Landelijke ontwikkelingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning

Kerncijfers over gebruik en uitgaven in de periode 2017 tot en met 2023

Over deze publicatie

Landelijke kerncijfers over gebruik van en uitgaven aan individuele maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning in de periode 2017 tot en met 2023. De maatwerkvoorzieningen zijn uitgesplitst naar de categorieën ondersteuning thuis, begeleiding, dagbesteding, hulp bij het huishouden, verblijf en opvang, beschermd wonen en hulpmiddelen en diensten. Waar mogelijk zijn uitsplitsingen gemaakt naar de persoonskenmerken leeftijd en inkomen en gemiddelde kosten van maatwerkvoorzieningen per cliënt.

1. Inleiding

Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), zijn gemeenten in toenemende mate verantwoordelijk geworden voor de ondersteuning van kwetsbare inwoners bij hun maatschappelijke participatie1). Dit betreft inwoners met fysieke, verstandelijke, psychische en/of sociale beperkingen die niet voldoende zelfredzaam zijn zoals kwetsbare ouderen en gehandicapten. Gemeenten kunnen op basis van de Wmo 2015 ondersteuning bieden aan deze inwoners via algemeen toegankelijke voorzieningen (bijvoorbeeld buurthuizen, sociale teams en sociaal-culturele/welzijnsvoorzieningen) en individuele maatwerkvoorzieningen. Om als inwoner in aanmerking te komen voor een individuele maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015, moet de gemeente eerst onderzoek doen naar de individuele ondersteuningsbehoefte en op basis daarvan een beschikking voor een maatwerkvoorziening afgeven.

Uitgangspunt van de Wmo 2015 was dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het lokale beleid en in principe géén verantwoording hoeven af te leggen aan het rijk over de uitvoering van de Wmo 2015. Uitgegaan werd van horizontale verantwoording, waarbij gemeenten (de resultaten van) hun Wmo-beleid met elkaar kunnen vergelijken. Om dit te faciliteren publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) sinds 2015 halfjaarlijks cijfers over de Wmo via de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein (GMSD) op de VNG-website “waarstaatjegemeente.nl”. Gemeenten leveren zelf de gegevens over de Wmo-maatwerkvoorzieningen voor de GMSD aan bij het CBS. Het CBS verrijkt de gemeentelijke gegevens met onder meer inkomensgegevens, demografische gegevens en informatie vanuit de Beleidsinformatie jeugd en de Participatiewet. De uitkomsten van de GMSD worden, naast de publicatie op waarstaatjegemeente.nl, gepubliceerd in Statline-tabellen met daarin cijfers over het aantal cliënten dat gebruik maakt van Wmo-maatwerkvoorzieningen zowel op gemeente- als landelijk niveau. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vijf hoofdcategorieën:

  • Ondersteuning thuis
  • Hulp bij het huishouden
  • Verblijf en opvang
  • Hulpmiddelen en diensten
  • Overig2) (alle voorzieningen die niet in een van de vier andere hoofdcategorieën zijn in te delen en de generieke toewijzing3)).

Parallel aan de GMSD voert het CBS de Monitor Abonnementstarieven (MAT) uit, een enquête die sinds 2017 loopt. Deze monitor brengt de uitgaven van gemeenten aan de individuele maatwerkvoorzieningen in de Wmo in kaart en is complementair aan de data over gemeentelijke uitgaven voor de Wmo uit de databron Informatie voor derden (Iv3).

Sinds de invoering van de Wmo is er sprake van een toename in het gebruik van voorzieningen in de Wmo als gevolg van de “dubbele” vergrijzing en de vermaatschappelijking van de zorg. Het landelijke beleid is er steeds meer op gericht om mensen zolang mogelijk zelfstandig te kunnen laten wonen en functioneren om het beroep op de duurdere zorgvoorzieningen zoveel mogelijk te voorkomen.  Daarnaast is er ook sprake van tekorten op de arbeidsmarkt voor personeel dat werkzaam is in de sector zorg en welzijn/sociaal werk. Om deze ontwikkelingen te kunnen volgen is daarom meer behoefte aan landelijke informatie over de uitvoering van de Wmo, naast de lokale informatie  in de GMSD.

Op verzoek van het ministerie van VWS heeft het CBS daarom in 2024 een dashboard ontwikkeld waarin landelijke cijfers over de Wmo zijn opgenomen met als doel om inzicht te krijgen in ontwikkelingen op nationaal niveau en onderliggende trends. Het dashboard bevat tijdreeksen over het aantal cliënten dat gebruik maakt van Wmo-maatwerkvoorzieningen en over uitgaven aan Wmo-maatwerkvoorzieningen. Er zijn tijdreeksen opgenomen van het aantal Wmo-cliënten met cijfers vanaf 2017 tot en met 2023. Voor uitgaven aan Wmo-maatwerkwerkvoorzieningen zijn er eveneens cijfers vanaf 2017 tot en met 2023 weergegeven. De landelijke cijfers op het dashboard zijn complementair aan de informatie over de Wmo die door de Vereniging van Nederlandse gemeenten op gemeenteniveau wordt gepubliceerd in de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein op de website www.waarstaatjegemeente.nl. Naast landelijke cijfers over de hoofdcategorieën maatwerkvoorzieningen bevat het dashboard ook landelijke cijfers over drie subcategorieën: begeleiding, dagbesteding en beschermd wonen. Ook bevat het dashboard een uitsplitsing naar twee persoonskenmerken: leeftijd en inkomen. Het voornemen is dit dashboard de komende jaren steeds verder uit te breiden met landelijke informatie over meer subcategorieën en persoonskenmerken. Daarnaast speelt het dashboard een rol in het reduceren van versnippering van informatie over de uitvoering van de Wmo door verwijzingen op te nemen naar aanvullende informatiebronnen over aanverwante thema’s.

Deze rapportage geeft een overzicht van de landelijke ontwikkelingen in het gebruik van de Wmo-maatwerkvoorzieningen, op basis van de cijfers uit het nieuw ontwikkelde dashboard. De focus ligt daarbij op de periode 2017 tot en met 2023. Naast gegevens over het aantal cliënten en de gerealiseerde uitgaven, zijn waar mogelijk ook de kosten per cliënt weergegeven, evenals persoonskenmerken van cliënten.

Bij een aantal onderdelen in de rapportage ontbreken gegevens over 2021. De reden hiervoor is dat in die gevallen niet alle G4 gemeenten (de vier grootste gemeenten in Nederland) gegevens hebben aangeleverd, waardoor het berekenen van een landelijk totaal niet mogelijk was. Daarnaast ontbreken gegevens over uitgaven aan de subcategorieën: begeleiding, dagbesteding en beschermd wonen omdat deze informatie niet wordt uitgevraagd in de MAT. Door verschillen in definitie tussen het gebruik van en uitgaven aan de hoofdcategorieën ondersteuning thuis en overig zijn er ook voor deze hoofdcategorieën geen gegevens beschikbaar over de kosten per cliënt. De landelijke cijfers over de Wmo zijn tot stand gekomen via een extrapolatie. Vanaf 2019 wordt er echter weinig meer bijgeschat, doordat het overgrote deel van de gemeenten gegevens aanlevert.

De rapportage is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel, hoofdstuk 2 tot en met 6, beschrijft de kerncijfers over het gebruik van en uitgaven van gemeenten aan de individuele maatwerkvoorzieningen in de Wmo. Daarbij gaat hoofdstuk 2 in op de ontwikkelingen over het totaalbeeld van de Wmo maatwerkvoorzieningen. In hoofdstuk 3 volgt een uiteenzetting van de ontwikkelingen van de hoofdcategorie ondersteuning thuis. Hierbij wordt ook ingegaan op de subcategorieën begeleiding en dagbesteding. Hoofdstuk 4 behandelt de hoofdcategorie hulp bij het huishouden. Hoofdstuk 5 gaat over de hoofdcategorie verblijf en opvang, waarin ook de subcategorie beschermd wonen aan bod komt. Hoofdstuk 6 toont de ontwikkelingen voor de hoofdcategorie hulpmiddelen en diensten.

Het tweede deel van de rapportage, hoofdstuk 7, beschrijft een aantal ontwikkelingen bij de algemene voorzieningen, namelijk de sociale basis, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de persoonlijke, gemeenschappelijke en institutionele sociale basis.

De rapportage sluit af met een samenvattend hoofdstuk waarin de kernbevindingen worden weergegeven.

1) In 2007 is de Wmo ingevoerd en kregen gemeenten naast de reguliere welzijnstaken enkele nieuwe taken voor de ondersteuning van kwetsbare inwoners bij hun zelfredzaamheid, zoals hulp bij het huishouden, woningaanpassing, vervoer, hulpmiddelen, etc. In de Wmo 2015 kwamen hier nieuwe taken bij zoals de begeleiding en dagbesteding van mensen met een beperking en het voorzien in beschermd wonen.   
2) Voor deze hoofdcategorie zijn er (nog) geen landelijke cijfers beschikbaar, alleen gegevens op gemeenteniveau.
3) Bij een generieke toewijzing wordt geen productcategorie toegeschreven en wordt alleen het maximumbedrag in het budget aangegeven dat in de betreffende periode aan zorg of ondersteuning gedeclareerd mag worden. Een zorgaanbieder mag zelf bepalen welke producten worden ingezet.

2. Totaalbeeld Wmo maatwerkvoorzieningen

2.1 Aantal cliënten, uitgaven en uitgaven per cliënt

Het totaal aantal unieke cliënten (inwoners die gebruik maken van één of meerdere maatwerkvoorzieningen in de Wmo) in Nederland lag in 2017 op meer dan 1 miljoen personen en is in de jaren daarna gestegen naar meer dan 1,2 miljoen cliënten in 2023 (grafiek 2.1.1).

2.1.1 Wmo-cliënten
jaarCliënten
20171036255
20181065235
20191161860
20201216760
2021
20221239945
20231247750

Relatief gezien maakten in 2022 en 2023 ongeveer 70 cliënten per duizend inwoners gebruik van een Wmo-maatwerkvoorziening. In een aantal gemeenten bijvoorbeeld in de noordelijke provincies, Zeeland en Zuid-Limburg lag het gebruik van Wmo-maatwerkvoorzieningen in 2023 boven het gemiddelde (figuur 2.1.2).

2.1.2 Wmo-cliënten per 1 000 inwoners, 2023
GemeenteWmo-cliënten per 1 000 inwoners
Groningen66
Almere42
Stadskanaal123
Veendam85
Zeewolde49
Achtkarspelen66
Ameland65
Harlingen87
Heerenveen91
Leeuwarden83
Ooststellingwerf80
Opsterland60
Schiermonnikoog53
Smallingerland87
Terschelling59
Vlieland57
Weststellingwerf64
Assen85
Coevorden71
Emmen85
Hoogeveen85
Meppel77
Almelo77
Borne79
Dalfsen54
Deventer81
Enschede105
Haaksbergen66
Hardenberg74
Hellendoorn74
Hengelo90
Kampen53
Losser71
Noordoostpolder60
Oldenzaal92
Ommen70
Raalte76
Staphorst35
Tubbergen70
Urk36
Wierden60
Zwolle90
Aalten76
Apeldoorn83
Arnhem80
Barneveld46
Beuningen65
Brummen72
Buren46
Culemborg62
Doesburg71
Doetinchem83
Druten88
Duiven69
Ede69
Elburg52
Epe57
Ermelo69
Harderwijk72
Hattem60
Heerde35
Lochem69
Maasdriel64
Nijkerk58
Nijmegen71
Oldebroek57
Putten50
Renkum85
Rheden88
Rozendaal30
Scherpenzeel62
Tiel78
Voorst70
Wageningen63
Westervoort72
Winterswijk67
Wijchen73
Zaltbommel64
Zevenaar70
Zutphen81
Nunspeet60
Dronten57
Amersfoort63
Baarn81
De Bilt58
Bunnik52
Bunschoten63
Eemnes43
Houten36
Leusden53
Lopik33
Montfoort42
Renswoude33
Rhenen59
Soest55
Utrecht54
Veenendaal70
Woudenberg52
Wijk bij Duurstede57
IJsselstein46
Zeist72
Nieuwegein53
Aalsmeer56
Alkmaar66
Amstelveen53
Amsterdam73
Bergen (NH.)72
Beverwijk65
Blaricum45
Bloemendaal65
Castricum58
Diemen66
Edam-Volendam49
Enkhuizen83
Haarlem66
Haarlemmermeer55
Heemskerk72
Heemstede68
Heiloo61
Den Helder83
Hilversum74
Hoorn78
Huizen62
Landsmeer53
Laren59
Medemblik54
Oostzaan43
Opmeer56
Ouder-Amstel76
Purmerend88
Schagen50
Texel54
Uitgeest44
Uithoorn61
Velsen72
Zandvoort81
Zaanstad58
Alblasserdam66
Alphen aan den Rijn38
Barendrecht59
Drechterland69
Capelle aan den IJssel73
Delft67
Dordrecht87
Gorinchem77
Gouda72
's-Gravenhage62
Hardinxveld-Giessendam66
Hendrik-Ido-Ambacht59
Stede Broec74
Hillegom60
Katwijk65
Krimpen aan den IJssel63
Leiden65
Leiderdorp64
Lisse62
Maassluis76
Nieuwkoop56
Noordwijk62
Oegstgeest51
Oudewater51
Papendrecht78
Ridderkerk82
Rotterdam83
Rijswijk59
Schiedam69
Sliedrecht95
Albrandswaard55
Vlaardingen83
Voorschoten56
Waddinxveen45
Wassenaar49
Woerden55
Zoetermeer64
Zoeterwoude37
Zwijndrecht85
Borsele75
Goes108
West Maas en Waal48
Hulst51
Kapelle76
Middelburg71
Reimerswaal61
Terneuzen70
Tholen56
Veere51
Vlissingen98
De Ronde Venen49
Tytsjerksteradiel59
Asten68
Baarle-Nassau76
Bergen op Zoom106
Best52
Boekel62
Boxtel68
Breda84
Deurne88
Pekela96
Dongen54
Eersel69
Eindhoven76
Etten-Leur83
Geertruidenberg103
Gilze en Rijen81
Goirle73
Helmond83
's-Hertogenbosch72
Heusden61
Hilvarenbeek66
Loon op Zand85
Nuenen, Gerwen en Nederwetten52
Oirschot52
Oisterwijk66
Oosterhout97
Oss88
Rucphen64
Sint-Michielsgestel62
Someren57
Son en Breugel63
Steenbergen89
Waterland68
Tilburg81
Valkenswaard78
Veldhoven81
Vught55
Waalre66
Waalwijk73
Woensdrecht83
Zundert76
Wormerland58
Landgraaf101
Beek73
Beesel76
Bergen (L.)60
Brunssum118
Gennep83
Heerlen94
Kerkrade119
Maastricht98
Meerssen88
Mook en Middelaar60
Nederweert58
Roermond78
Simpelveld74
Stein77
Vaals44
Venlo86
Venray67
Voerendaal77
Weert71
Valkenburg aan de Geul96
Lelystad65
Horst aan de Maas59
Oude IJsselstreek75
Teylingen52
Utrechtse Heuvelrug67
Oost Gelre60
Koggenland51
Lansingerland44
Leudal63
Maasgouw86
Gemert-Bakel67
Halderberge77
Heeze-Leende56
Laarbeek60
Reusel-De Mierden61
Roerdalen75
Roosendaal84
Schouwen-Duiveland72
Aa en Hunze73
Borger-Odoorn84
De Wolden59
Noord-Beveland91
Wijdemeren61
Noordenveld70
Twenterand75
Westerveld68
Lingewaard67
Cranendonck59
Steenwijkerland70
Moerdijk69
Echt-Susteren89
Sluis96
Drimmelen73
Bernheze64
Alphen-Chaam58
Bergeijk64
Bladel73
Gulpen-Wittem78
Tynaarlo53
Midden-Drenthe53
Overbetuwe55
Hof van Twente71
Neder-Betuwe55
Rijssen-Holten59
Geldrop-Mierlo64
Olst-Wijhe72
Dinkelland71
Westland54
Midden-Delfland48
Berkelland73
Bronckhorst62
Sittard-Geleen106
Dantumadiel77
Zuidplas54
Peel en Maas50
Oldambt117
Zwartewaterland53
Súdwest-Fryslân80
Bodegraven-Reeuwijk48
Eijsden-Margraten72
Stichtse Vecht60
Hollands Kroon40
Leidschendam-Voorburg59
Goeree-Overflakkee61
Pijnacker-Nootdorp41
Nissewaard92
Krimpenerwaard59
De Fryske Marren64
Gooise Meren61
Berg en Dal79
Meierijstad66
Waadhoeke72
Westerwolde101
Midden-Groningen88
Beekdaelen76
Montferland84
Altena60
West Betuwe42
Vijfheerenlanden61
Hoeksche Waard53
Het Hogeland81
Westerkwartier69
Noardeast-Fryslân76
Molenlanden55
Eemsdelta65
Dijk en Waard45
Land van Cuijk63
Maashorst66
Voorne aan Zee76

De totale uitgaven aan de individuele maatwerkvoorzieningen in de Wmo bedroegen conform de informatie van gemeenten in de MAT in 2017 bijna 4,6 miljard euro en stegen daarna tot bijna 5,6 miljard euro in 2020 (grafiek 2.1.3). Door een gedeeltelijke verschuiving vanuit de maatwerkvoorziening verblijf en opvang (cliënten die gebruik maken van beschermd wonen) van de Wmo naar de Wet langdurige zorg (Wlz) daalden de uitgaven aan deze Wmo-maatwerkvoorzieningen in 2021 sterk. In 2023 waren de uitgaven weer vergelijkbaar met die in 2020. Inflatie speelt hierbij een rol.

2.1.3 Wmo-uitgaven
jaarUitgaven (in miljoenen euro's) (x 1 000 000 euro)
20174597
20184940
20195310
20205598
20215105
20225115
20235484

Op gemeenteniveau lopen de uitgaven aan individuele Wmo-maatwerkvoorzieningen uiteen. In 2023 lagen de uitgaven voor een aantal gemeenten rond 100 duizend euro per 1 000 inwoners. Bij 8 gemeenten bedroegen de uitgaven meer dan 500 duizend euro per 1 000 inwoners (figuur 2.1.4).

2.1.4 Wmo-uitgaven per 1 000 inwoners, 2023
Gemeente Uitgaven per 1 000 inwoners ( x 1 000 euro)
Aa en Hunze263
Aalsmeer153
Aalten269
Achtkarspelen312
Alblasserdam223
Albrandswaard144
Alkmaar342
Almelo506
Almere293
Alphen aan den Rijn280
Alphen-Chaam186
Ameland172
Amersfoort352
Amstelveen153
Amsterdam376
Apeldoorn449
Arnhem431
Assen575
Asten217
Baarle-Nassau247
Baarn199
Barendrecht156
Barneveld147
Beek (L.)229
Beekdaelen226
Beesel242
Berg en Dal225
Bergeijk197
Bergen (L.)245
Bergen (NH.)172
Bergen op Zoom454
Berkelland290
Bernheze208
Best176
Beuningen223
Beverwijk217
Bladel230
Blaricum112
Bloemendaal198
Boekel213
Borger-Odoorn255
Borne250
Borsele252
Boxtel220
Breda337
Bronckhorst246
Brummen216
Brunssum324
Bunnik164
Bunschoten158
Buren170
Capelle aan den IJssel257
Castricum150
Coevorden254
Cranendonck222
Culemborg200
Dalfsen193
Dantumadiel236
De Bilt176
De Fryske Marren225
De Ronde Venen122
De Wolden196
Delft328
Den Helder403
Deurne261
Deventer317
Diemen122
Dijk en Waard176
Dinkelland216
Doesburg300
Doetinchem678
Dongen186
Dordrecht506
Drechterland214
Drimmelen192
Dronten177
Druten295
Duiven248
Echt-Susteren222
Edam-Volendam149
Ede359
Eemnes101
Eemsdelta282
Eersel227
Eijsden-Margraten176
Eindhoven378
Elburg158
Emmen424
Enkhuizen293
Enschede670
Epe247
Ermelo211
Etten-Leur244
Geertruidenberg275
Geldrop-Mierlo191
Gemert-Bakel197
Gennep236
Gilze en Rijen280
Goeree-Overflakkee210
Goes320
Goirle213
Gooise Meren161
Gorinchem206
Gouda409
Groningen (gemeente)453
Gulpen-Wittem214
Haaksbergen194
Haarlem507
Haarlemmermeer167
Halderberge221
Hardenberg215
Harderwijk572
Hardinxveld-Giessendam225
Harlingen260
Hattem192
Heemskerk237
Heemstede172
Heerde131
Heerenveen319
Heerlen698
Heeze-Leende175
Heiloo169
Hellendoorn242
Helmond327
Hendrik-Ido-Ambacht191
Hengelo (O.)339
Het Hogeland246
Heumen157
Heusden213
Hillegom208
Hilvarenbeek205
Hilversum252
Hoeksche Waard198
Hof van Twente237
Hollands Kroon159
Hoogeveen333
Hoorn398
Horst aan de Maas223
Houten128
Huizen163
Hulst187
Kaag en Braassem198
Kampen193
Kapelle228
Katwijk194
Kerkrade373
Koggenland18
Krimpen aan den IJssel206
Krimpenerwaard183
Laarbeek124
Land van Cuijk225
Landgraaf334
Landsmeer146
Lansingerland132
Laren (NH.)97
Leeuwarden805
Leiden474
Leiderdorp205
Leidschendam-Voorburg185
Lelystad247
Leudal229
Leusden161
Lingewaard203
Lisse240
Lochem204
Loon op Zand234
Lopik123
Losser279
Maasdriel217
Maasgouw224
Maashorst256
Maassluis242
Maastricht477
Meerssen242
Meierijstad210
Meppel311
Middelburg (Z.)238
Midden-Delfland154
Midden-Drenthe240
Midden-Groningen258
Moerdijk176
Molenlanden131
Montferland304
Montfoort137
Mook en Middelaar205
Neder-Betuwe173
Nederweert163
Nieuwegein187
Nieuwkoop187
Nijkerk196
Nijmegen429
Nissewaard356
Noardeast-Fryslân302
Noordenveld192
Noordoostpolder173
Noordwijk192
Nuenen, Gerwen en Nederwetten158
Nunspeet172
Oegstgeest168
Oirschot150
Oisterwijk190
Oldambt343
Oldebroek181
Oldenzaal327
Olst-Wijhe220
Ommen217
Oost Gelre210
Oosterhout296
Ooststellingwerf267
Oostzaan140
Opmeer205
Opsterland186
Oss398
Oude IJsselstreek247
Ouder-Amstel141
Overbetuwe211
Papendrecht251
Peel en Maas117
Pekela242
Pijnacker-Nootdorp159
Purmerend331
Putten132
Raalte218
Reimerswaal211
Renkum288
Renswoude121
Reusel-De Mierden222
Rheden290
Rhenen177
Ridderkerk226
Rijssen-Holten243
Rijswijk (ZH.)222
Roerdalen243
Roermond193
Roosendaal238
Rotterdam509
Rozendaal142
Rucphen259
Schagen178
Scherpenzeel202
Schiedam248
Schiermonnikoog112
Schouwen-Duiveland257
's-Gravenhage (gemeente)316
's-Hertogenbosch429
Simpelveld195
Sint-Michielsgestel199
Sittard-Geleen373
Sliedrecht284
Sluis243
Smallingerland277
Soest136
Someren185
Son en Breugel179
Stadskanaal363
Staphorst123
Stede Broec227
Steenbergen312
Steenwijkerland272
Stein (L.)228
Stichtse Vecht147
Súdwest-Fryslân287
Terneuzen303
Terschelling168
Texel187
Teylingen185
Tholen248
Tiel255
Tilburg489
Tubbergen222
Twenterand285
Tynaarlo194
Tytsjerksteradiel242
Uitgeest110
Uithoorn172
Urk124
Utrecht (gemeente)489
Utrechtse Heuvelrug187
Vaals202
Valkenburg aan de Geul231
Valkenswaard252
Veendam62
Veenendaal221
Veere203
Veldhoven230
Velsen259
Venlo461
Venray238
Vijfheerenlanden164
Vlaardingen365
Vlieland165
Vlissingen1096
Voerendaal208
Voorne aan Zee178
Voorschoten159
Voorst258
Vught198
Waadhoeke212
Waalwijk245
Waddinxveen119
Wageningen138
Wassenaar133
Waterland207
Weert254
West Betuwe162
West Maas en Waal196
Westerkwartier222
Westerveld229
Westervoort265
Westerwolde388
Westland168
Weststellingwerf220
Wierden216
Wijchen227
Wijdemeren125
Wijk bij Duurstede186
Winterswijk270
Woensdrecht263
Wormerland215
Woudenberg138
Zaanstad269
Zaltbommel186
Zandvoort239
Zeewolde148
Zeist233
Zevenaar294
Zoetermeer161
Zoeterwoude130
Zuidplas146
Zundert197
Zutphen267
Zwartewaterland163
Zwijndrecht282
Zwolle620

Per cliënt bedroegen de gemiddelde uitgaven aan Wmo-maatwerkvoorzieningen in 2017 ruim 4,4 duizend euro. De uitgaven per cliënt laten de jaren daarna een wisselend beeld zien en bedroegen in 2023 weer ongeveer 4,4 duizend euro per cliënt. De overheveling van een deel van de maatwerkvoorziening beschermd wonen van de Wmo naar de Wlz vanaf 2021 draagt hieraan bij. Wanneer de totale uitgaven per cliënt echter gecorrigeerd worden voor de maatwerkvoorzieningen binnen de hoofdcategorie verblijf en opvang, waarvan beschermd wonen onderdeel uitmaakt, is in de periode 2017 tot en met 2023 een geleidelijke toename zichtbaar (grafiek 2.1.5). Van 2,8 duizend euro per cliënt in 2017 tot 3,4 duizend euro per cliënt in 2023. Inflatie speelt bij de toegenomen uitgaven per cliënt een rol.

2.1.5 Gemiddelde kosten Wmo-maatwerkvoorzieningen per cliënt
jaarGemiddelde kosten (€)Gemiddelde kosten excl. verblijf en opvang (€)
201744362840
201846383013
201945713063
202046013105
20213133
202241253156
202343953364

De gemiddelde uitgaven aan Wmo-maatwerkvoorzieningen in 2023 verschillen op gemeenteniveau en lopen uiteen van minder dan 2 000 duizend euro per cliënt tot meer dan 5 000 euro per cliënt, zoals in Utrecht (gemeente), Leeuwarden en Vlissingen (figuur 2.1.6).

2.1.6 Gemiddelde kosten Wmo-maatwerkvoorzieningen per cliënt, 2023
GemeenteKosten per cliënt
's-Gravenhage (gemeente)5068
's-Hertogenbosch5993
Aa en Hunze3604
Aalsmeer2726
Aalten3528
Achtkarspelen4743
Alblasserdam3370
Albrandswaard2610
Alkmaar5194
Almelo6569
Almere6964
Alphen aan den Rijn7370
Alphen-Chaam3182
Ameland2636
Amersfoort5623
Amstelveen2891
Amsterdam5153
Apeldoorn5429
Arnhem5353
Assen6787
Asten3192
Baarle-Nassau3264
Baarn2449
Barendrecht2639
Barneveld3215
Beek (L.)3151
Beekdaelen2978
Beesel3205
Berg en Dal2851
Bergeijk3105
Bergen (L.)4076
Bergen (NH.)2397
Bergen op Zoom4266
Berkelland3960
Bernheze3268
Best3353
Beuningen3435
Beverwijk3316
Bladel3168
Blaricum2447
Bloemendaal3033
Boekel3452
Borger-Odoorn3055
Borne3177
Borsele3364
Boxtel3222
Breda4029
Bronckhorst3953
Brummen3025
Brunssum2756
Bunnik3160
Bunschoten2504
Buren3731
Capelle aan den IJssel3526
Castricum2597
Coevorden3576
Cranendonck3749
Culemborg3233
Dalfsen3579
Dantumadiel3052
De Bilt3046
De Fryske Marren3514
De Ronde Venen2492
De Wolden3306
Delft4868
Den Helder4881
Deurne2973
Deventer3915
Diemen1863
Dijk en Waard3951
Dinkelland3030
Doesburg4211
Doetinchem8205
Dongen3462
Dordrecht5828
Drechterland3094
Drimmelen2647
Dronten3130
Druten3356
Duiven3624
Echt-Susteren2506
Edam-Volendam3069
Ede5232
Eemnes2347
Eemsdelta4352
Eersel3286
Eijsden-Margraten2455
Eindhoven4974
Elburg3041
Emmen4972
Enkhuizen3549
Enschede6361
Epe4344
Ermelo3035
Etten-Leur2926
Geertruidenberg2682
Geldrop-Mierlo2970
Gemert-Bakel2957
Gennep2865
Gilze en Rijen3477
Goeree-Overflakkee3432
Goes2959
Goirle2921
Gooise Meren2634
Gorinchem2676
Gouda5673
Groningen (gemeente)6832
Gulpen-Wittem2737
Haaksbergen2957
Haarlem7715
Haarlemmermeer3022
Halderberge2876
Hardenberg2921
Harderwijk7915
Hardinxveld-Giessendam3421
Harlingen2990
Hattem3196
Heemskerk3303
Heemstede2519
Heerde3701
Heerenveen3512
Heerlen7433
Heeze-Leende3148
Heiloo2778
Hellendoorn3269
Helmond3953
Hendrik-Ido-Ambacht3205
Hengelo (O.)3786
Het Hogeland3048
Heusden3485
Hillegom3455
Hilvarenbeek3095
Hilversum3412
Hoeksche Waard3734
Hof van Twente3328
Hollands Kroon3993
Hoogeveen3916
Hoorn5090
Horst aan de Maas3803
Houten3525
Huizen2650
Hulst3644
Kampen3620
Kapelle2992
Katwijk2986
Kerkrade3135
Koggenland358
Krimpen aan den IJssel3286
Krimpenerwaard3124
Laarbeek2070
Land van Cuijk3584
Landsmeer2755
Lansingerland2968
Laren (NH.)1639
Leeuwarden9677
Leiden7280
Leiderdorp3199
Leidschendam-Voorburg3155
Lelystad3804
Leudal3646
Leusden3011
Lingewaard3036
Lisse3864
Lochem2950
Loon op Zand2764
Lopik3688
Losser3918
Maasdriel3409
Maasgouw2598
Maashorst3907
Maassluis3166
Maastricht4888
Meerssen2739
Meierijstad3204
Meppel4020
Middelburg (Z.)3327
Midden-Delfland3186
Midden-Drenthe4526
Midden-Groningen2942
Moerdijk2538
Molenlanden2369
Montferland3617
Montfoort3256
Mook en Middelaar3429
Neder-Betuwe3126
Nederweert2804
Nieuwegein3513
Nieuwkoop3352
Nijkerk3407
Nijmegen6065
Nissewaard3872
Noordenveld2739
Noordoostpolder2890
Noordwijk3101
Nuenen, Gerwen en Nederwetten3066
Nunspeet2848
Oegstgeest3302
Oirschot2861
Oisterwijk2879
Oldambt2942
Oldebroek3157
Oldenzaal3567
Olst-Wijhe3044
Ommen3111
Oost Gelre3509
Oosterhout3050
Ooststellingwerf3333
Opmeer3671
Opsterland3103
Oss4512
Oude IJsselstreek3311
Ouder-Amstel1866
Overbetuwe3823
Papendrecht3228
Peel en Maas2343
Pekela2519
Pijnacker-Nootdorp3885
Purmerend3745
Putten2621
Raalte2856
Reimerswaal3459
Renkum3385
Renswoude3653
Reusel-De Mierden3665
Rheden3289
Rhenen2981
Ridderkerk2760
Rijssen-Holten4097
Rijswijk (ZH.)3748
Roerdalen3238
Roermond2495
Roosendaal2824
Rotterdam6133
Rozendaal4527
Rucphen4059
Schagen3563
Scherpenzeel3280
Schiedam3605
Schiermonnikoog2200
Schouwen-Duiveland3551
Simpelveld2634
Sint-Michielsgestel3219
Sittard-Geleen3524
Sliedrecht2996
Sluis2528
Smallingerland3179
Soest2468
Someren3250
Son en Breugel2812
Stadskanaal2959
Staphorst3551
Stede Broec3067
Steenbergen3486
Steenwijkerland3862
Stein (L.)2964
Stichtse Vecht2441
Terneuzen4357
Terschelling2848
Texel3480
Teylingen3565
Tholen4418
Tiel3293
Tilburg6026
Tubbergen3169
Twenterand3807
Tynaarlo3618
Tytsjerksteradiel4088
Uitgeest2486
Uithoorn2824
Urk3391
Utrecht (gemeente)9089
Utrechtse Heuvelrug2797
Vaals4627
Valkenburg aan de Geul2418
Valkenswaard3204
Veendam727
Veenendaal3177
Veere4020
Veldhoven2836
Velsen3581
Venlo5388
Venray3535
Vijfheerenlanden2671
Vlaardingen4428
Vlieland2840
Vlissingen11199
Voerendaal2720
Voorne aan Zee2359
Voorschoten2857
Voorst3675
Vught3597
Waadhoeke2938
Waalwijk3338
Waddinxveen2666
Wageningen2188
Wassenaar2712
Waterland3061
Weert3576
West Betuwe3848
West Maas en Waal4125
Westerkwartier3217
Westerveld3370
Westervoort3657
Westerwolde3866
Westland3129
Weststellingwerf3429
Wierden3625
Wijchen3106
Wijdemeren2051
Wijk bij Duurstede3252
Winterswijk4006
Woensdrecht3170
Woudenberg2660
Zaanstad4643
Zaltbommel2903
Zandvoort2949
Zeewolde3002
Zeist3243
Zoetermeer2529
Zoeterwoude3514
Zuidplas2694
Zundert2596
Zutphen3292
Zwartewaterland3103
Zwijndrecht3326
Zwolle6895

2.2 Persoonskenmerken

De grootste groep cliënten die individuele hulp en ondersteuning vanuit de Wmo ontvangt is 75 tot 85 jaar. Het aantal Wmo-cliënten neemt in de periode 2017 tot en met 2023 voor alle leeftijdsgroepen toe. In de periode 2022 – 2023 neemt vooral de groep mensen van 75 tot 85 jaar toe.

2.2.1 Wmo-cliënten naar leeftijd
JaarJonger dan 30 jaar30 tot 45 jaar45 tot 60 jaar60 tot 75 jaar75 tot 85 jaar85 jaar of ouder
20179605590740151410224515271375202160
201810485094230156695235230273415200810
2019112980103205167670261610299495216895
2020118675109465173085277405313335224710
2021
2022116470110985167960286165332110226255
2023115790111120164500285750343630226960

Wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van het totaal aantal Wmo-cliënten uitgesplitst naar inkomensgroep4) valt vooral de daling van het aantal personen in de categorie 10 duizend tot 15 duizend euro op. In dezelfde periode neemt het aantal cliënten in de volgende inkomensgroep van 15 duizend tot 20 duizend euro juist toe. De overige inkomensgroepen laten over het algemeen een lichte toename zien van het aantal Wmo-cliënten in de periode 2017 tot en met 2023.

2.2.2 Wmo-cliënten naar inkomen
JaarMinder dan 10.000 euro10.000 tot 15.000 euro15.000 tot 20.000 euro20.000 tot 30.000 euro30.000 tot 40.000 euro40.000 tot 50.000 euro50.000 tot 100.000 euroMeer dan 100.000 euroOnbekend
20173035519968022568526816511996564875992651756010710
201830865189300223965285010127355694651070451984012390
201932900127280300995309935146785810901256552489012330
202026675122825308175324415157235886651420552928011605
2021
202228045493853253653414851792551014751660003828510655
202327050442553144653481151846701056551713954140010735

2.3 Verdeling naar hoofdcategorieën

De Wmo-maatwerkvoorzieningen waarvan de meeste cliënten gebruik maken vallen binnen de hoofdcategorie hulpmiddelen en diensten (grafiek 2.3.1). Hierbij valt te denken aan woondiensten, vervoersdiensten, vervoervoorzieningen, woonvoorzieningen en overige hulpmiddelen. Het aantal cliënten dat van hulpmiddelen en diensten gebruik maakt neemt toe van bijna 683 duizend cliënten in 2017 naar 774 duizend cliënten in 2023.
Vanaf 2019 werd de inkomensafhankelijke bijdrage deels en in 2020 helemaal afgeschaft en vervangen door een abonnementstarief. Dit betekent dat er een maximumtarief van 19 euro voor de eigen bijdrage per maand ingevoerd werd om van Wmo-voorzieningen gebruik te maken, ongeacht het inkomen of vermogen van een huishouden. Sinds de afschaffing van de inkomensafhankelijke bijdrage nam de vraag naar Wmo-voorzieningen toe, vooral voor hulp bij het huishouden. In 2023 bedroeg het aantal cliënten ruim 535 duizend. Met name huishoudens met hogere inkomens gebruikten vaker hulp bij het huishouden.

Ondersteuning thuis is qua omvang de derde grootste hoofdcategorie bij de Wmo-maatwerkvoorzieningen. Bij deze categorie moet gedacht worden aan begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, overige ondersteuning gericht op het individu of huishouden/gezin, dagbesteding en overige groepsgerichte ondersteuning. Het aantal cliënten binnen deze categorie steeg van 234 duizend gebruikers in 2017 naar ruim 261 duizend in 2020 en nam daarna licht af tot bijna 251 duizend in 2023.

De hoofdcategorie verblijf en opvang kent het kleinste aantal Wmo-cliënten, maar betreft wel vaak een dure maatwerkvoorziening. Deze categorie omvat beschermd wonen, (spoed)opvang en overig beschermd wonen en opvang. Vaak woont de Wmo-gerechtigde namelijk niet zelfstandig thuis maar ergens anders, bijvoorbeeld in een instelling. Het aantal cliënten dat gebruik maakte van voorzieningen in deze hoofdcategorie nam toe van bijna 32 duizend in 2017 naar ruim 47 duizend in 2020. In 2022 en 2023 lag dit aantal beduidend lager met ruim 34 duizend. De afname hangt samen met het overhevelen van een deel van de maatwerkvoorziening beschermd wonen van de Wmo naar de Wlz-GGZ-wonen, waardoor het aantal cliënten dat van deze maatwerkvoorziening gebruik maakt lager is vanaf 2021.

Cliënten kunnen meerdere en verschillende maatwerkvoorzieningen gebruiken in de Wmo. Het aantal opgetelde cliënten per categorie maatwerkvoorziening is daarom groter dan het totaal aantal cliënten. Dit wordt ook wel stapeling van maatwerkvoorzieningen genoemd. Wanneer de aandelen van elke afzonderlijke hoofdgroep maatwerkvoorziening worden opgeteld komt het totale percentage door de jaren heen op 129 procent uit. De laatste jaren is dit 128 procent, en daarmee bijna constant.

2.3.1 Wmo-cliënten naar type maatwerkvoorziening
jaarHulp bij het huishoudenHulpmiddelen en dienstenOndersteuning thuisVerblijf en opvang
201738984068298523411531900
201837590070057024010539935
201943759575341525353545075
202049515576775026149047295
2021508460770275256735
202252766577252025334033805
202353531077402525097533560

Wanneer naar de totale uitgaven per maatwerkvoorziening wordt gekeken is zichtbaar dat de meeste uitgaven door gemeenten worden gemaakt binnen de categorie verblijf en opvang (grafiek 2.3.2). Vanaf 2021 dalen deze uitgaven echter, wat te maken heeft met de eerder genoemde overgang van een deel van de maatwerkvoorziening beschermd wonen naar de Wlz. Vanaf 2021 gingen de meeste uitgaven van gemeenten naar ondersteuning thuis. De uitgaven aan maatwerk in de hoofdcategorie hulp bij het huishouden stijgen het meest over de jaren heen. Was het aandeel in de totale uitgaven in 2017 nog 20 procent, in 2023 was dit 29 procent. Dit heeft onder meer te maken met het afschaffen van de inkomensafhankelijke bijdrage, waarna ook hogere inkomens deze maatwerkvoorziening vaker aanvroegen en mogelijk de overheveling van verblijf naar Wlz-GGZ-wonen. De uitgaven aan hulpmiddelen en diensten zijn lager dan die van de andere hoofdcategorieën.

2.3.2 Wmo-uitgaven naar type maatwerkvoorziening
jaarTotaal (x 1 000 000 euro)Ondersteuning thuis (x 1 000 000 euro)Hulp bij het huishouden (x 1 000 000 euro)Hulpmiddelen en diensten (x 1 000 000 euro)Verblijf en opvang (x 1 000 000 euro)
2017459713899385421728
2018494015269915901820
20195310162011466721851
20205598165913156771925
20215105169013996621332
20225115166614566941279
20235484171915907841372

4) Het gaat hier om het belastbaar inkomen uit box 1, 2 en 3, gesommeerd over alle leden van het huishouden, per jaar.

3. Ondersteuning thuis

3.1 Totaalbeeld ondersteuning thuis

Zoals eerder genoemd bevat de hoofdcategorie ondersteuning thuis: begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, overige ondersteuning gericht op het individu of huishouden/gezin, dagbesteding en overige groepsgerichte ondersteuning. Dit hoofdstuk geeft het totaalbeeld over ondersteuning thuis en belicht twee maatwerkvoorzieningen uit deze hoofdcategorie namelijk begeleiding en dagbesteding.

Grafiek 3.1.1 geeft het aantal cliënten weer dat gebruik maakt van de voorzieningen binnen ondersteuning thuis. Het aantal cliënten voor deze hoofdcategorie nam toe van ruim 234 duizend in 2017 tot ruim 261 duizend in 2020. Vanaf 2022 daalde dit licht. Relatief gezien maken door de jaren heen 14 tot 15 cliënten per duizend inwoners van Nederland gebruik van de maatwerkvoorziening ondersteuning thuis.

3.1.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening ondersteuning thuis
jaarCliënten
2017234115
2018240105
2019253535
2020261490
2021256735
2022253340
2023250975

Het aantal cliënten dat in 2023 gebruik maakt van de maatwerkvoorziening ondersteuning thuis loopt op gemeenteniveau uiteen van minder dan 5 personen per 1 000 inwoners tot meer dan 20 per 1 000 inwoners (figuur 3.1.2). Vooral in de provincies Friesland, Gelderland, Overijssel, Zeeland en Zuid-limburg komen gemeenten voor waar meer dan 20 personen per 1 000 inwoners gebruik maken van ondersteuning thuis.

3.1.2 Wmo-cliënten met maatwerkvoorziening ondersteuning thuis per 1 000 inwoners, 2023
GemeenteWmo-cliënten per 1 000 inwoners
Groningen14
Almere9
Stadskanaal20
Veendam10
Zeewolde12
Achtkarspelen21
Ameland10
Harlingen18
Heerenveen22
Leeuwarden20
Ooststellingwerf15
Opsterland14
Schiermonnikoog
Smallingerland30
Terschelling14
Weststellingwerf17
Assen22
Coevorden13
Emmen17
Hoogeveen22
Meppel20
Almelo27
Borne16
Dalfsen12
Deventer19
Enschede24
Haaksbergen14
Hardenberg16
Hellendoorn18
Hengelo27
Kampen18
Losser18
Noordoostpolder15
Oldenzaal21
Ommen1
Raalte17
Staphorst14
Tubbergen28
Urk9
Wierden13
Zwolle2
Aalten17
Apeldoorn24
Arnhem39
Barneveld0
Beuningen17
Brummen16
Buren11
Culemborg15
Doesburg20
Doetinchem17
Druten16
Duiven15
Ede18
Elburg16
Epe15
Ermelo19
Harderwijk17
Hattem14
Heerde15
Lochem12
Maasdriel16
Nijkerk17
Nijmegen16
Oldebroek16
Putten10
Renkum21
Rheden17
Rozendaal
Scherpenzeel
Tiel20
Voorst16
Wageningen19
Westervoort19
Winterswijk19
Wijchen15
Zaltbommel15
Zevenaar12
Zutphen21
Nunspeet17
Dronten12
Amersfoort17
Baarn11
De Bilt15
Bunnik12
Bunschoten10
Eemnes5
Houten6
Leusden11
Lopik5
Montfoort8
Renswoude12
Rhenen16
Soest10
Utrecht10
Veenendaal23
Woudenberg6
Wijk bij Duurstede13
IJsselstein7
Zeist21
Nieuwegein14
Aalsmeer11
Alkmaar19
Amstelveen10
Amsterdam10
Bergen (NH.)10
Beverwijk15
Blaricum5
Bloemendaal7
Castricum10
Diemen6
Edam-Volendam8
Enkhuizen5
Haarlem7
Haarlemmermeer10
Heemskerk14
Heemstede6
Heiloo12
Den Helder17
Hilversum15
Hoorn1
Huizen9
Landsmeer7
Laren5
Medemblik0
Oostzaan5
Ouder-Amstel9
Purmerend20
Schagen12
Texel12
Uitgeest10
Uithoorn13
Velsen13
Zandvoort4
Zaanstad13
Alblasserdam13
Alphen aan den Rijn3
Barendrecht10
Drechterland2
Capelle aan den IJssel16
Delft1
Dordrecht19
Gorinchem14
Gouda23
's-Gravenhage4
Hardinxveld-Giessendam15
Hendrik-Ido-Ambacht11
Stede Broec3
Hillegom15
Katwijk13
Krimpen aan den IJssel13
Leiden16
Leiderdorp7
Lisse17
Maassluis11
Nieuwkoop2
Noordwijk11
Oegstgeest9
Oudewater8
Papendrecht14
Ridderkerk13
Rotterdam28
Rijswijk0
Schiedam11
Sliedrecht18
Albrandswaard8
Vlaardingen12
Voorschoten7
Waddinxveen11
Wassenaar8
Woerden17
Zoetermeer3
Zoeterwoude6
Zwijndrecht16
Borsele14
Goes21
West Maas en Waal14
Hulst13
Kapelle17
Middelburg16
Reimerswaal10
Terneuzen20
Tholen19
Veere12
Vlissingen22
De Ronde Venen11
Tytsjerksteradiel17
Asten15
Baarle-Nassau14
Bergen op Zoom21
Best14
Boekel14
Boxtel15
Breda16
Deurne17
Pekela5
Dongen10
Eersel17
Eindhoven3
Etten-Leur17
Geertruidenberg19
Gilze en Rijen14
Goirle14
Helmond15
's-Hertogenbosch17
Heusden10
Hilvarenbeek12
Loon op Zand14
Nuenen, Gerwen en Nederwetten11
Oirschot9
Oisterwijk11
Oosterhout19
Oss20
Rucphen17
Sint-Michielsgestel14
Someren13
Son en Breugel11
Steenbergen17
Waterland11
Tilburg22
Valkenswaard19
Veldhoven19
Vught14
Waalre13
Waalwijk19
Woensdrecht13
Zundert11
Wormerland9
Landgraaf3
Beek17
Beesel2
Bergen (L.)2
Brunssum20
Gennep3
Heerlen2
Kerkrade29
Maastricht25
Meerssen15
Mook en Middelaar15
Nederweert10
Roermond22
Simpelveld13
Stein15
Vaals12
Venlo4
Venray4
Voerendaal14
Weert20
Valkenburg aan de Geul13
Lelystad16
Horst aan de Maas16
Oude IJsselstreek16
Teylingen15
Utrechtse Heuvelrug18
Oost Gelre14
Koggenland1
Lansingerland6
Leudal13
Maasgouw13
Gemert-Bakel12
Halderberge13
Heeze-Leende11
Laarbeek7
Reusel-De Mierden19
Roerdalen14
Roosendaal15
Schouwen-Duiveland13
Aa en Hunze11
Borger-Odoorn15
De Wolden12
Noord-Beveland14
Wijdemeren10
Noordenveld12
Twenterand21
Westerveld12
Lingewaard13
Cranendonck13
Steenwijkerland18
Moerdijk12
Echt-Susteren15
Sluis14
Drimmelen10
Bernheze14
Alphen-Chaam10
Bergeijk15
Bladel20
Gulpen-Wittem10
Tynaarlo11
Midden-Drenthe13
Overbetuwe14
Hof van Twente15
Neder-Betuwe13
Rijssen-Holten16
Geldrop-Mierlo19
Olst-Wijhe17
Dinkelland26
Westland0
Midden-Delfland1
Berkelland18
Bronckhorst13
Sittard-Geleen28
Dantumadiel19
Zuidplas9
Peel en Maas2
Oldambt20
Zwartewaterland13
S�dwest-Frysl�n2
Bodegraven-Reeuwijk11
Eijsden-Margraten8
Stichtse Vecht16
Hollands Kroon6
Leidschendam-Voorburg14
Goeree-Overflakkee12
Pijnacker-Nootdorp5
Nissewaard13
Krimpenerwaard13
De Fryske Marren10
Gooise Meren9
Berg en Dal17
Meierijstad16
Waadhoeke15
Westerwolde17
Midden-Groningen17
Beekdaelen15
Montferland17
Altena13
West Betuwe12
Vijfheerenlanden6
Hoeksche Waard13
Het Hogeland17
Westerkwartier14
Noardeast-Frysl�n22
Molenlanden9
Eemsdelta15
Dijk en Waard14
Land van Cuijk17
Maashorst19
Voorne aan Zee10
 

In grafiek 3.1.3 zijn de Wmo-uitgaven in Nederland voor de hoofdcategorie ondersteuning thuis per jaar weergegeven. Hieruit blijkt dat de kosten voor ondersteuning thuis zijn gestegen van bijna 1,4 miljard euro in 2017 naar ruim 1,7 miljard euro in 2023. De jaarlijkse kosten zijn telkens hoger dan in het voorgaande jaar met uitzondering van 2022. Toen daalden de uitgaven licht. De relatieve uitgaven aan voorzieningen binnen de hoofdcategorie ondersteuning thuis schommelen door de jaren heen rond de 30 procent van de totale Wmo-uitgaven; in 2023 was dit percentage 31 procent.

3.1.3 Uitgaven voor Wmo-maatwerkvoorziening ondersteuning thuis
jaarUitgaven (in miljoenen euro's) (x 1 000 000 euro)
20171389
20181526
20191620
20201659
20211690
20221666
20231719

Het aantal mensen van 75 tot 85 jaar en 85 jaar of ouder dat gebruik maakt van voorzieningen binnen de categorie ondersteuning thuis daalt vanaf 2017 en nam vooral vanaf 2019 af. Bij de andere leeftijdsgroepen neemt het aantal cliënten tot en met 2020 toe. In de leeftijdscategorieën jonger dan 30 jaar en 45 tot 60 jaar nam het aantal cliënten na 2020 langzaam af. Het aantal cliënten van 30 tot 45 jaar en van 60 tot 75 jaar nam ook na 2020 licht toe (grafiek 3.1.4).

3.1.4 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening ondersteuning thuis naar leeftijd
0Jonger dan 30 jaar30 tot 45 jaar45 tot 60 jaar60 tot 75 jaar75 tot 85 jaar85 jaar of ouder
2017493904662054300356452839019765
2018521404728056110378702778018915
2019551355071559625408602840518795
2020577705418562435433102686016935
2021570105443561370433702537515175
2022550505497560365437852523013935
2023545355496059395440752489513115

Wanneer wordt gekeken naar het persoonskenmerk (huishoud)inkomen valt op dat het aandeel personen in de inkomenscategorie 10 duizend tot 15 duizend euro met name van 2018 op 2019 daalt, en dat de omvang van de inkomensgroep daarboven, 15 duizend tot 20 duizend euro, stijgt. De toename van het totaal aantal cliënten in de periode 2017 tot en met 2023 komt met name door cliënten met een inkomen van 30 duizend euro en hoger (grafiek 3.1.5).

3.1.5 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening ondersteuning thuis naar inkomen
InkomenMinder dan 10.000 euro10.000-15.000 euro15.000-20.000 euro20.000-30.000 euro30.000-40.000 euro40.000-50.000 euro50.000-100.000 euroMeer dan 100.000 euro
2017112605517541835494902592515520257104470
2018117655425042070508052677516260273405210
2019121302851571260519152903017985310256335
2020121152803572355525702958519245352107350
2021115052010073875511152923519690378108805
2022105401380074395519902905020065394259850
2023978012285704955202528720203704164011545

3.2 Ondersteuning thuis: subcategorie begeleiding

In deze en de volgende paragraaf worden twee onderdelen van de maatwerkvoorziening ondersteuning thuis besproken: begeleiding en dagbesteding.

Begeleiding omvat activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, zodat deze zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven5). Te denken valt aan:

  • hulp bij praktische zaken zoals: administratie, geldbeheer, post afhandelen en meer,
  • gesprekken voeren over zingeving, aandacht en motivatie,
  • hulp bij contacten en communicatie,
  • leren om zelf de regie te houden zoals het maken van een planning.

In grafiek 3.2.1 is het aantal cliënten weergegeven dat gebruik maakt van begeleiding. In 2017 maakten circa 188 duizend cliënten hiervan gebruik. Later loopt het aantal op naar circa 212 duizend cliënten in 2020, waarna het aantal cliënten geleidelijk daalt naar ongeveer 204 duizend in 2023. Relatief gezien maakten in Nederland in de afgelopen jaren circa 11 tot 12 van de duizend inwoners gebruik van begeleiding.

3.2.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening begeleiding
jaarCliënten
2017187975
2018188765
2019203510
2020212115
2021208355
2022204465
2023203695

3.3 Ondersteuning thuis: subcategorie dagbesteding

Bij de subcategorie dagbesteding gaat het om dagbesteding onder toezicht van professionele begeleiders. Grafiek 3.3.1 beschrijft het aantal cliënten dat in Nederland gebruik maakt van de dagbesteding. De trend is over het algemeen dalend: waar het aantal cliënten dat gebruik maakt van dagbesteding in 2017 nog ruim 87 duizend bedroeg, is dat aantal in 2023 gedaald naar ongeveer 67 duizend. Relatief gezien maakte in 2023 circa 4 op de duizend inwoners in Nederland gebruik van dagbesteding.

3.3.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening dagbesteding
jaarCliënten
201787005
201881825
201984870
202082255
202176875
202273790
202367035

5) Uit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

4. Hulp bij het huishouden

Grafiek 4.1 toont het aantal cliënten dat gebruik maakt van voorzieningen in de hoofdcategorie hulp bij het huishouden. In 2017 maakten bijna 390 duizend cliënten gebruik van deze maatwerkvoorziening. Na een lichte daling in 2018, nam het aantal cliënten gestaag toe tot 535 duizend in 2023. Zoals eerder vermeld werd vanaf 2019 de inkomensafhankelijke bijdrage deels en in 2020 helemaal afgeschaft en vervangen door het abonnementstarief. Er werd, ongeacht het inkomen of vermogen, een maximumtarief van 19 euro eigen bijdrage per maand ingevoerd om gebruik te maken van Wmo-maatwerkvoorzieningen. Vooral onder huishoudens met hogere inkomens nam de vraag naar hulp bij het huishouden toe. Relatief gezien steeg het aantal cliënten dat gebruik maakt van hulp bij het huishouden van 23 cliënten per duizend inwoners in 2017 naar 30 cliënten per duizend inwoners in 2023.

4.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden
jaarCliënten
2017389840
2018375900
2019437595
2020495155
2021508460
2022527665
2023535310

Het aantal cliënten dat in 2023 gebruik maakt van de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden loopt op gemeenteniveau uiteen van minder dan 15 personen per 1 000 inwoners tot meer dan 60 per 1 000 inwoners (figuur 4.2). Vooral in delen van de noordelijke provincies, Noord Brabant, Overijssel, Zeeland, Zuid-Limburg komen gemeenten voor met een relatief hoog aantal inwoners dat gebruik maakt van hulp bij het huishouden. In de Randstad ligt dit relatieve aantal lager.

4.2 Wmo-cliënten met maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden per 1 000 inwoners, 2023
GemeenteWmo-cliënten per 1 000 inwoners
Groningen26
Almere13
Stadskanaal63
Veendam44
Zeewolde24
Achtkarspelen36
Ameland32
Harlingen42
Heerenveen42
Leeuwarden34
Ooststellingwerf37
Opsterland33
Schiermonnikoog32
Smallingerland38
Terschelling30
Vlieland23
Weststellingwerf35
Assen34
Coevorden44
Emmen50
Hoogeveen45
Meppel34
Almelo44
Borne42
Dalfsen27
Deventer34
Enschede41
Haaksbergen32
Hardenberg33
Hellendoorn36
Hengelo45
Kampen28
Losser44
Noordoostpolder27
Oldenzaal50
Ommen31
Raalte34
Staphorst14
Tubbergen38
Urk13
Wierden35
Aalten43
Apeldoorn34
Arnhem34
Barneveld17
Beuningen33
Brummen39
Buren25
Culemborg28
Doesburg51
Doetinchem43
Druten39
Duiven40
Ede28
Elburg25
Epe37
Ermelo31
Harderwijk33
Hattem33
Lochem35
Maasdriel33
Nijkerk25
Nijmegen33
Oldebroek28
Putten25
Renkum37
Rheden48
Rozendaal15
Scherpenzeel30
Tiel30
Voorst40
Wageningen17
Westervoort40
Winterswijk38
Wijchen38
Zaltbommel28
Zevenaar28
Zutphen37
Nunspeet26
Dronten25
Amersfoort24
Baarn34
De Bilt21
Bunnik26
Bunschoten32
Eemnes23
Houten19
Leusden21
Lopik20
Montfoort29
Renswoude17
Rhenen26
Soest26
Utrecht19
Veenendaal25
Woudenberg26
Wijk bij Duurstede30
IJsselstein28
Zeist28
Nieuwegein31
Aalsmeer22
Alkmaar30
Amstelveen24
Amsterdam18
Bergen (NH.)32
Beverwijk34
Blaricum24
Bloemendaal27
Castricum24
Diemen20
Edam-Volendam20
Enkhuizen2
Haarlem29
Haarlemmermeer19
Heemskerk16
Heemstede30
Heiloo25
Den Helder40
Hilversum28
Hoorn3
Huizen31
Landsmeer23
Laren18
Medemblik1
Oostzaan21
Opmeer3
Ouder-Amstel24
Purmerend39
Schagen29
Texel28
Uitgeest17
Uithoorn24
Velsen34
Zandvoort34
Zaanstad29
Alblasserdam31
Alphen aan den Rijn23
Barendrecht28
Drechterland2
Capelle aan den IJssel37
Delft1
Dordrecht37
Gorinchem35
Gouda28
's-Gravenhage29
Hardinxveld-Giessendam28
Hendrik-Ido-Ambacht30
Stede Broec2
Hillegom30
Katwijk27
Krimpen aan den IJssel34
Leiden24
Leiderdorp31
Lisse30
Maassluis33
Nieuwkoop19
Noordwijk25
Oegstgeest26
Oudewater27
Papendrecht38
Ridderkerk42
Rotterdam36
Rijswijk1
Schiedam33
Sliedrecht36
Albrandswaard25
Vlaardingen37
Voorschoten24
Waddinxveen21
Wassenaar23
Woerden22
Zoetermeer32
Zoeterwoude22
Zwijndrecht41
Borsele30
Goes40
West Maas en Waal29
Hulst35
Kapelle33
Middelburg29
Reimerswaal24
Terneuzen44
Tholen36
Veere25
Vlissingen38
De Ronde Venen22
Tytsjerksteradiel33
Asten28
Baarle-Nassau42
Bergen op Zoom46
Best27
Boekel26
Boxtel32
Breda29
Deurne36
Pekela54
Dongen33
Eersel31
Eindhoven32
Etten-Leur39
Geertruidenberg41
Gilze en Rijen42
Goirle35
Helmond38
's-Hertogenbosch26
Heusden37
Hilvarenbeek28
Loon op Zand40
Nuenen, Gerwen en Nederwetten25
Oirschot27
Oisterwijk28
Oosterhout44
Oss32
Rucphen38
Sint-Michielsgestel32
Someren25
Son en Breugel28
Steenbergen42
Waterland30
Tilburg39
Valkenswaard38
Veldhoven39
Vught30
Waalre36
Waalwijk33
Woensdrecht39
Zundert38
Wormerland30
Landgraaf50
Beek40
Beesel39
Bergen (L.)38
Brunssum57
Gennep33
Heerlen51
Kerkrade57
Maastricht41
Meerssen44
Mook en Middelaar34
Nederweert33
Roermond35
Simpelveld37
Stein36
Vaals35
Venlo42
Venray36
Voerendaal42
Weert35
Valkenburg aan de Geul45
Lelystad29
Horst aan de Maas32
Oude IJsselstreek40
Teylingen21
Utrechtse Heuvelrug25
Oost Gelre30
Koggenland3
Lansingerland20
Leudal31
Maasgouw36
Gemert-Bakel29
Halderberge35
Heeze-Leende26
Laarbeek18
Reusel-De Mierden32
Roerdalen39
Roosendaal36
Schouwen-Duiveland39
Aa en Hunze33
Borger-Odoorn44
De Wolden34
Noord-Beveland38
Wijdemeren31
Noordenveld34
Twenterand42
Westerveld35
Lingewaard38
Cranendonck32
Steenwijkerland41
Moerdijk29
Echt-Susteren42
Sluis47
Drimmelen33
Bernheze26
Alphen-Chaam31
Bergeijk34
Bladel31
Gulpen-Wittem39
Tynaarlo27
Midden-Drenthe41
Overbetuwe28
Hof van Twente42
Neder-Betuwe26
Rijssen-Holten34
Geldrop-Mierlo31
Olst-Wijhe32
Dinkelland34
Westland1
Midden-Delfland2
Berkelland40
Bronckhorst39
Sittard-Geleen50
Dantumadiel39
Zuidplas24
Peel en Maas5
Oldambt54
Zwartewaterland22
S�dwest-Frysl�n39
Bodegraven-Reeuwijk22
Eijsden-Margraten35
Stichtse Vecht24
Hollands Kroon20
Leidschendam-Voorburg30
Goeree-Overflakkee25
Pijnacker-Nootdorp8
Nissewaard35
Krimpenerwaard25
De Fryske Marren30
Gooise Meren26
Berg en Dal37
Meierijstad32
Waadhoeke35
Westerwolde58
Midden-Groningen39
Beekdaelen41
Montferland44
Altena27
West Betuwe23
Vijfheerenlanden26
Hoeksche Waard30
Het Hogeland34
Westerkwartier29
Noardeast-Frysl�n36
Molenlanden22
Eemsdelta41
Dijk en Waard19
Land van Cuijk31
Maashorst34
Voorne aan Zee36

In grafiek 4.3 staan de Wmo-uitgaven in Nederland voor de hoofdcategorie hulp bij het huishouden weergegeven. Hieruit blijkt dat deze kosten gestegen zijn van ruim 0,9 miljard euro in 2017 naar bijna 1,6 miljard euro in 2023. Dit hangt samen met het toegenomen aantal cliënten dat van deze maatwerkvoorziening gebruik maakt evenals inflatie. Het relatieve aandeel van deze vorm van ondersteuning binnen de totale Wmo-uitgaven neemt toe. Waar in 2017 nog slechts 20 procent van de totale Wmo-uitgaven toe te schrijven waren aan hulp bij het huishouden is dit percentage in 2023 opgelopen naar 29 procent. Dit valt samen met de eerder invoering van het abonnementstarief.

4.3 Uitgaven voor Wmo-maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden
jaarUitgaven (in miljoenen euro's) (x 1 000 000 euro)
2017938
2018991
20191146
20201315
20211399
20221456
20231590

Grafiek 4.4 toont de uitgaven per cliënt voor de hoofdcategorie hulp bij het huishouden. Uit deze grafiek blijkt dat de kosten per cliënt voor deze vorm van Wmo gestegen zijn. In 2017 bedroegen de uitgaven bijna 2,4 duizend euro per cliënt. Na een aantal jaren waarin de uitgaven ongeveer 2,6 duizend euro per cliënt bedroegen, stegen de gemiddelde uitgaven voor huishoudelijke hulp tot bijna drieduizend euro per cliënt in 2023.

4.4 Gemiddelde kosten per cliënt voor Wmo-maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden
jaarGemiddelde kosten (€)
20172407
20182636
20192618
20202655
20212751
20222759
20232971

Mensen van 75 tot 85 jaar ontvangen het meest hulp bij het huishouden (grafiek 4.5). Deze groep neemt in omvang ook het sterkst toe na een lichte afname 2018. Ook het aantal 60 tot 75-jarigen en mensen van 85 of ouder die hulp in het huishouden ontvangen neemt met name tot en met 2020 toe. De omvang van de groepen jongere cliënten blijft vrij constant.

4.5 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden naar leeftijd
 Jonger dan 30 jaar30 tot 45 jaar45 tot 60 jaar60 tot 75 jaar75 tot 85 jaar85 jaar of ouder
20172850174854371594020131360100420
2018282016680430009383012686592705
201933701998048685112870150180102515
202034852244554015131195171555112465
202133502254553690136585178925113370
202231602266553385137405193550117500
202329452266552490137560200865118785

De twee grootste groepen cliënten die in het kader van de Wmo hulp bij het huishouden ontvangen hebben een inkomen tussen 15 duizend en 20 duizend en tussen 20 duizend tot 30 duizend euro per jaar (grafiek 4.6). Het aantal cliënten in de groep met een inkomen van 15 duizend tot 20 duizend euro daalde na 2021 licht. De omvang van de groep cliënten met een inkomen van 20 duizend tot 30 duizend euro bleef toenemen. Mogelijk speelt inflatie hierbij een rol. De omvang van alle groepen cliënten met huishoudinkomens boven de 30 duizend euro per jaar namen toe vanaf 2019. Dit was het jaar waarin de inkomensafhankelijke bijdrage werd afgeschaft.

4.6 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden naar inkomen
 Minder dan 10 000 euro10 000 tot 15 000 euro15 000 tot 20 000 euro20 000 tot 30 000 euro30 000 tot 40 000 euro40 000 tot 50 000 euro50 000 tot 100 000 euro100 000 euro of meerOnbekend
201756909208011931011197032440124401294018101160
201846207875511183511685034510135651305015751140
201950606042513689513798048880214002273529701255
202048656078014615515634561395285003159041851335
202144303170515710016626570825337053778553101330
202240602073015533517635580500389654448060301210
202341451858014886018163085765418654693563901140

5. Verblijf en opvang

5.1 Totaalbeeld verblijf en opvang

In grafiek 5.1.1 is het aantal cliënten in Nederland dat gebruik maakt van verblijf en opvang weergegeven. Het aantal cliënten dat gebruik maakte van deze Wmo-voorziening steeg van bijna 32 duizend in 2017 naar ruim 47 duizend in 2020 en daalde drastisch in 2022 en 2023 tot bijna 34 duizend. Een deel van de cliënten viel na 2020 onder de Wlz in plaats van de Wmo. Relatief gezien ligt het aantal cliënten dat gebruik maakt van verblijf en opvang in Nederland de afgelopen twee jaar rond de 2 cliënten per duizend inwoners.

5.1.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening verblijf en opvang
jaarCliënten
201731900
201839935
201945075
202047295
2021
202233805
202333560

In grafiek 5.1.2 zijn de Wmo-uitgaven in Nederland voor de hoofdcategorie verblijf en opvang per jaar weergegeven. Hieruit blijkt dat de kosten aanvankelijk stegen van ruim 1,7 miljard euro in 2017 naar ruim 1,9 miljard euro in 2020. In 2021 daalden de uitgaven naar 1,3 miljard euro in 2022. De daling hangt samen met de eerder genoemde overheveling van een deel van de maatwerkvoorziening beschermd wonen van de Wmo naar de Wlz. In 2023 namen de uitgaven weer toe naar bijna 1,4 miljard euro. Waar in 2017 nog 37 procent van de totale Wmo-uitgaven aan verblijf en opvang werd besteed, daalde dit percentage naar 25 procent in 2023.

5.1.2 Uitgaven voor Wmo-maatwerkvoorziening verblijf en opvang
jaarUitgaven (in miljoenen euro's) (x 1 000 000 euro)
20171728
20181820
20191851
20201925
20211332
20221279
20231372

Grafiek 5.1.3 toont de uitgaven per cliënt voor de hoofdcategorie verblijf en opvang. Deze vorm van Wmo-ondersteuning kent relatief hoge uitgaven per cliënt. In 2017 bedroeg dit ruim 54 duizend euro per cliënt. In de jaren daarna daalden de uitgaven per cliënt en schommelen vanaf 2019 tussen de 38 duizend en 41 duizend euro.

5.1.3 Gemiddelde kosten per cliënt voor Wmo-maatwerkvoorziening verblijf en opvang
jaarGemiddelde kosten (€)
201754161
201845582
201941061
202040699
2021
202237839
202340873

Jongeren onder 30 jaar maken het meest gebruik van verblijf en opvang (grafiek 5.1.4). De grootte van deze groep nam toe van 2017 tot en met 2020. Na 2020 daalde het aantal cliënten in de verschillende leeftijdsgroepen, mede in verband met de overgang van een deel van de Wmo-cliënten naar de Wlz. In zijn algemeenheid geldt dat hoe hoger de leeftijd van de cliënt is, hoe minder er gebruik wordt gemaakt van deze voorziening. In de periode 2022 – 2023 nam alleen de groep cliënten jonger dan 30 jaar weer licht toe.

5.1.4 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening verblijf en opvang naar leeftijd
 Jonger dan 30 jaar30 tot 45 jaar45 tot 60 jaar60 tot 75 jaar75 tot 85 jaar85 jaar of ouder
201711635752078803755845265
201814635947099304700925275
201916625105101097555901095280
20201818511090110855700995235
2021
20221788581205830179515520
20231836081605340157511015

In grafiek 5.1.5 is te zien dat meer dan de helft van de mensen die gebruik maken van verblijf en opvang een inkomen heeft tot 20 duizend euro. Net als bij een aantal andere maatwerkvoorzieningen nam het aantal mensen met een inkomen tussen 10 duizend en 15 duizend euro per jaar af en tussen 15 duizend en 20 duizend euro toe.

5.1.5 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening verblijf en opvang naar inkomen
0Minder dan 10 000 euro10 000 tot 15 000 euro15 000 tot 20 000 euro20 000 tot 30 000 euro30 000 tot 40 000 euro40 000 tot 50 000 euro50 000 tot 100 000 euro100 000 euro of meerOnbekend
201762459415467535951720116528606601570
2018832511800613543251970132032207552080
20198980622513875503525551605392510201850
20209700652513985531025651760429011602000
2021000000000
2022706531758765355520801530435014351850
2023696529208400380519951465451016801825

5.2 Verblijf en opvang: subcategorie beschermd wonen

Grafiek 5.2.1 beschrijft het aantal cliënten dat in Nederland gebruik maakt van beschermd wonen. In 2017 maakten bijna 28 duizend cliënten gebruik van de Wmo-maatwerkvoorziening beschermd wonen. Dit aantal stijgt daarna tot bijna 40 duizend cliënten in 2020. De gedeeltelijke overheveling naar de Wlz in 2021 leidt tot een afname van het aantal cliënten. In 2022 en 2023 waren er bijna 27 duizend cliënten. In de jaren 2017 tot en met 2023 waren er gemiddeld 2 Wmo-cliënten per duizend inwoners die gebruik maakten van beschermd wonen.

5.2.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening beschermd wonen
jaarCliënten
201727800
201833655
201939015
202039650
2021
202226760
202326760

6. Hulpmiddelen en diensten

Grafiek 6.1 geeft het aantal Wmo-cliënten weer die gebruik maakten van de Wmo-maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten. Dit nam over de jaren gestaag toe van ruim 683 duizend cliënten in 2017 naar ruim 774 duizend cliënten in 2023 . Dit is daarmee qua aantal cliënten de grootste maatwerkregeling. In 2023 maakten gemiddeld 43 cliënten per duizend inwoners gebruik van hulpmiddelen en diensten.

6.1 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten
jaarCliënten
2017682985
2018700570
2019753415
2020767750
2021770275
2022772520
2023774025

Het aantal cliënten dat in 2023 gebruik maakt van de maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten loopt op gemeenteniveau uiteen van minder dan 20 personen per 1 000 inwoners tot meer dan 80 per 1 000 inwoners, zoals dat voor een paar gemeenten in de provincie Groningen het geval is (figuur 6.2).

6.2 Wmo-cliënten met maatwerkondersteuning hulpmiddelen en diensten per 1 000 inwoners, 2023
GemeenteWmo-cliënten per 1 000 inwoners
Groningen39
Almere16
Stadskanaal88
Veendam57
Zeewolde30
Achtkarspelen32
Ameland46
Harlingen61
Heerenveen58
Leeuwarden50
Ooststellingwerf54
Opsterland30
Schiermonnikoog30
Smallingerland52
Terschelling36
Vlieland54
Weststellingwerf33
Assen46
Coevorden34
Emmen39
Hoogeveen48
Meppel49
Almelo16
Borne47
Dalfsen29
Deventer52
Enschede72
Haaksbergen36
Hardenberg47
Hellendoorn43
Hengelo50
Kampen19
Losser37
Noordoostpolder36
Oldenzaal57
Ommen42
Raalte52
Staphorst16
Tubbergen40
Urk23
Wierden30
Zwolle54
Aalten42
Apeldoorn46
Arnhem25
Barneveld25
Beuningen38
Brummen38
Buren24
Culemborg40
Doesburg13
Doetinchem34
Druten63
Duiven33
Ede39
Elburg25
Epe16
Ermelo39
Harderwijk38
Hattem29
Heerde23
Lochem44
Maasdriel38
Nijkerk33
Nijmegen37
Oldebroek33
Putten29
Renkum52
Rheden47
Rozendaal17
Scherpenzeel36
Tiel55
Voorst34
Wageningen44
Westervoort33
Winterswijk29
Wijchen44
Zaltbommel43
Zevenaar47
Zutphen49
Nunspeet33
Dronten38
Amersfoort37
Baarn60
De Bilt39
Bunnik32
Bunschoten38
Eemnes25
Houten18
Leusden34
Lopik15
Montfoort16
Renswoude19
Rhenen33
Soest35
Utrecht37
Veenendaal41
Woudenberg33
Wijk bij Duurstede36
IJsselstein19
Zeist45
Nieuwegein21
Aalsmeer44
Alkmaar37
Amstelveen39
Amsterdam60
Bergen (NH.)51
Beverwijk41
Blaricum29
Bloemendaal49
Castricum42
Diemen58
Edam-Volendam32
Enkhuizen52
Haarlem45
Haarlemmermeer44
Heemskerk59
Heemstede52
Heiloo43
Den Helder55
Hilversum49
Hoorn46
Huizen39
Landsmeer40
Laren46
Medemblik34
Oostzaan31
Opmeer34
Ouder-Amstel67
Purmerend66
Schagen25
Texel30
Uitgeest31
Uithoorn46
Velsen50
Zandvoort66
Zaanstad35
Alblasserdam48
Alphen aan den Rijn21
Barendrecht44
Drechterland48
Capelle aan den IJssel47
Delft39
Dordrecht52
Gorinchem55
Gouda40
's-Gravenhage38
Hardinxveld-Giessendam49
Hendrik-Ido-Ambacht41
Stede Broec50
Hillegom37
Katwijk45
Krimpen aan den IJssel37
Leiden37
Leiderdorp43
Lisse38
Maassluis59
Nieuwkoop47
Noordwijk45
Oegstgeest29
Oudewater29
Papendrecht56
Ridderkerk57
Rotterdam50
Rijswijk36
Schiedam50
Sliedrecht72
Albrandswaard42
Vlaardingen62
Voorschoten38
Waddinxveen24
Wassenaar32
Woerden36
Zoetermeer39
Zoeterwoude12
Zwijndrecht59
Borsele44
Goes75
West Maas en Waal18
Hulst15
Kapelle48
Middelburg50
Reimerswaal36
Terneuzen24
Tholen12
Veere27
Vlissingen61
De Ronde Venen33
Tytsjerksteradiel28
Asten44
Baarle-Nassau39
Bergen op Zoom78
Best29
Boekel37
Boxtel43
Breda63
Deurne66
Pekela66
Dongen16
Eersel43
Eindhoven42
Etten-Leur58
Geertruidenberg76
Gilze en Rijen50
Goirle43
Helmond57
's-Hertogenbosch44
Heusden24
Hilvarenbeek44
Loon op Zand54
Nuenen, Gerwen en Nederwetten29
Oirschot32
Oisterwijk43
Oosterhout58
Oss58
Rucphen20
Sint-Michielsgestel34
Someren34
Son en Breugel40
Steenbergen68
Waterland52
Tilburg40
Valkenswaard49
Veldhoven52
Vught22
Waalre41
Waalwijk44
Woensdrecht55
Zundert51
Wormerland39
Landgraaf70
Beek46
Beesel46
Bergen (L.)23
Brunssum76
Gennep53
Heerlen62
Kerkrade79
Maastricht62
Meerssen64
Mook en Middelaar30
Nederweert33
Roermond48
Simpelveld49
Stein52
Venlo52
Venray40
Voerendaal49
Weert38
Valkenburg aan de Geul68
Lelystad43
Horst aan de Maas30
Oude IJsselstreek39
Teylingen33
Utrechtse Heuvelrug41
Oost Gelre34
Koggenland30
Lansingerland32
Leudal37
Maasgouw59
Gemert-Bakel48
Halderberge55
Heeze-Leende32
Laarbeek48
Reusel-De Mierden32
Roerdalen44
Roosendaal63
Schouwen-Duiveland42
Aa en Hunze51
Borger-Odoorn52
De Wolden31
Noord-Beveland54
Wijdemeren42
Noordenveld44
Twenterand32
Westerveld39
Lingewaard38
Cranendonck33
Steenwijkerland31
Moerdijk51
Echt-Susteren59
Sluis55
Drimmelen53
Bernheze39
Alphen-Chaam33
Bergeijk36
Bladel43
Gulpen-Wittem54
Tynaarlo28
Midden-Drenthe5
Overbetuwe30
Hof van Twente38
Neder-Betuwe35
Rijssen-Holten24
Geldrop-Mierlo32
Olst-Wijhe45
Dinkelland42
Westland34
Midden-Delfland30
Berkelland35
Bronckhorst27
Sittard-Geleen67
Dantumadiel44
Zuidplas38
Peel en Maas39
Oldambt85
Zwartewaterland32
S�dwest-Frysl�n52
Bodegraven-Reeuwijk31
Eijsden-Margraten53
Stichtse Vecht38
Hollands Kroon20
Leidschendam-Voorburg35
Goeree-Overflakkee41
Pijnacker-Nootdorp34
Nissewaard67
Krimpenerwaard39
De Fryske Marren34
Gooise Meren46
Berg en Dal48
Meierijstad36
Waadhoeke47
Westerwolde67
Midden-Groningen64
Beekdaelen49
Montferland52
Altena41
West Betuwe19
Vijfheerenlanden44
Hoeksche Waard25
Het Hogeland56
Westerkwartier48
Noardeast-Frysl�n43
Molenlanden43
Eemsdelta25
Dijk en Waard25
Land van Cuijk31
Maashorst30
Voorne aan Zee59

In grafiek 6.3 zijn de Wmo-uitgaven voor hulpmiddelen en diensten per jaar weergegeven. De kosten stegen vanaf 2017, vlakten af in 2021 en namen vanaf 2022 weer toe. De uitgaven komen in 2023 uit op ongeveer 784 miljoen euro. Waar in 2017 nog circa 12 procent van de totale Wmo-uitgaven werd besteed aan hulpmiddelen en diensten, was dit percentage in 2023 ruim 14 procent.

6.3 Uitgaven voor Wmo-maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten
jaarUitgaven (in miljoenen euro's) (x 1 000 000 euro)
2017542
2018590
2019672
2020677
2021662
2022694
2023784

In 2017 bedroegen de gemiddelde uitgaven voor hulpmiddelen en diensten bijna 800 euro per cliënt (grafiek 6.4). Daarna namen de uitgaven geleidelijk toe tot ongeveer duizend euro per cliënt in 2023. De gemiddelde kosten per cliënt liggen voor deze maatwerkvoorziening lager dan die voor hulp bij het huishouden en verblijf en opvang.

6.4 Gemiddelde kosten per cliënt voor Wmo-maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten
jaarGemiddelde kosten (€)
2017794
2018842
2019892
2020882
2021859
2022899
20231013

De grootste groep cliënten die gebruik maakt van de voorziening hulpmiddelen en diensten zijn mensen van 75 tot 85 jaar (grafiek 6.5). Het aantal mensen dat gebruik maakt van deze voorziening neemt onder de 60 jaar sterk af. In de periode 2018 – 2019 is het gebruik van deze voorzieningen met name onder cliënten van 60 jaar of ouder toegenomen. Na 2019 blijft de omvang van de leeftijdsgroepen vrij stabiel.

6.5 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten naar leeftijd
LeeftijdJonger dan 30 jaar30 tot 45 jaar45 tot 60 jaar60 tot 75 jaar75 tot 85 jaar85 jaar of ouder
2017371603223585400163590204900159700
2018383253255587135172050209450161050
2019403903486592370187205223795174785
2020410303575593295192880225200179595
2021405353630592345197215223885179985
2022405803726091610197000227910178160
2023409053781589750196115232820176615

Meer dan de helft van de personen die hulpmiddelen en diensten ontvangen hebben een inkomen tot 30 duizend euro per jaar (grafiek 6.6). Ook bij deze maatwerkregeling neemt het aantal mensen met een inkomen tussen 10 duizend en 15 duizend euro gestaag af en de omvang van de groep mensen met een inkomen tussen 15 duizend en 20 duizend euro toe.

6.6 Cliënten met Wmo-maatwerkvoorziening hulpmiddelen en diensten naar inkomen
 Minder dan 10 000 euro10 000 tot 15 000 euro15 000 tot 20 000 euro20 000 tot 30 000 euro30 000 tot 40 000 euro40 000 tot 50 000 euro50 000 tot 100 000 euro100 000 euro of meerOnbekend
201712085116995147735188435861354665568895119504100
201810645109255147215198890916954971575000137004455
201911330808501869602134951010955513583560165454445
202010395764251905802163151038905733589865188354115
20219760422302087252198601096755963595070213503970
202292652766520622022355011470062535100845236554080
202391752450019963022633011755564750102815249004375

7. Ontwikkelingen sociale basis

Een van de doelen van de Wmo 2015 is dat gemeenten ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De voorgaande hoofdstukken van deze rapportage gingen over individuele maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo. Een individuele maatwerkvoorziening in de Wmo is hulp op persoonlijke basis waarvoor de gemeente een individuele beschikking moet afgeven, bijvoorbeeld: een scootmobiel, huishoudelijke hulp, begeleiding, of een aanpassing aan de woning. Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend na positieve beoordeling door de gemeente. Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat de uitgaven voor de Wmo de afgelopen jaren zijn gestegen. Door demografische ontwikkelingen zoals de vergrijzing van de bevolking, zal naar verwachting het aantal Wmo-cliënten en het beroep op individuele maatwerkvoorzieningen en de daarbij behorende kosten ook de komende jaren blijven stijgen. De overheid heeft dan ook de beleidswens uitgesproken om voorzienbare zorg aan mensen meer in hun eigen omgeving vorm te geven (Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, 2023). Om de gewenste beweging naar de voorkant goed te kunnen maken, is het nodig de sociale basis te versterken.

Het is daarom van belang om, naast de professionele hulp die er vanuit gemeenten geboden wordt, breder te kijken naar de ondersteuning die er beschikbaar is vanuit een sociaal-maatschappelijke context. Het Verwey-Jonker instituut spreekt in dit verband van de sociale basis (Verweij Jonker, 2024). Hoewel er geen universele definitie bestaat van wat er onder deze basis valt, beschrijft het Verwey-Jonker Instituut drie vormen van sociale basis: de persoonlijke, gemeenschappelijke en institutionele sociale basis.

Onder de persoonlijke sociale basis valt de steun die mensen kunnen ontvangen vanuit hun persoonlijke sociale netwerk van familie, vrienden of buren, dit kan bijvoorbeeld mantelzorg betreffen. De gemeenschappelijke sociale basis omvat initiatieven die vanuit de gemeenschap georganiseerd worden om mensen te helpen. Denk daarbij aan activiteiten vanuit het verenigingsleven, buurtinitiatieven en andere laagdrempelige initiatieven die gericht zijn op het bieden van ondersteuning aan of het ontmoeten van mensen. De institutionele sociale basis tenslotte wordt gevormd door een diversiteit aan maatschappelijk betrokken, professionele organisaties en activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn bibliotheken, buurtwerk en vrijwilligerscentrales. De drie vormen van sociale basis overlappen elkaar deels, vullen elkaar aan en kunnen elkaar versterken. Zo kunnen activiteiten vanuit het verenigingsleven of vanuit professionele organisaties ook bijdragen aan het vergroten van het persoonlijk sociaal netwerk van mensen.

Dit hoofdstuk gaat in op een aantal indicatoren die cijfermatig inzicht geven in de ontwikkeling van de sociale basis in Nederland die bijdraagt aan de zelfredzaamheid van Wmo-cliënten. Het is een (niet-uitputtende) samenvatting van cijfers die reeds eerder gepubliceerd zijn, door het CBS of andere kennisinstellingen.

7.1 De persoonlijke sociale basis

Het aantal ouderen neemt de komende jaren toe en daarnaast stijgt ook de gemiddelde levensverwachting van mensen (dubbele vergrijzing). De verwachting is dat de komende jaren steeds meer thuiswonende ouderen (deels) hulpbehoevend zullen zijn. Mantelzorg is een belangrijke vorm van informele hulp, die een rol kan spelen in de ondersteuning van deze kwetsbare ouderen. Het geven van mantelzorg wordt daarom gezien als een manier om het stijgende beroep op de Wmo op te vangen.

Het CBS definieert een mantelzorger als iemand die al minimaal 3 maanden en/of minstens 8 uur per week zorg geeft aan een bekende uit zijn of haar omgeving, zoals een ouder, partner, kind of vriend, als deze persoon voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. De mantelzorg kan bijvoorbeeld bestaan uit huishoudelijke taken, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen. Mantelzorg wordt niet betaald.

Zowel informatie over het geven als het ontvangen van mantelzorg kan belangrijke inzichten geven. Ontwikkelingen in het ontvangen van mantelzorg geven inzicht in de druk die dit op de Wmo legt. Het geven van mantelzorg kan deels in de stijgende behoefte aan Wmo-maatwerkvoorzieningen voorzien. Daarom worden beide onderwerpen beschreven.

Uit de resultaten van de Gezondheidsenquête van 2023 (tabel 7.1.1), blijkt dat 13 procent van de Nederlandse bevolking van zestien jaar of ouder mantelzorg geeft, gemiddeld voor 13 uur per week. 16 procent van deze mantelzorgers voelt zich zwaar belast door het geven van mantelzorg (CBS, 2024). Vrouwen geven vaker mantelzorg dan mannen. Wanneer we kijken naar de leeftijdsopbouw van de mensen die mantelzorg geven, zien we dat het percentage mantelzorgers het hoogst is in de leeftijdsgroepen tussen 50 en 65 jaar. Op deze leeftijd hebben mensen het vaakst oude, hulpbehoevende ouders.

7.1.1 Mantelzorg geven
Mantelzorg geven (%)Mantelzorg geven (Uren per week)Mantelzorg geven, zwaar belast (%)
Totaal personen12,713,215,8
Geslacht: Mannen10,012,312,6
Geslacht: Vrouwen15,313,817,9
Leeftijd: 16 tot 20 jaar 2,9..
Leeftijd: 20 tot 30 jaar 4,7..
Leeftijd: 30 tot 40 jaar 6,9..
Leeftijd: 40 tot 50 jaar11,412,716,6
Leeftijd: 50 tot 55 jaar19,211,314,2
Leeftijd: 55 tot 65 jaar22,6 8,517,2
Leeftijd: 65 tot 75 jaar16,818,115,5
Leeftijd: 75 jaar of ouder14,324,015,1

In 2022 hadden 1,65 miljoen Nederlanders één of twee ouders van 80 jaar of ouder (grafiek 7.1.2). Personen van 55 tot 60 jaar hebben het vaakst ouders van 80 jaar of ouder: 10 procent heeft twee ouders van 80 of ouder, 33 procent heeft er één (bij 3 procent is de andere ouder jonger dan 80, bij 29 procent is de andere ouder overleden of woont deze in het buitenland). Bij 721 duizend personen is de (oudste) ouder de vader, bij 927 duizend personen is dit de moeder.

7.1.2 Nederlanders met ouders van 80 jaar of ouder naar leeftijd, 2022
LeeftijdBeide ouders 80-plus (x 1 000)1 ouder 80-plus, andere ouder overleden/buitenland (x 1 000)1 ouder 80-plus, andere ouder jonger dan 80 (x 1 000)(Oudste) ouder jonger dan 80 (x 1 000)Ouders overleden of in buitenland (x 1 000)
105 of ouder00000
100 tot 10500003
95 tot 100000025
90 tot 950000110
85 tot 900000268
80 tot 850000469
75 tot 800400757
70 tot 7512600904
65 tot 70810900910
60 tot 655428325834
55 tot 6013137243106616
50 tot 559722698462395
45 tot 50245752675259
40 tot 4551321783236
35 tot 40139850237
30 tot 35014938230
25 tot 30002955192
20 tot 250011020136
15 tot 2000098937
10 tot 150009564
5 tot 100008953
0 tot 50008602

In de publicatie “Vader en moeder op leeftijd- Mantelzorg door kinderen van 80-plussers” die o.a. gebaseerd is op cijfers uit de Corona Gezondheidsmonitor 2022 van het CBS, RIVM en de GGD’en, zoomt het CBS verder in op de groep mensen met ouders van 80 jaar of ouder en kijkt binnen die groep specifiek naar het geven van mantelzorg (CBS, 2024). Uit deze studie blijkt dat in 2022 605 duizend (37 procent van de) kinderen van 80-plussers mantelzorg gaven. 28 procent van hen gaf minstens 8 uur per week zorg en 18 procent (110 duizend personen) voelde zich zwaar belast. Tien jaar eerder, in 2012, waren er 536 duizend (32 procent van de) personen met 80-pIus-ouders die mantelzorg gaven en er waren er minder die zich zwaar belast voelden (14 procent; 75 duizend personen). Zowel absoluut als relatief is het aantal mantelzorgers en de door hen ervaren belasting in de afgelopen tien jaar toegenomen6).

Hoe hoger de leeftijd van de ouder hoe meer mantelzorg er gemiddeld gegeven wordt (grafiek 7.1.3). Ook wordt er vaker mantelzorg gegeven aan alleenstaande ouderen. Vrouwen geven daarbij beduidend vaker mantelzorg dan mannen. Kinderen die dichtbij hun ouders wonen mantelzorgen het vaakst en het intensiefst, net zoals enig kinderen. Ook is er een omgekeerde relatie tussen het hebben van betaald werk en het verlenen van mantelzorg: hoe meer uren betaald werk iemand heeft, hoe minder vaak er mantelzorg gegeven wordt.

7.1.3 Mantelzorgers met 80-plus-ouders naar geslacht, 2022
GeslachtZorgt minstens 20 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 12 tot 20 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 8 tot 12 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 4 tot 8 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt minder dan 4 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)
Mannen21,53,37,512,2
Vrouwen33,67,214,918,3
Bron: CBS, Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2022 (GGD'en, CBS en RIVM)

Een belangrijk gegeven op het gebied van mantelzorg is de afstand tussen de woonlocatie van de potentiële mantelzorger en de hulpbehoevende (grafiek 7.1.4). Bijna de helft van de kinderen van 80-plussers woont minder dan 5 kilometer van hun ouder(s) vandaan, 43 procent van hen geeft mantelzorg. Bijna 2 op de 10 wonen echter minstens 50 kilometer van de ouders vandaan, van hen geeft 25 procent mantelzorg. De mantelzorgers die het verst weg wonen en juist ook degenen die het dichtstbij wonen geven verhoudingsgewijs meer uren mantelzorg: 30 procent van beide groepen mantelzorgers zorgt minstens 8 uur per week, tegen 25 procent van de mantelzorgers die 10 tot 25 km van de ouder(s) vandaan wonen.

7.1.4 Mantelzorgers met 80-plus-ouders naar afstand tot ouders1), 2022
Afstand tot ouderZorgt minstens 20 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 12 tot 20 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 8 tot 12 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 4 tot 8 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt minder dan 4 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)
Minder dan 5 km3,23,16,312,618,3
5 tot 10 km2,52,74,912,816,3
10 tot 25 km2,22,34,512,514
25 tot 50 km1,51,74,99,511
Minstens 50 km1,81,74,16,810,8
Bron: CBS, Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2022 (GGD'en, CBS en RIVM)
1)Hemelsbreed gemeten, bij twee ouders betreft dit de afstand tot de oudste ouder.

Ook kinderen van geïnstitutionaliseerde ouderen mantelzorgen relatief veel (grafiek 7.1.5). Zo geeft 13 à 15  procent van de kinderen van geïnstitutionaliseerde 80-plussers nog minstens 8 uur per week mantelzorg. Bij kinderen van zelfstandig wonende 94-plussers is dat 19 procent en bij kinderen van relatief jonge zelfstandig wonende 80-plussers is dat 9 procent. Ook uit onderzoek van Alzheimer Nederland blijkt dat opname in een verpleeghuis de mantelzorger vaak niet of weinig ontlast en dat zij zich vaak zelfs zwaarder belast voelen. Redenen die hiervoor genoemd worden, zijn onder andere het personeelstekort en bezuinigingen op passende activiteiten in verpleeghuizen, maar ook zorgen over de deskundigheid van de zorgprofessionals (Alzheimer Nederland, 2023).

7.1.5 Mantelzorgers met 80-plus-ouders naar woonsituatie ouders1), 2022
 Zorgt minstens 20 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 12 tot 20 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 8 tot 12 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt 4 tot 8 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)Zorgt minder dan 4 uur per week (% van personen met 80-plus-ouders)
Jonger dan 94 jaar
Woont zelfstandig2,42,24,79,714,3
Woont in instelling2,64,38,218,120,3
94 jaar of ouder
Woont zelfstandig5,14,7919,518,4
Woont in instelling2,53,87,118,318,6
Bron: CBS, Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2022 (GGD'en, CBS en RIVM)
1) Bij twee ouders betreft het de situatie van de oudste ouder.

Er zijn grote regionale verschillen in het geven van mantelzorg. Op de website VZinfo (www.vzinfo.nl) staan kaartjes over mantelzorg geven naar GGD-regio, gemeente, wijk en buurt, op basis van de Gezondheidsmonitor 2022.

Een andere manier om naar mantelzorg te kijken naast het geven van mantelzorg is het ontvangen van mantelzorg (grafiek 7.1.6). Wanneer we kijken naar personen die mantelzorg ontvangen, valt op dat vrouwen vaker mantelzorg ontvangen dan mannen. Twee keer zoveel vrouwen als mannen van 55-plus kregen mantelzorg in 2022 (CBS, 2023). Uit deze cijfers van 2022 blijkt dat bijna 14 procent van de vrouwen en ruim 6 procent van de mannen van 55 jaar of ouder mantelzorg, zoals begeleiding of vervoer naar een arts of kapper, of hulp in het huishouden ontving. Ruim de helft van de mannen en vrouwen gaf aan de mantelzorg te krijgen van hun kinderen. Uit de cijfers van 2023 komt een vergelijkbaar beeld naar voren (CBS, 2024).

7.1.6 Mantelzorgontvangers naar geslacht en leeftijd, 2022
LeeftijdMannen (%)Vrouwen (%)
Totaal (55 jaar of ouder)6,213,5
55 tot 65 jaar3,65,6
65 tot 75 jaar5,98,4
75 jaar of ouder11,531,3

Het ontvangen van mantelzorg neemt toe naarmate de leeftijd toeneemt. Hierbij neemt het verschil tussen mannen vrouwen ook toe. Onder mensen van 75 jaar of ouder kreeg 31 procent van de vrouwen en 12 procent van de mannen mantelzorg in 2022. Het feit dat vrouwen vaker mantelzorg ontvangen dan mannen, komt deels doordat vrouwen een hogere levensverwachting hebben dan mannen en er bij de vrouwelijke 75-plussers relatief meer hoogbejaarden zijn dan bij de mannen. Tegelijk ervaren vrouwen vaker een minder goede gezondheid en hebben zij vaker beperkingen. Het verwachte aantal jaren mét een beperking is voor vrouwen zo’n 7 jaar hoger dan voor mannen. Verder ontvangen mensen die verweduwd zijn relatief vaak mantelzorg: onder de verweduwde vrouwen van 55 jaar of ouder was dat 28 procent, tegen 10 procent van de verweduwde mannen. Weduwen en weduwnaars zijn gemiddeld wel een stuk ouder dan mensen met een andere burgerlijke staat.

Een ander belangrijk aspect is van wie de mantelzorg ontvangen wordt. Dit zijn het vaakst partners en kinderen (grafiek 7.1.7).

7.1.7 Persoon van wie mantelzorg werd ontvangen, 2021/20221)
MantelzorgerMannen (% personen van 55 jaar of ouder die mantelzorg ontvangen)Vrouwen (% personen van 55 jaar of ouder die mantelzorg ontvangen)
Echtgenoot, echtgenote of partner57,138,6
Kinderen, schoondochter of schoonzoon45,160,4
Overige familieleden9,39,8
Buren, vrienden of kennissen9,213
Iemand anders7,79,8
1)Iemand kan van meerdere personen mantelzorg ontvangen.

Naast mantelzorg aan hulpbehoevende naasten zijn er nog meer vormen waarin informele hulp gegeven kan worden. Informele hulp wordt door het CBS gedefinieerd als hulp waarbij in de afgelopen vier weken in vrije tijd buiten organisaties om onbetaalde hulp gegeven wordt aan anderen buiten het eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden. Informele hulp heeft geen betrekking op hulp door anderen binnen het eigen huishouden. Ook als de hulp wordt gegeven door een kind dat nog thuis woont, is dat geen informele hulp. Informele hulp kan dus mantelzorg aan hulpbehoevende naasten betreffen, maar lang niet alle mantelzorg behoort tot de informele hulp. Mantelzorg wordt namelijk vaak gegeven door de partner binnen het huishouden.

Uit het onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn van het CBS blijkt dat het percentage mensen in de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder dat in de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek informele hulp gaf, in 2012 op 33 procent lag (grafiek 7.1.8). Dit percentage fluctueert licht in de jaren daarna en bedraagt in 2023 36 procent (CBS, 2024).

7.1.8 Informele hulp geven, 2012-2023
jaarInformele hulp (%)
201233,3
201334,0
201433,5
201533,3
201636,5
201731,7
201835,6
201934,4
202032,9
202134,9
202236,0
202336,4

Naast het bieden van concrete, informele hulp (al dan niet in de vorm van mantelzorg), vervullen sociale contacten en maatschappelijke participatie in algemene zin een belangrijke functie in het leven van mensen. Mensen die goede sociale contacten hebben, zijn vaker gelukkig (CBS, 2013). Daarnaast vormen sociale contacten een belangrijke bouwsteen voor sociale cohesie in de samenleving. Uit de meest recente cijfers van het CBS-onderzoek naar sociale samenhang en welzijn onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder blijkt dat in 2023 de meeste mensen minstens een keer per week sociale contacten hebben met familie, vrienden of buren (CBS, 2024). Het contact met familie vindt het meest frequent plaats: 83 procent geeft aan minstens een keer per week familiecontact te hebben. Voor contact met vrienden is dit 76 procent en 55 procent van de respondenten geeft aan minstens een keer per week contact te hebben met buren (grafiek 7.1.9).

7.1.9 Frequentie sociale contacten met familie, vrienden en buren, 2023
 Dagelijks (%)Minstens 1x per week (%)Minstens 1x per maand (%)Minder dan 1x per maand (%)Zelden of nooit (%)
Contact met familieleden32,450,511,73,22,2
Contact met vrienden30,046,316,14,43,1
Contact met buren12,442,322,59,513,3

Van 2012 tot en met 2023 daalde de frequentie van sociale contacten licht. Het percentage mensen dat minstens een keer per week contact had met familie en vrienden is met 2 procentpunt afgenomen, voor contact met buren bedraagt de afname zelfs 11 procentpunt. 
Bij jongeren in de leeftijdsklasse 15 tot 25 jaar (grafiek 7.1.10), is de frequentie van het contact met familie en vrienden ook afgenomen sinds 2012. Zo daalde het percentage jongeren dat aangaf minstens een keer per week contact te hebben met vrienden, van 97 procent in 2012, naar 92 procent in 2023. Voor het contact met familie daalde dit percentage van 82 procent naar 76 procent. De ruime meerderheid van de jongeren heeft echter nog steeds frequent contact met vrienden en/of familie.

7.1.10 Frequentie sociale contacten jongeren 15-25 jaar, 2012-2023
jaarMet familie: dagelijks of minstens 1x per week (%)Met vrienden: dagelijks of minstens 1x per week (%)
201281,896,2
201378,496,3
20147996,4
201578,295,7
201679,196,3
201778,894,5
201878,794,2
20197895,5
202075,794,1
202174,491,8
202274,392,8
202375,592,3

Hoe vaak mensen contact hebben met anderen (kwantiteit) hoeft niet persé samen te gaan met kwalitatief goede contacten. Onderzoeksresultaten tonen echter aan dat naarmate mensen meer contact hebben met familie en vrienden, ze ook tevredener zijn over dat contact (CBS, 2020).

Een kleine groep mensen heeft minder dan een keer per maand contact met anderen (circa 5 procent voor familiecontact, 8 procent voor contact met vrienden en 23 procent voor contact met buren). Deze percentages zijn voor contact met familie en vrienden redelijk stabiel over de jaren heen. De groep die minder dan een keer per maand, of zelden of nooit contact heeft met buren is echter met 5 procentpunt gestegen (in 2012 bedroeg dit 18 procent).

Voor mensen die weinig (kwalitatief goede) sociale contacten hebben, ligt eenzaamheid op de loer. Uit het eerdergenoemde CBS-onderzoek naar sociale samenhang en welzijn blijkt dat bijna 11 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder zich sterk eenzaam voelde in 2023 (CBS, 2024). Dat is gelijk aan een jaar eerder, maar opnieuw hoger dan in 2019, voor de coronapandemie. Toen was ongeveer 9 procent sterk eenzaam. Eenzaamheid komt het vaakst voor onder mensen die buiten Nederland geboren zijn.

In dit onderzoek wordt ook onderscheid gemaakt tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid (een hechte band missen) komt het vaakst voor onder 15- tot 25-jarigen: 14 procent van hen voelde zich sterk emotioneel eenzaam. De andere vorm van eenzaamheid, sociale eenzaamheid (behoefte aan meer sociaal contact), komt het vaakst voor onder 35- tot 45-jarigen: 18 procent van hen gaf aan zich sterk sociaal eenzaam te voelen (grafiek 7.1.11).

7.1.11 Sociale en emotionele eenzaamheid naar leeftijd, 2023
LeeftijdSterk emotioneel eenzaam (%)Sterk sociaal eenzaam (%)
15 tot 25 jaar13,711,9
25 tot 35 jaar12,512,8
35 tot 45 jaar11,517,9
45 tot 55 jaar11,214,9
55 tot 65 jaar8,814,1
65 tot 75 jaar9,812,8
75 jaar of ouder9,311

7.2 De gemeenschappelijke sociale basis

Ook de lokale gemeenschap kan ondersteuning geven aan kwetsbare inwoners. We spreken dan, zoals eerder al genoemd, over de gemeenschappelijke sociale basis. Deze omvat initiatieven die vanuit de gemeenschap worden georganiseerd om mensen die ondersteuning nodig hebben te helpen. Er zijn enkele statistieken bij het CBS beschikbaar die dit onderwerp raken, namelijk de (deelname) aan verenigingen en vrijwilligerswerk. De hieronder beschreven data over deelname aan verenigingen komen uit het sinds 2012 door het CBS uitgevoerde onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (CBS, z.d.).

Het type lidmaatschap dat het vaakste voorkomt in 2023 is lidmaatschap van een consumentenorganisatie (CBS, 2024). Deze organisaties zijn echter niet specifiek gericht op kwetsbare inwoners die ondersteuning nodig hebben. Het minst vaak kwam een lidmaatschap van een jeugd- of jongerenorganisatie voor. Dat kan komen doordat de doelgroep van het onderzoek personen van 15 jaar of ouder is.

Enkele verenigingstypen zijn specifiek van belang in het kader van de Wmo, bijvoorbeeld sport-, patiënten- en jeugdverenigingen. Ook verenigingen waar iemand sociale contacten kan opdoen zijn belangrijk, bijvoorbeeld een culturele, gezelligheids- of hobbyvereniging. Het verloop van lidmaatschap van dit type verenigingen is afgebeeld in grafiek 7.2.1.

Van dit type verenigingen komt lidmaatschap van een sportvereniging verreweg het vaakst voor. Het percentage mensen dat lid is van een sportvereniging is met circa 35 procent al jaren stabiel. Ook het lidmaatschap van de andere typen verenigingen blijft over de jaren vrij stabiel, behalve bij gezelligheidsverenigingen, het lidmaatschap daarvan daalt licht.

7.2.1 Lidmaatschap verenigingen, 2018-2023
 Patiëntenvereniging (%)Sportvereniging (%)Culturele vereniging (%)Hobbyvereniging (%)Jeugdorganisatie (%)Gezelligheidsvereniging (%)
20185,434,86,16,91,612,1
20194,635,46,06,11,512,4
20205,035,46,16,51,611,4
20215,934,95,86,61,811,5
20225,534,46,26,21,910,1
20234,734,95,45,71,49,5

Grafiek 7.2.1 laat de ontwikkeling zien vanaf 2018 omdat van voorgaande jaren niet alle data aanwezig zijn.

Een ander interessant aspect is om te kijken hoe vaak iemand deelneemt aan activiteiten van verenigingen (grafiek 7.2.2). In 2023 nam 41 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder nooit deel aan activiteiten van een vereniging. Dit aandeel is over de periode 2018 tot en met 2023 wel iets afgenomen. Als mensen wel deelnemen aan een activiteit van een of meer verenigingen dan doen zij dat veelal wekelijks, al is ook hier een lichte daling te zien van 34 procent in 2018 naar 31 procent in 2023. Veel minder vaak komt maandelijkse deelname voor.

7.2.2 Deelname aan verenigingen, 2018-2023
 Wekelijks (%)Maandelijks (%)Minder dan maandelijks (%)Nooit (%)
201834,29,612,443,8
201933,510,312,743,5
202032,79,013,944,4
202131,89,213,045,9
202230,211,016,042,8
202330,912,415,641,1

Ook de hieronder beschreven data over vrijwilligerswerk komen uit het sinds 2012 door het CBS uitgevoerde onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn. Gevraagd wordt of mensen het afgelopen jaar vrijwilligerswerk hebben gedaan voor dertien soorten organisaties of verenigingen.

Van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder heeft in 2023 49 procent aangegeven in de afgelopen twaalf maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor één of meer organisaties of verenigingen (grafiek 7.2.3). Dertig procent van de Nederlandse bevolking van vijftien jaar of ouder gaf aan dat zij dat deden in de vier weken voorafgaand aan het interview.

7.2.3 Vrijwilligerswerk, 2012-2023
JaarAfgelopen 4 weken (% personen van 15 jaar of ouder)Afgelopen 12 maanden (% personen van 15 jaar of ouder)
201230,750,5
20133049,1
201429,548
201531,148,7
201630,349,7
201729,848,5
201829,947,6
201930,546,7
202020,943,8
202122,338,9
202226,741,2
202329,948,7

Voor de doeleinden van deze rapportage is het interessant om naar vrijwilligerswerk in met name de sociale sector, de gezondheidssector en naar vrijwilligerswerk in de buurt te kijken.

In grafiek 7.2.4 is het vrijwilligerswerk op het vlak van Wmo-gerelateerde werkgebieden weergegeven. De impact van de corona-epidemie is niet voor alle de afgebeelde soorten vrijwilligerswerk hetzelfde geweest. Vrijwilligerswerk in organisaties op het gebied van jeugd nam af tijdens corona, en kwam daarna niet echt meer terug op het eerdere niveau. Vrijwilligerswerk op het gebied van sport, sociale hulpverlening, verzorging en vrijwilligers werk voor de wijk of buurt nam af tijdens de corona-epidemie, maar steeg weer vanaf 2022. Hierbij nam vrijwilligerswerk in de buurt en bij sportverenigingen het meeste toe, gevolgd door vrijwilligerswerk in de verzorging en als laatste de sociale hulpverlening.

7.2.4 Vrijwilligerswerk naar type, 2012-2023
 Sportvereniging (%)Jeugdwerk (%)Verzorging (%)Sociale hulpverlening (%)Buurt (%)
201215,87,79,21,65,2
201314,88,18,61,85,2
201415,18,38,61,75,1
201514,58,58,31,84,7
201615,38,29,52,05,3
201714,58,58,72,04,7
201814,68,78,81,95,6
201915,28,47,81,95,7
202013,07,47,31,64,5
202111,76,06,31,84,2
202213,44,46,83,47,1
202315,74,48,74,210,5

Er zijn meerdere mogelijkheden om het doen van  vrijwilligerswerk te stimuleren, bijvoorbeeld door de frequentie en duur van het vrijwilligerswerk onder bestaande vrijwilligers te laten toenemen, rekening te houden met de toekomstplannen van vrijwilligers, en de redenen om te stoppen met vrijwilligerswerk te verminderen. Deze aspecten worden hieronder besproken.

Volgens de CBS-publicatie Vrijwilligerswerk 2023 deed vier op de tien vrijwilligers wekelijks vrijwilligerswerk en bijna drie op de tien maandelijks. De helft deed dat af en toe en iets meer dan twee op de tien één keer per jaar. Ten opzichte van 2022 deden vrijwilligers in 2023 vaker incidenteel (af en toe of eenmalig) vrijwilligerswerk dan regelmatig (wekelijks of maandelijks).

Er werd ook gevraagd hoe lang respondenten hun vrijwilligerswerk al doen. Het langst deden mensen vrijwilligerswerk voor een levensbeschouwelijke organisatie (74 procent meer dan een jaar) en het kortst voor vluchtelingenwerk (52 procent voor meer dan een jaar). Vrijwilligerswerk in de organisatie met betrekking tot jeugd- en buurthuiswerk (66 procent langer dan een jaar), verzorging en gezondheidszorg (63 procent), buurt (56 procent) en sociale hulpverlening (55 procent) zaten hier tussenin.

In 2023 gaf 68 procent van de vrijwilligers aan dat zij van plan zijn het vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen. In 2022 was dat 70 procent. Het grootste aandeel vrijwilligers in 2023 dat zegt over een jaar nog vrijwilligerswerk te doen zit in het jeugd- of buurthuiswerk (63 procent). Bij de sociale hulpverleningsorganisaties is dit het laagst met 51 procent van de vrijwilligers. Hier is ook het grootste aandeel vrijwilligers al gestopt met vrijwilligerswerk (17 procent). Vrijwilligers in de buurt (59 procent) en verzorging en gezondheidszorg (55 procent) zaten hier tussenin.

Vrijwilligers zijn vaker te vinden onder 35- tot 45-jarigen (56 procent) en 65- tot 75-jarigen (55 procent) dan in de andere leeftijdsgroepen. De groep 45- tot 55-jarigen volgt als goede derde (53 procent) (CBS, 2024). Het aandeel vrijwilligers is in 2023 het laagst onder 25- tot 35-jarigen (41 procent) en onder 75-plussers (43 procent).

In grafiek 7.2.5 is het aandeel personen dat in de afgelopen 12 maanden minstens één keer vrijwilligerswerk heeft gedaan per leeftijdsgroep vergeleken over de periode 2019 tot en met 2023.
Vergeleken met 2022 nam het aandeel vrijwilligers toe onder alle leeftijdsgroepen, de grootste toename was bij 35- tot 55-jarigen. Het aandeel vrijwilligers bij de leeftijdsgroepen 15- tot 65-jarigen is weer op hetzelfde niveau als in 2019, vóór de corona-epidemie. Voor 65-plussers is er een toename ten opzichte van 2019.

7.2.5 Vrijwilligerswerk naar leeftijd, 2019-2023
Leeftijd2023 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2022 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2021 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2020 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2019 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)
15 tot 25 jaar46,44138,144,144,8
25 tot 35 jaar4134,230,839,842,3
35 tot 45 jaar56,144,644,548,954,7
45 tot 55 jaar53,144,644,648,253,4
55 tot 65 jaar46,340,139,24346,2
65 tot 75 jaar54,648,443,644,247,7
75 jaar of ouder4334,527,335,331,7

Uit de verdiepende vragen die in 2023 gesteld zijn aan degenen die vrijwilligerswerk deden, blijkt dat er twee belangrijke motieven zijn voor mensen die vrijwilligerswerk doen: het fijn vinden om iets voor een ander te doen (54 procent) en het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen (53 procent). De meeste vrijwilligers hoorden van het vrijwilligerswerk via familie, vrienden of bekenden of via een organisatie of vereniging waar men eerder vrijwilligerswerk voor heeft gedaan. Van alle vrijwilligers gaf bijna de helft aan dat zij het belangrijk vinden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk doen een compliment of bedankje als waardering uitspreekt. De voornaamste redenen waarom mensen met vrijwilligerswerk gestopt zijn, zijn: geen zin meer hebben, verandering in de gezinssituatie, gezondheidsproblemen, het vinden van een betaalde baan of “iets anders” (CBS, 2024).

7.3 De institutionele sociale basis

Zoals eerder beschreven betreft de institutionele maatschappelijk basis een diversiteit aan maatschappelijk betrokken professionele organisaties en activiteiten. Te denken valt aan inwoners die gebruik maken van accommodaties (bijvoorbeeld buurthuizen, bibliotheken en verenigingsgebouwen) om samen te komen, of collectieve voorzieningen, vrijwilligerssteunpunten, mantelzorgondersteuning en betaalde krachten (sociaal werkers zoals opbouwwerkers, jeugd- en jongerenwerk).

Op verzoek van VWS heeft het CBS onlangs het aantal locaties voor sociaal-maatschappelijke activiteiten in kaart gebracht (CBS, 2024). De populatie in deze tabel bestaat uit alle vestigingen van bedrijven en instellingen die met hun identificatie- en structuurgegevens zijn geregistreerd in het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS. De vestigingen in dit onderzoek hebben in 2023 als hoofdactiviteit, en/of als eerste of tweede nevenactiviteit, ten minste één van de volgende Standaard Bedrijven Indeling (SBI)-codes:

  • SBI 88.10.2 Welzijnswerk voor ouderen;
  • SBI 88.10.3 Ondersteuning en begeleiding van gehandicapten;
  • SBI 88.99.2 Maatschappelijk werk;
  • SBI 88.99.3 Lokaal welzijnswerk;
  • SBI 88.99.9 Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en samenwerkingsorganen; op het gebied van welzijn.

De exacte omschrijving van iedere SBI-categorie is terug te vinden in de toelichting van de tabel, of via de SBI-website van het CBS (CBS, 2014).

In grafiek 7.3.1 is het aantal vestigingen per SBI-code in Nederland weergegeven. Hieruit blijkt dat locaties voor maatschappelijk werk (bijna 25 duizend locaties, oftewel 13,8 locaties per tienduizend inwoners), het vaakst voorkomen, gevolgd door locaties voor ondersteuning en begeleiding van gehandicapten (ruim 20 duizend locaties, oftewel 11,2 locaties per tienduizend inwoners). Locaties voor lokaal welzijnswerk (ruim 5,6 duizend, oftewel 3,1 locaties per tienduizend inwoners) en welzijnswerk voor ouderen (ruim 5 duizend, oftewel 2,8 per tienduizend inwoners) komen minder vaak voor.

7.3.1 Vestigingen voor sociaal-maatschappelijke activiteiten, 2023
Sociaal maatschappelijke activiteitColumn1
88.10.2 Welzijnswerk ouderen 5090
88.10.3 Ondersteuning of begeleiding gehandicapten 20075
88.99.2 Maatschappelijk werk 24805
88.99.3 Lokaal welzijnswerk 5635
88.99.9 Overig welzijnswerk 11910

Voor de Wmo zijn vooral de vestigingen voor welzijnswerk voor ouderen en lokaal welzijnswerk van belang. In tabel 7.3.2 wordt het aantal vestigingen binnen deze categorie per tienduizend inwoners weergegeven voor Nederland als geheel en per provincie. Hieruit blijkt dat Groningen, Drenthe en Friesland relatief laag scoren qua vestigingsdichtheid voor welzijnswerk voor ouderen, terwijl er juist een relatief hoge vestigingsdichtheid is in Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland. Voor lokaal welzijnswerk is er een relatief lage vestigingsdichtheid in Zeeland, Friesland, Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant, terwijl er in Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland een relatief hoge vestigingsdichtheid kennen. Ook binnen provincies zijn er natuurlijk verschillen in vestigingsdichtheid, bijvoorbeeld tussen verschillende gemeenten.

7.3.2 Aantal vestigingen voor welzijnswerk voor ouderen en lokaal welzijnswerk naar provincie, 2023, per 10 000 inwoners
Welzijnswerk voor ouderen (SBI 88.10.2)Lokaal welzijnswerk (SBI 88.99.3)
Totaal Nederland2,83,1
Groningen1,42,8
Fryslân1,12,3
Drenthe1,32,5
Overijssel2,12,5
Flevoland2,83
Gelderland33
Utrecht5,93,7
Noord-Holland2,64
Zuid-Holland3,13,4
Zeeland2,71,9
Noord-Brabant2,62,5
Limburg2,33,1

Uit andere CBS-cijfers blijkt verder dat het aantal bedrijven in de bedrijfsklassen ‘maatschappelijk werk’ en ‘zorg voor gehandicapten’ toenam in de periode 2017 tot 2024 (grafiek 7.3.3). Dit betreft een iets andere populatie dan de bedrijfscijfers in de vorige alinea7). Het aantal bedrijven in de bedrijfsklasse ‘lokaal welzijnswerk’ en ‘welzijnswerk voor ouderen’ en ‘overig welzijnswerk’ neemt minder toe. Onder ‘overig welzijnswerk’ vallen veel verschillende activiteiten, die niet allemaal tot de institutionele sociale basis behoren. Het merendeel van al deze bedrijfstakken betreft bovendien bedrijven met één werkzame persoon (CBS, 2014).

7.3.3 Aantal bedrijven welzijnswerk, 2017-2024
jaar88.10.2 Welzijnswerk voor ouderen88.10.3 Ondersteuning van gehandicapten88. 99.2 Maatschappelijk werk88.99.3 Lokaal welzijnswerk88.99.9 Overig welzijnswerk
2017-45401605340517305250
2018-45452025397518255515
2019-46452825466518905625
2020-47603620540018555700
2021-49504465636520805960
2022-412856555839521906000
2023- 4**160588551146523456245
2024-4*170598451331025256540
* Voorlopige cijfers ** Nader voorlopige cijfers

Ook bibliotheken kunnen een belangrijke rol vervullen binnen de institutionele sociale basis. Zeker omdat een bibliotheek meerdere functies kan hebben. Uit het ABR blijkt dat het aantal bibliotheken is afgenomen van 149 in 2017 naar 133 in 2023. Het gaat hier om het totaal van alle openbare bibliotheekorganisaties of ‘basisbibliotheken’ en niet om de afzonderlijke bibliotheekvestigingen (CBS, 2024). Het aantal leden van bibliotheken is van 2017 tot en met 2013 redelijk constant gebleven, maar daalde licht vanaf 2017 tot aan de coronapandemie (grafiek 7.3.4). Tijdens de coronapandemie was er een afname in het aantal leden. Daarna nam het aantal leden toe, totdat dit in 2023 weer op het pre-corona niveau van 3,6 miljoen kwam. Het niveau is nog niet terug naar dat van 2017.

7.3.4 Leden openbare bibliotheken, 2017-2023
PeriodenLeden (x 1 000)
20173704
20183655
20193620
20203492
20213330
2022**3433
2023*3605
* Voorlopige cijfers ** Nader voorlopige cijfers

In 2023 organiseerden de openbare bibliotheken 32 procent meer activiteiten dan een jaar eerder. Deze activiteiten waren voor een groot deel gericht op educatie en ontwikkeling (grafiek 7.3.5). Ook werkten meer mensen bij of voor een bibliotheek, en werden er meer boeken uitgeleend. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS en de KB, nationale bibliotheek (CBS, 2024).

7.3.5 Activiteiten openbare bibliotheken, 2019-2023
ActiviteitenEducatie en ontwikkeling (x 1 000)Leesbevordering en kennismaking met literatuur (x 1 000)Kunst en cultuur (x 1 000)Kennis en informatie (x 1 000)Ontmoeting en debat (x 1 000)
2019106,267,715,217,613,7
202051,346,96,610,65,4
202161,552,87,512,33,9
2022**128,57770,921,18,8
2023*158,3113,387,333,513,2
Bron: CBS, KB, nationale bibliotheek
* Voorlopige cijfers ** Nader voorlopige cijfers

6) In dit onderzoek naar mantelzorg is alleen bekend of kinderen van 80-plussers mantelzorger zijn. Naar wie de zorg ging kon niet worden onderzocht. We weten dus niet of al die zorg naar hun vader of moeder ging. Wel blijkt uit dit onderzoek dat kinderen van 80-plussers veel vaker mantelzorger zijn en zwaarder belast worden door mantelzorg dan hun leeftijdsgenoten zonder ouders van die leeftijd.
7) Bij grafiek 7.3.1 tellen nevenactiviteiten ook mee, bij grafiek 7.3.3 alleen de hoofdactiviteit en kan een bedrijf meerdere vestigingen hebben.

8. Kernbevindingen

8.1 Aantal cliënten

Het totaal aantal unieke cliënten met een Wmo-maatwerkvoorziening is toegenomen van ruim 1 miljoen cliënten in 2017 tot meer dan 1,2 miljoen cliënten in 2023. Het aantal Wmo-cliënten per duizend inwoners nam over de periode 2017 tot en met 2023 toe van 61 naar 70 per 1000 inwoners.

De toename van het totaal aantal Wmo-cliënten in de periode 2017 tot en met 2023 is terug te zien in de onderliggende hoofdcategorieën ondersteuning thuis, hulp bij het huishouden, verblijf en opvang en hulpmiddelen en diensten. Er zijn wel verschillen in het verloop van het aantal cliënten per hoofdcategorie. Voor de hoofdcategorie ondersteuning thuis is het aantal cliënten per saldo beperkt toegenomen. Het aantal personen dat gebruik maakte van de subcategorie dagbesteding is afgenomen. Voor verblijf en opvang heeft het verschuiven van een deel van de onderliggende maatwerkvoorziening beschermd wonen naar de Wlz geleid tot een daling van het aantal cliënten, waarna dit aantal in 2023 ongeveer gelijk blijft. Het aantal mensen dat gebruik maakte van hulp bij het huishouden en hulpmiddelen en diensten is aanzienlijk toegenomen.

Meer dan 60 procent van alle cliënten maakten gebruik van maatwerkvoorzieningen uit de hoofdcategorie hulpmiddelen en diensten. Daarna volgt de hoofdcategorie hulp bij het huishouden met ruim 40 procent. 20 procent van de cliënten maakten gebruik van ondersteuning thuis en drie procent van verblijf en opvang.

In 2019 werd de inkomensafhankelijke bijdrage deels en in 2020 helemaal afgeschaft en vervangen door het abonnementstarief. De vraag naar hulp bij het huishouden nam hierdoor toe met name bij de huishoudens met hogere inkomens.

De leeftijds- en inkomensverdelingen laten een aantal verschillen zien tussen de maatwerkvoorzieningen. Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden en hulpmiddelen en diensten neemt het aantal cliënten toe naarmate de leeftijd toeneemt, vooral onder mensen van 75 jaar en ouder. Bij de maatwerkvoorziening verblijf en opvang zijn mensen onder de 30 jaar in de meerderheid en bij ondersteuning thuis is een wat meer gelijkmatige verdeling over de leeftijdsgroepen zichtbaar.

Bij de inkomensverdelingen is bij alle hoofdcategorieën een verschuiving zichtbaar van mensen met een inkomen tussen 10 duizend en 15 duizend euro naar een inkomen tussen 15 duizend en 20 duizend euro. Opvallend is de toename van het aantal mensen in hogere inkomensgroepen in de hoofdcategorie hulp bij huishouden. Voor alle voorzieningen geldt dat minimaal de helft van de mensen die hiervan gebruik maakt een inkomen heeft tot 30 duizend euro per jaar. In 2017 was dat ongeveer 70 procent in 2023 was dit 59 procent.

8.2 Uitgaven

De totale uitgaven voor alle Wmo-maatwerkvoorzieningen bedroegen in 2017 4,6 miljard, met een piek in 2020 van 5,6 miljard euro. Na een daling vanaf 2020 stegen de uitgaven weer naar 5,5 miljard euro in 2023.

In vergelijking met andere maatwerkvoorzieningen waren de uitgaven aan verblijf en opvang tot en met 2020 het hoogst. Vanaf 2021 namen de uitgaven voor deze maatwerkvoorziening tijdelijk af door de overheveling van een deel van de maatwerkvoorziening beschermd wonen naar de Wlz. Uitgaven aan hulp bij het huishouden namen toe. Dit hangt deels samen met het afschaffen van de inkomensafhankelijke bijdrage. Was het aandeel in de totale uitgaven in 2017 nog 20 procent, in 2023 was dit 29 procent.

In Nederland werd in 2023 gemiddeld ongeveer 4 400 euro per cliënt uitgegeven aan Wmo-maatwerkvoorzieningen. De gemiddelde uitgaven per cliënt zijn veruit het hoogst voor de maatwerkvoorziening verblijf en opvang. De gemiddelde uitgaven per cliënt aan hulp bij het huishouden liggen een factor twintig lager.

8.3 Ontwikkelingen sociale basis

Het is van belang om, naast de professionele hulp die er vanuit gemeenten geboden wordt, breder te kijken naar de ondersteuning die er voor kwetsbare doelgroepen beschikbaar is vanuit de sociale basis. We onderscheiden daarbij drie verschillende niveaus: de persoonlijke, gemeenschappelijke en institutionele sociale basis.

De persoonlijke sociale basis

Binnen de persoonlijke sociale basis wordt het mantelzorg geven gezien als een manier om het stijgende beroep op de Wmo op te vangen. Van de Nederlandse bevolking van zestien jaar of ouder geeft 13 procent mantelzorg, gemiddeld voor 13 uur per week. 16 procent van deze mantelzorgers voelt zich zwaar belast door het geven van mantelzorg.  Mantelzorg wordt vaak verleend door partners en / of kinderen. Vrouwen geven vaker mantelzorg dan mannen. Het percentage mantelzorgers het hoogst is in de leeftijdsgroepen tussen 50 en 65 jaar. Op deze leeftijd hebben mensen het vaakst oude, hulpbehoevende ouders. Vooral de groep mensen met ouders van 80 jaar of ouder vormen een belangrijke groep mantelzorgers. Zowel absoluut als relatief is het aantal mantelzorgers en de door hen ervaren belasting in deze groep in de afgelopen tien jaar toegenomen. Ook kinderen van geïnstitutionaliseerde ouderen mantelzorgen nog relatief veel. Wanneer we kijken naar personen die mantelzorg ontvangen, valt op dat vrouwen vaker mantelzorg ontvangen dan mannen. Het ontvangen van mantelzorg neemt toe naarmate de leeftijd toeneemt. Hierbij neemt het verschil tussen mannen vrouwen ook toe.

Naast mantelzorg zijn er nog meer vormen waarin informele hulp gegeven kan worden. Informele hulp wordt door het CBS gedefinieerd als hulp waarbij in de afgelopen vier weken in vrije tijd buiten organisaties om onbetaalde hulp gegeven wordt aan anderen buiten het eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden. Het percentage mensen in de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder dat in informele hulp gaf, lag in 2012 op 33 procent. Dit percentage fluctueert licht in de jaren daarna en bedraagt in 2023 36 procent.

Naast het bieden van informele hulp (al dan niet in de vorm van mantelzorg), vervullen sociale contacten met familie, vrienden en buren in algemene zin een belangrijke functie in het leven van mensen. Van 2012 tot en met 2023 daalde met name de frequentie van sociale contacten met buren. Bij jongeren in de leeftijdsklasse 15 tot 25 jaar is de frequentie van het contact met familie en vrienden ook afgenomen sinds 2012.

Voor mensen die weinig (kwalitatief goede) sociale contacten hebben, ligt eenzaamheid op de loer. Bijna 11 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder zich sterk eenzaam voelde in 2023. Dat is gelijk aan een jaar eerder, maar opnieuw hoger dan in 2019, voor de coronapandemie. Toen was ongeveer 9 procent sterk eenzaam. Eenzaamheid komt het vaakst voor onder mensen die buiten Nederland geboren zijn. Emotionele eenzaamheid (een hechte band missen) komt het vaakst voor onder 15- tot 25-jarigen: 14 procent van hen voelde zich sterk emotioneel eenzaam. Sociale eenzaamheid (behoefte aan meer sociaal contact), komt het vaakst voor onder 35- tot 45-jarigen: 18 procent van hen gaf aan zich sterk sociaal eenzaam te voelen.

De gemeenschappelijke sociale basis

Ook de lokale gemeenschap kan ondersteuning geven aan kwetsbare inwoners vanuit de gemeenschappelijke sociale basis, bijvoorbeeld door lidmaatschap van en deelname aan activiteiten van een vereniging. Enkele verenigingstypen zijn specifiek van belang in het kader van de Wmo zijn bijvoorbeeld sport-, patiënten- en jeugdverenigingen. Ook verenigingen waar iemand sociale contacten kan opdoen zijn belangrijk, bijvoorbeeld een culturele- gezelligheids- of hobbyvereniging. Van dit type verenigingen komt lidmaatschap van een sportvereniging verreweg het vaakst voor. Het percentage mensen dat lid is van een sportvereniging is met circa 35 procent al jaren stabiel. Ook het lidmaatschap van de andere typen verenigingen blijft over de jaren vrij stabiel, behalve bij gezelligheidsverenigingen, het lidmaatschap daarvan daalt licht. Een ander interessant aspect is om te kijken hoe vaak iemand deelneemt aan activiteiten van verenigingen. In 2023 nam 41 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder nooit deel aan activiteiten van een vereniging. Dit aandeel is over de periode 2018 tot en met 2023 wel iets afgenomen. Als mensen wel deelnemen aan een activiteit van een of meer verenigingen dan doen zij dat veelal wekelijks, al is ook hier een lichte daling te zien van 34 procent in 2018 naar 31 procent in 2023.

Ook het doen van vrijwilligerswerk kan bijdragen aan het versterken van de gemeenschappelijke sociale basis. Van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder heeft in 2023 49 procent aangegeven in de afgelopen twaalf maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor één of meer organisaties of verenigingen. In 2023 deed vier op de tien vrijwilligers wekelijks vrijwilligerswerk en bijna drie op de tien maandelijks. De helft deed dat af en toe en iets meer dan twee op de tien één keer per jaar. Ten opzichte van 2022 deden vrijwilligers in 2023 vaker incidenteel (af en toe of eenmalig) vrijwilligerswerk dan regelmatig (wekelijks of maandelijks). In 2023 gaf 68 procent van de vrijwilligers aan dat zij van plan zijn het vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen. In 2022 was dat 70 procent. Vrijwilligers zijn vaker te vinden onder 35- tot 45-jarigen (56 procent) en 65- tot 75-jarigen (55 procent). Het aandeel vrijwilligers is in 2023 het laagst onder 25- tot 35-jarigen (41 procent) en onder 75-plussers (43 procent). De meest genoemde motieven voor mensen die vrijwilligerswerk doen zijn: het fijn vinden om iets voor een ander te doen (54 procent) en het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen (53 procent). De voornaamste redenen waarom mensen met vrijwilligerswerk gestopt zijn, zijn: geen zin meer hebben, verandering in de gezinssituatie, gezondheidsproblemen, het vinden van een betaalde baan of “iets anders”.

De institutionele sociale basis

De institutionele maatschappelijk basis bestaat uit een diversiteit aan maatschappelijk betrokken professionele organisaties en activiteiten. In dit kader heeft het CBS het aantal locaties voor sociaal-maatschappelijke activiteiten in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat locaties voor maatschappelijk werk (13,8 locaties per tienduizend inwoners), het vaakst voorkomen, gevolgd door locaties voor ondersteuning en begeleiding van gehandicapten (11,2 locaties per tienduizend inwoners). Locaties voor lokaal welzijnswerk (3,1 locaties per tienduizend inwoners) en welzijnswerk voor ouderen (ruim 2,8 per tienduizend inwoners) komen minder vaak voor. Er zijn daarbij aanzienlijke regionale verschillen, waarbij het voorzieningenniveau per tienduizend inwoners vaak hoger ligt in de Randstad in vergelijking met andere delen van het land.

Ook bibliotheken kunnen een belangrijke rol vervullen binnen de institutionele sociale basis. Zeker omdat een bibliotheek meerdere functies kan hebben. Uit het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) blijkt dat het aantal bibliotheken is dit afgenomen van 149 in 2017 naar 133 in 2023. Het gaat hier om het totaal van alle openbare bibliotheekorganisaties of ‘basisbibliotheken’ en niet om de afzonderlijke bibliotheekvestigingen. Het aantal leden van bibliotheken is van 2017 tot en met 2023 redelijk constant gebleven, maar daalde licht vanaf 2017 tot aan de coronacrisis. Tijdens de coronacrisis was er een afname in het aantal leden. Daarna nam het aantal leden toe, totdat dit in 2023 weer op het pre-corona niveau van 3,6 miljoen kwam. Het niveau is nog niet terug naar dat van 2017. In 2023 organiseerden de openbare bibliotheken 32 procent meer activiteiten dan een jaar eerder. Deze activiteiten waren voor een groot deel gericht op educatie en ontwikkeling.

Bijlage 1: Begrippen, afkortingen en bronnen

ABR: Algemeen Bedrijvenregister
CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek
GALA: Gezond en Actief Leven Akkoord
G4: De vier grootste gemeenten in Nederland: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en
Utrecht
GMSD: Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein
Iv3: Data over uitgaven uit de bron Informatie voor derden
MAT: Monitor Abonnementstarieven
SBI; Standaard Bedrijven Indeling
SSW:  Onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (CBS)
VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VWS:  Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning
Wlz: Wet langdurige zorg

Literatuurlijst

Alzheimer Nederland, 2023. Mantelzorg na de verhuizing naar het verpleeghuis minder zwaar? Integendeel. Onderzoek onder mantelzorgers en zorgprofessionals naar de belasting van mantelzorgers van mensen met dementie van wie de naaste in het verpleeghuis woont. November 2023, Alzheimer Nederland.

CBS (2013). Meer en beter contact met anderen van belang voor geluk.

CBS (2014). Standaard bedrijfsindeling.

CBS (2020). Sociaal contact: kwantiteit en kwaliteit.

CBS (2023). Twee keer zoveel vrouwen als mannen van 55-plus krijgen mantelzorg.

CBS (2023). Vrijwilligerswerk 2023.

CBS (2024). 1 op de 10 mensen sterk eenzaam in 2023.

CBS (2024). Bibliotheken organiseerden veel meer activiteiten.

CBS (2024). Emancipatiemonitor

CBS (2024). Vader en moeder op leeftijd- Mantelzorg door kinderen van 80-plussers.

CBS (2024). Vestigingen voor sociaal-maatschappelijke activiteiten naar regio 2023 | CBS CBS-tabel in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.

CBS (z.d.). Korte onderzoekomschrijving onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn.

CBS Statline (2024). StatLine - Jaarmutatie consumentenprijsindex; vanaf 1963.

CBS Statline (2024). StatLine - Leefstijl; persoonskenmerken.

CBS Statline (2024). StatLine - Openbare bibliotheken; leden, collectie, uitleningen vanaf 1900.

CBS Statline (2024). StatLine - Sociale contacten en maatschappelijke participatie.

CBS Statline (2024). StatLine - Wmo-cliënten; type maatwerkvoorziening, wijken 2024.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2015). Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (2023). Coronavirus tijdlijn. Den Haag.

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (2023). GALA Gezond en Actief Leven Akkoord. Den Haag.

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (2024). Historische analyse Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Den Haag.

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (2024). Kamerbrief: Houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015. Den Haag.

Verweij Jonker, 2024. De sociale basis en de houdbaarheid van de Wmo.