Statistiek Wet Inburgering (SWI) 2024

3. Vroege start asielmigranten tijdens verblijf in COA-opvang

3.1 Voorinburgering

De meeste inburgeringsplichtige asielmigranten wonen bij de vaststelling van de inburgeringsplicht in een COA-opvanglocatie. Daar kunnen zij meestal gebruik maken van de mogelijkheid om het programma ‘Voorbereiding op inburgering’ te volgen, kortweg Voorinburgering7), voordat zij zich in de gemeente vestigen die hen begeleidt bij de inburgering. Voorinburgering houdt in dat inburgeringsplichtige asielmigranten praktische informatie over zelfstandig wonen en leven in Nederland krijgen en kennismaken met de Nederlandse taal. Zodoende kunnen inburgeraars worden voorbereid op het inburgeringsprogramma in de gemeente. Voorinburgeren is niet verplicht. Aan inburgeringsplichtige asielmigranten wordt gevraagd of zij instemmen met voorinburgeren. In figuur 3.1.1. is het aandeel opgenomen dat instemt met Voorinburgering en het aandeel dat niet instemt met Voorinburgering. Alleen asielmigranten aan wie gevraagd is of zij willen deelnemen aan Voorinburgering (43,8 duizend; 90 procent) zijn opgenomen in de figuur.

Aan 4,7 duizend asielmigranten (10 procent) is (nog) niet gevraagd of zij willen deelnemen aan Voorinburgering. Dit heeft verschillende redenen:

  • Met een deel van de personen is nog geen gesprek over Voorinburgering gevoerd. Hierbij gaat het om asielmigranten die eind 2024 zijn ingestroomd in een opvanglocatie van COA. Het aandeel aan asielmigranten wie het (nog) niet gevraagd is, is dan ook hoger in 2024 (13 procent) dan in cohort 2022 (7 procent) en cohort 2023 (8 procent);
  • Met het andere deel van de asielmigranten wordt geen gesprek over Voorinburgering gevoerd. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld:
    • 18-jarigen die vaak nog onderwijs volgen in een Internationale SchakelKlas;
    • Personen met verblijf in een locatie voor crisisnoodopvang (CNO), welke niet in beheer van COA was.

Van de asielmigranten aan wie wel gevraagd is of zij willen deelnemen aan Voorinburgering heeft driekwart (76 procent, 33,3 duizend) van de asielmigranten ingestemd met de Voorinburgering, en 10,6 duizend personen (24 procent) niet.

Er is een verschil in Voorinburgering tussen asielmigranten die in een reguliere opvang van COA zitten (25,9 duizend) en asielmigranten die in noodopvang zitten (waaronder ook crisisnoodopvang en provinciale noodopvang, 22,6 duizend). Het gaat hierbij om het soort opvang tijdens het gesprek over Voorinburgering of, wanneer er (nog) geen gesprek is gevoerd, op het moment van besluit van inburgeringsplicht. Het aandeel inburgeringsplichtigen waarmee (nog) geen gesprek is gevoerd is groter binnen de groep asielmigranten die in een noodopvang verblijven (15 procent, 3,5 duizend) vergeleken met asielmigranten die in een reguliere opvang verblijven (5 procent, 1,2 duizend). Van de asielmigranten die in een reguliere opvang zitten en aan wie gevraagd is of zij willen deelnemen aan Voorinburgering heeft 77 procent ingestemd (19,1 duizend). Dit aandeel is vergelijkbaar met asielmigranten in een noodopvang, namelijk 74 procent (14,2 duizend).

Niet iedereen die instemt met Voorinburgering neemt ook daadwerkelijk deel aan het hele programma of rondt het af. Naast het percentage dat wel en niet instemt met de Voorinburgering, is in figuur 3.1.1 het aandeel inburgeringsplichtige asielmigranten opgenomen dat heeft deelgenomen aan de taallessen van de Voorinburgering en deze heeft afgerond. Van de 33,3 duizend inburgeringsplichtige asielmigranten die hebben ingestemd met de Voorinburgering, is bijna driekwart (24,2 duizend) ook daadwerkelijk gestart met de taallessen. Voor het cohort 2022 geldt dit voor 76 procent van alle asielmigranten die hebben ingestemd, voor cohort 2023 voor 72 procent en voor cohort 2024 voor 70 procent. Van alle asielmigranten die hebben ingestemd met Voorinburgering heeft in 2024 16 procent (5,4 duizend) aan de taallessen van de Voorinburgering voldaan. Voor de oudere cohorten is dit percentage hoger dan voor de jongere cohorten:, 20 procent van alle personen die hebben ingestemd met Voorinburgering uit cohort 2022,16 procent uit cohort 2023 en 12 procent uit cohort 2024  hebben voldaan aan de taallessen na instemming met Voorinburgering. Voor een deel van de deelnemers geldt dat zij eind 2024 nog bezig waren met de Voorinburgering en daarom (nog) niet in de categorie ‘voldaan’ vallen. Daarnaast kunnen er diverse redenen zijn waarom een inburgeringsplichtige asielmigrant wel instemt met Voorinburgering, maar niet daadwerkelijk start met de taallessen of deze afrondt. Soms moeten personen enige tijd wachten voordat met Voorinburgering begonnen kan worden en stromen daarvoor of tijdens de Voorinburgering uit naar de gemeente, die hen begeleidt bij de inburgering. Daarnaast kan het zo zijn dat personen stoppen met de Voorinburgering, omdat ze werk vinden of omdat er geen kinderopvang beschikbaar is. Tot slot kan het bijvoorbeeld voor sommige personen lastig zijn om voor het eerst of sinds lange tijd onderwijs te volgen, waardoor zij eerder stoppen.

Figuur 3.1.1 Instemming Voorinburgering asielmigranten cohort 2022-20241)
InstemmingGroepAsielmigranten (%)
InstemmingTotaal instemming76
InstemmingDeelname55
InstemmingVoldaan12
Geen instemming24
1)Figuur bevat alleen de 43,8 duizend asielmigranten aan wie gevraagd is of zij willen deelnemen aan Voorinburgering. Alle percentages zijn berekend over deze groep. Niet alle personen met instemming zijn ook daadwerkelijk gestart.

3.2 Koppeling asielmigrant aan gemeente

Nadat de inburgeringsplicht is vastgesteld na vergunningverlening, koppelt COA asielmigranten aan gemeenten die hen gaan begeleiden bij de inburgering. Herkoppelingen van asielmigranten komen voor bij alle cohorten. In cohort 2022 is 7 procent van de asielmigranten opnieuw gekoppeld aan een andere gemeente (905 personen). Voor cohort 2023 gaat het om 4 procent (650 personen) en voor cohort 2024 om 1 procent (145 personen). De periode waarin een herkoppeling plaats kan vinden verschilt dan ook tussen verschillende cohorten.

Figuur 3.2.1 Herkoppelingen onder asielmigranten per cohort
cohortHerkoppelingen (%)
20227
20234
20241
Totaal4

De afstand tussen de opvanglocatie en de koppelgemeente waar een inburgeringsplichtige asielmigrant uiteindelijk wordt gehuisvest, varieert en is mede afhankelijk van het type opvanglocatie waar de inburgeringsplichtige zich bevindt. In figuur 3.2.1 is de afstand tussen de opvanglocatie van COA en de gekoppelde gemeente op het moment van koppeling opgenomen. Ongeveer 6,7 duizend asielmigranten (14 procent) worden gekoppeld aan de gemeente waar zij op dat moment verblijven.

Voor diegenen voor wie de gemeente van opvang en de koppelgemeente verschillend zijn (41,0 duizend personen, 86 procent), woont meer dan de helft binnen 60 kilometer van de opvanglocatie (22,1 duizend personen). Voor 15 procent bedraagt de afstand meer dan 140 kilometer (7,0 duizend). Dit betreft veelal migranten die in een asielzoekerscentrum (AZC) of centrale ontvangstlocatie verblijven.

Figuur 3.2.2 Afstand tussen opvanglocatie en de gekoppelde gemeente cohort 2022-2024
Afstand gemeenteCohort 2022-2024 (%)
Huisvesting in gemeente14
Minder dan 20 km16
20 tot 60 km30
60 tot 100 km14
100 tot 140 km11
140 km of meer15

3.3 Verhuizingen tussen opvanglocaties

Voordat daadwerkelijke huisvesting in een gemeente plaatsvindt, verhuizen asielmigranten soms een aantal keer tussen opvanglocaties. In figuur 3.3.1 is het aantal verhuizingen van inburgeraars tijdens de periode dat er sprake was van een opvangovereenkomst met COA opgenomen. Het gaat dus om verhuizingen tussen COA-opvanglocaties in 2024 of daarvoor: de opvangovereenkomst kan al in 2021 of nog eerder zijn gestart. Het gaat hierbij om zowel asielmigranten die eind 2024 nog in een opvanglocatie verbleven als asielmigranten die zich ergens in de periode 2022-2024 in de gemeente vestigden. Percentages zijn apart gevisualiseerd voor de verschillende cohorten.

De meeste asielmigranten zijn minimaal één keer verhuisd tussen opvanglocatie(s) van COA tot en met eind 2024 (87 procent). Een minderheid is niet verhuisd, namelijk 16 procent van cohort 2022, 13 procent van cohort 2023 en 12 procent van 2024. Asielmigranten uit cohort 2023 zijn vaker meerdere keren verhuisd dan asielmigranten uit cohort 2022 en cohort 2024. Bijna de helft van cohort 2023 (48 procent) is drie keer of vaker van opvanglocatie gewisseld tegenover 35 procent van cohort 2022 en 42 procent van cohort 2024.

Figuur 3.3.1 Aantal verhuizingen tussen COA-opvanglocaties tot en met eind 2024 per cohort1)
Aantal verhuizingen2022 (%)2023 (%)2024 (%)
Geen verhuizing161312
1 verhuizing231723
2 verhuizingen262223
3 verhuizingen192320
4 of meer verhuizingen162522
1) Percentageverdelingen zijn berekend binnen cohort 2022, cohort 2023 en cohort 2024 afzonderlijk.

3.4 Start inburgering tijdens verblijf in COA-opvanglocatie

Eén van de doelen van de Wet inburgering 2021 is om inburgeraars zo veel als mogelijk al in een opvanglocatie te laten beginnen met voorbereidende (formele) activiteiten in het kader van het inburgeringstraject. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het faciliteren van Voorinburgering (paragraaf 3.1), maar ook om activiteiten vanuit gemeenten (zie hoofdstuk 5), zoals starten met de brede intake en het vaststellen van de PIP (Persoonlijk Inburgerings- en Participatieplan). Vanaf het moment dat inburgeringsplichtige asielmigranten door COA aan een gemeente gekoppeld zijn, ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid om te starten met begeleiding van de inburgeraar. Dit kan dus al op het moment dat de asielmigrant nog in een opvanglocatie verblijft. Uit de KIS-monitor 20238) blijkt echter dat de meeste gemeenten dit niet doen. Een belangrijke reden hiervoor is de afstand tussen de gekoppelde gemeente en de opvanglocatie (zie figuur 3.2.2). Dit is ook terug te zien in de resultaten van voorliggend onderzoek. Van de asielmigranten die in 2022 inburgeringsplichtig werden, is bij 9 procent (1,3 duizend) een PIP vastgesteld door gemeenten, terwijl de inburgeraar nog in een COA-opvanglocatie verbleef. Voor cohort 2023 is dit 12 procent (2,1 duizend) en voor cohort 2024 is dit 6 procent  (1,2 duizend). Vooral voor cohort 2024 kan dit aandeel nog stijgen wanneer over een langer periode gekeken wordt. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie over dit onderwerp.

In tabel 3.4.1 is weergegeven dat van de totale groep asielmigranten met een opvangovereenkomst (exclusief administratief geplaatsten) geldt dat bijna de helft heeft deelgenomen aan de Voorinburgering (46 procent) en een op de vijf (19 procent) is gestart met de brede intake. Voor cohort 2022 en cohort 2023 is te zien dat respectievelijk 66 procent en 58 procent heeft deelgenomen aan Voorinburgering, de brede intake is gestart en/of de PIP is vastgesteld. Het gaat hier voor het overgrote deel om deelname aan de Voorinburgering. Voor cohort 2024 geldt dat iets minder dan de helft heeft deelgenomen aan Voorinburgering, de brede intake en/of dat er is gestart met het opstellen van een PIP eind 2023 (45 procent). Voor dit cohort wordt verwacht dat dit aandeel nog gaat stijgen als verder vooruit gekeken kan worden.

7) COA: Programma Voorbereiding op inburgering
8) Monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten 2023 | KIS