Verduurzaming van het bedrijfsleven
Verwachtingen van bedrijven voor 2025Over deze publicatie
Deze publicatie gaat over de uitkomsten van de groene-transitie module uit de conjunctuurenquête. Hierin vraagt het CBS bedrijven naar de beoordelingen, verwachtingen en belemmeringen bij het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering. Het bedrijfsleven kan een belangrijke rol spelen bij het behalen van de doelen uit de Nederlandse Klimaatwet. De uitkomsten gaan over de verwachtingen van bedrijven voor 2025 vergeleken met vorig jaar. Het gaat hierbij dus om beoordelingen van de bedrijven zelf.
Samenvatting
In februari 2025 gaven minder bedrijven aan dit jaar te investeren voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering dan in dezelfde periode een jaar eerder. Vooral mkb-bedrijven gaven dit minder vaak aan. Bedrijven die wel investeren verwachten per saldo minder vaak een toename van deze investeringen dan een jaar geleden. De meeste bedrijven geven financiële beperkingen en onzekerheid over de economie of beleid aan als belangrijkste belemmeringen bij het verduurzamen van de bedrijfsvoering.
Ook binnen de meeste bedrijfstakken zijn bedrijven minder positief over investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering. De energie-intensieve industrie speelt een grote rol in de verduurzamingsopgave. Vooral in de papierindustrie, de kunststof- en bouwmaterialenindustrie, en de metaalindustrie staat de verduurzaming onder druk. In de transportsector is het beeld als één van de weinige bedrijfstakken nagenoeg gelijk gebleven. Bedrijven zijn hier ook het meest positief van alle bedrijfstakken wat vooral komt door het optimisme van grootbedrijven in deze bedrijfstak.
Verder behandelt deze publicatie ook de verwachtingen en beoordelingen van bedrijven in de handel en de rest van de commerciële dienstverlening op het gebied van verduurzaming. Bedrijven in deze bedrijfstakken geven minder vaak aan hierin te investeren dan in de industrie en de transportsector. Ondanks het kleinere aandeel in de Nederlandse CO2-uitstoot kunnen ook deze bedrijfstakken een rol spelen bij het verduurzamen van de economie.
1. Inleiding
Beleidskader en relevantie
De Europese Green Deal is de routekaart van de Europese Unie (EU) om de Europese economie duurzaam te maken. Het doel is om klimaatverandering en het verlies in biodiversiteit tegen te gaan. De doelen voor Nederland staan in de Klimaatwet. Deze stelt dat in 2030 de broeikasgasuitstoot 55 procent lager moet zijn dan in 1990. In 2050 moet de uitstoot met 95 procent zijn teruggebracht en de economie moet klimaatneutraal zijn (Rijksoverheid, 2023).
In 2024 was de uitstoot van broeikasgassen in 37 procent kleiner dan in 1990, het referentiejaar voor de Klimaatwet. Tussen 1990 en 2023 daalden de emissies met gemiddeld 2,5 Megaton per jaar, in 2024 met 2 Megaton. Om het doel van de Klimaatwet te halen, moeten de emissies de komende zes jaar met gemiddeld 7 Megaton per jaar dalen (CBS, 2025a). Het bedrijfsleven kan daarbij een belangrijke rol spelen. De industrie is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor een derde van de totale uitstoot van broeikasgassen in Nederland.
Om de uitstoot te kunnen vertalen naar Nederlandse economische activiteiten berekent het CBS ook de uitstoot van CO2 volgens de definities van de nationale rekeningen (CBS, 2025a). In 2024 zorgden huishoudens voor 18 procent van de CO2-uitstoot in de Nederlandse economie. De overige 82 procent komt van het bedrijfsleven. Binnen het bedrijfsleven komt het grootste deel van de landbouw, industrie en bouw (42 procent). Daarnaast hebben energie- en waterbedrijven een relatief groot aandeel (29 procent). De rest komt van transportbedrijven (19 procent) en de overige dienstverlening (10 procent). In 2024 lag de CO2-uitstoot door alle Nederlandse economische activiteiten 1,5 procent lager dan in 2023.
| Economie | 2024* (Miljoen kilogram) | 2023* (Miljoen kilogram) |
|---|---|---|
| Landbouw, industrie, bouw | 52823 | 54147 |
| Energie-, waterbedrijven | 37032 | 39647 |
| Huishoudens | 27987 | 29771 |
| Transportbedrijven | 23455 | 23485 |
| Overige dienstverlening | 12400 | 12064 |
| * Voorlopige cijfers | ||
Naast de directe uitstoot van broeikasgassen zijn ook maatregelen op het gebied van waterverbruik en afval onderdeel van de verduurzaming van de economie. Zo heeft het Nederlandse kabinet als doel gesteld om het zakelijk gebruik van drinkwater te verminderen en moet de economie in 2050 circulair zijn (Rijksoverheid, 2024; 2025). Ook bij deze doelen kan het bedrijfsleven een belangrijke rol spelen.
Over de conjunctuurenquête
De conjunctuurenquête wordt maandelijks gehouden onder ruim 6.000 bedrijven met minimaal vijf werkzame personen in de industrie, auto- en detailhandel en de dienstverlening. Bedrijfstakken als de landbouw, bosbouw en visserij, de energie- en waterbedrijven en de bouwnijverheid vallen hiermee buiten beschouwing en worden in dit artikel niet meegerekend als onderdeel van het bedrijfsleven. Het CBS ontwikkelde de extra vragen over verduurzaming om de inzet van het bedrijfsleven hierop zowel sneller als in samenhang met de economische ontwikkeling te volgen (CBS, 2024). Deze vragen zijn in februari, juni en december onderdeel van de conjunctuurenquête.
Leeswijzer
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft de uitkomsten over het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering van het totale bedrijfsleven. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens dieper in op de (energie-intensieve) industrie. Daarna wordt in hoofdstuk 4 de vervoer en opslag uitgelicht. Het afsluitende hoofdstuk behandelt de handel en overige dienstverlening.
2. Het totale bedrijfsleven
Dit hoofdstuk behandelt de uitkomsten over het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering voor het totale bedrijfsleven. Daarbij wordt ook onderscheid gemaakt tussen het kleinbedrijf (5 tot 50 werkzame personen), het middenbedrijf (50 tot 250 werkzame personen) en het grootbedrijf (250 of meer werkzame personen). Het midden- en kleinbedrijf zijn onderdeel van het mkb (5 tot 250 werkzame personen).
Klein deel bedrijven volledig klimaatneutraal
De landen in de Europese Unie willen in 2050 klimaatneutraal zijn. Bedrijven mogen dan geen broeikasgassen uitstoten of de uitstoot moet worden gecompenseerd. Een klein deel van de bedrijven (ruim 1 procent) was in februari 2025 volledig klimaatneutraal. Net als vorig jaar geeft 26 procent van de bedrijven aan in kleine of zeer kleine mate klimaatneutraal te zijn. Ruim 12 procent is in grote of zeer grote mate klimaatneutraal. De meeste bedrijven (42 procent) gaven aan niet te weten in welke mate hun zakelijke activiteiten klimaatneutraal zijn. Dat is iets meer dan een jaar eerder toen 37 procent dit aangaf.
Bedrijven in het grootbedrijf gaven vaker dan kleinere bedrijven aan dat ze in grote of zeer grote mate klimaatneutraal zijn. In het middenbedrijf waren bedrijven vaker in staat om een inschatting te maken hoe klimaatneutraal ze zijn dan in het grootbedrijf en het kleinbedrijf.
| In zeer kleine mate (0-20%) (% bedrijven) | In kleine mate (20-40%) (% bedrijven) | In gemiddelde mate (40-60%) (% bedrijven) | In grote mate (60-80%) (% bedrijven) | In zeer grote mate (80-100%) (% bedrijven) | Volledig of netto negatief (100% of meer) (% bedrijven) | Weet niet (% bedrijven) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Totaal | 13,6 | 12,2 | 18,7 | 6,7 | 5,8 | 1,3 | 41,7 |
| Kleinbedrijf | 14,4 | 12,7 | 18,3 | 6,5 | 4,5 | 1,2 | 42,4 |
| Middenbedrijf | 15,1 | 13,1 | 22,1 | 6,3 | 4,7 | 0,5 | 38,2 |
| Grootbedrijf | 11,9 | 11,3 | 17 | 7,1 | 7,7 | 1,7 | 43,3 |
Minder mkb-bedrijven investeren in verduurzaming
Om klimaatneutraal te worden verwachtte 64 procent van de bedrijven in februari 2025 dit jaar te investeren in verduurzaming. Dat is een lichte daling ten opzichte van een jaar eerder toen 68 procent van de bedrijven aangaf te investeren in verduurzaming. Grootbedrijven investeren vaker in verduurzaming dan mkb-bedrijven. In het mkb gaf 53 procent aan dit jaar te investeren in verduurzaming, in het grootbedrijf was dat 81 procent. Ten opzichte van een jaar geleden bleef het aandeel in het grootbedrijf nagenoeg gelijk, terwijl dat in het mkb daalde. In 2024 gaf nog 59 procent van de mkb-bedrijven aan te investeren in verduurzaming.
In juni 2025 waren er meer bedrijven die een toename van investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering verwachtten dan een afname; per saldo waren de verwachtingen dus positief. Het saldo lag met 6 procent wel lager dan in juni 2024 toen het 13 procent was. In alle bedrijfsgroottes is het optimisme in juni 2025 gedaald ten opzichte van een jaar eerder. Het grootbedrijf verwachtte met een saldo van 17 procent het vaakst een toename van de duurzame investeringen. In het kleinbedrijf verwachtte per saldo ruim 3 procent van de bedrijven een afname van deze investeringen in 2025 ten opzichte van 2024.
| juni 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juni 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Totaal | 6,0 | 13,1 |
| Kleinbedrijf | -3,6 | 1,1 |
| Middenbedrijf | 2,4 | 9,0 |
| Grootbedrijf | 17,2 | 26,6 |
Deze resultaten laten zien dat vooral mkb-bedrijven terughoudender zijn geworden bij het doen van investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering. Grote bedrijven gaven vaker aan te investeren in verduurzaming en verwachtten voor 2025 ook vaker een toename van die investeringen dan mkb-bedrijven.
De verwachtingen over investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering verschillen in welke mate bedrijven klimaatneutraal zichzelf. Van de bedrijven die meer dan 60 procent klimaatneutraal zijn verwachtte per saldo 18 procent een toename van de duurzame investeringen in 2025 ten opzichte van vorig jaar. Bij bedrijven die tussen de 40 en 60 procent klimaatneutraal zijn lag dat saldo een stuk lager op ruim 1 procent. Bedrijven die niet weten hoe klimaatneutraal ze zijn waren met een saldo van 3 procent een ook minder positief over hun investeringen voor verduurzaming. Bij bedrijven die minder dan 40 procent klimaatneutraal zijn verwachtte per saldo 10 procent een toename voor deze investeringen.
Merendeel van de bedrijven ervaart belemmeringen bij het verduurzamen
In juni 2025 gaf ruim 32 procent van de bedrijven aan geen belemmeringen te ervaren bij het verduurzamen van de bedrijfsvoering. In het grootbedrijf ervoeren bedrijven vaker belemmeringen dan in het mkb. In het grootbedrijf gaf ruim 30 procent aan geen belemmeringen te ervaren, in het mkb was dat 34 procent.
Van de bedrijven die belemmerd worden gaf ruim de helft financiële beperkingen, zoals te hoge kosten of onvoldoende financiële middelen, aan als belangrijkste belemmering. In het grootbedrijf (56 procent) werd dit relatief iets vaker aangegeven dan in het mkb (48 procent). Onzekerheid over de economie of beleid gaf 33 procent van de mkb-bedrijven aan als een belangrijke belemmering bij het verduurzamen. In het grootbedrijf werd dit met ruim 27 procent minder vaak genoemd. Die bedrijven gaven juist een gebrek aan duurzamere alternatieven relatief vaker aan als belemmering dan voor mkb-bedrijven; ruim 29 procent in het grootbedrijf noemt dit, tegenover 21 procent in het mkb. Andere belemmeringen die werden genoemd zijn beperkingen in het (energie)netwerk en een tekort aan geschikte arbeidskrachten.
| Mkb (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Grootbedrijf (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | |
|---|---|---|
| Financiële beperkingen | 47,9 | 56,3 |
| Onzekerheid over de economie of beleid | 32,9 | 27,6 |
| Gebrek aan duurzamere alternatieven | 20,8 | 29,4 |
| Beperkingen in het (energie)netwerk | 16,5 | 19,1 |
| Tekort aan geschikte arbeidskrachten | 14,7 | 10,5 |
| Anders | 6,8 | 9,2 |
| * Bedrijven die belemmeringen ervaren konden maximaal twee antwoorden kiezen | ||
Dat bedrijven het vaakst financiële beperkingen ervaren bij het verduurzamen van de bedrijfsvoering blijkt ook uit andere onderzoeken. Zo zijn de financieringskosten voor mkb-bedrijven het afgelopen jaar toegenomen. Daarnaast doen bedrijven die willen verduurzamen meer aanvragen voor financiering dan andere bedrijven maar hebben ze daarbij minder succes (CBS, 2025b). De onzekerheid over de economie of beleid blijkt ook uit het gedaalde ondernemersvertrouwen en de toegenomen economische onzekerheid (CBS, 2025c).
3. Industrie
Dit hoofdstuk behandelt de uitkomsten over het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering voor de industrie. Er wordt ook een uitsplitsing gemaakt van de meest energie-intensieve industriebranches. Op basis van de energiekosten als aandeel van de toegevoegde waarde zijn de chemie, papier, kunststof en bouwmaterialen, voedings- en genotmiddelen, en metaal de meest energie-intensieve branches binnen de industrie.
Industrie grootste uitstoter in de Nederlandse economie
De industrie speelt een grote rol in de verduurzamingsopgave. In 2024 was zij verantwoordelijk voor 33 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen, het grootste aandeel van alle sectoren in de Nederlandse economie. Bovendien lag de industriële uitstoot 1,5 procent hoger dan een jaar eerder. Om het sectordoel voor 2030 te halen is een daling met 37 procent nodig (CBS, 2025a). De industrie droeg in 2024 voor 12 procent bij aan het bruto binnenlands product. Bijna de helft hiervan kwam door de vijf meest energie-intensieve branches.
Minder investeringen in de papier- en metaalindustrie
In februari 2025 gaf 30 procent van de industriële bedrijven aan dit jaar niet te investeren in verduurzaming, tegen 25 procent een jaar eerder. In de metaalindustrie was die afname nog sterker: 43 procent investeert in 2025 niet in verduurzaming, terwijl dat in 2024 nog 30 procent was. Tegelijkertijd was de metaalindustrie in 2023, na de chemie, de grootste uitstoter van broeikasgassen binnen de industrie. Ook in de papierindustrie is het aandeel bedrijven dat niet investeerde ruim verdubbeld. In de chemie investeren juist iets meer bedrijven in verduurzaming dan vorig jaar.
| februari 2025 (% bedrijven) | februari 2024 (% bedrijven) | |
|---|---|---|
| Industrie | 30,0 | 25,2 |
| Voedings- en genotmiddelen | 16,0 | 13,9 |
| Chemie | 16,6 | 18,5 |
| Kunststof en bouwmaterialen | 24,3 | 20,3 |
| Papier | 30,8 | 13,5 |
| Metaal | 42,9 | 30,2 |
In juni 2025 verwachtte een groter deel van de bedrijven een toename dan een afname van hun investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering. Toch is het optimisme afgenomen: per saldo verwachtte ruim 9 procent van de bedrijven een toename van de verduurzamingsinvesteringen voor dit jaar, terwijl dat vorig jaar nog 13 procent was. In de kunststof- en bouwmaterialenindustrie en de papierindustrie verwachtten bedrijven per saldo dat de investeringen zullen dalen. In de metaalindustrie zijn de verwachtingen gedaald van een saldo van 12 procent in juni 2024 naar 3 procent in juni 2025. Ook in de chemie zijn de verwachtingen licht gedaald maar nog wel positief. In de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn de verwachtingen het meest positief met een saldo van 13 procent.
| juni 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juni 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Industrie | 9,4 | 13,3 |
| Voedings- en genotmiddelen | 13,2 | 12,1 |
| Chemie | 6,1 | 9,4 |
| Metaal | 2,8 | 11,8 |
| Papier | -2,2 | -6,0 |
| Kunststof en bouwmaterialen | -7,4 | -1,6 |
Deze cijfers laten zien dat de verduurzaming vooral in de papierindustrie, de kunststof- en bouwmaterialenindustrie en de metaalindustrie onder druk staat. In deze branches nam het aandeel bedrijven dat niet investeert in verduurzaming toe. Bovendien verwachten bedrijven die wel investeren in verduurzaming in de eerste twee branches dat hun investeringen per saldo zullen afnemen. Hoewel bedrijven in de metaalindustrie per saldo nog wel een toename verwachtten is dat een stuk minder dan een jaar geleden.
Verschillende type investeringen voor een klimaatneutrale bedrijfsvoering
Bedrijven die investeren in verduurzaming richten zich vooral op energie-efficiëntie of energiebesparing, circulaire productie en het reduceren van emissies. Investeringen in hernieuwbare energie of waterbesparing worden minder vaak genoemd. Welke type investering het vaakst genoemd wordt, verschilt per branche.
In de papierindustrie, de kunststof- en bouwmaterialenindustrie en de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn investeringen gericht op energie-efficiëntie het belangrijkste type investering. Investerende bedrijven in de papierindustrie noemen dit met 66 procent het vaakst van deze branches. In de metaalindustrie is circulaire productie (52 procent) volgens het merendeel van de bedrijven het belangrijkste type investering. Voor meer dan de helft van de bedrijven in de chemische industrie gold dat emissiereductie dat was, een stuk vaker dan in andere branches. Waterbesparing werd alleen in de voedings- en genotmiddelen nog relatief vaak (14 procent) aangegeven als belangrijkste type investering. Binnen de industrie is deze branche, samen met de chemie, de grootste verbruiker van drinkwater.
| Energie-efficiëntie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Circulaire productie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Emissiereductie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Hernieuwbare energie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Waterbesparing (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Industrie | 48,3 | 40,7 | 36,3 | 15,0 | 4,7 |
| Papier | 65,9 | 42,5 | 13,0 | 9,5 | 2,2 |
| Kunststof en bouwmaterialen | 55,6 | 49,6 | 28,3 | 16,5 | 0,2 |
| Voedings- en genotmiddelen | 48,5 | 28,3 | 32,9 | 14,3 | 13,6 |
| Metaal | 44,7 | 51,8 | 31,9 | 13,0 | 0,9 |
| Chemie | 41,2 | 24,7 | 55,4 | 13,4 | 4,6 |
| * Bedrijven die investeren in verduurzaming konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
Meeste bedrijven ondervinden belemmeringen bij het verduurzamen
In juni 2025 gaf slechts 24 procent van de producenten aan geen belemmeringen te ervaren bij het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Binnen de energie-intensieve industrie gaven bedrijven relatief vaker aan belemmerd te worden bij het verduurzamen dan in andere industrietakken.
Van de bedrijven die wel belemmeringen ervaren, gaf iets meer dan de helft aan dat dit komt door financiële beperkingen, zoals hoge kosten of beperkte toegang tot financiering. Vooral producenten in de papierindustrie noemen dit relatief vaak: ruim 84 procent van de bedrijven die belemmeringen ervaren in deze branche ziet dit als voornaamste hindernis. In de voedings- en genotmiddelenindustrie, de metaalindustrie, en de chemie vormt daarnaast onzekerheid over de economie en beleid een belangrijke belemmering. Voor bedrijven in de kunststof- en bouwmaterialenindustrie liggen de knelpunten relatief vaker bij het ontbreken van duurzamere alternatieven, bijvoorbeeld door een gebrek aan innovatie of onvoldoende kennis.
| Financiële beperkingen (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Onzekerheid over de economie en/of beleid (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Gebrek aan duurzamere alternatieven (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Beperkingen in het (energie)netwerk (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | Tekort aan geschikte arbeidskrachten (% bedrijven die belemmeringen ervaren) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Industrie | 52,8 | 33,5 | 27,8 | 16,1 | 8,4 |
| Papier | 84,5 | 32,1 | 22,7 | 11,7 | 9,2 |
| Voedings- en genotmiddelen | 50,0 | 37,4 | 22,4 | 22,7 | 9,5 |
| Metaal | 41,0 | 36,2 | 20,4 | 13,3 | 9,1 |
| Chemie | 56,7 | 42,9 | 21,5 | 11,4 | 4,7 |
| Kunststof en bouwmaterialen | 51,8 | 27,6 | 36,0 | 21,1 | 7,3 |
| * Bedrijven die belemmeringen ervaren konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
Concurrentiepositie onder druk
Klimaatneutrale bedrijven zouden minder afhankelijk kunnen zijn van schommelingen in energieprijzen. De concurrentiepositie van de Nederlandse industrie staat de laatste jaren onder druk, vooral door de gestegen energieprijzen. Dit komt doordat Nederland sinds het afbouwen van de eigen gaswinning steeds afhankelijker is geworden van buitenlands gas. Hogere gasprijzen verslechteren daarmee niet alleen de concurrentiepositie ten opzichte van de Verenigde Staten, maar ook binnen Europa zelf (Den Nijs en Thissen, 2024).
Producenten zijn sinds halverwege 2023 per saldo negatief gestemd over hun internationale concurrentiepositie in de conjunctuurenquête; meer bedrijven ervaren een verslechtering dan een verbetering daarvan. De chemie en de metaalindustrie zijn relatief kwetsbaar voor veranderingen in energieprijzen (Wöhrmüller, 2025). Bedrijven in deze branches zijn al langer negatief over hun internationale concurrentiepositie en ook negatiever dan minder energie-intensieve delen van de industrie. Sinds begin 2024 zijn bedrijven die zichzelf in (zeer) kleine mate als klimaatneutraal beoordelen meestal negatiever gestemd over hun internationale concurrentiepositie dan bedrijven die zich in gemiddelde of grote mate klimaatneutraal vinden.
| Jaar | Maand | Industrie (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Chemie (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | Metaal (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) |
|---|---|---|---|---|
| 2021 | jan | 0,0 | 4,0 | 0,2 |
| 2021 | apr | 0,2 | -0,7 | 1,8 |
| 2021 | okt | 2,3 | 8,1 | 0,6 |
| 2021 | jul | 1,8 | 3,9 | -2,1 |
| 2022 | jan | 1,4 | 2,5 | 1,2 |
| 2022 | apr | -1,2 | -1,4 | 0,2 |
| 2022 | okt | 2,1 | -2,2 | 1,0 |
| 2022 | jul | 1,5 | -10,0 | -2,1 |
| 2023 | jan | 0,1 | -7,1 | 0,1 |
| 2023 | apr | 0,4 | -6,2 | -5,7 |
| 2023 | okt | -2,5 | -5,7 | -4,1 |
| 2023 | jul | -4,1 | -6,5 | -7,0 |
| 2024 | jan | -2,1 | -2,3 | 0,5 |
| 2024 | apr | -1,8 | -3,7 | -5,5 |
| 2024 | okt | -1,4 | -2,3 | -3,8 |
| 2024 | jul | -7,0 | -9,0 | -13,9 |
| 2025 | jan | -4,2 | -11,1 | -5,5 |
| 2025 | apr | -3,9 | -3,9 | -10,9 |
| Bron: CBS, EIB, KVK, VNO-NCW, MKB-Nederland | ||||
4. Transportsector
Dit hoofdstuk behandelt de uitkomsten over het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering voor de transportsector (vervoer en opslag). Vervoer over land is de grootste branche binnen deze sector, maar Nederland kent ook een relatief grote luchtvaartsector (vooral rondom Schiphol). Ook is het vervoer over het water relatief groter dan in buurlanden. De Rotterdamse haven draagt hier het meeste aan bij.
Transportsector zorgt voor bijna een vijfde van de uitstoot
In 2024 was 19 procent van de CO2-uitstoot van het bedrijfsleven afkomstig van de transportsector. Daarmee is de transportsector de belangrijkste uitstoter in de Nederlandse economie naast de nijverheid. Sinds 2021 namen de CO2-emissies van de transportsector jaarlijks toe. In 2024 daalde de uitstoot met 1,7 procent ten opzichte van een jaar eerder, al lag dit nog wel boven het niveau van 2022.
Grote transportbedrijven positiever over verduurzaamingsinvesteringen
In februari 2025 gaf ruim 22 procent van de transportbedrijven aan dit jaar niet te investeren in verduurzaming, tegen ruim 18 procent een jaar eerder. Dit komt doordat het aandeel niet-investerende bedrijven in het kleinbedrijf sterk is toegenomen. In het midden- en grootbedrijf bleef dit aandeel nagenoeg gelijk ten opzichte van vorig jaar. Toch blijft de transportsector vergeleken met andere sectoren relatief investeringsbereid. In bijvoorbeeld de industrie ligt het aandeel niet-investerende bedrijven met 30 procent hoger. De ontwikkeling in het klein- en middenbedrijf binnen de transportsector wijkt af van het totale bedrijfsleven. In het middenbedrijf blijft het aandeel investerende bedrijven stabiel, terwijl dit in andere sectoren daalt. Tegelijkertijd is de daling in het kleinbedrijf juist sterker dan gemiddeld.
| februari 2025 (% bedrijven) | februari 2024 (% bedrijven) | |
|---|---|---|
| Transportsector totaal | 22,2 | 18,3 |
| Kleinbedrijf | 41,1 | 28,9 |
| Middenbedrijf | 23,3 | 23,9 |
| Grootbedrijf | 11,6 | 10,9 |
Transportbedrijven die investeren in verduurzaming zijn hierover positiever dan in het totale bedrijfsleven. In juni 2025 verwachtte per saldo 18 procent van de transportbedrijven een toename van hun verduurzamingsinvesteringen, tegen 19 procent een jaar eerder. In het totale bedrijfsleven daalde het saldo in dezelfde periode juist van 13 naar 6 procent. Het positieve sentiment in de transportsector komt vooral door het grootbedrijf, waar het saldo steeg van 22 naar 32 procent. In het middenbedrijf daalde het saldo juist, van 20 naar 5 procent.
Bij de transportbedrijven die investeren, staan vooral emissiereductie en energie-efficiëntie centraal. Voor ruim twee derde van deze bedrijven was emissiereductie een belangrijk doel van de verduurzamingsinvesteringen. Daarnaast noemde bijna 43 procent energie-efficiëntie als belangrijk investeringsdoel.
| juni 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juni 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Transportsector totaal | 18,7 | 19,3 |
| Kleinbedrijf | 8,3 | 13,5 |
| Middenbedrijf | 5,2 | 19,7 |
| Grootbedrijf | 31,7 | 21,8 |
Transportsector vindt zichzelf relatief klimaatneutraal
In de transportsector gaf ruim 15 procent van de bedrijven aan zeer klimaatneutraal te zijn in februari 2025, terwijl dit in het totale bedrijfsleven nog geen 6 procent is. Dit komt vooral doordat een kwart van de grote transportbedrijven zichzelf zo beoordeelt, tegenover bijna 8 procent in het totale bedrijfsleven. Het middenbedrijf van de transportsector is minder klimaatneutraal; hier was de groep bedrijven die zichzelf in (zeer) kleine mate klimaatneutraal beoordeelt relatief het grootst, met ruim 43 procent. In het grootbedrijf was deze groep met bijna 17 procent juist het kleinst.
| In zeer kleine mate (0-20%) (% bedrijven) | In kleine mate (20-40%) (% bedrijven) | In gemiddelde mate (40-60%) (% bedrijven) | In grote mate (60-80%) (% bedrijven) | In zeer grote mate (80-100%) (% bedrijven) | Volledig of netto negatief (100% of meer) (% bedrijven) | Weet niet (% bedrijven) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Transportsector totaal | 12,7 | 14,7 | 16,7 | 3,4 | 15,6 | 0,4 | 36,5 |
| Kleinbedrijf | 16,8 | 17,7 | 19,3 | 3,6 | 5,2 | 0,2 | 37,2 |
| Middenbedrijf | 23,5 | 20 | 19,4 | 1,8 | 5,7 | 0,2 | 29,4 |
| Grootbedrijf | 6 | 10,9 | 14,1 | 3,9 | 25,3 | 0,6 | 39,2 |
Middenbedrijf in de transportsector heeft relatief veel last van beperkingen in het netwerk
In juni 2025 gaf 15 procent van de transportbedrijven aan geen belemmeringen te ervaren bij het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Daarmee ervaren zij relatief vaker belemmeringen dan in het totale bedrijfsleven, waar ruim 32 procent aangaf geen belemmeringen te ervaren. Binnen de transportsector is het aandeel bedrijven dat geen belemmeringen ervoer met 12 procent het laagst in het grootbedrijf. In het kleinbedrijf lag dit aandeel met ruim 18 procent het hoogst.
Van de transportbedrijven die wel belemmeringen ervaren, noemde meer dan de helft financiële beperkingen, zoals hoge kosten of beperkte toegang tot financiering. Binnen het middenbedrijf in de vervoer en opslag vormen beperkingen in het (energie)netwerk een belangrijke belemmering (34 procent). Voor het middenbedrijf in het totale bedrijfsleven ligt dit aandeel significant lager (13 procent). Voor het kleinbedrijf was onzekerheid over de economie en het overheidsbeleid, naast financiële beperkingen, de meest genoemde belemmering. Het grootbedrijf noemde een tekort aan geschikte arbeidskrachten het minst vaak als belemmering.
| Financiële beperkingen | Onzekerheid over de economie of beleid | Gebrek aan duurzamere alternatieven | Beperkingen in het (energie)netwerk | Tekort aan geschikte arbeidskrachten | |
|---|---|---|---|---|---|
| Transportsector totaal | 50,5 | 35,2 | 22,8 | 22,0 | 8,6 |
| Kleinbedrijf | 50,4 | 42,2 | 13,5 | 24,7 | 12,1 |
| Middenbedrijf | 48,5 | 33,9 | 15,9 | 34,3 | 8,1 |
| Grootbedrijf | 51,4 | 32,1 | 30,5 | 15,3 | 7,1 |
| * Bedrijven die belemmeringen ervaren konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
In de transportsector valt vooral het grootbedrijf positief op. Het aandeel bedrijven dat investeert is nagenoeg gelijk gebleven, terwijl dit in het totale bedrijfsleven juist daalde. Daarnaast verwachten grootbedrijven per saldo een toename van hun verduurzamingsinvesteringen en beoordelen zichzelf relatief vaak als (zeer) klimaatneutraal. Het middenbedrijf laat daarentegen een minder positief beeld zien. Het aandeel investerende bedrijven bleef ongeveer gelijk, maar investerende bedrijven zijn minder optimistisch over hun verwachte verduurzamingsinvesteringen dan vorig jaar. Tegelijkertijd beoordelen relatief veel middenbedrijven zichzelf als in (zeer) kleine mate klimaatneutraal.
5. Handel en overige dienstverlening
Dit hoofdstuk behandelt de uitkomsten over het klimaatneutraal maken van de bedrijfsvoering voor de handel en de overige dienstverlening. Hier kunnen bedrijfstakken onderscheiden worden naar afzetmarkt. Enerzijds zijn er bedrijfstakken die meer op consumenten zijn gericht zoals de horeca, de detailhandel en de cultuur, sport en recreatie. Anderzijds zijn er bedrijfstakken die meer op bedrijven gericht zijn zoals de informatie en communicatie en de zakelijke dienstverlening.
Minder directe milieu-impact in deze bedrijfstakken
In de handel en dienstverlening is er minder sprake van directe milieu-impact in de vorm van CO2-uitstoot. De overige dienstverlening, waar de bedrijfstakken in dit hoofdstuk onder vallen, was in 2024 verantwoordelijk voor 10 procent van de CO2-emissies uit het bedrijfsleven. Toch zijn er ook andere vormen van milieu-impact waar deze bedrijfstakken aan bijdragen. Zo hebben de handel, de horeca, en de cultuur, sport en recreatie met bijna 20 procent een relatief groot aandeel in het zakelijk waterverbruik. Daarnaast is bijvoorbeeld het energieverbruik van datacenters tussen 2017 en 2021 meer dan verdubbeld naar ruim 3 procent van het totale elektriciteitsverbruik in Nederland (CBS, 2022).
Bedrijven vinden zichzelf relatief vaak klimaatneutraal
Vergeleken met de industrie en de vervoer en opslag beoordelen bedrijven in de dienstverlening zichzelf vaker in (zeer) grote mate klimaatneutraal. In de informatie en communicatie zegt ruim 5 procent van de bedrijven zelfs volledig klimaatneutraal te zijn terwijl dit voor het totale bedrijfsleven voor iets meer dan 1 procent geldt. Van de detailhandelaren weet ruim 59 procent niet in welke mate ze klimaatneutraal zijn. Met bijna een derde geven bedrijven in de autohandel en -reparatie het vaakst aan dat ze in (zeer) kleine mate klimaatneutraal zijn.
| In zeer kleine mate (0-20%) (% bedrijven) | In kleine mate (20-40%) (% bedrijven) | In gemiddelde mate (40-60%) (% bedrijven) | In grote mate (60-80%) (% bedrijven) | In zeer grote mate (80-100%) (% bedrijven) | Volledig of netto negatief (100% of meer) (% bedrijven) | Weet niet (% bedrijven) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Informatie en communicatie | 10,5 | 7 | 17,7 | 9,9 | 10,9 | 5,4 | 38,6 |
| Detailhandel (niet in auto's) | 6,8 | 11,2 | 16,8 | 3,6 | 2,2 | 0 | 59,4 |
| Zakelijke dienstverlening | 12,7 | 8 | 18,6 | 11,5 | 6,6 | 1,1 | 41,5 |
| Cultuur, sport en recreatie | 14,9 | 9,3 | 21,9 | 11 | 5 | 0,5 | 37,4 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 15 | 11,5 | 18,2 | 8,3 | 1,6 | 0,8 | 44,6 |
| Horeca | 13,2 | 15 | 16,8 | 5,6 | 1,9 | 0 | 47,5 |
| Overige dienstverlening | 15,7 | 12,8 | 18,9 | 12,1 | 6,4 | 0 | 34,1 |
| Autohandel en -reparatie | 9,5 | 22,3 | 29,6 | 0,1 | 2,5 | 0,6 | 35,4 |
Bedrijven in de handel en dienstverlening gaven in februari 2025 ook minder vaak aan te investeren in verduurzaming dan in de industrie en de vervoer en opslag. In de informatie en communicatie gaven bedrijven het vaakst (ruim 49 procent) aan niet te investeren in verduurzaming. In de verhuur en handel van onroerend goed werd dit het minst vaak (20 procent) aangegeven.
Verduurzaming bij de bedrijfstakken op de consumentenmarkt
Verduurzaming bij bedrijfstakken die voornamelijk gericht zijn op consumenten kan bijvoorbeeld gericht zijn op het verduurzamen van gebouwen of het verminderen van waterverbruik en afval. Ruim de helft tot twee derde van de bedrijven in deze bedrijfstakken zei in februari 2025 te investeren in verduurzaming van hun bedrijfsvoering.
Meer dan de helft van de bedrijven in de autohandel en -reparatie, de cultuur, sport en recreatie en de horeca die investeren in verduurzaming, gaf in februari 2025 aan in te zetten op energie-efficiëntie of energiebesparing van bijvoorbeeld hun gebouwen. Binnen de overige dienstverlening (onder andere reparatie van consumentenartikelen) en de detailhandel werd circulaire productie het vaakst als belangrijkste type investering genoemd. Investeringen voor waterbesparing worden een stuk minder vaak genoemd. In de horeca en de cultuursector werd dit met 8 procent nog relatief vaak genoemd. Daarnaast lag het wel relatief hoger dan in de industrie, waar 5 procent van de bedrijven inzette op waterbesparing.
| Energie-efficiëntie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Circulaire productie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Hernieuwbare energie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Emissiereductie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Waterbesparing (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Autohandel en -reparatie | 61,1 | 17,9 | 36,1 | 11,5 | 0,0 |
| Cultuur, sport en recreatie | 58,2 | 24,7 | 20,7 | 9,6 | 8,3 |
| Horeca | 55,7 | 36,5 | 14,8 | 11,7 | 7,5 |
| Overige dienstverlening | 46,0 | 50,8 | 26,7 | 11,3 | 2,1 |
| Detailhandel (niet in auto's) | 43,2 | 48,2 | 33,7 | 12,2 | 1,0 |
| * Bedrijven die investeren in verduurzaming konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
Naast eigen investeringen kunnen deze bedrijven ook inzetten op verduurzamen door duurzaam in te kopen. In bijna alle branches verwachtten bedrijven in juni 2025 per saldo een toename van die orders. Het optimisme hierover lag echter lager dan in juni 2024. Het meest positief zijn bedrijven in de overige dienstverlening waar per saldo ruim 13 procent een toename van de waarde van hun duurzame inkoop verwachtte. In de horeca verwachtte per saldo 4 procent van de ondernemers een afname van hun duurzame orders. De verwachtingen daalden het sterkst in de detailhandel. Het saldo bedroeg ruim 26 procent in juni 2024, terwijl het in juni 2025 afgenomen is naar 6 procent.
| juni 2025 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | juni 2024 (Saldo % positieve antwoorden en % negatieve antwoorden) | |
|---|---|---|
| Overige dienstverlening | 13,5 | 18,8 |
| Detailhandel (niet in auto's) | 6,0 | 26,5 |
| Cultuur, sport en recreatie | 5,2 | 16,5 |
| Autohandel en -reparatie | 1,2 | 2,9 |
| Horeca | -3,7 | -2,9 |
Verduurzaming bij de bedrijfstakken op de zakelijke markt
Bij bedrijven die diensten voornamelijk aanbieden aan zakelijke klanten zitten de mogelijkheden voor verduurzaming vooral in het energieverbruik van kantoren en de samenwerking met hun klanten. Voorbeelden van branches binnen deze bedrijfstakken zijn architecten- en ingenieursbureaus, IT- en informatiedienstverlening (onder andere datacenters), schoonmaakbedrijven en hoveniers, en verhuurders van roerende goederen (zoals machines en auto’s). Hoeveel bedrijven in februari 2025 aangaven te investeren in verduurzaming varieerde van 43 procent bij de IT- en informatiedienstverlening tot 72 procent bij de verhuur van roerende goederen.
Bedrijven in de architecten- en ingenieursbureaus die investeren zetten vooral in op energie-efficiëntie, circulaire productie en emissiereductie. Bij schoonmaakbedrijven en hoveniers, en verhuur van roerende goederen gaf 60 procent aan in te zetten op emissiereductie. In de IT- en informatiedienstverlening zette 12 procent van de investerende bedrijven in op waterbesparing, relatief vaak in vergelijking met andere bedrijfstakken.
| Energie-efficiëntie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Circulaire productie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Emissiereductie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Hernieuwbare energie (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | Waterbesparing (% bedrijven die investeren in verduurzaming) | |
|---|---|---|---|---|---|
| Architecten- en ingenieursbureaus | 37,0 | 38,1 | 42,1 | 17,0 | 1,0 |
| Verhuur van roerende goederen | 36,4 | 21,0 | 62,0 | 10,5 | 0,0 |
| IT- en informatiedienstverlening | 34,5 | 21,7 | 34,0 | 3,9 | 11,9 |
| Schoonmaakbedrijven en hoveniers | 29,1 | 34,9 | 60,3 | 13,3 | 2,5 |
| * Bedrijven die investeren in verduurzaming konden maximaal twee antwoorden kiezen | |||||
Bronnen
Rijksoverheid (2023), Klimaatwet.
CBS (2025a), Daling uitstoot broeikasgassen vlakt af in 2024.
Rijksoverheid (2024), Nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing.
Rijksoverheid (2025), Circulaire economie in 2050.
CBS (2024), Measuring the green transition with business tendency surveys.
CBS (2025b), Financieringsmonitor 2024.
CBS (2025c), Conjunctuurenquête Nederland, tweede kwartaal 2025.
Nijs, S. den en M. Thissen (2024), ESB, Duurder gas drukt de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie.
Wöhrmüller, S. et al. (2025), ESB, Toekomst energie-intensieve industrie vergt Europese coördinatie.
CBS (2022), Elektriciteit geleverd aan datacenters, 2017-2021.
Conjunctuurenquête Nederland, Uitkomsten duurzaamheidsvragen.