3. Resultaten
3.1 Korte verkenning steekproef
De data van de stapelingsmonitor zijn succesvol gekoppeld aan 1692 van de 1711 personen uit de steekproef. Het totaal aantal succesvolle koppelingen voor de variabele ‘voortijdig schoolverlaters’ is met 1017 lager vanwege andere leeftijdsgrenzen. Het verslagjaar van de stapelingsmonitor is 2020.
De cijfers geven een beeld van de jongeren uit de steekproef en kansenongelijkheid. De focus ligt dus niet op de specifieke aantallen, aangezien niet met zekerheid kan worden vastgesteld in hoeverre deze representatief zijn voor de MDT populatie4). Daarnaast kan er, vanwege de lage aantallen, geen vergelijking worden gemaakt met de referentiegroep. De cijfers zijn dus puur om een beeld te geven of jongeren met een bepaalde vorm van kansenongelijkheid ook hun weg naar een MDT traject weten te vinden.
Aantal (n=1692) | Percentage | ||
---|---|---|---|
Inkomen | Uitkering ontvangen WW | 27 | 1,6% |
Inkomen | Uitkering ontvangen (wao, wia, waz of wajong) | 10 | 0,6% |
Inkomen | Bijstand ontvangen participatiewet | 44 | 2,6% |
Inkomen | Laag inkomen (huishouden) | 104 | 6,1% |
Inkomen | Langdurig laag inkomen (huishouden) | 30 | 1,8% |
Onderwijs | Startkwalificatie | 730 | 43,1% |
Onderwijs | Voortijdig schoolverlater in 2019-2021 | 26 (n=1017) | 2,6% |
Jeugdzorg | Gebruik jeugdbescherming ondertoezichtstelling | 10 | 0,6% |
Jeugdzorg | Gebruik van pleegzorg | 8 | 0,5% |
Jeugdzorg | Gebruik van ambulante jeugdhulp | 115 | 6,8% |
Jeugdzorg | Gebruik van jeugdreclasseringsmaatregel | 4 | 0,2% |
Justitie | Geregistreerd slachtoffer misdrijf | 57 | 3,4% |
Justitie | Geregistreerd verdachte misdrijf | 19 | 1,1% |
Justitie | Verwezen naar bureau halt | 9 | 0,5% |
Justitie | Geregistreerd als gedetineerde | 0 | 0% |
3.2 Persoonskenmerken MDT’ers en referentiegroep
Het merendeel van de MDT groep is vrouw (64 procent) of jonger dan 21 jaar (64 procent). Door de lagere gemiddelde leeftijd zit logischerwijs een groter gedeelte op het Voortgezet Onderwijs (VO) dan bij de referentiegroep. Ongeveer 9 op de 10 jongeren zijn geboren in Nederland. Dat geldt voor beide groepen. In beide groepen heeft 80 procent betaald werk, wat betekent dat zij een baan hebben als werknemer of als zelfstandige. Hier hoort ook een bijbaan of 0-uren contract bij. Van diegenen met betaald werk, werken jongeren uit de referentiegroep gemiddeld 25 uur per week en jongeren uit de MDT groep gemiddeld 18 uur per week. “Financiële welvaart” is een samengestelde maat waarbij wordt gekeken naar het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen en vermogen van huishoudens. De groep is onderverdeeld in kwintielgroepen. De eerste 20 procent groep is de kwintielgroep met de laagste financiële welvaart. De vijfde 20 procent groep is de kwintielgroep met de hoogste financiële welvaart. Bij de verdeling van deze welvaart wordt gesplitst naar huishoudenssituatie (thuiswonend of uitwonend). Bij de thuiswonende jongeren geldt dat voor beide groepen het grootste gedeelte in de bovenste twee kwintielgroepen met de hoogste financiële welvaart zit. Voor uitwonende jongeren daarentegen bevindt het merendeel zich in de onderste twee kwintielgroepen met de laagste financiële welvaart. Door de lage steekproefomvang kunnen de verschillen tussen de groepen niet getoetst worden op significantie. Meer dan de helft van de jongeren uit beide groepen woont in (zeer) sterk stedelijke gebieden. Een klein gedeelte (3 en 6 procent) woont in niet stedelijke gebieden. (Voor een overzicht met aantallen in plaats van percentages zie de bijlagetabel).
MDT1) (n=618) | REF (n=1048) | ||
---|---|---|---|
Leeftijd | Jonger dan 21 jaar (%) | 63,5 | 49,2 |
Leeftijd | 21 jaar of ouder (%) | 36,5 | 50,8 |
Geslacht2) | Vrouw (%) | 63,4 | 49,6 |
Geslacht2) | Man (%) | 36,6 | 50,4 |
Actueel opleidingsniveau | VO (%) | 21,2 | 15,4 |
Actueel opleidingsniveau | MBO (%) | 24,7 | 26,4 |
Actueel opleidingsniveau | HBO & WO (%) | 54,1 | 58,2 |
Herkomst | Geboren in Nederland (%) | 91,1 | 91,0 |
Werk | Betaald werk (%) | 80,4 | 79,7 |
Werk | Uur per week | 17,6 | 25,2 |
Financiële welvaart van thuiswonenden | Eerste 20% groep | 11,9 | 9,8 |
Financiële welvaart van thuiswonenden | Tweede 20% groep | 13,8 | 13,2 |
Financiële welvaart van thuiswonenden | Derde 20% groep | 17,0 | 17,2 |
Financiële welvaart van thuiswonenden | Vierde 20% groep | 24,6 | 27,8 |
Financiële welvaart van thuiswonenden | Vijfde 20% groep | 32,7 | 32,1 |
Financiële welvaart van uitwonenden | Eerste 20% groep | 53,9 | 36,6 |
Financiële welvaart van uitwonenden | Tweede 20% groep | 20,4 | 24,0 |
Financiële welvaart van uitwonenden | Derde 20% groep | 9,2 | 12,9 |
Financiële welvaart van uitwonenden | Vierde 20% groep | 7,9 | 13,1 |
Financiële welvaart van uitwonenden | Vijfde 20% groep | 8,6 | 13,4 |
Mate van verstedelijking | Zeer sterk stedelijk (%) | 36,2 | 30,5 |
Mate van verstedelijking | Sterk stedelijk (%) | 27,4 | 29,5 |
Mate van verstedelijking | Matig stedelijk (%) | 17,9 | 14,7 |
Mate van verstedelijking | Licht stedelijk (%) | 15,2 | 19,4 |
Mate van verstedelijking | Niet stedelijk (%) | 3,4 | 5,9 |
1) Dit betreft de groep MDT’ers die de Sociale samenhang en welzijnsenquête hebben ingevuld. De respons is opgehoogd naar de totale steekproef. Deze groep staat niet gelijk aan alle MDT-deelnemers in Nederland. 2) Vanwege geringe aantallen kan enkel statistisch representatief naar ‘man’ en ‘vrouw’ worden uitgesplitst. Het CBS erkent dat er meerdere genders zijn en niet iedereen zich ‘man’ of ‘vrouw’ voelt. |
3.3 Verschillen in Sociale samenhang
Er zijn geen significante verschillen in sociale participatie tussen MDT jongeren en de referentiegroep. Vergelijkbaar hoge percentages van 96 procent (MDT jongeren) en 97 procent ( referentiegroep) geven aan dat het merendeel minstens wekelijks sociaal contact met familie, vrienden of buren heeft. Een deel van de jongeren zou vaker sociaal contact willen. Het gaat dan met name om contacten met vrienden: meer dan de helft van de jongeren geeft aan daar meer contact mee te willen.
MDT1) | REF | ||
---|---|---|---|
Minstens wekelijks sociaal contact (%) | totaal | 96,1 | 97,2 |
Minstens wekelijks sociaal contact (%) | met familie | 73,0 | 76,8 |
Minstens wekelijks sociaal contact (%) | met vrienden | 91,8 | 89,9 |
Minstens wekelijks sociaal contact (%) | met buren | 36,2 | 34,3 |
Zou vaker contact willen | met familie | 43,8 | 42,9 |
Zou vaker contact willen | met vrienden | 52,6 | 55,5 |
Zou vaker contact willen | met buren | 19,3 | 18,3 |
Sterk eenzaam (%) | 15,0 | 14,1 | |
*=p<0.05. 1) Dit betreft de groep MDT’ers die de Sociale samenhang en welzijnsenquête hebben ingevuld. De respons is opgehoogd naar de totale steekproef. Deze groep staat niet gelijk aan alle MDT-deelnemers in Nederland. |
Aan de respondenten is gevraagd hoe vaak zij contact hebben met anderen die 1) een andere herkomst hebben, 2) een ander opleidingsniveau hebben, en 3) minstens 5 jaar ouder of jonger zijn (en niet in hetzelfde huis wonen). De groep MDT’ers heeft vaker wekelijks contact met mensen van een verschillende herkomst, en met mensen die minstens 5 jaar ouder of jonger zijn dan zijzelf, in vergelijking met de referentiegroep. Er is geen verschil gevonden tussen de groepen als het gaat om contacten met anderen die een hoger of lager opleidingsniveau hebben.
MDT1) | REF | |
---|---|---|
… een andere herkomst hebben | 74,4* | 67,3* |
… een ander opleidingsniveau hebben | 87,7 | 86,1 |
… minstens 5 jaar ouder of jonger zijn | 87,5* | 80,9* |
*= p<0.05. 1) Dit betreft de groep MDT’ers die de Sociale samenhang en welzijnsenquête hebben ingevuld. De respons is opgehoogd naar de totale steekproef. Deze groep staat niet gelijk aan alle MDT-deelnemers in Nederland. |
De groep MDT’ers is significant vaker tenminste een keer vrijwilliger geweest in het afgelopen jaar dan de referentiegroep (75 procent tegenover 39 procent). Er is in de vraagstelling niet expliciet gesplitst naar vrijwilligerswerk buiten MDT om. Het significante verschil tussen deze groepen kan samenhangen met het meedoen aan MDT, maar met de huidige gegevens is dit niet vast te stellen. Ook is de groep MDT’ers significant vaker lid van een vereniging (66 procent tegenover 51 procent). Er is geen verschil gevonden in het aandeel dat informele hulp geeft: ongeveer 1 op de 3 jongeren heeft aangegeven in de afgelopen 4 weken informele hulp te hebben verleend.
MDT1) | REF | |
---|---|---|
Vrijwilliger (%) | 75,3* | 38,9* |
Informele hulp gegeven afgelopen 4 weken (%) | 32,3 | 35,0 |
Lid van een vereniging (%) | 66,0* | 50,7* |
*= p<0.05. 1) Dit betreft de groep MDT’ers die de Sociale samenhang en welzijnsenquête hebben ingevuld. De respons is opgehoogd naar de totale steekproef. Deze groep staat niet gelijk aan alle MDT-deelnemers in Nederland. |
Jongeren die een MDT-traject doen of hebben gedaan vinden het vaker belangrijk om zich in te zetten voor een ander en om zich in te zetten voor de maatschappij. Van de MDT jongeren gaf 91 procent aan het ‘belangrijk’ of ‘heel belangrijk’ te vinden om je in te zetten voor een ander, tegenover 83 procent van de jongeren uit de referentiegroep. Van de MDT jongeren vindt 79 procent het belangrijk om zich in te zetten voor de maatschappij, bij de referentiegroep ligt dit aandeel rond de 60 procent.
MDT1) | REF | |
---|---|---|
Belangrijk om je in te zetten voor een ander | 91,2* | 82,7* |
Belangrijk om je in te zetten voor de maatschappij | 78,9* | 59,5* |
*= p<0.05. 1) Dit betreft de groep MDT’ers die de Sociale samenhang en welzijnsenquête hebben ingevuld. De respons is opgehoogd naar de totale steekproef. Deze groep staat niet gelijk aan alle MDT-deelnemers in Nederland. |
Respondenten vulden in op een schaal van 1 tot 10 in hoeverre zij zich over het algemeen een gelukkig mens voelden en zij tevreden waren met hun leven. Hierbij staat een 1 voor volledig ongelukkig (/ontevreden) en een 10 voor volledig gelukkig (/tevreden). Cijfers van 7 of hoger zijn geclassificeerd als “gelukkig” en “tevreden”. Er zijn hierbij geen significante verschillen gevonden tussen de MDT jongeren en de referentiegroep.
MDT1) | REF | |
---|---|---|
Gelukkig (%) | 80,2 | 78,9 |
Tevreden (%) | 78,2 | 73,9 |
*= p<0.05. 1) Dit betreft de groep MDT’ers die de Sociale samenhang en welzijnsenquête hebben ingevuld. De respons is opgehoogd naar de totale steekproef. Deze groep staat niet gelijk aan alle MDT-deelnemers in Nederland. |
Met behulp van logistische regressieanalyses is berekend welke persoonskenmerken samenhangen met het meedoen aan MDT. Hiervoor zijn odds ratio’s (OR) gebruikt. Een OR is het verschil tussen de kans op het meedoen en de kans op het niet meedoen aan MDT. Een OR van 1 geeft dus aan dat de kans op het meedoen net zo groot is als de kans op het niet-meedoen aan MDT. Een OR lager dan 1 geeft een negatieve samenhang aan, wat betekent dat de kans op het meedoen aan MDT dan kleiner is. Een OR groter dan 1 geeft een positieve samenhang aan, wat betekent dat de kans op het meedoen aan MDT dan groter is.
In tabel 3.3.6 is te zien dat geslacht en leeftijd significant samenhangen met meedoen aan MDT. De kans op het meedoen aan MDT is lager bij mannen en neemt af bij een hogere leeftijd. Opleiding en het zich gelukkig voelen, zijn niet gerelateerd aan het al dan niet meedoen aan MDT.
Kenmerk | Odds ratio | 95% BI |
---|---|---|
Geslacht (man zijn) | 0,56* | 0,44 – 0,73 |
Leeftijd in jaren (van jong naar oud) | 0,92* | 0,87 – 0, 97 |
Opleiding (MBO t.o.v. VO) | 0,861) | 0,57 – 1,28 |
Opleiding (HBO & WO t.o.v. VO) | 1,00 | 0,66 – 1,53 |
Gelukkig zijn | 1,00 | 1,00 – 1,00 |
*= p<0.05. |
Er zijn in de SSW-enquête vijf stellingen gepresenteerd over talentontwikkeling (zie Bijlage A). Van deze vijf vragen is één samengestelde maat gemaakt. Indien respondenten 3 of meer vragen positief beantwoordden (eens of helemaal eens) werd dat gezien als sterke talentontwikkeling. Tabel 3.3.7 laat zien dat het meedoen aan MDT significant samenhangt met een sterke talentontwikkeling na correctie voor andere persoonskenmerken.
Kenmerk | Odds ratio | 95%BI |
---|---|---|
Geslacht (man zijn) | 1,74* | 1,35 - 2,24 |
Leeftijd in jaren (van jong naar oud) | 1,05 | 0,99 – 1,10 |
Opleiding (MBO t.o.v. VO) | 0,91 | 0,61 – 1,35 |
Opleiding (HBO & WO t.o.v. VO) | 1,01 | 0,67 – 1,53 |
Meedoen aan MDT (niet/wel) | 1,44* | 1,12 – 1,86 |
*= p<0.05. |
In de SSW-enquête zijn ook vragen gesteld over het effect van MDT op de motivatie om zich in te zetten voor de samenleving en het effect op de opleiding of het vinden van een baan. Respondenten vulden eerst de introductievraag in of zij zouden willen meedoen aan maatschappelijke diensttijd. Alleen diegenen die invulden “ik doe al mee of ik heb al meegedaan” kregen de vervolgvragen over het effect van MDT te zien. Van de 618 MDT’ers hebben 319 dit antwoord gegeven. Zij hebben allemaal de eerste vraag ingevuld, en 310 respondenten hebben ook de tweede vraag ingevuld. Vermoedelijk weten niet alle MDT’ers dat zij een traject van Maatschappelijke Diensttijd hebben gevolgd. De hoge non-respons hier zegt dus waarschijnlijk iets over de naamsbekendheid van MDT onder MDT-deelnemers.
Van de respondenten gaf 61 procent aan dat het meedoen aan MDT een positief effect had op hun motivatie om zich in te zetten voor de samenleving. 1 procent gaf aan dat het meedoen aan MDT hier een negatief effect op had, en 38 procent gaf aan dat het meedoen aan MDT geen effect had. Als wordt gekeken naar geslacht, leeftijd en actueel opleidingsniveau, zien we de grootste verschillen bij actueel opleidingsniveau. Bijna driekwart van de MDT’ers die op dit moment een MBO-opleiding volgen geeft aan dat MDT voor hen een positief effect had om zich in te zetten voor de samenleving. Bij degenen die het Voortgezet Onderwijs (VO) of een Hogere Beroepsopleiding (HBO) volgen is dat 60 procent.
Column 2 | |
---|---|
Positief effect | 61,2 |
Negatief effect | 1,2 |
Geen effect | 37,6 |
Positief effect | Negatief effect | Geen effect | ||
---|---|---|---|---|
Totaal | 61,2 | 1,2 | 37,6 | |
Geslacht1) | Man | 61,0 | 0,8 | 38,3 |
Geslacht1) | Vrouw | 61,2 | 1,5 | 37,3 |
Leeftijd | < 21 jaar | 61,8 | 1,6 | 36,6 |
Leeftijd | 21 jaar en ouder | 60,2 | 0,7 | 39,1 |
Actueel opleidingsniveau | VO | 59,4 | 0,0 | 40,6 |
Actueel opleidingsniveau | MBO | 73,7 | 0,0 | 26,3 |
Actueel opleidingsniveau | HBO & WO | 60,3 | 2,1 | 37,6 |
1) Vanwege geringe aantallen kan enkel statistisch representatief naar ‘man’ en ‘vrouw’ worden uitgesplitst. Het CBS erkent dat er meerdere genders zijn en niet iedereen zich ‘man’ of ‘vrouw’ voelt. |
29 procent van de respondenten gaf aan dat het meedoen aan MDT een positief effect had op hun opleiding of het vinden van een baan. Voor 70 procent had het meedoen aan MDT hier naar eigen zeggen geen effect op. Met 34 procent geven jongeren van 21 jaar of ouder vaker aan dat MDT een positief effect had op hun opleiding of het vinden van een baan dan jongeren onder de 21 jaar (27 procent) . Wederom geven studenten die op het enquêtemoment een MBO opleiding volgen vaker aan dat het meedoen aan MDT een positief effect had: 45 procent van de MBO studenten, tegenover 24 procent van de VO leerlingen en 32 procent van de HBO- of universiteitsstudenten.
Column 2 | |
---|---|
Positief effect | 29,4 |
Negatief effect | 0,3 |
Geen effect | 70,3 |
Positief effect | Negatief effect | Geen effect | ||
---|---|---|---|---|
Totaal | 29,4 | 0,3 | 70,3 | |
Geslacht1) | Man | 30,5 | 0,0 | 69,5 |
Geslacht1) | Vrouw | 28,8 | 0,4 | 70,8 |
Leeftijd | < 21 jaar | 26,6 | 0,5 | 72,9 |
Leeftijd | 21 jaar en ouder | 33,5 | 0,0 | 66,5 |
Actueel opleidingsniveau | VO | 24,0 | 1,6 | 71,0 |
Actueel opleidingsniveau | MBO | 44,9 | 0,0 | 55,1 |
Actueel opleidingsniveau | HBO & WO | 31,7 | 0,0 | 68,3 |
1) Vanwege geringe aantallen kan enkel statistisch representatief naar ‘man’ en ‘vrouw’ worden uitgesplitst. Het CBS erkent dat er meerdere genders zijn en niet iedereen zich ‘man’ of ‘vrouw’ voelt. |