Auteur: Elianne Derksen, Luca Janssen, Maartje Tummers-van der Aa
COVID-19-vaccinatiegedrag

2. Methode

2.1 Bronnen

Voor dit onderzoek zijn data uit de Gezondheidsenquête en de enquête Sociale samenhang en welzijn van het CBS gekoppeld aan het COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringssysteem (CIMS) van het RIVM.

2.1.1 Gezondheidsenquête (GE)

De Gezondheidsenquête (GE) wordt jaarlijks door het CBS uitgevoerd. De doelpopulatie betreft personen van 0 jaar en ouder die in particuliere huishoudens in Nederland wonen. Het doel van de enquête is om een zo volledig mogelijk beeld te geven van (ontwikkelingen in) de gezondheid, medische contacten en leefstijl van de Nederlandse bevolking. Voor dit onderzoek zijn samengevoegde gegevens gebruikt uit de GE-edities 2019 tot en met 2022, waarbij de gegevens van mensen onder de 15 jaar niet zijn meegenomen. Zo is de populatie gelijk met de populatie uit de enquête Sociale samenhang en welzijn. In totaal komt dit neer op gegevens van 31.087 respondenten van 15 jaar en ouder. Voor meer informatie over de achtergrond van het onderzoek, de looptijd ervan en de waarneemmethodiek, kunt u de onderzoeksbeschrijving van de GE raadplegen.

Uit de GE-gegevens is de variabele ‘ervaren gezondheid’ gebruikt als maat voor de algemene staat van gezondheid. Respondenten kregen op de vraag “Hoe is in het algemeen uw gezondheid?” de antwoordopties: zeer goed, goed, gaat wel, slecht of zeer slecht. In dit rapport zijn deze resultaten teruggebracht tot de groepen (1) (zeer) goed, en (2) minder dan goed. Personen die geen antwoord hebben gegeven op deze vraag zijn niet meegenomen in de analyse.

2.1.2 Sociale samenhang en welzijnsenquête (SSW)

De enquête Sociale samenhang en welzijn (SSW) wordt jaarlijks door het CBS uitgevoerd. De doelpopulatie betreft personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Het doel van de vragenlijst is om ontwikkelingen in sociale samenhang en welzijn vast te stellen. Bij sociale samenhang gaat het om de sociale, maatschappelijke en politieke participatie van de Nederlandse bevolking, evenals  het vertrouwen in anderen en in instellingen. Bij welzijn gaat het om de tevredenheid met verschillende aspecten van de leefsituatie. In dit onderzoek zijn samengevoegde gegevens uit de SSW-edities 2019 tot en met 2022 gebruikt. In totaal komt dit neer op een dataset met 30.119 respondenten van 15 jaar en ouder (voor meer informatie zie de onderzoeksbeschrijving van de SSW).

Uit de SSW-data zijn gegevens gebruikt van vertrouwen, maatschappelijke participatie, sociale contacten en religie.

Zoals gespecificeerd in de onderzoeksvragen zijn er twee maten van vertrouwen onderzocht: ‘vertrouwen in de Tweede Kamer’ en ‘vertrouwen in de gezondheidszorg’. In de enquête is mensen gevraagd of ze hier heel veel, tamelijk veel, niet zo veel of helemaal geen vertrouwen in hebben. In dit rapport zijn de resultaten samengevoegd tot de groepen met (1) heel veel of tamelijk veel vertrouwen en (2) niet zo veel of helemaal geen vertrouwen.

Om sociaal contact te onderzoeken werden de variabelen ‘contact met familie’, ‘contact met vrienden’ en ‘contact met buren’ gebruikt. Voor elk van deze potentiële contacten is aan personen gevraagd hoe vaak zij contact hadden. Het gaat hierbij om persoonlijke ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten en om contact via bijvoorbeeld e-mail, sms, chat of door berichtjes te sturen. Mogelijke antwoordopties waren dagelijks, minstens 1x per week, minstens 1x per maand, minder dan 1x per maand of zelden tot nooit. In dit rapport zijn de resultaten samengevoegd tot de groepen die (1) tenminste wekelijks contact of (2) minder dan wekelijks contact hadden. Daarnaast is  de variabele ‘informele hulp’ gebruikt, waarbij personen werd gevraagd of zij de afgelopen vier weken in hun vrije tijd ook buiten organisaties om onbetaalde hulp gaven aan anderen buiten het eigen huishouden, zoals zieken, buren, familie, vrienden en bekenden (ja/nee).

Maatschappelijke participatie is onderzocht met de variabelen ‘vrijwilligerswerk’, ‘deelname aan het verenigingsleven’ en het al dan niet hebben van ‘betaald werk’. De meting van vrijwilligerswerk is gebaseerd op de vraag of personen in het afgelopen jaar vrijwilligerswerk gedaan hebben (ja/nee). Voor deelname aan het verenigingsleven is gevraagd of en hoe vaak iemand actief is geweest bij een vereniging. De antwoordopties waren minstens 1x per week, minstens 1x per maand, minder dan 1x per maand of nooit. Tot slot is ook het hebben van betaald werk onderzocht als maat voor maatschappelijk participatie. Personen die aangaven voor minstens 1 uur per week betaald werk te hebben, werkzaam te zijn in een eigen bedrijf of praktijk, en/of werkzaam te zijn in een bedrijf of praktijk van de partner of een familielid, worden gezien als werkenden. De analyse bleef beperkt tot werkenden van 15 tot 65 jaar.

Religie is gemeten met de vraag “Tot welk geloof of religie rekent u zichzelf?”. Mogelijke antwoordopties waren: (1) Geen religie of levensbeschouwing, (2) de Rooms-Katholieke kerk, (3) een Protestantse of andere Christelijke kerk of groep, (4) de Islam, (5) het Jodendom, (6) het Hindoeïsme, (7) het Boeddhisme, (8) een andere religie of levensbeschouwing. Voor de analyse zijn diegenen die Jodendom, Hindoeïsme, Boeddhisme en een andere religie of levensbeschouwing aangaven, samengenomen tot de categorie ‘anders’.

Personen die geen antwoord gaven op een bepaalde SSW-vraag zijn niet meegenomen in de analyse.

2.1.3 COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringssysteem (CIMS)

Het RIVM registreert gegevens over COVID-19-vaccinaties in het landelijk “COVID-vaccinatie Informatie en Monitoringssysteem” (CIMS). Bij iedere COVID-19-vaccinatie werd aan personen gevraagd of zij toestemming geven om hun vaccinatiegegevens te delen met het CIMS. Het percentage mensen dat toestemming geeft neemt toe met opeenvolgende vaccinatierondes; voor prikken gezet via de GGD was dit bij de eerste vaccinatie (basisserie) ongeveer 93 procent, bij vervolgronde (booster) 95 procent en bij de daarop volgende ronde in het najaar meer dan 99 procent. Vaccinaties waarvoor geen toestemming is gegeven, zijn niet geregistreerd in het CIMS. Personen die gebruik hebben gemaakt van hun recht op vergetelheid, zijn uit het CIMS gehaald. Afgekeurde vaccinaties zijn ook niet meegenomen in de analyses. Het CIMS-bestand dat gebruikt wordt voor dit onderzoek, heeft als peildatum 1 augustus 2023. Alle vaccinaties die voor die datum gezet zijn, zijn in dit bestand opgenomen (mits toestemming). In het bestand zijn per persoon per vaccinatie onder andere de vaccinatiedatum en vaccinnaam opgenomen.

2.2 Koppelingen en terminologie

In de GE- en SSW-databestanden en in het CIMS-bestand kregen personen een betekenisloos nummer toegekend (gepseudonimiseerd). Van alle personen die deel hebben genomen aan deze CBS-enquêtes is op basis van dit nummer bepaald of zij voorkomen in het CIMS - met één of meerdere vaccinaties. Als dit het geval was, zijn deze personen aangemerkt als ‘gevaccineerd’, terwijl respondenten uit de CBS-enquêtes die niet in het CIMS voorkomen, zijn gelabeld als ‘niet gevaccineerd/vaccinatiestatus onbekend’. Omdat het overgrote deel van de gevaccineerden toestemming heeft gegeven om vaccinatiegegevens in het CIMS op te laten nemen, bestaat laatstgenoemde groep hoofdzakelijk uit personen die daadwerkelijk niet gevaccineerd zijn. Er zullen echter ook personen zijn die wel gevaccineerd zijn, maar geen toestemming hebben gegeven om de gegevens daarvan te delen in het CIMS. Hierdoor zijn de gepresenteerde cijfers voor de vaccinatiegraad mogelijk een onderschatting van de werkelijke vaccinatiegraad.

Het gaat in dit rapport om de vaccinatiegraad op basis van een (gewogen) representatieve steekproef onder de niet-institutionele bevolking. Personen in instellingen zoals verpleeghuizen en penitentiaire inrichtingen zijn niet meegenomen. Hiermee wijkt deze methode af van de berekeningen die het RIVM uitvoert (RIVM, 2022). Kleine verschillen in de resultaten in dit rapport en de berekeningen van het RIVM zijn dus onder andere terug te voeren op het feit dat de RIVM-cijfers ook bewoners van verpleeghuizen omvatten.

2.3 Weging

Voor zowel de GE- als de SSW-enquête zijn verschillen in de samenstelling van de respons en de totale Nederlandse bevolking, gecorrigeerd door middel van een weegfactor. Iedere respondent in de dataset krijgt een individueel gewicht toegekend waarin rekening is gehouden met bepaalde achtergrondkenmerken, onder andere geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, landsdeel en inkomen. Meer gedetailleerdere informatie over de weging van de GE is te vinden op Weging Gezondheidsenquête 2014. Voor SSW is deze informatie te vinden in de onderzoeksbeschrijving van de SSW.

In 2020 en 2021 werd de waarneming voor de onderzoeken GE en SSW gehinderd door de coronacrisis en de bijbehorende maatregelen. In een deel van die jaren was het niet mogelijk om aan huis interviews af te nemen en kwam er dus alleen via internet (GE) / internet en telefoon (SSW) respons binnen. Om hiermee om te kunnen gaan is het weegmodel in die jaren aangepast. Daarbij is gebruik gemaakt van tijdreeksmodellen om te kunnen corrigeren voor het wegvallen van een deel van de waarneming. Hierdoor zijn de cijfers zo goed mogelijk vergelijkbaar gemaakt met die van eerdere jaren.

2.4 Analyses

Per kenmerk is onderzocht wat de COVID-19-vaccinatiegraad per subgroep is. Dit is gedaan voor elk van de kenmerken ervaren gezondheid, vertrouwen, participatie en religie. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat de samenhang is tussen de vaccinatiegraad en het onderzochte kenmerk (bijvoorbeeld mensen die wel of geen vrijwilligerswerk doen). Omdat ervaren gezondheid sterk correleert met leeftijd, wordt de vaccinatiegraad voor dit kenmerk ook per leeftijdsgroep beschreven.

Vervolgens is door middel van bivariate logistische regressie onderzocht of de geregistreerde COVID-19-vaccinatiegraad ook statistisch afwijkt van de andere subgroepen. Hierbij is gecorrigeerd voor verschillen tussen deze subgroepen in geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, inkomen en herkomst. Verschillen worden alleen als significant beschouwd als ze ook na deze correctie een p-waarde lager dan 0,05 hebben. Daarnaast is met multivariate logistische regressie onderzocht welke kenmerken het meest bepalend zijn in het wel of niet gevaccineerd zijn.