositie van de Nederlandse industrie staat de laatste jaren onder druk, vooral door de gestegen energieprijzen. Dit komt doordat Nederland sinds het afbouwen van de eigen gaswinning steeds afhankelijker is geworden van buitenlands gas. Hogere gasprijzen verslechteren daarmee niet alleen de concurrentiepositie ten opzichte van de Verenigde Staten, maar ook binnen Europa zelf (Den Nijs en Thissen, 2024).
Producenten zijn sinds halverwege 2023 per saldo negatief gestemd over hun internationale concurrentiepositie in de conjunctuurenquête; meer bedrijven ervaren een verslechtering dan een verbetering daarvan. De chemie en de metaalindustrie zijn relatief kwetsbaar voor veranderingen in energieprijzen (Wöhrmüller, 2025). Bedrijven in deze branches zijn al langer negatief over hun internationale concurrentiepositie en ook negatiever dan minder energie-intensieve delen van de industrie. Sinds begin 2024 zijn bedrijven die zichzelf in (zeer) kleine mate als klimaatneutraal beoordelen meestal negatiever gestemd over hun internationale concurrentiepositie dan bedrijven die zich in gemiddelde of grote mate klimaatneutraal vinden.
| Jaar | Maand | Industrie (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Chemie (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Metaal (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
|---|---|---|---|---|
| 2021 | jan | 0,0 | 4,0 | 0,2 |
| 2021 | apr | 0,2 | -0,7 | 1,8 |
| 2021 | okt | 2,3 | 8,1 | 0,6 |
| 2021 | jul | 1,8 | 3,9 | -2,1 |
| 2022 | jan | 1,4 | 2,5 | 1,2 |
| 2022 | apr | -1,2 | -1,4 | 0,2 |
| 2022 | okt | 2,1 | -2,2 | 1,0 |
| 2022 | jul | 1,5 | -10,0 | -2,1 |
| 2023 | jan | 0,1 | -7,1 | 0,1 |
| 2023 | apr | 0,4 | -6,2 | -5,7 |
| 2023 | okt | -2,5 | -5,7 | -4,1 |
| 2023 | jul | -4,1 | -6,5 | -7,0 |
| 2024 | jan | -2,1 | -2,3 | 0,5 |
| 2024 | apr | -1,8 | -3,7 | -5,5 |
| 2024 | okt | -1,4 | -2,3 | -3,8 |
| 2024 | jul | -7,0 | -9,0 | -13,9 |
| 2025 | jan | -4,2 | -11,1 | -5,5 |
| 2025 | apr | -3,9 | -3,9 | -10,9 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, VNO-NCW, MKB-Nederland | ||||