Samenvatting
Deze rapportage beschrijft personen die in 2022, 2023 of 2024 in Nederland inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2021. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in inburgeringsplichtige asielmigranten enerzijds en inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten anderzijds. De rapportage beschrijft de demografische en onderwijskenmerken van deze groep, de Voorinburgering, huisvesting, regionale spreiding, de inburgering in gemeenten en de arbeidsparticipatie vanaf de start van de inburgeringsplicht tot eind 2024.
Populatie
Demografische kenmerken
Het cohort 2022 bestaat uit 25,9 duizend inburgeringsplichtigen. Dit aantal is hoger in de andere twee cohorten. Cohort 2023 bestaat uit 35,6 duizend inburgeringsplichtigen en cohort 2024 uit 36,2 duizend inburgeringsplichtigen. In cohort 2022 is ongeveer driekwart asielmigrant (18,7 duizend) en ongeveer een kwart gezins- of overige migrant (7,2 duizend). In cohort 2023 is het aandeel asielmigranten met 61 procent lager (21,9 duizend) en het aandeel gezins- en overige migranten hoger (39 procent; 13,7 duizend). Asielmigranten zijn vaker mannen (59 procent in cohort 2022; 64 procent in cohort 2023; 65 procent in 2024) dan vrouwen, terwijl vrouwen bij gezins- en overige migranten in de meerderheid zijn (69 procent). Bij asielmigranten valt het grootste aantal inburgeraars in de leeftijdscategorieën 18 tot 25 jaar (34 procent) en 25 tot 35 jaar oud (30 procent) en bij gezins- en overige migranten in de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar (44 procent). Verder komt nagenoeg de helft van de asielmigranten uit Syrië (54 procent; 35,3 duizend). Verder komen asielmigranten vaak uit Turkije, Jemen, Eritrea of Afghanistan (tezamen 25 procent; 16,3 duizend). Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij voor een groot deel afkomstig zijn uit overig Azië (31 procent; 10,3 duizend).
De plaats in het huishouden is bepaald op het moment van vestiging in de gemeente. Bijna alle asielmigranten uit cohort 2022, 92 procent van de asielmigranten uit cohort 2023 en 57 procent van de asielmigranten uit cohort 2024 is eind 2024 gevestigd in de gemeente. Hiervan is meer dan een derde van de asielmigranten alleenstaand (20 duizend) en iets meer dan een kwart een partner in een paar met kinderen (13,9 duizend). Voor 8,7 duizend asielmigranten geldt dat zij volwassen kinderen zijn in een gezin met ouders. Onder gezins- en overige migranten ziet de verdeling naar plaats in het huishouden er anders uit dan bij de asielmigranten. In deze groep vormen partners in een paar zónder kinderen (19 duizend) en partners in een paar met kinderen (6,4 duizend) tezamen ruim driekwart van alle gezins- en overige migranten.
Onderwijs in Nederland
Ongeveer 1 op de 10 inburgeraars heeft voor de start van de inburgering onderwijs in Nederland gevolgd (12 procent). Hierbij gaat het nagenoeg alleen om inburgeraars in de leeftijd van 18 tot 35 jaar. Asielmigranten hebben in 97 procent van de gevallen dat er in Nederland onderwijs is gevolgd voor de start van de inburgering, middelbaar beroepsonderwijs (47 procent) of voortgezet onderwijs (50 procent) gevolgd. Onder gezins- en overige migranten is dit aandeel met 37 procent veel lager. Zij hebben vaker dan asielmigranten hoger beroepsonderwijs (22 procent) of wetenschappelijk onderwijs (40 procent) gevolgd.
Onderwijs in het buitenland
Tot eind 2024 hebben 10,9 duizend inburgeringsplichtigen, waarvan 9,4 duizend asielmigranten en 1,5 duizend gezins- en overige migranten, hun diploma laten waarderen. Asielmigranten hebben vaker een niveau vergelijkbaar met havo of vwo diploma gehaald (25 procent) vergeleken met gezins- en overige migranten (8 procent). Gezins- en overige migranten hebben vaker een niveau vergelijkbaar met bachelor (57 procent) en master-diploma (18 procent) gehaald vergeleken met asielmigranten (respectievelijk 52 en 9 procent).
Voorinburgering
Voorinburgering houdt in dat inburgeringsplichtige asielmigranten praktische informatie over zelfstandig wonen en leven in Nederland krijgen en kennismaken met de Nederlandse taal. Voorinburgering is een niet verplicht onderdeel van inburgering. Van de totaal 43,8 duizend asielmigranten aan wie is gevraagd of zij willen deelnemen aan Voorinburgering hebben 33,3 duizend asielmigranten (76 procent) ingestemd met Voorinburgering. Na instemming hebben 24,2 duizend van de asielmigranten daadwerkelijk deelgenomen aan de taallessen van de Voorinburgering en hebben 5,4 duizend asielmigranten eind 2024 de taallessen van de Voorinburgering afgerond. Redenen om de voorinburgering niet af te ronden kunnen zijn dat personen inmiddels al doorgestroomd zijn naar de gemeente, werk hebben gevonden, omdat er geen kinderopvang beschikbaar is, of omdat het lastig is om sinds lange tijd weer onderwijs te volgen. Aan een deel van de inburgeringsplichtige asielmigranten wordt geen Voorinburgering aangeboden. Dit is bijvoorbeeld het geval als zij in een locatie voor crisisnoodopvang verblijven welke niet in beheer van COA is, administratief geplaatsten die zich bij aankomst in Nederland bij bekenden vestigen en asielmigranten die nooit een opvangovereenkomst met COA hebben gehad.
Huisvesting en spreiding
Van de 47,8 duizend asielmigranten die aan een gemeente gekoppeld zijn is er bij 4 procent sprake geweest van een herkoppeling. Voordat de daadwerkelijke huisvesting in een gemeente plaats heeft gevonden zijn de meeste asielmigranten verhuisd tussen de opvanglocaties waar ze verbleven, namelijk 87 procent. Meer dan een derde is drie keer of vaker van opvanglocatie verwisseld.
Ongeveer één op de zeven asielmigranten wordt gekoppeld aan de gemeente waar zij op dat moment in een opvanglocatie van COA verblijven. Voor asielmigranten voor wie de gemeente van opvang en de gemeente waar zij uiteindelijk worden gehuisvest verschillend zijn (41,0 duizend asielmigranten), varieert de afstand tussen beide gemeenten sterk. Meer dan de helft (22,1 duizend) van de asielmigranten verbleef in een opvanglocatie welke binnen 60 kilometer van de gekoppelde gemeente ligt. Ongeveer één op de zes (7,0 duizend) verblijft in een opvanglocatie op meer dan 140 kilometer afstand van de gekoppelde gemeente.
Na drie maanden vanaf het moment dat de inburgeringsplicht start is 38 procent van de asielmigranten uit cohort 2024 gevestigd in een gemeente, tegenover 43 procent van cohort 2022 en 46 procent van 2023. Asielmigranten wonen over het algemeen meer verspreid over Nederland dan gezins- en overige migranten. Asielmigranten worden namelijk evenredig (naar inwonertal) gekoppeld aan gemeenten en zijn daarom meer verspreid over Nederland. Het zijn vaker de wat kleinere gemeenten die in verhouding (rekening houdend met het inwonertal) veel asielmigranten huisvesten. Gezins- en overige migranten wonen vooral in de grote steden in het westen van het land.
Vanaf het moment dat inburgeringsplichtige asielmigranten door COA aan een gemeente gekoppeld zijn, ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid om te starten met begeleiding van de inburgeraar. Van de asielmigranten die in 2022 inburgeringsplichtig werden, is bij 9 procent (1,3 duizend) een PIP vastgesteld door gemeenten, terwijl de inburgeraar nog in een COA-opvanglocatie verbleef. Voor cohort 2023 is dit 12 procent (2,1 duizend).
Inburgering in gemeenten
Na de start van de inburgeringsplicht en vestiging in de gemeente vindt de brede intake plaats, waarbij de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in kaart worden gebracht.
Op basis van de brede intake, in combinatie met de resultaten van een leerbaarheidstoets, kan een leerroute worden vastgesteld. Dit alles wordt vastgelegd in een persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP), in de vorm van een officiële beschikking.
De B1-route is de leerroute die het meest gevolgd is en dit is nog sterker zichtbaar bij gezins- en overige migranten dan bij asielmigranten. In bijna alle gevallen dat de Z-route is gevolgd, is uit de leerbaarheidstoets gebleken dat taalniveau B1 niet haalbaar is. Het resultaat van de leerbaarheidstoets hangt dan ook vaak samen met de gekozen leerroute, maar lijkt niet altijd leidend te zijn geweest voor de leerroute zoals vastgesteld in het PIP.
Als blijkt dat een inburgeringsplichtige niet in staat is om binnen de inburgeringstermijn taalniveau B1 te bereiken, kan de gemeente het taalniveau verlagen naar taalniveau A2. Om hiervoor in aanmerking te komen moet een inburgeringsplichtige minimaal 600 uur aan taalles hebben gevolgd bij een aanbieder met een keurmerk van de Stichting Blik op Werk. Voor asielmigranten uit cohort 2022 geldt dat zes procent eind 2024 is afgeschaald van taalniveau B1 naar A2. Voor gezins- en overige migranten geldt dit minder vaak (één procent).
Tot 1,5 jaar na aanvang van de inburgeringstermijn mag de leerroute van een inburgeringsplichtige door de gemeente worden gewijzigd. Het wijzigen van de onderwijsroute naar de B1-route is gedurende het gehele inburgeringstraject mogelijk. Asielmigranten uit cohort 2022 zijn eind 2024 in drie procent van de gevallen gewisseld van leerroute. Voor gezins- en overige migranten ligt dit lager (één procent). De meeste inburgeraars wisselen van de B1-route naar de Z-route gevolgd door een wisseling van de onderwijsroute naar de B1-route.
Er is tevens gekeken naar het onderwijsniveau dat de inburgeringsplichtige gevolgd heeft tijdens de leerroute. Het grootste deel van de inburgeringsplichtigen met een leerroute volgt geen onderwijs (91 procent). Het deel dat onderwijs volgt is opgedeeld in niet tijdelijk vrijgestelden en tijdelijk vrijgestelden. De meeste inburgeraars die tijdelijk zijn vrijgesteld volgen onderwijs op mbo-2 niveau. Voor de niet tijdelijk vrijgestelden zijn de niveaus mbo-1 of voortgezet onderwijs het grootst.
Voor asielmigranten uit cohort 2022 geldt dat eind 2024 voor 95 procent een PIP is opgesteld. In de gevallen dat er eind 2024 een PIP was opgesteld voor asielmigranten, gebeurde dit bij cohort 2022 in vier op de tien gevallen in de periode tot 10 weken na vestiging in de gemeente. Bij 97 procent van de gezins- en overige migranten uit cohort 2022 is eind 2024 een PIP opgesteld. In 21 procent van de gevallen gebeurde dit binnen 10 weken na vestiging in de gemeente.
Andere onderdelen van het inburgeringstraject zijn de Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT). De MAP betreft een kennismaking met en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarnaast bestaat het PVT uit twee onderdelen: een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving (vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie) en de ondertekening van de participatieverklaring. Voor de afgeronde MAP en ondertekende PVT is alleen gekeken naar inburgeringsplichtigen die al aan de inburgeringsplicht hebben voldaan. De MAP en PVT worden voornamelijk binnen de eerste twee jaar na vestiging in de gemeente afgerond of ondertekend. De ondertekening van de PVT vindt vaker dan de MAP in het eerste jaar na vestiging in de gemeente plaats en lijkt dus eerder in het inburgeringsproces te gebeuren.
In deze rapportage wordt nog geen aandacht besteed aan gevolgde cursussen en behaalde examens.
Arbeidsparticipatie
In de periode voor kennisgeving inburgeringsplicht, maar gemeten vanaf 1 januari 2020, had 6 procent van de asielmigranten met een COA-overeenkomst op enig moment een baan (3,2 duizend). Na kennisgeving inburgeringsplicht had 26 procent van de asielmigranten op enig moment in de periode tot het einde van de COA-opvangovereenkomst een baan (12 duizend). Hierin is het aandeel mannen met een baan (34 procent) hoger dan het aandeel vrouwen met een baan (6 procent).
Na vestiging in de gemeente neemt aandeel asielmigranten dat een baan heeft toe. Van cohorten 2022 en 2023 heeft meer dan een kwart van de mannelijke asielmigranten in het 1e jaar na vestiging betaald werk gehad (6,8 duizend), tegenover één op de tien vrouwelijke asielmigranten (1,6 duizend). Het betreft veelal deeltijdbanen, in ruim een derde van de gevallen werken zij drie maanden na vestiging in de gemeente in de horeca. Het aandeel werkenden is het hoogst onder asielmigranten die volledig zijn vrijgesteld van de inburgeringsplicht: 90 procent heeft in 2024 op enig moment werk gehad (220 personen). Daarna volgt de groep die tijdelijk is vrijgesteld (80 procent, 1,8 duizend personen).
Gezins- en overige migranten hebben vaker betaald werk dan asielmigranten. Onder de gezins- en overige migranten uit cohort 2022 en cohort 2023 heeft driekwart van de mannen en ruim de helft van de vrouwen het eerste jaar na vestiging in de gemeente een baan. Voor gezins- en overige migranten ligt het aandeel deeltijdbanen een stuk lager dan bij asielmigranten. In ongeveer één op de vijf gevallen werken zij drie maanden na huisvesting in arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer en nog eens één op de vijf werkt op dat moment in de horeca. Bij gezins- en overige migranten is de hoogste arbeidsparticipatie te zien bij migranten die tijdelijk zijn vrijgesteld van de inburgeringsplicht: 86 procent had in 2024 werk (450 personen). Ook onder de volledig vrijgestelden ligt dit aandeel hoog, op 82 procent (825 personen).
Zo’n 90 procent van de asielmigranten uit het cohort 2022 ontving in het eerste jaar na vestiging in de gemeente een uitkering (meestal bijstand), terwijl dit voor gezins- en overige migranten voor 7 procent het geval was. Een voorwaarde voor gezins- en overige migranten is dat de referent voldoende inkomen heeft. Voor cohort 2023 lag het aandeel asielmigranten met een uitkering lager, met 78 procent van de mannen (4,8 duizend) en 79 procent van de vrouwen (4,0 duizend). Asielmigranten maken vaker gebruik van re-integratievoorzieningen dan gezins- en overige migranten.
Aan inburgeringsplicht voldaan
Eind 2024 is de meerderheid van de inburgeringsplichtige migranten nog bezig met het inburgeringstraject. De wettelijke termijn om te voldoen aan de inburgeringsplicht is dan ook nog niet verstreken. Van de in totaal 25,9 duizend inburgeringsplichtigen uit cohort 2022 heeft 1,1 duizend (4 procent) voldaan aan de inburgeringsplicht. Daarnaast hebben 1,2 duizend personen (5 procent) een ontheffing, vrijstelling of is hun inburgeringsplicht komen te vervallen.
Binnen cohort 2022 zijn er verschillen zichtbaar tussen asielmigranten en gezins- en overige migranten. Van de asielmigranten heeft 3 procent eind 2024 voldaan aan de inburgering, tegenover 8 procent van de gezins- en overige migranten.
De meeste personen die hebben voldaan aan de inburgeringsplicht hebben de B1-route gevolgd. Het gaat hierbij om 495 asielmigranten en 545 gezins- en overige migranten.