Statistiek Wet Inburgering (SWI) 2024

5. Inburgering in de vestigingsgemeente

5.1 Start inburgeringsplicht en vestiging in gemeente

In hoofdstuk 3 is beschreven dat een gemeente na koppeling van de inburgeringsplichtige aan de gemeente, al met de begeleiding van inburgeringsplichtige asielmigranten kan starten. Echter, gemeenten wachten veelal tot het moment dat de inburgeraar in de gemeente gehuisvest wordt. Voor gezins- en overige migranten geldt dat de gemeente waar zij zich bij de referent vestigen, ook de gemeente is die de inburgering begeleidt.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inburgering van asielmigranten en gezins- en overige migranten en de begeleiding door gemeenten voor cohort 2022, 2023 en 2024.

5.2 Brede intake

De inburgering in de gemeente start voor inburgeraars met een brede intake die uitgevoerd wordt door (ofwel onder de regie is van) de gemeente. Tijdens de brede intake wordt een beeld gevormd van de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar op het gebied van inburgering en participatie. De gemeente brengt deze informatie in kaart om vervolgens, zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeraar, invulling te geven aan het inburgeringstraject.

Eind 2024 is 96 procent van de asielmigranten uit cohort 2022 gestart met een brede intake. Voor cohort 2023 geldt dat eind 2024 85 procent van de asielmigranten een brede intake is gestart en voor cohort 2024 ligt dit aandeel op 39 procent.

Voor gezins- en overige migranten uit cohort 2022 is de brede intake eind 2024 bij 97 procent gestart. Voor cohort 2023 geldt dat 91 procent van de gezins- en overige migranten eind 2024 is gestart met een brede intake en voor cohort 2024 ligt dit eind 2024 op 56 procent. Het aandeel met een start brede intake ligt voor cohort 2023 en 2024 hoger voor gezins- en overige migranten dan voor asielmigranten.

5.3 Leerbaarheidstoets en leerroute

Onderdeel van de brede intake is de leerbaarheidstoets. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het begeleiden en afnemen van de leerbaarheidstoets. De resultaten van de leerbaarheidstoets kunnen worden gebruikt om vast te stellen of de leerroute op taalniveau B1 (eenvoudig Nederlands9)) haalbaar is voor de inburgeringsplichtige.

De leerroute wordt door de gemeente vastgesteld op basis van onder andere de resultaten van de leerbaarheidstoets en opgenomen in het PIP (Persoonlijk plan inburgering en participatie). Er worden drie verschillende leerroutes onderscheiden:

  • De B1-route: deze route is gericht op het zo snel mogelijk behalen van taalniveau B1. Dit is een verhoging van het taalniveau ten opzichte van het vorige stelsel, dat gericht was op het behalen van A2-niveau. Om dit mogelijk te maken en het perspectief van de inburgeraar op de arbeidsmarkt te vergroten is het van belang dat het leren van de taal wordt gecombineerd met (vrijwilligers)werk. Wanneer na verloop van tijd blijkt dat het B1-niveau toch niet (op alle onderdelen) haalbaar is kan de inburgeraar (onderdelen van) het inburgeringsexamen op A2-niveau doen.
  • De onderwijsroute (O-route): deze route is gericht op het behalen van een Nederlands schooldiploma, waarmee de inburgeraar een goede startpositie genereert op de arbeidsmarkt. Naast het leren van de Nederlandse taal op het niveau dat nodig is voor de vervolgopleiding (B1 of hoger), worden jonge inburgeraars binnen deze route voorbereid op instroom in een Nederlandse opleiding (mbo, hbo of wo).
  • De zelfredzaamheidsroute (Z-route): deze route is gericht op degenen voor wie de B1- of onderwijsroute niet haalbaar is. Binnen deze route moeten inburgeraars 800 uur aan taallessen volgen en 800 uur besteden aan het onderdeel participatie. Deze route wordt, anders dan de B1- en onderwijsroute, in principe niet afgesloten met een examen. Wanneer tijdens het traject blijkt dat iemand wellicht toch A2-niveau of hoger kan behalen op (bepaalde) taalonderdelen wordt van de gemeente verwacht deze persoon te stimuleren om de betreffende examens af te leggen.

Figuur 5.3.1 Asielmigranten - Verdeling leerroutes per cohort
cohortB1-route (%)Onderwijsroute (%)Z-route (%)
2022571132
2023591427
2024551729
Totaal571329

In cohort 2022, 2023 en 2024 komt de B1-route het meest voor (respectievelijk 57 procent, 59 procent en 55 procent) gevolgd door de Z-route en de onderwijsroute. De onderwijsroute komt bij cohort 2022 relatief minder vaak voor (11 procent) dan bij cohort 2023 en 2024 (14 en 17 procent). De Z-route komt echter juist vaker voor bij cohort 2022 (32 procent) dan bij cohort 2023 en 2024 (27 en 29 procent).

Figuur 5.3.2 Gezins- en overige migranten - Verdeling leerroutes per cohort
cohortB1-route (%)Onderwijsroute (%)Z-route (%)
20229019
20239307
20249406
Totaal9207

In cohort 2022, 2023 en 2024 komt de B1-route verreweg het meest voor (respectievelijk 90 procent, 93 procent en 94 procent). De onderwijsroute komt bij alle cohorten nauwelijks voor (0 tot 1 procent). De Z-route komt iets vaker voor bij cohort 2022 (9 procent) dan bij cohort 2023 en 2024 (7 en 6 procent).

Figuur 5.3.3 Asielmigranten - Vastgestelde leerroute naar advies leerbaarheidstoets
leerrouteB1-route haalbaarB1-route niet haalbaarGeen uitslagOnbekend
B1-route198204180390
Onderwijsroute5005495140
Z-route151510720215
Nog geen PIP26851570

In figuur 5.3.3 is per leerroute weergegeven voor hoeveel asielmigranten de uitkomst van de leerbaarheidstoets aangaf of de B1-route haalbaar was. Bij de B1-route is bij 19,8 duizend asielmigranten (81 procent van de asielmigranten met de B1-route en een leerbaarheidstoets; met nagenoeg geen verschillen tussen de cohorten) de B1-route naar aanleiding van de resultaten van de leerbaarheidstoets haalbaar geacht. Bij 4,2 duizend asielmigranten (17 procent van de asielmigranten met de B1-route en een leerbaarheidstoets) was de uitslag van de leerbaarheidstoets echter dat B1-niveau niet haalbaar is. In die gevallen is bij het bepalen van de leerroute afgeweken van de uitslag van de leerbaarheidstoets.

Voor de onderwijsroute geldt dat de B1-route volgens de leerbaarheidstoets in 89 procent van de gevallen haalbaar is geacht. Bij de Z-route is dit aandeel lager, volgens de leerbaarheidstoets kan 12 procent wel de B1-route halen.

In tabel 5.3.4 wordt naar aanleiding van het resultaat van de leerbaarheidstoets aangegeven welke leerroute het meest is gekozen. Daarbij is de categorie ‘Nog geen PIP’ buiten beschouwing gelaten. Bij de toetsuitslag ‘B1-route haalbaar’ is vaak de B1-route of de onderwijsroute gekozen. Bij een toetsuitslag ‘B1-niveau niet haalbaar’ is meestal de Z-route gekozen. Daarnaast is in ruim een kwart van de gevallen dat het B1-niveau volgens de leerbaarheidstoets niet haalbaar werd geacht, toch de B1-route gekozen.

Figuur 5.3.5 Gezins- en overige migranten - Vastgestelde leerroute naar advies leerbaarheidstoets
leerrouteB1-route haalbaarB1-route niet haalbaarGeen uitslagOnbekend
B1-route184401890535
Onderwijsroute901010
Z-route135145520
Nog geen PIP965230

Figuur 5.3.5 laat een vergelijkbare trend zien als figuur 5.3.3, maar nu voor gezins- en overige migranten, waarbij de verschillen tussen de cohorten klein zijn.

Bij de B1-route is bij 18,4 duizend gezins- en overige migranten (88 procent van de gezins- en overige migranten met de B1-route) het B1-niveau naar aanleiding van de resultaten van de leerbaarheidstoets haalbaar geacht. Bij 1,9 duizend gezins- en overige migranten (9 procent van de gezins- en overige migranten met de B1-route) was de uitslag van de leerbaarheidstoets echter dat B1-niveau niet haalbaar is. In die gevallen is afgeweken van de uitslag van de leerbaarheidstoets.

Anders dan bij asielmigranten, is de onderwijsroute voor gezins- en overige migranten niet vaak als leerroute vastgesteld (ongeveer 100 keer). Voor de Z-route geldt dat de uitslag van de leerbaarheidstoets in de meeste gevallen ‘B1-route niet haalbaar’ was. Dit aandeel is met 90 procent vergelijkbaar met dat van asielmigranten (86 procent). Dit betekent dat in 8 procent van de gevallen (ongeveer 150 keer) de Z-route is gevolgd, terwijl uit het advies van de leerbaarheidstoets bleek dat de B1-route haalbaar was.

In tabel 5.3.6 wordt naar aanleiding van het resultaat van de leerbaarheidstoets aangegeven welke leerroute het meest is gekozen. Bij een volgens de leerbaarheidstoets haalbaar geachte B1-route is bij gezins- en overige migranten vrijwel altijd voor de B1-route gekozen, terwijl bij asielmigranten relatief vaker ook voor de onderwijsroute gekozen is. Daarnaast is bij gezins- en overige migranten vaak voor de B1-route gekozen in gevallen dat de leerbaarheidstoets aangaf dat dit niveau niet haalbaar is (56 procent). De categorie ‘nog geen PIP’ is in tabel 5.3.6 buiten beschouwing gelaten.

Als blijkt dat een inburgeringsplichtige niet in staat is om binnen de inburgeringstermijn taalniveau B1 te bereiken, kan de gemeente het taalniveau verlagen naar taalniveau A2. Om hiervoor in aanmerking te komen moet een inburgeringsplichtige minimaal 600 uur aan taalles hebben gevolgd. De taallessen moeten zijn gevolgd bij een aanbieder met een keurmerk van de Stichting Blik op Werk. Deze afschaaloptie is enkel beschikbaar voor de B1-route.

Figuur 5.3.7 Afschalingen van taalniveau B1 naar taalniveau A2
cohortAsielmigrantGezins- & overige migranten
Cohort 2022-20241260580
 

In figuur 5.3.7 wordt voor cohort 2022 tot en met 2024 weergegeven hoeveel asielmigranten en gezins- en overige migranten met een B1-route zijn afgeschaald van taalniveau B1 naar A2. Bijna 1,3 duizend asielmigranten met een B1-route zijn op de peildatum afgeschaald naar A2 (5 procent). Daarnaast zijn bijna 600 gezins- en overige migranten met een B1-route afgeschaald (3 procent). Deze migranten vallen vanwege de eisen aan afschalen logischerwijs grotendeels in cohort 2022. Negen procent van de asielmigranten in cohort 2022 zijn afgeschaald en vijf procent van de gezins- en overige migranten zijn in cohort 2022 afgeschaald.

Figuur 5.3.8 Leerroutewisselingen
cohortAsielmigrantGezins- & overige migranten
Cohort 2022-20241060110

In figuur 5.3.8 wordt voor cohort 2022 tot en met 2024 weergegeven hoeveel asielmigranten en gezins- en overige migranten met een vastgestelde leerroute gedurende het inburgeringstraject zijn gewisseld van leerroute. Tot 1,5 jaar na aanvang van de inburgeringstermijn mag de leerroute van een inburgeringsplichtige door de gemeente worden gewijzigd. Het wijzigen van de onderwijsroute naar de B1-route is gedurende het gehele inburgeringstraject mogelijk.

Tot eind 2024 zijn 1,1 duizend asielmigranten gewisseld van leerroute (2 procent). Van de gezins- en overige migranten zijn 100 personen gewisseld van leerroute tot eind 2024 (<1 procent). Asielmigranten uit cohort 2022 en cohort 2023 zijn in drie procent van de gevallen gewisseld van leerroute. Voor gezins- en overige migranten ligt dit lager (één procent). De meeste inburgeraars wisselen van de B1-route naar de Z-route gevolgd door een wisseling van de onderwijsroute naar de B1-route.

Van de inburgeringsplichtigen die niet tijdelijk zijn vrijgesteld volgt 70 procent de B1-route, 22 procent de Z-route en 8 procent de onderwijsroute. In figuur 5.3.9 is te zien dat van de inburgeringsplichtigen die niet tijdelijk zijn vrijgesteld en de B1-route volgen, de helft onderwijs van mbo-1 niveau volgen, gevolgd door wetenschappelijk onderwijs (16 procent), voortgezet onderwijs (overig) (14 procent) en hoger beroepsonderwijs (12 procent). Het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs wordt door de inburgeringsplichtigen waarschijnlijk gevolgd in het Engels. Engelstalig onderwijs is momenteel niet te onderscheiden in de gegevensaanlevering.

Vanuit de onderwijsroute volgen ook de meeste inburgeringsplichtigen mbo-1 niveau onderwijs (400 inburgeraars, 45 procent) en voortgezet onderwijs (overig) (30 procent). Inburgeringsplichtigen die de Z-route volgen, volgen tijdens de leerroute voornamelijk voortgezet onderwijs (overig) (49 procent) gevolgd door mbo-1 niveau (40 procent).

Figuur 5.3.9 Gevolgd onderwijs door niet tijdelijk vrijgestelden
leerrouteVoortgezet speciaal onderwijsVoortgezet onderwijs, praktijkonderwijsVoortgezet onderwijs, overigmbo-1mbo-2mbo-3mbo-4Hoger beroepsonderwijsWetenschappelijk onderwijs
B1-route154545516601802530385515
Onderwijsroute00245370400159565
Z-route2020205165100000

Daarnaast is er gekeken naar het gevolgde onderwijs van tijdelijk vrijgestelde inburgeringsplichtigen. In deze groep vallen 1,1 duizend inburgeringsplichtigen waarvan nagenoeg iedereen onderwijs volgt. In figuur 5.3.10 is de verdeling van het onderwijsniveau anders dan dat in figuur 5.3.9 het geval was. De meeste tijdelijk vrijgestelde inburgeraars volgen onderwijs op mbo-2 niveau. Vanuit een B1-route volgen inburgeraars voornamelijk onderwijs op mbo-2 niveau (635 inburgeraars, 85 procent). Inburgeraars die de onderwijs- of Z-route doorlopen, volgen ook voornamelijk onderwijs op mbo-2 niveau (onderwijsroute: 67 procent; Z-route: 100 procent). Vanuit de onderwijsroute volgt daarnaast 25 procent mbo-3 of mbo-4 niveau onderwijs. Voor de Z-route zijn de aantallen te klein om goed te kunnen zien in de figuur.

Figuur 5.3.10 Gevolgd onderwijs door tijdelijk vrijgestelden
leerrouteVoortgezet speciaal onderwijsVoortgezet onderwijs, praktijkonderwijsVoortgezet onderwijs, overigmbo-1mbo-2mbo-3mbo-4Hoger beroepsonderwijsWetenschappelijk onderwijs
B1-route00400635304000
Onderwijsroute00250240306000
Z-route0000250000

Samenvattend is uit de aantallen op te maken dat voor alle leerroutes geldt dat de meeste inburgeraars die tijdelijk zijn vrijgesteld, mbo-2 niveau onderwijs volgen. Voor de niet tijdelijk vrijgestelden zijn de niveaus mbo-1 of voortgezet onderwijs (overig) het grootst voor alle drie de leerroutes.

5.4 PIP: Plan Inburgering en participatie

Op basis van de brede intake en de leerbaarheidstoets stelt de gemeente in overleg met de inburgeraar een PIP op. Het opstellen van dit plan is maatwerk en is een vertaling van de uitkomsten van de brede intake naar persoonlijke doelen van de inburgeraar. In het PIP wordt onder andere vastgelegd welke leerroute de inburgeraar gaat volgen om aan de inburgeringsplicht te kunnen voldoen. Het PIP heeft de vorm van een beschikking en is daarmee een officieel besluit van de gemeente.

Voor asielmigranten uit cohort 2022 geldt dat voor 95 procent eind 2024 een PIP is opgesteld. Voor cohort 2023 ligt dit op 82 procent en voor cohort 2024 op 33 procent.

In figuur 5.4.1 is het aantal weken tussen vestiging in de gemeente en het vaststellen van het PIP opgenomen. In de figuur is tevens een uitsplitsing naar cohort gemaakt.

Figuur 5.4.1 Asielmigranten - Tijd tussen vestiging in gemeente en vaststellen PIP per cohort
termijn202220232024
PIP voor vestiging12651815600
Minder dan 4 weken135016901010
4 tot 10 weken459550652830
10 tot 15 weken327031551395
15 tot 30 weken472041001385
30 tot 40 weken1120940160
40 weken of meer110066535

Het opstellen van het PIP gebeurde voor asielmigranten bij cohort 2022 in vier op de tien gevallen (41 procent) in de periode tot 10 weken na vestiging in de gemeente. Hierbij moet worden opgemerkt dat het PIP meestal werd vastgesteld na vestiging in de gemeente. Bij 7 procent van de vastgestelde PIP’s in cohort 2022 was het al vóór vestiging in de gemeente vastgesteld. Voor cohort 2022 is verder te zien dat bij 12 procent van de asielmigranten met PIP een periode van 30 weken of meer tussen de vestiging in de gemeente en het vaststellen van het PIP zat. Het aandeel asielmigranten met een PIP binnen 10 weken na vestiging in de gemeente lijkt toe te nemen per cohort (41 procent voor cohort 2022, 49 procent voor cohort 2023, 60 procent voor cohort 2024). Dit aandeel kan voor met name cohort 2024 nog wel wijzigen, omdat nog niet alle inburgeraars gevestigd zijn en/of een vastgestelde PIP hebben.

Gemiddeld hebben asielmigranten uit cohort 2022 na vestiging in een gemeente 120 dagen moeten wachten op een PIP. Voor cohort 2023 ligt het gemiddelde op 103 dagen. Het gemiddelde aantal dagen kan in de toekomst wijzigen, omdat nog niet alle inburgeraars een PIP hebben. Asielmigranten met een PIP dat is vastgesteld tijdens het verblijf in een COA-opvanglocatie zijn in deze berekening niet meegenomen.

Voor gezins- en overige migranten uit cohort 2022 geldt dat voor 97 procent eind 2024 een PIP is opgesteld. Voor cohort 2023 ligt dit op 89 procent en voor cohort 2024 op 51 procent.

Figuur 5.4.2 Gezins- en overige migranten - Tijd tussen vestiging in gemeente en vaststellen PIP per cohort
termijn202220232024
Minder dan 4 weken115335385
4 tot 10 weken125029352140
10 tot 15 weken131022951245
15 tot 30 weken218532751810
30 tot 40 weken6851165370
40 weken of meer875152070

Bij gezins- en overige migranten (figuur 5.4.2), waarbij er een PIP was opgesteld in 2022, 2023 of 2024, werd dit bij cohort 2022 in 21 procent van de gevallen binnen 10 weken na vestiging in de gemeente gedaan. Dit aandeel is kleiner dan bij asielmigranten uit cohort 2022 (41 procent). De termijn tussen vestiging in de gemeente en PIP is daarmee gemiddeld langer voor gezins- en overige migranten dan voor asielmigranten. Dit is ook terug te zien in het gemiddelde aantal dagen dat gezins- en overige migranten moeten wachten op een PIP na vestiging in een gemeente. Gemiddeld hebben gezins- en overige migranten uit cohort 2022 163 dagen na vestiging een PIP (ter vergelijking: voor asielmigranten is dit 120 dagen). Voor cohort 2023 ligt het gemiddelde op 146 dagen (asielmigranten 103 dagen). Een verklaring hiervoor is dat het vaak meer tijd en moeite kost om gezins- en overige migranten op gesprek te laten komen.

Figuur 5.4.3 Asielmigranten - Tijd tussen start brede intake en vaststellen PIP 1)
bi_pip_termijn202220232024
Minder dan 4 weken422552703155
4 tot 10 weken453544851960
10 tot 15 weken24302175645
15 tot 30 weken27002230555
30 tot 40 weken47534055
40 weken of meer540245
1)Asielmigranten met een PIP, maar zonder datum brede intake komen in deze figuur niet voor. Personen met een datum brede intake die ligt na de datum vaststelling PIP komen in deze figuur ook niet voor.
Het gaat hierbij om 2,5 duizend asielmigranten uit cohort 2022, 3 duizend asielmigranten uit cohort 2023 en 1,7 duizend asielmigranten uit cohort 2024 die niet in de figuur zijn opgenomen.

Bij de termijn tussen start van de brede intake en vaststelling PIP is het verschil voor cohort 2022 tussen beiden groepen migranten kleiner dan bij de termijn tussen vestiging in de gemeente en vaststelling van het PIP. Toch is er een verschil. Voor cohort 2022 geldt dat het PIP bij gezins- en overige migranten (67 procent) vaker binnen 10 weken na de start van de brede intake is vastgelegd dan bij asielmigranten (58 procent). Asielmigranten uit cohort 2022 hebben gemiddeld 80 dagen gewacht op een vaststelling PIP na de start van de brede intake. Voor gezins- en overige migranten uit cohort 2022 ligt dit gemiddeld op 67 dagen. Van niet alle inburgeringsplichtigen met een PIP is de datum start brede intake bekend. Zij zijn daarom niet meegenomen in de cijfers. Het gemiddelde aantal dagen kan daarom in werkelijkheid iets afwijken.

Figuur 5.4.4 Gezins- en overige migranten - Tijd tussen start brede intake en vaststellen PIP1)
bi_pip_termijn202220232024
Minder dan 4 weken188547653005
4 tot 10 weken185534401515
10 tot 15 weken795975280
15 tot 30 weken715635155
30 tot 40 weken14011015
40 weken of meer16095
1)Gezins- en overige migranten met een PIP, maar zonder datum brede intake komen in deze figuur niet voor. Personen met een datum brede intake die ligt na de datum vaststelling PIP komen in deze figuur ook niet voor.
Het gaat hierbij om 900 gezins- en overige migranten uit cohort 2022, 1,5 duizend gezins- en overige migranten uit cohort 2023 en duizend gezins- en overige migranten uit cohort 2024 die niet in de figuur zijn opgenomen.

In figuur 5.4.2 kwam naar voren dat de tijd tussen vestiging in de gemeente en vaststelling PIP bij gezins- en overige migranten relatief minder vaak binnen 10 weken gerealiseerd is, in vergelijking met asielmigranten. De oorzaak hiervoor lijkt te liggen in de periode tussen de vestiging in de gemeente en de start van de brede intake. Deze is bij asielmigranten vaak korter dan bij gezins- en overige migranten. Dit betekent dus dat de termijn tussen vestiging in de gemeente en het starten van de brede intake bij gezins- en overige migranten langer is dan bij asielmigranten. Een verklaring hiervoor is dat het in de praktijk meer moeite en tijd kost voor gemeenten om gezins- en overige migranten op gesprek te krijgen. Zodra de brede intake eenmaal gestart is, blijkt er juist bij gezins- en overige migranten relatief vaker binnen 10 weken een PIP te zijn vastgesteld dan bij asielmigranten.

5.5 Tijdlijn vanaf start inburgeringsplicht

Zoals eerder beschreven, vindt na de start van de inburgeringsplicht de brede intake plaats, waarbij de inburgeraar en de gemeente samen de ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in kaart brengen. Dit proces resulteert uiteindelijk in een besluit in de vorm van een officiële beschikking: het PIP. Daarna kan de leerroute starten met een taalaanbod door de gemeente. Het gaat bijvoorbeeld om een cursus Nederlands als tweede taal, een cursus Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) en eventueel alfabetiseringsonderwijs.

Figuur 5.5.1 Asielmigranten - Voortgang vanaf besluit inburgeringsplicht per cohort
cohortmonthsNog geen brede intake en PIP (%)Wel brede intake, geen PIP (%)Wel brede intake, wel PIP (%)
20221 (N = 18 390)84124
20224 (N = 18 390)542026
20227 (N = 18 390)321750
202210 (N = 18 390)201168
202213 (N = 18 390)13780
202216 (N = 18 390)9586
202219 (N = 18 390)6490
202222 (N = 18 390)5393
202225 (N = 17 030)4294
202228 (N = 11 115)3196
202231 (N = 6 095)2197
20231 (N = 21 715)81127
20234 (N = 21 715)521731
20237 (N = 21 715)351252
202310 (N = 21 715)25867
202313 (N = 20 020)18576
202316 (N = 14 025)13383
202319 (N = 8 480)9288
202322 (N = 3 730)8290
20241 (N = 22 590)8497
20244 (N = 17 445)651025
20247 (N = 11 095)49843
202410 (N = 5 045)38657

Figuur 5.5.2 Gezins- en overige migranten - Voortgang vanaf besluit inburgeringsplicht per cohort
cohortmonthsNog geen brede intake en PIP (%)Wel brede intake, geen PIP (%)Wel brede intake, wel PIP (%)
20221 (N = 6 640)562816
20224 (N = 6 640)231958
20227 (N = 6 640)11979
202210 (N = 6 640)7587
202213 (N = 6 640)5392
202216 (N = 6 640)4294
202219 (N = 6 640)4295
202222 (N = 6 640)3196
202225 (N = 6 100)3197
202228 (N = 4 215)2197
202231 (N = 2 600)2197
20231 (N = 12 895)612019
20234 (N = 12 895)321058
20237 (N = 12 895)20773
202310 (N = 12 895)13482
202313 (N = 11 955)10387
202316 (N = 6 285)7291
202319 (N = 3 760)5293
202322 (N = 1 650)5293
20241 (N = 10 735)681219
20244 (N = 7 715)38854
20247 (N = 4 770)24571
202410 (N = 1 840)19279

De figuren 5.5.1 en 5.5.2 laten zien dat het aandeel inburgeraars dat in de loop van hun inburgeringstraject stappen heeft gemaakt in het inburgeringsproces, per maand na start van de inburgeringsplicht oploopt. Ook is bij alle cohorten te zien dat in de eerste maand na de start van de inburgeringsplicht bij relatief minder asielmigranten (cohort 2022: 16 procent; cohort 2023: 19 procent; cohort 2024: 16 procent) dan gezins- en overige migranten (cohort 2022: 44 procent; cohort 2023: 39 procent; cohort 2024: 31 procent) het inburgeringsproces bij de gemeente al is gestart door middel van een brede intake.

Dit heeft er onder andere mee te maken dat vestiging in de gemeente bij asielmigranten in veel gevallen enige tijd na de start van de inburgeringsplicht plaatsvindt. In de periode dat asielmigranten na de start van de inburgeringsplicht nog in COA verblijven, wordt door gemeenten meestal nog niet gestart met de brede intake en het vaststellen van het PIP.

In overeenstemming daarmee is in de figuren 5.5.1 en 5.5.2 voor cohort 2022 verder te zien dat het aandeel met brede intake en PIP bij gezins- en overige migranten lange tijd hoger ligt dan bij asielmigranten. Na ongeveer 1,5 tot 2 jaar ligt het aandeel meer gelijk. Zo is te zien dat voor inburgeraars die 22 maanden lang inburgeringsplichtig waren in 2022, het aandeel gezins- en overige migranten dat een brede intake en PIP heeft (97 procent), nagenoeg gelijk is aan dat van asielmigranten (96 procent). Ook voor cohort 2023 is het aandeel gezins- en overige migranten dat een brede intake en PIP heeft na 22 maanden nagenoeg gelijk aan dat van asielmigranten (95 procent en 92 procent). Voor cohort 2024 kan er bijna een jaar verder gekeken worden. Na 10 maanden is het aandeel gezins- en overige migranten dat een brede intake en PIP heeft (81 procent), hoger dan dat van asielmigranten (63 procent).

Asielmigranten uit cohort 2022 die gevestigd zijn in een gemeente hebben na kennisgeving inburgeringsplicht gemiddeld 169 dagen gewacht op vestiging in de gemeente. Voor cohort 2023 zijn het gemiddeld 142 dagen. Bij gezins- en overige migranten is deze termijn niet berekend, omdat bij deze groep vestiging gelijk is aan de start inburgeringsplicht.

5.6 MAP en PVT

Andere onderdelen van het inburgeringstraject zijn de Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT). De MAP betreft een kennismaking met en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt. Om ervoor te zorgen dat de inburgeraar tijdens de MAP praktische toepasbare kennis en vaardigheden opdoet, moet de MAP in ieder geval een praktisch element bevatten. Tijdens een verplicht eindgesprek tussen de gemeente en de inburgeraar wordt stilgestaan bij de in het kader van de MAP opgedane kennis en vaardigheden. Daarnaast bestaat het PVT uit twee onderdelen: een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving (vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie) en de ondertekening van de participatieverklaring. Met de ondertekening toont de inburgeraar zijn of haar betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en zijn of haar bereidheid om daar actief aan bij te dragen. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering en stuurt iedere inburgeraar een uitnodiging voor het participatieverklaringstraject.

In figuur 5.6.1 is gekeken naar het aandeel inburgeringsplichtigen dat al aan de inburgeringsplicht hebben voldaan met een MAP einddatum na de datum van vestiging in de gemeente. Hier is telkens één jaar na de vestigingsdatum gekeken of er binnen dat jaar sprake is geweest van een MAP einddatum, tot drie jaar na vestiging in de gemeente. Er zit geen overlap tussen deze staven. Voor de figuur zijn de cohorten 2022 tot en met 2024 samengenomen en zijn alleen de inburgeringsplichtigen weergegeven die een MAP einddatum hebben. In totaal zijn er 600 asielmigranten en 800 gezins- en overige migranten met een afgeronde MAP opgenomen in de figuur.

Figuur 5.6.1 Afgeronde MAP na vestiging in de gemeente
map_na_vestiging_catAsielmigrantGezins- & overige migranten
1e jaar na vestiging160295
2e jaar na vestiging345375
3e jaar na vestiging85120

Uit de figuur blijkt dat de MAP voornamelijk binnen de eerste twee jaren na vestiging wordt afgerond (85 procent voor asielmigranten en 84 procent voor gezins-en overige migranten). Dit geldt zowel voor asielmigranten als gezins- en overige migranten. In het eerste jaar na vestiging in de gemeente hebben meer gezins- en overige migranten (300, 37 procent) de MAP afgerond, vergeleken met asielmigranten (200, 27 procent). Twee jaar na vestiging is het aandeel voor asielmigranten (300, 58 procent) meer gestegen dan voor gezins- en overige migranten (400, 47 procent).

In figuur 5.6.2 zijn alleen de inburgeringsplichtigen weergegeven die een ondertekende PVT hebben en al aan de inburgeringsplicht hebben voldaan. In totaal zijn er 600 asielmigranten en 800 gezins- en overige migranten met een ondertekende PVT opgenomen in de figuur.

Figuur 5.6.2 Ondertekende PVT na vestiging in de gemeente
pvt_na_vestiging_catAsielmigrantGezins- & overige migranten
1e jaar na vestiging360405
2e jaar na vestiging230335
3e jaar na vestiging3545

In de figuur is te zien in welke periode na vestiging in de gemeente het PVT is ondertekend. Ook hier is te zien dat het PVT voornamelijk in het eerste en tweede jaar na vestiging ondertekend is (94 procent van de asielmigranten en ook 94 procent van de gezins- en overige migranten).

Voor beide groepen geldt dat meer dan de helft binnen het eerste jaar na vestiging in de gemeente het PVT ondertekend hebben. Voor asielmigranten zijn dit 400 personen (58 procent) in het eerste jaar en voor gezins- en overige migranten zijn dit ook 400 personen (51 procent). Zoals eerder werd beschreven ligt dit aandeel voor het afronden van de MAP op 27 procent voor asielmigranten en 37 procent voor gezins- en overige migranten. De ondertekening van de PVT vindt vaker dan de MAP in het eerste jaar na vestiging in de gemeente plaats en lijkt dus eerder in het inburgeringsproces plaats te vinden.

5.7 Bestuurlijke boetes

Tijdens het inburgeringstraject is er voor gemeenten de bevoegdheid om aan inburgeraars een bestuurlijke boete op te leggen, als zij verwijtbaar niet meewerken aan hun inburgering. Een inburgeraar kan door de gemeente op meerdere momenten gedurende het inburgeringstraject worden beboet. In de praktijk komen boetes tot dusver weinig voor (<300), waardoor er in deze rapportage geen verdere uitsplitsing wordt gemaakt.

9) Leerbaarheidstoets en leerroute.