Satellietrekening cultuur en media 2022

4. Overheidsuitgaven aan cultuur en media

In het kader van de nationale rekeningen omvat de sector overheid de klassieke overheid die zich vooral bezighoudt met het openbaar bestuur. Dit betreft met name het Rijk, de gemeenten, provincies, waterschappen en de verplichte sociale verzekeringsinstellingen. De bedrijfstak Openbaar bestuur en overheidsdiensten in de aanbod- en gebruiktabel bestaat dan ook uit genoemde overheidssectoren, aangevuld met diensten waar de overheid min of meer het monopolie op heeft zoals politie, rechtspraak en defensie.
Naast deze overheidssectoren die zich met name bezighouden met het openbaar bestuur wordt echter ook een groot aantal organisaties en instellingen tot de overheid gerekend die taken uitvoeren die het Rijk, de provincies en gemeenten aan hen hebben gedelegeerd. Deze instellingen zelf zijn meestal opgenomen onder de instellingen zonder winstoogmerk (izw’s) op lokaal dan wel centraal overheidsniveau, afhankelijk van de overheidslaag waaronder deze instellingen vallen. In algemene zin betreft het hier o.a. een groot aantal publiek gefinancierde onderwijsinstellingen, de sociale werkvoorziening, regionale vervoersmaatschappijen, afvalverwerkingsbedrijven en instellingen op het gebied van gezondheid en welzijn. Voorbeelden van instellingen uit de cultuur en media die tot de overheid worden gerekend zijn een groot aantal bibliotheken en musea, Het Rijksmuseum, de Koninklijke Bibliotheek, regionale omroepen en de Nederlandse Omroep Stichting (NOS).
De overheidsinstellingen die zich bezighouden met openbaar bestuur zijn zoals gezegd ingedeeld in de bedrijfstak Openbaar bestuur en overheidsdiensten. Overheidsinstellingen zoals bibliotheken, musea en omroepen zijn ingedeeld in de bedrijfstakken Musea, bibliotheken en natuurbehoud respectievelijk Radio- en televisieomroepen; het betreft hier immers ook diensten op het terrein van cultuur en media en niet op het terrein van openbaar bestuur.
In de box in dit hoofdstuk wordt kort uitgelegd welke beslisregels ten grondslag liggen aan het al dan niet opnemen van instellingen in de sector overheid.

1,3 procent overheidsuitgaven aan cultuur en media

In 2022 bedroegen de totale overheidsuitgaven 429,7 miljard euro; 5,7 miljard euro of wel 1,3 procent van deze overheidsuitgaven had betrekking op cultuur en media5). In 2018 was dit aandeel nog 1,5 procent. Van 2022 op 2018 zijn de overheidsuitgaven aan cultuur en media minder toegenomen dan de totale overheidsuitgaven.

De overheidsuitgaven aan cultuur en media bestonden in 2022 voor 64,8 procent uit uitgaven samenhangend met de productie van cultuur- en mediaproducten en voor 35,2 procent uit overige uitgaven. In 2018 lag het percentage van uitgaven samenhangend met de productie van cultuur- en mediaproducten iets hoger en bedroeg 68,2%. Wanneer we kijken naar de totale overheidsuitgaven dan zijn het juist de overige uitgaven de grotere post. In 2022 was het aandeel van de overige uitgaven 59,8 procent tegenover 40,2 procent voor de uitgaven gerelateerd aan productie (zie figuren 4.2 en 4.3).

De zogenoemde overige uitgaven bestaan grotendeels uit herverdelingsuitgaven; geld uit collectieve middelen dat in de vorm van subsidies, kapitaal- en inkomensoverdrachten en – met name op het niveau van de totale overheid – sociale uitkeringen, wordt herverdeeld6). Overheidsuitgaven samenhangend met de productie betreffen de uitgaven van de overheid voortvloeiend uit het zelf ter hand nemen van de productie van overheidsdiensten. Dit betreft o.a. het openbaar bestuur door de Rijksoverheid en de gemeenten en provincies. Maar ook de geproduceerde overheidsdiensten van instellingen die tot de overheid worden gerekend. Op het gebied van cultuur en media zijn dit o.a. het Rijksmuseum, de Koninklijke Bibliotheek, de Nederlandse Omroep Stichting, het Commissariaat voor de Media en tal van regionale musea, bibliotheken en omroepen. Dit soort instellingen zijn binnen de overheidslaag waartoe ze worden gerekend, opgenomen onder de instellingen zonder winstoogmerk (izw’s).

N.B. De uitgaven zijn per overheidslaag geconsolideerd. Betalingen van de Rijksoverheid aan gemeenten bijvoorbeeld zijn uitgaven voor de Rijksoverheid, maar niet voor de overheid als geheel.
1) Uitgaven aan de beleidsterreinen 8.02 Cultuur en 8.03 Omroepen en uitgeverijen uit de Classification of the Functions of Government (COFOG).
2) Naast de centrale en lokale overheid vallen ook de socialezekerheidsfondsen onder de overheid. De uitgaven van de socialezekerheidsfondsen zijn derhalve in het totaal van de overheid opgenomen, maar niet apart vermeld omdat de uitgaven aan cultuur en media nihil zijn.
3) Ook waterschappen, gemeenschappelijke regelingen en een aantal onderwijsinstellingen behoren tot de lokale overheid. De uitgaven van deze instellingen zijn dan ook opgenomen in de totale uitgaven van de lokale overheid, maar niet apart vermeld omdat de uitgaven aan cultuur en media praktisch nihil zijn.

4.1 Overheidsuitgaven aan cultuur en media1) , naar overheidslaag
% van de totale uitgaven van de betreffende overheidslaag2018 (% van de totale uitgaven van de betreffende overheidslaag)2022 (% van de totale uitgaven van de betreffende overheidslaag)
Overheid1,51,3
Centrale overheid²⁾1,31,1
w.v. Rijksoverheid1,11,1
Overige centrale overheid7,36,3
Lokale overheid³⁾2,52,2
w.o. Gemeenten3,22,8
Provincies5,14,8
IZW's lokaal18,316,9

De centrale overheid

In 2022 gaf de centrale overheid 3,2 miljard euro uit aan cultuur en media7). Het aandeel van cultuur en media in de totale uitgaven van de centrale overheid nam hiermee van 2022 op 2018 af van 1,3 tot 1,1 procent. De uitgaven van de centrale overheid zijn ruwweg gelijk verdeeld over uitgaven samenhangend met de productie en overige uitgaven.

Binnen de centrale overheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de Rijksoverheid en de overige centrale overheid. Bij de Rijksoverheid domineren de overige uitgaven aan cultuur en media: in 2022 bestonden de uitgaven aan cultuur en media en voor 92,3 procent uit overige uitgaven en 7,7 procent uit uitgaven samenhangend met de productie. Bij de overige centrale overheid zijn de uitgaven gelijkmatiger over deze twee categorieën verdeeld.

Het aandeel van cultuur en media in de totale uitgaven bedroeg bij de Rijksoverheid in 2022 1,1 procent en is stabiel over de jaren. Bij de overige centrale overheid is er juist sprake van een daling. In 2022 was het aandeel 6,3 procent tegenover 7,3 procent in 2018. 

De lokale overheid

In 2022 gaf de lokale overheid 2,8 miljard euro uit aan cultuur en media. Dit is 2,2 procent van de totale uitgaven van de lokale overheid (2,5 procent in 2018)8). Op het niveau van de lokale overheid worden de uitgaven aan cultuur en media gedomineerd door de uitgaven samenhangend met de productie. Hier dragen de culturele instellingen op lokaal niveau sterk aan bij. De uitgaven aan cultuur en media van deze groep bestaan nagenoeg volledig uit uitgaven samenhangend met de productie; het ‘leveren’ van cultuur- en mediaproducten. Bij de gemeenten zelf hebben de overige uitgaven de overhand. Een deel van deze uitgaven komt overigens terecht bij de lokale culturele instellingen die min of meer het eindpunt zijn van deze herverdelingstransacties.
Provincies geven weinig geld uit, ook aan cultuur en media. Toch zijn besteden zij relatief meer aan cultuur en media dan gemeenten: in 2022 bedroeg het aandeel van cultuur en media in de totale uitgaven bij provincies 4,8 percent. Bij gemeenten was dit 2,8 procent.

4.2a Totale overheidsuitgaven, 2022
OverheidslaagUitgaven samenhangend met productie (% van totale
uitgaven)
Overige uitgaven (% van totale
uitgaven)
izw's lokaal946
Overige centrale overheid8614
Lokale overheid8020
Gemeenten5545
Provincies5149
Overheid4060
Centrale overheid2476
Rijksoverheid1486

4.2b Overheidsuitgaven aan cultuur en media, 2022
OverheidslaagUitgaven samenhangend met productie (% van totale
uitgaven)
Overige uitgaven (% van totale
uitgaven)
izw's lokaal973
Overige centrale overheid5050
Lokale overheid8416
Gemeenten4159
Provincies2575
Overheid6535
Centrale overheid4357
Rijksoverheid892

Grootste aandeel cultuur en media bij lokale izw’s

Van alle onderscheiden overheidslagen is het aandeel van cultuur en media in de totale uitgaven het grootste bij de lokale izw’s (16,9 procent in 2022). Dit zijn de lokale musea, bibliotheken en regionale omroepen die tot de overheid worden gerekend. Daarna volgt de overige centrale overheid met een aandeel van 6,3 procent.

Aandeel cultuur en media daalt

Voor bijna alle onderscheiden overheidslagen geldt dat het aandeel van cultuur en media in de totale uitgaven is afgenomen van 2022 op 2018. Dit zegt niet per se iets over het niveau van de uitgaven, andere uitgaven kunnen immers zijn toegenomen. Echter, in nominale termen zijn de uitgaven aan cultuur en media toegenomen. De groei van de uitgaven aan cultuur en media was dus minder groot dan de andere uitgaven.

De totale (geconsolideerde) uitgaven van de overheid aan cultuur bedroegen in 2022 bijna 4,4 miljard euro. De uitgaven aan uitgeverijen en omroepen (media) bedroegen in dat jaar 1,3 miljard euro. Merk op dat het zwaartepunt van de uitgaven aan cultuur meer op lokaal niveau ligt en de uitgaven aan uitgeverijen en omroepen op centraal overheidsniveau.

De gedetailleerde uitkomsten van de overheidsuitgaven aan cultuur en media zijn opgenomen in tabel 4.

5) Dit zijn de geconsolideerde uitgaven van de overheid. Dit wil zeggen dat geldstromen binnen de overheid hierin niet zijn opgenomen. Dit speelt met name bij de subsidies en inkomensoverdrachten. Dit is ook de reden dat bijvoorbeeld de som van de uitgaven van de centrale overheid en de lokale overheid groter is dan het totaal van de overheid. Geldstromen van de centrale overheid naar de lokale overheid en omgekeerd, zijn voor de centrale en lokale overheid apart wel uitgaven en dus opgenomen, maar voor de overheid als geheel zijn deze uitgaven geconsolideerd. In feite betreft het hier grofweg de uitgaven van de overheid samenhangend met de productie van overheidsdiensten door de overheid zelf en subsidies, kapitaals- en inkomensoverdrachten en sociale uitkeringen aan organisaties en instellingen niet behorend tot de overheid.

6) In tabel 4 in de bijlage van deze publicatie zijn deze overige uitgaven meer gedetailleerd weergegeven.

7) De uitgaven van de centrale overheid bevatten wel de uitgaven van de centrale overheid aan bijvoorbeeld de lokale overheid. Vanuit het perspectief van de centrale overheid zijn dit immers ook uitgaven. De uitgaven zijn telkens vanuit het perspectief van de betreffende overheidslaag samengesteld.

8) De uitgaven van de gemeenten en provincies leunen zwaar op de door deze overheidslagen versterkte administratieve data over hun uitgaven aan cultuur en media. Zo gaven gemeenten voor 2018 aan 1 910 miljoen euro te hebben uitgegeven aan cultuur en media en provincies 308 miljoen euro (CBS, StatLine).