3. De cultuur- en mediasector zelf
Dit hoofdstuk richt zich op verschillende economische aspecten van de cultuur en mediasector. Na een korte beschrijving van de sector wordt ingezoomd op de goederen en diensten die gerelateerd zijn aan cultuur en media, de subdomeinen. Hierbij worden de karakteristieken per subdomein beschreven en komen de verschillende indicatoren zoals de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid aan bod.
3.1 Cultuur en media; totaal
Hoe verhouden de verschillende macro-economische grootheden binnen cultuur en media zich in 2022 tot elkaar? Wanneer we kijken naar cultuur- en mediaproducten, dan zien we dat de binnenlandse productie in basisprijzen in 2022 61,4 miljard euro bedraagt. Samen met een invoer van 37,5 miljard is het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten in 2022 98,9 miljard euro in basisprijzen.
Om van basisprijzen tot aankoopprijzen te komen, wordt het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten verhoogt met het saldo van productgebonden belastingen en subsidies én de handels- en vervoersmarges. Dit aanbod tegen aankoopprijzen bedroeg in 2022 106,3 miljard euro.
Naast het aanbod van cultuur- en mediaproducten worden in de satellietrekening ook de nevenopbrengsten van cultuurinstellingen tot cultuur en media gerekend en de cultuurgerelateerde investeringen. De redenering hierachter is dat deze posten dermate verweven zijn met de cultuur- en mediaproducten, dat ze zonder deze niet zouden bestaan. De nevenopbrengsten van cultuurinstellingen bestaan uit de opbrengsten van museumwinkels, bijbehorende horeca, het geven van cursussen, en het verhuren van (delen) van de gebouwen voor evenementen. De cultuur gerelateerde investeringen betreffen investeringen in bijvoorbeeld museumgebouwen. Verder behoort ook de consumptie van cultuur- en mediaproducten van ingezetenen van Nederland in het buitenland tot de satellietrekening. Zo ontstaat het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten aangevuld met een aantal posten die in zichzelf geen cultuur- of mediaproduct zijn, maar in het kader van deze satelliet toch worden meegenomen. Productgebonden belastingen en subsidies én handels- en vervoersmarges worden meegenomen om de ‘kloof’ tussen hetgeen de producent voor zijn producten ontvangt en wat de gebruiker er voor moet betalen, te overbruggen. Dit totale aanbod tegen aankoopprijzen bedroeg in 2022 op 108,5 miljard euro.
| Binnen-landse productie | Invoer (mln euro) | Totaal aanbod (basis-prijzen) (mln euro) | Product-gebonden belasting-en -\- subsidies (mln euro) | Handels- en vervoers-marges (mln euro) | Totaal aanbod (aankoop-prijzen) (mln euro) | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Cultuur- en mediaproducten | 61360 | 37540 | 98900 | 3010 | 4370 | 106280 |
| Nevenopbrengsten cultuurinstellingen | 760 | 0 | 760 | 80 | 0 | 830 |
| Cultuurgerelateerde investeringen | 320 | 50 | 370 | 30 | 20 | 420 |
| Handels- en vervoersmarges | 4390 | 0 | 4390 | 0 | -4390 | 0 |
| Consumptie ingezetenen in het buitenland | 0 | 950 | 950 | 0 | 0 | 950 |
| Totaal cultuur en media | 66820 | 38540 | 105360 | 3120 | 0 | 108480 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. | ||||||
3.2 Cultuur en media; naar bedrijfstak
In 2022 bedroeg de bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) van de cultuur- en media 29,9 miljard euro (24,4 miljard euro in 2018). Welke bedrijfstakken dragen het meeste hier aan bij?
Reclamebureaus grootste bedrijfstak
In 2022 droegen de reclamebureaus het meeste bij aan de toegevoegde waarde van de cultuur- en mediasector, te weten 12 procent. Gevolgd door kunst (11 procent) en handel en vervoer (10 procent). De bedrijfstak onderwijs had een aandeel van 9 procent. Het aandeel van de bedrijfstak handel en vervoer is relatief groot voor een bedrijfstak die gezien zijn activiteiten niet tot het ‘hart’ van de cultuur- en mediasector wordt gerekend. Maar zoals eerder gememoreerd vormen handel en vervoer een onmisbare schakel tussen de aanbieders van cultuur- en mediaproducten en de gebruikers.
| Bedrijfstak | 2022 (% van toegevoegde waarde cultuur- en mediasector) |
|---|---|
| Reclamewezen en marktonderzoek | 12 |
| Uitgeverijen | 8,1 |
| Kunst | 10,9 |
| Handel en vervoer | 10 |
| Onderwijs | 9,4 |
| Drukkerijen en reproductie van opgenomen media | 3,2 |
| Design, fotografie, vertaalbureau's | 9,1 |
| Film- en tv-productie, incl. geluidsopname | 9,3 |
| Overige informatie en communicatie | 6,2 |
| Bibliotheken, musea en natuurbehoud | 3,9 |
| Radio- en televisieomroepen | 3,3 |
| Ingenieurs- en architectenbureaus | 4,4 |
| Overige specialistische zakelijke dienstverlening | 1,1 |
| Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 4,4 |
| Kansspelen, sport en recratie | 0,9 |
| Overige bedrijfstakken | 3,9 |
| Bedrijfstak | 2022 (% van toegevoegde waarde van de betreffende bedrijfstak) |
|---|---|
| Radio- en televisieomroepen | 98,5 |
| Bibliotheken, musea en natuurbehoud | 95,1 |
| Film- en tv-productie - geluidsopname | 97,3 |
| Kunst | 94,5 |
| Uitgeverijen | 93,4 |
| Drukkerijen en reproductie van opgenomen media | 80,8 |
| Reclamewezen en marktonderzoek | 80,0 |
| Design, fotografie, vertaalbureau's | 61,4 |
| Ingenieurs- en architectenbureaus | 10,5 |
| Kansspelen, sport en recratie | 5,8 |
| Onderwijs | 6,5 |
| Overige informatie en communicatie | 4,9 |
| Handel en vervoer | 1,8 |
| Overige specialistische zakelijke dienstverlening | 0,6 |
| Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 2,1 |
| Overige bedrijfstakken | 0,2 |
Vijf bedrijfstakken nagenoeg volledig cultuur en media
Naast het belang van een bedrijfstak voor de cultuur- en mediasector (figuur 3.2.1) kan ook de omgekeerde vraag worden gesteld. Wat is het belang van cultuur en media voor een bedrijfstak (figuur 3.2.2)? Er zijn vijf bedrijfstakken waarvan de toegevoegde waarde praktisch volledig het resultaat is van cultuur- en media-activiteiten. Twee van deze bedrijfstakken behoren tot wat hiervoor de ‘traditionele’ cultuur is genoemd, te weten Kunst (podiumkunsten, schrijvers, schilders, beeldhouwers, componisten e.d.) en Bibliotheken, musea en natuurbehoud. De drie andere bedrijfstakken die praktisch volledig leunen op het produceren van cultuur- en mediaproducten, zijn de Radio-en televisieomroepen, Film- en tv-productie; geluidsopname, en Uitgeverijen. Ondanks de ‘toewijding’ aan cultuur en media van deze vijf bedrijfstakken, was het aandeel van deze bedrijfstakken binnen de cultuur- en mediasector kleiner dan 10 procent, met uitzondering van de bedrijfstak Kunst. Veel aan cultuur en media doen gaat dus niet per se samen met groot zijn binnen de cultuur- en mediasector. Omgekeerd was het belang van handel en vervoer voor de cultuur- en mediasector groot (10 procent), maar is cultuur en media voor de bedrijfstak Handel en vervoer als geheel maar van marginaal belang (2 procent).
3.3 Cultuur en media; naar domein
Wat zijn de verschillende domeinen binnen cultuur en media en hoe verhouden deze zich tot elkaar?
In de nationale rekeningen worden toegevoegde waarde en werkgelegenheid per bedrijfstak samengesteld. De in deze satellietrekening gehanteerde (sub)domeinen zijn echter een verzameling van goederen en diensten. Deze benadering levert een informatieve nuancering op van de bijdrage van de verschillende (sub)domeinen aan de Nederlandse economie.
In figuur 3.3.1 is het aanbod van cultuur- en mediaproducten per domein weergegeven voor 2022 waarbij tabel 2 de grondslag vormt voor deze tabel en de inhoud van deze paragraaf.
Reclame grootste domein
Reclame heeft een aandeel van 32 procent in het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten en is daarmee veruit het grootste domein binnen cultuur en media. Daarna volgen Media en Audiovisueel met een aandeel van respectievelijk 17 en 14 procent. De overige domeinen zijn kleiner en hebben een aandeel van minder dan 10 procent. Hieronder valt het aanbod van wat de ‘traditionele’ kunst en cultuur genoemd zou kunnen worden zoals Letteren (9 procent, Podiumkunsten (7 procent), Beeldende kunst (7 procent) en Erfgoed (3 procent).
Huishoudens geven het meeste uit aan media
Een tweede interessante macro-economische grootheid om te verbijzonderen naar domein is de consumptie van huishoudens (incl. izw’s). Vergeleken met het aanbod domineren binnen de consumptie hele andere domeinen. Huishoudens geven bijvoorbeeld niet of nauwelijks geld uit aan reclame en architectuur en ontwerp. Zij geven het meeste geld uit (38 procent) aan goederen en diensten behorende tot het domein Media (kranten, tijdschriften, radio en televisie). Daarnaast komt de ‘traditionele’ kunst en cultuur veel meer dan in het totale aanbod, tot uiting bij de consumptie van huishoudens. Podiumkunsten (‘uitgaan’) waren goed voor 18 procent van de uitgaven van huishoudens. Ook uitgaven aan goederen en diensten behorende tot de domeinen Beeldende kunst (fotografie, sieraden) en Erfgoed (musea), zijn binnen de consumptie van huishoudens van groter belang dan in het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten.
In de tabel 2 is zichtbaar welke domeinen meer of minder vertegenwoordigd zijn in de andere macro-economisch grootheden. Zo bestaat het intermediair verbruik van cultuur- en mediaproducten voor ongeveer de helft uit reclame. Bij de uitvoer komen naast reclame ook de domeinen Media en Audiovisueel naar voren als belangrijk. Voor deze laatste twee geldt dat dit mede door de eerder genoemde in- en uitvoer van licenties en royalty’s van buitenlandse bedrijven met een vestiging in Nederland, wordt veroorzaakt.
| Domein | 2022 (% van totaal) |
|---|---|
| Reclame | 32,3 |
| Media | 16,8 |
| Audiovisueel | 13,7 |
| Letteren | 8,7 |
| Podiumkunsten | 6,7 |
| Architectuur en ontwerp | 7,0 |
| Beeldende kunst | 6,7 |
| Onderwijs | 3,1 |
| Erfgoed | 2,7 |
| Interdisciplinair en overig | 2,3 |
| 1)Aanbod cultuur- en mediaproducten (basisprijzen). Exclusief nevenopbrengsten cultuurinstellingen, cultuurgerelateerde investeringen, handels- en vervoersmarges en consumptie ingezetenen in het buitenland. | |
| Domein | 2022 (% van totaal) |
|---|---|
| Media | 38,0 |
| Podiumkunsten | 17,6 |
| Audiovisueel | 10,0 |
| Letteren | 9,3 |
| Beeldende kunst | 9,3 |
| Erfgoed | 7,0 |
| Onderwijs | 4,9 |
| Interdisciplinair en overig | 2,9 |
| Reclame | 0,8 |
| Architectuur en ontwerp | 0,1 |
| 1)Consumptie huishoudens (incl. izw's) cultuur- en mediaproducten (aankoopprijzen). Exclusief nevenopbrengsten cultuurinstellingen, cultuurgerelateerde investeringen en consumptie ingezetenen in het buitenland. | |
3.4 Cultuur en media; per subdomein
In deze paragraaf worden voor alle onderscheiden subdomeinen voor het jaar 2022, kort de belangrijkste karakteristieken beschreven. Dit gebeurt volgens een vast sjabloon (‘factsheet’). De elementen die aan de orde komen zijn: een overzicht van de belangrijkste goederen en diensten in het betreffende subdomein, het aandeel in het totaal van cultuur en media en een karakterisering van de markt.
3.4.1 Beeldende kunst
Beeldende kunst bestaat uit de subdomeinen Fotografie en Overig beeldende kunst.
Subdomein Fotografie
Belangrijkste goederen en diensten
Fotochemische producten, het fotograferen en ontwikkelen zelf, de apparatuur, licenties en royalty’s.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
6,0 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
6 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
2,3 miljard euro of wel 45 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik en uitvoer.
Karakterisering markt
Het grootste deel van het aanbod komt uit binnenlandse productie en draagt zo bij aan de werkgelegenheid in de cultuur- en mediasector. Het totale aanbod wordt voornamelijk afgenomen door andere bedrijven (intermediair verbruik) of uitgevoerd. Bij de uitvoer is de wederuitvoer substantieel. Het betreft hier met name de wederuitvoer van fotochemische producten. Wederuitvoer betreft goederen die weliswaar zijn ingevoerd, maar zonder noemenswaardige bewerking direct weer worden uitgevoerd. Het is vooral de handels- en vervoersector die hier geld aan verdient. Consumptie door huishoudens vormt maar een beperkt deel van de afzetmarkt.
| Beel-dende kunst | Foto-grafie | Overig beel-dende kunst | |
|---|---|---|---|
| Binnenlandse productie | 2770 | 2340 | 430 |
| Invoer | 3860 | 2820 | 1030 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 6630 | 5170 | 1460 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 330 | 140 | 190 |
| Handels- en vervoersmarges | 1320 | 650 | 670 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 8280 | 5960 | 2320 |
| Intermediair verbruik | 2760 | 2690 | 70 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 1430 | 380 | 1050 |
| Consumptie overheid | 0 | 0 | 0 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 150 | 130 | 20 |
| Voorraadverandering2) | 100 | 30 | 80 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 1060 | 620 | 440 |
| Wederuitvoer | 2780 | 2120 | 660 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 8280 | 5960 | 2320 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |||
Subdomein Overig beeldende kunst
Belangrijkste goederen en diensten
Sieraden, licenties en royalty’s, origineel werk van beeldend kunstenaars (schilders, grafisch ontwerpers, beeldhouwers).
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
2,3 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
2 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
0,4 miljard euro of wel 29 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Consumptie door huishoudens en uitvoer.
Karakterisering markt
Dit subdomein wordt gedomineerd door de goederengroep sieraden. Het aanbod komt min of meer in gelijke mate uit binnenlandse productie en uit invoer. De handels- en vervoersmarges binnen dit domein zijn substantieel. Het totale aanbod wordt voornamelijk afgenomen door huishoudens. Een deel van de binnenlandse productie van dit subdomein valt onder de investeringen. Dit betreft origineel werk van beeldend kunstenaars die daar in de vorm van licenties en royalty’s inkomsten uit genereren. Ook komt een deel van het aanbod in de post voorraadverandering inclusief het saldo van aan- en verkoop van kostbaarheden, terecht. Dit betreft met name sieraden.
3.4.2 Letteren
Het domein Letteren bestaat uit de subdomeinen Boeken en Overig letteren.
Subdomein Boeken
Belangrijkste goederen en diensten
Boeken, studieboeken, bibliotheekdiensten, origineel werk van schrijvers en licenties en royalty’s.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
6,8 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
6 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
3,9 miljard euro of wel 63 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik, consumptie door huishoudens en uitvoer.
Karakterisering markt
Het aanbod komt voor driekwart uit binnenlandse productie en draagt daarmee bij aan de werkgelegenheid in de cultuur- en mediasector. Boeken zijn zowel bij de binnenlandse productie als de invoer de grootste goederengroep. De handels- en vervoersmarges binnen dit domein zijn substantieel. Het grootste deel van het totale aanbod wordt afgenomen door andere bedrijven (intermediair verbruik). Een deel van de studieboeken valt hier bijvoorbeeld onder. De tweede groep gebruikers zijn de huishoudens. De consumptie van huishoudens bestaat praktisch volledig uit boeken. Ook de uitvoer bestaat grotendeels uit boeken én licenties en royalty’s om het werk van Nederlandse auteurs in het buitenland uit te mogen geven. De consumptie van de overheid bestaat uit bibliotheekdiensten. De investeringen ten slotte hebben betrekking op origineel werk van schrijvers, wetenschappelijk onderzoek (research) binnen het domein van letteren en ook een deel van de studieboeken wordt tot de investeringen gerekend. De afzet van de goederen en diensten binnen het domein Letteren is dus nogal divers en wordt niet gedomineerd door maar één of twee categorieën.
| Letteren | Boeken | Overig letteren | |
|---|---|---|---|
| Binnenlandse productie | 5630 | 3850 | 1770 |
| Invoer | 3000 | 2210 | 780 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 8620 | 6070 | 2550 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 290 | 160 | 130 |
| Handels- en vervoersmarges | 1080 | 570 | 510 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 9990 | 6800 | 3190 |
| Intermediair verbruik | 4210 | 2520 | 1690 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 1430 | 980 | 450 |
| Consumptie overheid | 450 | 450 | 0 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 780 | 680 | 100 |
| Voorraadverandering 2) | 100 | 80 | 20 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 1550 | 1020 | 530 |
| Wederuitvoer | 1460 | 1070 | 390 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 9990 | 6800 | 3190 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |||
Subdomein Overig letteren
Belangrijkste goederen en diensten
Drukmachines, druk-, zet-, bind- en reproductiewerk, overig drukwerk (naslagwerken, kalenders, prenten e.d.).
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
3,2 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
3 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
1,8 miljard euro of wel 69 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik en uitvoer.
Karakterisering markt
Het grootste deel van het aanbod bestaat uit binnenlandse productie en draagt zo bij aan de werkgelegenheid in de cultuur- en mediasector. Van het totale aanbod wordt meer dan de helft afgenomen door andere bedrijven (intermediair verbruik). Daarna volgt het buitenland (uitvoer) als belangrijkste afzetmarkt, met een substantieel deel aan wederuitvoer. Huishoudens zijn de derde afzetmarkt binnen dit domein.
3.4.3 Erfgoed
Het domein Erfgoed kent geen subdomeinen.
Belangrijkste goederen en diensten
Museumdiensten, kunstvoorwerpen en museumstukken.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
2,9 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
3 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
2,4 miljard euro of wel 88 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Consumptie.
Karakterisering markt
Het gaat hier vooral over de binnenlandse productie van museumdiensten die door de huishoudens en de overheid worden geconsumeerd. De overheidsconsumptie van museumdiensten vloeit voort uit het feit dat huishoudens niet altijd de kostprijs hoeven te betalen voor museumbezoek, maar slechts een deel daarvan. De rest wordt ‘bijgelegd’ uit collectieve middelen en wordt namens de huishoudens, door de overheid geconsumeerd. Dit is vergelijkbaar met gesubsidieerd onderwijs. De voorraadverandering heeft betrekking op de aan- en verkoop van museumstukken en kunstobjecten. De uitvoer heeft onder andere betrekking op de consumptie van museumdiensten door niet-ingezetenen.
| Erfgoed | |
|---|---|
| Binnenlandse productie | 2360 |
| Invoer | 320 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 2680 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 70 |
| Handels- en vervoersmarges | 130 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 2880 |
| Intermediair verbruik | 520 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 1070 |
| Consumptie overheid | 850 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 0 |
| Voorraadverandering2) | 170 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 190 |
| Wederuitvoer | 80 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 2880 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |
3.4.4 Podiumkunsten
Het domein Podiumkunsten kent geen subdomeinen.
Belangrijkste goederen en diensten
Podiumkunsten (uitvoerende kunsten, exploitatie van zalen e.d.), apparatuur, muziekinstrumenten.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
7,4 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
7 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
4,6 miljard euro of wel 70 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Uitvoer, consumptie door huishoudens en intermediair verbruik.
Karakterisering markt
Dit domein wordt gedomineerd door de podiumkunsten zelf. Hier vallen de uitvoerend kunstenaars zelf onder, maar ook de producenten van de producties alsmede de exploitanten van theaters waar deze producties uiteindelijk worden opgevoerd. Het grootste deel van het aanbod gaat naar de uitvoer, gevolgd door de consumptie van huishoudens en het intermediair verbruik door andere bedrijven. De uitvoer uit binnenlandse productie bestaat onder andere uit optredens van in Nederland gevestigde uitvoerend kunstenaars, in het buitenland. De wederuitvoer bestaat voornamelijk uit apparatuur en muziekinstrumenten.
| Podiumkunsten | |
|---|---|
| Binnenlandse productie | 4640 |
| Invoer | 1980 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 6620 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 340 |
| Handels- en vervoersmarges | 460 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 7420 |
| Intermediair verbruik | 1650 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 2710 |
| Consumptie overheid | 200 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 0 |
| Voorraadverandering<2) | 40 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 1220 |
| Wederuitvoer | 1600 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 7420 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |
3.4.5 Audiovisueel
Het domein audiovisueel bestaat uit de subdomeinen Film en video en Overig audiovisueel.
Film en video
Belangrijkste goederen en diensten
Licenties en royalty’s, productie van films, tv-programma’s e.d., bioscoopdiensten.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
5,8 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
5 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
2,7 miljard euro of wel 48 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik, uitvoer.
Karakterisering markt
Dit subdomein wordt gedomineerd door licenties en royalty’s. In principe zijn licenties en royalty’s een vergoeding voor het recht bepaalde culturele uitingen te mogen exploiteren. Echter, dit betreft bij lange na niet altijd alleen in Nederland geproduceerde culturele uitingen. Vaker betreft dit licenties en royalty’s van in Nederland gevestigde onderdelen van grote buitenlandse mediabedrijven die de eigendomsrechten van tal van film- en tv-producties om fiscale redenen in Nederland hebben ondergebracht en van daaruit anderen weer rechten verlenen op het exploiteren van deze producties. Dit zijn dus geldstromen die niet altijd aansluiten bij reële productie en ook niet gepaard gaan met een evenredige bijdrage aan bijvoorbeeld de werkgelegenheid. Deze geldstromen ‘blazen’ de in- en uitvoer en het intermediair verbruik nogal op. Doordat diezelfde bedrijven echter zowel licenties en royalty’s aan- als verkopen, geven de toegevoegde waarde en werkgelegenheid een reëler beeld van de bijdrage van deze bedrijven aan de Nederlandse economie (zie paragraaf 3.5).
| Audiovisueel | Film en video | Overig audiovisueel | |
|---|---|---|---|
| Binnenlandse productie | 6780 | 2730 | 4040 |
| Invoer | 6730 | 2960 | 3770 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 13510 | 5700 | 7810 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 410 | 70 | 340 |
| Handels- en vervoersmarges | 640 | 20 | 620 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 14550 | 5790 | 8760 |
| Intermediair verbruik | 4660 | 2660 | 2000 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 1540 | 270 | 1260 |
| Consumptie overheid | 20 | 0 | 20 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 820 | 180 | 640 |
| Voorraadverandering2) | 280 | 0 | 280 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 3140 | 1150 | 1980 |
| Wederuitvoer | 4100 | 1520 | 2580 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 14550 | 5790 | 8760 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |||
Overig audiovisueel
Belangrijkste goederen en diensten
Apparatuur (o.a. filmcamera’s), licenties en royalty’s, computerspellen.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
8,8 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
8 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
4 miljard euro of wel 52 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Uitvoer, intermediair verbruik en consumptie door huishoudens.
Karakterisering markt
Meer dan de helft van het aanbod bestaat uit invoer. Dit subdomein levert dus maar een beperkte bijdrage aan de werkgelegenheid van de binnenlandse cultuur- en mediasector. Het grootste deel van het totale aanbod wordt uitgevoerd, en dit betreft overwegend wederuitvoer. Deze wederuitvoer bestaat grotendeels uit apparatuur. Deze wederuitvoer is dus afhankelijk van cultuur- en media-uitingen in het buitenland en niet zozeer in Nederland. De uitvoer uit binnenlandse productie bestaat uit online inhoud, en licenties en royalty’s voor computerspellen en muziek. Het intermediair verbruik bestaat vooral uit apparatuur en licenties en royalty’s voor het gebruik van (originele) muziek. De consumptie van huishoudens bestaat grotendeels uit apparatuur en (online-)computerspellen.
3.4.6 Media
Het domein Media bestaat uit de subdomeinen Kranten en tijdschriften en Radio en tv.
Kranten en tijdschriften
Belangrijkste goederen en diensten
Kranten en dagbladen, (vak)tijdschriften, het drukken van deze kranten en tijdschriften, persbureaudiensten.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
4,2 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
4 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
3,0 miljard euro of wel 76 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik en consumptie door huishoudens.
Karakterisering markt
Dit is een domein met weinig in- en uitvoer. Met andere woorden: zowel het aanbod als het gebruik speelt zich af op de binnenlandse markt. De meeste goederen en diensten worden verkocht aan andere bedrijven (intermediair verbruik), bijvoorbeeld het drukken van de kranten en tijdschriften. Maar ook een deel van de vaktijdschriften wordt door bedrijven gekocht en dus tot het intermediair verbruik gerekend. Het overige aanbod wordt grotendeels geconsumeerd door huishoudens. Hier gaat het met name om kranten en dagbladen en algemene tijdschriften, zowel in gedrukte vorm als ook online.
| Media | Kranten en tijdschriften | Radio en tv | |
|---|---|---|---|
| Binnenlandse productie | 10400 | 3030 | 7360 |
| Invoer | 6260 | 970 | 5290 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 16650 | 4010 | 12650 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 870 | 170 | 690 |
| Handels- en vervoersmarges | 630 | 60 | 570 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 18160 | 4240 | 13910 |
| Intermediair verbruik | 4860 | 1560 | 3300 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 5840 | 1470 | 4380 |
| Consumptie overheid | 390 | 0 | 390 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 120 | 0 | 120 |
| Voorraadverandering2) | 60 | -10 | 60 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 2990 | 810 | 2180 |
| Wederuitvoer | 3900 | 410 | 3490 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 18160 | 4240 | 13910 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |||
Radio en tv
Belangrijkste goederen en diensten
Licenties en royalty’s, apparatuur (o.a. tv’s), telecommunicatiediensten, publieke en commerciële radio- en televisiediensten.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
13,9 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
13 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
7,4 miljard euro of wel 58 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik, uitvoer en consumptie door huishoudens.
Karakterisering markt
Net als bij het subdomein Film en video wordt dit subdomein gedomineerd door licenties en royalty’s. En dan met name door de in- en uitvoer van licenties en royalty’s van in Nederland gevestigde delen van grote internationale mediabedrijven. De invoer van licenties en royalty’s heeft hier lang niet altijd betrekking op het betalen voor het recht om in Nederland een in het buitenland geproduceerde culturele uiting, te exploiteren. En zo heeft de uitvoer lang niet altijd betrekking op het ontvangen van een vergoeding voor het in het buitenland exploiteren van een in Nederland geproduceerde culturele uiting. Het gaat hier deels om fiscaal geïnitieerde geldstromen binnen grote internationale mediabedrijven. Vaak zijn dit grote bedragen die van jaar-op-jaar enorm kunnen fluctueren. De toename van het aanbod en gebruik binnen het subdomein Radio en tv wordt praktisch volledig veroorzaakt door de toename van de licenties en royalty’s. De consumptie van huishoudens bestaat uit telecommunicatiediensten (het doorgeven van de radio- en tv-programma’s), apparatuur en de radio- en televisiediensten. De uitvoer uit binnenlandse productie bestaat grotendeels uit de genoemd licenties en royalty’s die dus maar ten dele betrekking hebben op daadwerkelijk in Nederland geproduceerd culturele uitingen. De wederuitvoer bestaat praktisch volledig uit apparatuur.
3.4.7 Reclame
Het domein reclame kent geen subdomeinen.
Belangrijkste goederen en diensten
Reclamediensten voor de gedrukte media, radio, tv en online.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
32,4 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
30 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
17,8 miljard euro of wel 56 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik en uitvoer.
Karakterisering markt
Bijna twee derde van het aanbod van reclamediensten bestaat uit binnenlandse productie. Reclamediensten worden vooral geleverd aan bedrijven (intermediair verbruik) en uitgevoerd.
| Reclame | |
|---|---|
| Binnenlandse productie | 17790 |
| Invoer | 14150 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 31930 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 320 |
| Handels- en vervoersmarges | 110 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 32360 |
| Intermediair verbruik | 25000 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 120 |
| Consumptie overheid | 0 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 0 |
| Voorraadverandering2) | 0 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 7050 |
| Wederuitvoer | 190 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 32360 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |
3.4.8 Architectuur en ontwerp
Het domein Architectuur en ontwerp bestaat uit de subdomeinen Architectuur en Ontwerp.
Architectuur
Belangrijkste goederen en diensten
Architectendiensten(bouwplannen en -tekeningen voor woningen, niet voor bewoning bestemde gebouwen, restauratie van historische gebouwen e.d.).
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
2,9 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
3 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
2,7 miljard euro of wel 99 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Investeringen en intermediair verbruik.
Karakterisering markt
Het aanbod bestaat bijna volledig uit binnenlandse productie. Architectendiensten worden vooral geleverd aan andere bedrijven die de ontworpen gebouwen daadwerkelijk gaan bouwen, waarbij een groot deel van deze diensten wordt gezien als een investering. Een beperkt deel van de architectendiensten wordt uitgevoerd. Een nog beperkter deel betreft architectendiensten voor particulieren.
| Architectuur en ontwerp | Architectuur | Ontwerp | |
|---|---|---|---|
| Binnenlandse productie | 5700 | 2670 | 3030 |
| Invoer | 1230 | 20 | 1210 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 6930 | 2690 | 4240 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 280 | 200 | 70 |
| Handels- en vervoersmarges | 0 | 0 | 0 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 7210 | 2900 | 4310 |
| Intermediair verbruik | 4190 | 1320 | 2870 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 20 | 10 | 10 |
| Consumptie overheid | 0 | 0 | 0 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 1470 | 1430 | 40 |
| Voorraadverandering2) | 0 | 0 | 0 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 980 | 140 | 840 |
| Wederuitvoer | 550 | 0 | 550 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 7210 | 2900 | 4310 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |||
Ontwerp
Belangrijkste goederen en diensten
Ontwerpdiensten (industrieel, grafisch, interieur, mode etc.), licenties en royalty’s.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
4,3 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
4 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
3 miljard euro of wel 71 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Intermediair verbruik.
Karakterisering markt
Het aanbod bestaat grotendeels uit binnenlandse productie. Ook de afzet vindt grotendeels plaats op de binnenlandse markt. De ontwerpdiensten worden nagenoeg volledig afgenomen door andere bedrijven die deze ontwerpen in productie nemen en uiteindelijk ‘aan de man’ brengen. Een belangrijk deel van zowel de in- als de uitvoer bestaat uit licenties en royalty’s om deze ontwerpen te mogen gebruiken.
3.4.9 Onderwijs
Belangrijkste goederen en diensten
Gesubsidieerd en particulier onderwijs.
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
3,1 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
3 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
3 miljard euro of wel 100 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Consumptie door de overheid en huishoudens.
Karakterisering markt
Het cultureel onderwijs bestaat volledig uit binnenlandse productie. Het gesubsidieerd onderwijs wordt uit collectieve middelen gefinancierd en door de overheid ‘namens’ de huishoudens, geconsumeerd. Particulier cultureel onderwijs wordt direct door de huishoudens geconsumeerd.
| Onderwijs | |
|---|---|
| Binnenlandse productie | 3010 |
| Invoer | 20 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 3020 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 70 |
| Handels- en vervoersmarges | 0 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 3090 |
| Intermediair verbruik | 0 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 760 |
| Consumptie overheid | 2300 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 0 |
| Voorraadverandering2) | 0 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 30 |
| Wederuitvoer | 0 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 3090 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |
3.4.10 Interdisciplinair en overig
Belangrijkste goederen en diensten
Het gaat hier om goederen en diensten die niet zo makkelijk aan één domein zijn toe te wijzen. Voorbeelden hiervan zijn overheidsdiensten op het gebied van cultuur en dan met name het openbaar bestuur, informatieverstrekking over en het verzorgen van boekingen voor culturele evenementen en het begeleiden van artiesten (management e.d.).
Totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen)
2,3 miljard euro.
Aandeel in het totale aanbod en gebruik (aankoopprijzen) van cultuur- en mediaproducten
2 procent.
Aanbod uit binnenlandse productie
2,3 miljard euro of wel 100 procent van het totale aanbod (basisprijzen).
Belangrijkste gebruik
Consumptie door de overheid en huishoudens.
Karakterisering markt
Het aanbod komt praktisch volledig uit binnenlandse productie. Het gebruik bestaat grotendeels uit consumptie door de overheid (overheidsdiensten op het gebied van cultuur die de overheid namens de huishoudens consumeert), consumptie door huishoudens (informatieverstrekking en boekingen) en een klein deel intermediair verbruik (w.o. management van artiesten).
| Interdisciplinair en overig | |
|---|---|
| Binnenlandse productie | 2290 |
| Invoer | 10 |
| Totaal aanbod (basisprijzen) | 2300 |
| Productgebonden belastingen -\- subsidies | 40 |
| Handels- en vervoersmarges | 0 |
| Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 2340 |
| Intermediair verbruik | 140 |
| Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 440 |
| Consumptie overheid | 1720 |
| Bruto investeringen in vaste activa | 30 |
| Voorraadverandering2) | 0 |
| Uitvoer uit binnenlandse productie | 10 |
| Wederuitvoer | 0 |
| Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 2340 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. | |
3.5 Belang domeinen
Figuur 3.5.1 zien dat het belang van de verschillende domeinen in de toegevoegde waarde verschilt van een eerder gehanteerde maatstaf: het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten (zie figuur 3.3.1). Dit komt ten eerste omdat in het totale aanbod ook de invoer is opgenomen. Domeinen met veel invoer nemen dus in belang af als die invoer buiten beschouwing wordt gelaten. Daarnaast is de verhouding tussen input en output en daarmee voor de uiteindelijke toegevoegde waarde, niet gelijk voor de verschillende domeinen.
Zo is het belang van het domein Audiovisueel in de toegevoegde waarde en daarmee de Nederlandse
economie, in
2022 beduidend kleiner dan het aandeel in het totale aanbod en gebruik van cultuur- en
mediaproducten. Dit komt
deels doordat in dit domein sprake is van veel in- en wederuitvoer. En omdat in dit domein
sprake is van grote
geldstromen op het terrein van licenties en royalty’s die niet altijd betrekking hebben op
in Nederland
geproduceerde culturele uitingen. Deze geldstromen zitten in eerste instantie zowel in het
intermediair verbruik
en de binnenlandse productie. Maar bij het berekenen van de toegevoegde waarde resteert slechts
het saldo van
deze geldstromen.
Door de forse afname van het belang van de domeinen Audiovisueel en Media, neemt het belang van
de andere
domeinen automatisch toe. Zo namen de aandelen van Architectuur en Ontwerp én Onderwijs
toe. Deels
doordat hier sprake is van weinig invoer, deels doordat dit activiteiten zijn met een relatief
hoge toegevoegde
waarde. Al met al is Reclame ook hier het grootste domein.
De benadering van de verschillende domeinen vanuit het perspectief van de toegevoegde waarde,
levert dus een wat
ander beeld op dan bijvoorbeeld vanuit het aandeel in het totale aanbod of gebruik. Nogmaals
benadrukkend dat
het een ruwe indicatie is, waarbij de richting van de verandering robuuster is dan de absolute
omvang van de
berekende toegevoegde waarde.
| Domein | Totaal aanbod cultuur- en mediaproducten (basisprijzen) (% van totaal) | Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) (% van totaal) |
|---|---|---|
| Reclame | 30,4 | 25,1 |
| Media | 17,1 | 15,4 |
| Architectuur en ontwerp | 6,8 | 10,4 |
| Podiumkunsten | 7,0 | 8,7 |
| Letteren | 9,4 | 8,6 |
| Onderwijs | 2,9 | 8,3 |
| Audiovisueel | 13,7 | 9,8 |
| Beeldende kunst | 7,8 | 4,6 |
| Erfgoed | 2,7 | 4,1 |
| Interdisciplinair en overig | 2,2 | 5,0 |
| 1)Exclusief nevenopbrengsten cultuurinstellingen, cultuurgerelateerde investeringen, handels- en vervoersmarges en consumptie ingezetenen in het buitenland. | ||
| Domein | Werkzame personen (arbeidsjaren) (% van totaal) | Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) (% van totaal) |
|---|---|---|
| Reclame | 24,5 | 25,1 |
| Media | 10,3 | 15,4 |
| Architectuur en ontwerp | 11,4 | 10,4 |
| Podiumkunsten | 11,0 | 8,7 |
| Letteren | 9,0 | 8,6 |
| Onderwijs | 8,8 | 8,3 |
| Audiovisueel | 8,1 | 9,8 |
| Beeldende kunst | 5,4 | 4,6 |
| Erfgoed | 7,5 | 4,1 |
| Interdisciplinair en overig | 4,1 | 5,0 |
| 1)Exclusief nevenopbrengsten cultuurinstellingen, cultuurgerelateerde investeringen en handels- en vervoersmarges. | ||
In figuur 3.5.2 is voor de verschillende domeinen het aandeel in de toegevoegde waarde afgezet tegen het aandeel in de werkgelegenheid. Verschillen tussen het aandeel in de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid zijn ruwweg terug te voeren op verschillen in arbeidsproductiviteit en verschillen in beloning van de productiefactor arbeid. De arbeidsproductiviteit in het domein Media is bovengemiddeld deels omdat dit een wat kapitaalsintensievere sector is (denk onder andere aan de telecombedrijven). Hier kan dus met wat minder werkzame personen een hoge toegevoegde waarde worden gerealiseerd. Bij de domeinen Podiumkunsten, Beeldende kunst en Erfgoed is het aandeel in de werkgelegenheid groter dan in de toegevoegde waarde. Dat vloeit voort uit een wat lagere arbeidsproductiviteit mogelijk gekoppeld aan een lagere beloning van de productiefactor arbeid. Ook hier is en blijft Reclame overigens het grootste domein.
De gedetailleerde uitkomsten voor de bèta-indicatoren toegevoegde waarde en de werkgelegenheid naar (sub)domein zijn opgenomen in tabel 3.