Auteur: Hermine Molnár-in 't Veld, Lolke Schakel, Coen van Heukelingen
Onderweg in Nederland (ODiN) 2021- Plausibiliteitsrapportage

7. Externe bronnen

In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2020.

7.1 Het weer 

Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden (CBS, 2020: paragraaf 7.1.2). Voor het verschil in weer tussen 2020 en 2021 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 over de jaren 2019 tot en met 2021.

7.1.1 Indicatoren van het weer per jaar
201920202021
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) 2 0 7
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) 40 31 50
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) 99 110 97
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) 26 32 20
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) 11 12 1
Zonuren1 9642 0261 800
Neerslag (in mm) 783 785 806
Bron: KNMI.

De grootste verschillen ten opzichte van 2019 zien we bij het aantal warme dagen (+11) en zomerse dagen (+6). Wat het aantal zonuren betreft classificeert het KNMI 2019 als ‘zeer zonnig’ en 2020 als ‘extreem warm, zeer zonnig’. 2021 is geclassificeerd als: ‘Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood’.

Het KNMI schrijft dat 2021 na drie zeer warme jaren qua temperatuur een normaal jaar was. De gemiddelde temperatuur was 10,4 °C tegen 10,5 °C normaal. Uitschieters waren de zeer koude lente en warmste junimaand sinds 1901 (KNMI, 2021). 2020 gold als ‘aan de droge kant’ en 2019 kreeg de classificatie 'vrij droog'. Deze globale informatie geeft niet direct een eenduidige indicatie wat dit voor de mobiliteit in 2021 ten opzichte van 2020 zou kunnen betekenen.

Extremen waarvoor een code rood werd gegeven in 2021 waren voor sneeuwjacht en ijzel in februari en voor extreme neerslag in Limburg in juli. In juni 2021 werd er grote schade veroorzaakt door een valwind in Leersum. 12 keer werd er een code oranje of rood uitgegeven in 2021, het hoogste aantal sinds het bestaan van de huidige waarschuwingssystematiek (2010). De 4 laatste maanden van het jaar waren na een koele augustus (ruim) warmer dan normaal.

7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet

7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2021

Ook dit jaar staat in de Rijkswaterstaatrapportage betreffende het Rijkswegennet onder de kop COVID-19/Corona in relatie tot het Rijkswegennet, dat er sinds het uitbreken van de covid-19 pandemie en de hieraan gekoppelde coronamaatregelen van de overheid, er vanaf week 12-2020 sprake is van een heel ander verkeersbeeld (Rijkswaterstaat, 2022). Sinds 13 maart 2020 is de verkeersprestatie van het bemeten Rijkswegennet 83 procent ten opzichte van 2019 en in 2021 is dit nog altijd circa 85 procent ten opzichte van 2019.

Ten opzichte van eind 2020 is het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet met 4,3 procent toegenomen tot 63,6 miljard voertuigkilometers. De jaarfilezwaarte is in 2021 met 37,3 procent toegenomen van 4,15 naar 5,69 miljoen kilometerminuten. Als grootste oorzaak van files worden genoemd: reguliere spitsfiles (hoge intensiteit), gevolgd door incidentele files (ongevallen en incidenten). Volgens Rijkswaterstaat manifesteert de toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag, maar is dit met name overdag te merken buiten de spitsperioden. Verder rapporteert Rijkswaterstaat dat het aantal afgelegde kilometers op jaarbasis met 3,7 procent is toegenomen in de maanden september tot en met december 2021 in vergelijking met de periode mei tot en met augustus 2021.

Een jaar eerder rapporteerde Rijkswaterstaat op basis van metingen op het Rijkswegennet dat in 2020 ten opzichte van 2019 het aantal afgelegde voertuigkilometers met 16 procent was afgenomen, tot 61 miljard voertuigkilometers (Rijkswaterstaat, 2021). De afname in 2020 in afgelegde kilometers was vooral waarneembaar in de spitsperioden van maandag tot en met donderdag en in de nacht. Rijkswaterstaat hanteert deze verkeersprestatie als maatstaf voor het gebruik van het wegennet. Uit gegevens van het bemeten Rijkswegennet blijkt dat sinds 13 maart 2020 (tot de zomerperiode) de verkeersprestatie gereduceerd is tot ongeveer 75%-80% in vergelijking met de zelfde periode in 2019. In de zomerperiode was de verkeersprestatie en het verkeersbeeld ongeveer hetzelfde als in het jaar ervoor. Daarna, sinds september 2020, was het aantal gereden voertuigkilometers stabiel op ongeveer 80% ten opzichte van 2019.

7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN

Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het Rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. Allereerst wordt met de meetlussen al het verkeer op het Rijkswegennet gemeten. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen en motorfietsen) dat van het Rijkswegennet gebruik mag maken en dit is zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet gemeten – overigens is het op basis van informatie uit de meetlussen op het Rijkswegennet mogelijk om globaal op basis van voertuiglengte een onderscheid tussen vrachtverkeer en personenverkeer te maken voor werkdagen of weekenddagen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel voertuigkilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het Rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gemaakt door mensen uit het buitenland op het Rijkswegennet.

Een toe- of afname van het verkeer op het Rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers Rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. In 2020 zijn er bijvoorbeeld in totaal 6 nieuwe weggedeelten opengesteld en is in totaal 84 km aan nieuwe rijstrooklengte opgeleverd. Ook maatregelen zoals het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice-versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.

Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen. Op basis van verkeerstellingen is een toename van het wegverkeer gemeten van 2020 naar 2021. Op basis van de ODiN-cijfers van 2021 van de vervoersprestatie van personenautobestuurders is er ook sprake van een toename van het totaal aantal afgelegde kilometers in 2021 vergeleken met 2020.

7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2021

Op 23 april 2022 heeft het CBS voorlopige verkeersprestaties berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de kilometerregistraties uit OKR (Online Kilometer Registratie) en Erkenning KeuringsInstanties (EKI) van de RDW (Dienst Wegverkeer). Op basis van de voorlopige verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied is de verkeersprestatie toegenomen van 119 40,7 miljoen voertuigkilometers naar 122 722,6 miljoen, een toename van bijna 3 procent. In tegenstelling tot de ODiN gegevens over personenautobestuurderskilometers is in de verkeersprestatiecijfers op Nederlands grondgebied, naast de verkeersprestatie van Nederlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied ook de verkeersprestatie van buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2022b).

 De voorlopige verkeersprestatie worden in het najaar van 2022 definitief berekend. De huidige cijfers zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2022 in plaats van 1 juli 2022. Voor de verdeling van de kilometers over binnen- en buitenland in 2021 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2020. In het laatste kwartaal van 2022 worden deze cijfers herzien o.b.v. tellerstanden tot 1 juli 2022. Dan worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2021. De populatie gebruikt voor de schatting van de voertuigkilometers is gebaseerd op het motorvoertuigenpark van RDW op 1 januari 2022. Echter in de loop van 2022 zullen de cijfers over het motorvoertuigenpark worden herzien op basis van een nieuwe, verbeterde selectie. Verwacht wordt dat dit op totaalniveau tot relatief kleine aanpassingen zal leiden.

Evenals in ODiN 2021 is er ook op basis van de voorlopige berekening van verkeersprestaties van personenauto’s van 2020 op 2021 een toename van het aantal kilometers afgelegd met een personenauto (als bestuurder).

7.4 Reizigerskilometers met de trein

Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn de afgelopen jaren diverse aanbieders bijgekomen, zoals Arriva, Connexxion, Thalys en Keolis. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn Abellio Rail NRW, DB Regio NRW, NMBS en Euro Bahn.

Evenals vorige jaren heeft van alle spoorvervoerders in Nederland enkel de NS iets gerapporteerd over de toe- of afname van 2021 op 2020 van het aantal reizigerskilometers op het spoor in Nederland. In hun jaarverslag van 2021 meldt de NS: “In 2021 maakten reizigers 9 miljard kilometers met de trein. Dit is iets meer dan in 2020” (NS, 2022a). De verwachting van de NS was dat dit 59 procent zou zijn. In 2021 maakten (NS-)reizigers 8 630 miljard kilometers met de trein (inclusief vervangend treinvervoer), in 2020 8 258 miljard kilometer en NS rapporteerde over 2019 18 896 miljard reizigerskilometers (NS, 2022b).

Over 2021 meldde NS dat Nederland in een lockdown zat en ongeveer 90 procent van de treinen reden. Vanaf de versoepelingen eind april schaalde de NS op. Eind augustus reden weer alle treinen. Vanaf 20 december heeft NS tijdelijk minder treinen laten rijden in de avond, nacht en spits en startte de gebruikelijke avonddienstregeling twee uur eerder. De lockdown in Nederland, het aanhoudende negatieve reisadvies voor niet-noodzakelijke internationale reizen en de maatregelen in de landen om ons heen, raakten ook de internationale treinreizen (NS, 2022c). Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN gegevens ruimte voor interpretatie.

7.5 Mobiliteitsgegevens op basis van het MPN

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) heeft sinds het begin van de coronacrisis 5 verschillende metingen uitgevoerd onder een groep respondenten uit het Mobiliteitspanel Nederland (MPN). De analyses zijn gebaseerd op respondenten die aan alle metingen hebben meegedaan (1 760 Nederlanders). De groep werkenden varieert over de metingen tussen 994 en 1 164 personen; het aantal thuiswerkers varieert tussen 366 (vóór corona) en 519 (tijdens corona).

Het KiM rapporteert dat het doel van de metingen is zicht te krijgen op de effecten van de coronacrisis op de mobiliteit. De metingen zijn uitgevoerd in de volgende periodes: meting 1: 27 maart t/m 4 april (maart/april 2020), meting 2: 22 juni t/m 2 juli (juni/juli 2020), meting 3: 14 sept t/m 15 nov (sept/okt 2020), meting 4: 8 jan t/m 14 jan (jan 2021) en meting 5: 16 april t/m 30 april (april 2021).

Deze metingen zijn vergeleken met de pre-corona situatie (sept-2019). In de meting van ‘april 2021’ is speciaal aandacht besteed aan onder andere thuiswerken en thuisonderwijs (KiM, 2021).

Uit een presentatie van het KiM van 6 juni 2021 (KiM, 2021) komt naar voren dat het aandeel Nederlanders dat in enige mate thuiswerkt in april 2021 ongeveer gelijk was aan januari 2021, namelijk 48%. Nederlanders werkten wel minder vaak (vrijwel) volledig thuis. Het aandeel thuiswerkers dat aangaf na corona vaker thuis te willen werken dan vóór corona was volgens de onderzoekers van het KiM de afgelopen metingen vrij stabiel (namelijk 45-50% van de thuiswerkers). Uit de presentatie bleek dat thuiswerkers verwachten na corona vooral 1-3 dagen thuis te gaan werken. Van de studenten verwacht circa 30% na de coronamaatregelen vaker dan vóór corona thuisonderwijs te volgen. Het KiM geeft aan dat op basis van de verwachtingen van respondenten het aantal spitsreizen na corona licht zal afnemen. 

Deze resultaten bestrijken (nog) niet heel 2021 zoals het ODiN. Uit de MPN-gegevens komt wel naar voren dat bijna de helft van de (werkende) Nederlanders in januari en april 2021 nog thuis werkte. In hoeverre dit ook zo was in de rest van 2021 is nog niet gemeten. De MPN-thuiswerkgegevens tot en met de april 2021 periode lijken tot zoverre ondersteuning te vormen voor de resultaten uit ODiN 2021 dat het aantal reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ en ook de reizigerskilometers met motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ niet significant verschillen met ODiN 2020. Ook het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1000 inwoners van 6 jaar of ouder is niet significant gewijzigd in vergelijking met ODiN 2020.

Met hulp van het MPN heeft het KiM ook onderzoek gedaan naar thuisonderwijs onder studenten die voortgezet- en hoger onderwijs volgen. Dit gebeurden in de periodes juni/juli- 2020, januari-21 en april-21. Hieruit volgt dat de meeste studenten (van voortgezet onderwijs en hoger) in april 2021 deels thuis en deels op locatie zaten. Het KiM constateerde dat met name HBO en WO studenten nog veel thuisonderwijs volgden. Ook hier zijn nog geen gegevens over het hele jaar 2021 beschikbaar. Op basis van een vergelijking van de ODiN gegevens tussen 2020 en 2021 volgt dat er significant meer reizigerskilometers zijn afgelegd voor het motief ‘Onderwijs of cursus volgen’, maar dat dit significant lager ligt (-43 procent) dan in 2019. Het aantal verplaatsingen voor dit motief is in 2021 niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder.

7.6 Andere bronnen 

Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2021 en ODiN 2020 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.

7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'

Op de website van het CBS is onder de noemer Mobiliteit in coronatijd (CBS, 2022a) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020 en 2021 op basis van verkeersindexcijfers van het NDW. In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020 en 2021 (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De verkeersgegevens zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties. 

Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2020 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2020 ten opzichte van 2019 op werkdagen is afgenomen met 19 procent en op weekenddagen met 22 procent. Als hetzelfde wordt gedaan voor 2021 ten opzichte van 2019 blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2021 op werkdagen met ruim 17 procent is afgenomen en op weekenddagen met bijna 20 procent). Echter deze berekeningen geven een ongewogen gemiddelde weer. Daarbij is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van dit ongewogen gemiddelde lijkt het of de verkeersintensiteit in 2021 iets is toegenomen ten opzichte van 2020. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening en het CBS had niet de beschikking over die gegevens.

Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties en dus een ‘steekproef’ en is niet bekend in hoeverre de gegevens daardoor afwijken van de werkelijke situatie. 

Dit maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Wel kan dit helpen om na te gaan of het gevonden patroon dat wordt gevonden in ODiN overeenkomt met het patroon uit deze cijfers en dat lijkt hier het geval te zijn. Een afname van 2020 in vergelijking met 2019. Een lichte toename in 2021 ten opzichte van 2020 en een afname van 2021 in vergelijking met 2019.

7.6.2 OV-Klantenbarometer 2021

De gegevens voor de OV-Klantenbarometer 2021 is gebaseerd op een enquête die in het openbaar vervoer onder reizigers wordt gehouden. Daarbij worden naast het stellen van vragen ook het aantal reizigers per OV-rit geteld. Het veldwerk hiervoor is uitgevoerd tussen 1 oktober en 29 november 2021. De onderzoekers gaven aan dat net voor de start van de veldwerkperiode (op 25 september) een aantal versoepelingen was afgekondigd. Tijdens die periode is op 3 november een aantal beperkende maatregelen ingesteld en op 12 november nog een strenger pakket aan maatregelen. Toen voor 26 november nog strengere maatregelen werden aangekondigd, vormde dit de aanleiding om het veldwerk voor de OV-Klantenbarometer stil te leggen. In 2020 is geen OV-klantenbarometer uitgevoerd. De onderzoekers hebben ondanks beperkte gegevens met extra inspanning toch schattingen gemaakt. Omdat cijfers over 2020 ontbreken zijn de gegevens van 2019 en 2020 naast elkaar gezet.

Uit de OV-Klantbarometer volgt dat in 2021 het aantal busreizigers in vergelijking met 2019 43 procent lager is. Het aantal tramreizigers is in 2021, 29 procent lager, het aantal metroreizigers, 20 procent. Het aantal reizigers met regionale treinen ligt in 2021 bijna op het niveau van 2019. Het aantal reizigers dat gebruikt maakt van het Hoofdrailnet is in 2021 29 procent minder dan in 2019 en het aantal mensen dat reist met OV over water is in 2021 41 procent lager dan in 2019 (CROW, 2022).

7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders

Jaarverslag RET
De RET meldt in haar jaarverslag van 2021 dat als gevolg van de coronamaatregelen er in 2021 evenals in 2020 veel minder reizigers waren in vergelijking met de jaren voor de pandemie. In 2021 was het totaal aantal reizigerskilometers 533 miljoen, terwijl dit er in 2019 nog 921 miljoen waren. In 2020 was het aantal reizigerskilometers 503 miljoen (RET, 2022). In 2021 lag het aantal door RET gerapporteerde reizigerskilometers 6 procent hoger dan in 2020. De RET exploiteert bus-tram-en metro-lijnen. Ook in de ODiN-cijfers is er sprake van een toename in reizigerskilometers met bus/tram en metro van 2020 naar 2021. Ook het is er nog een significant negatief verschil in reizigerskilometers tussen 2021 en 2019 (RET, 2022).

HTM-personenvervoer
De HTM publiceerde in haar jaarverslag van 2021 geen reizigerskilometers maar wel reizigersaantallen. Hierin is het zelfde patroon zichtbaar als bij het ODiN. Het aantal Railreizigers in 2021 (48 157) is hoger dan in 2020 (45 638) maar bijna de helft (45 procent) minder dan in 2019 (87 165). Ook bij het aantal buspassagiers is dit patroon terug te zien. In 2021 bedroeg het aantal buspassagiers 8 530, dat is bijna 6 procent hoger dan in 2020 toen het aantal buspassagiers 8 008 was. In 2021 was het aantal buspassagiers 45 procent lager dan in 2019 (HTM, 2022).

GVB 
Het Amsterdamse vervoerbedrijf meldt dat er in 2021 466 000 reizigersritten zijn gemaakt per gemiddelde werkdag Dat is een afname van 5 procent ten opzichte van 2020 toen het gemiddelde aantal reizigersritten 491 000 bedroeg (GVB, 2022).

7.6.4 Aantal instappers openbaar vervoer

Het CBS publiceert gegevens over het aantal instappers in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink. Het aantal instappers in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Losse kaartverkoop en dergelijke zijn in deze gegevens niet opgenomen.

De statistiek gebaseerd op het aantal check-ins is beschikbaar vanaf 1 januari 2019 en wordt regelmatig geactualiseerd. Op basis van het aantal check-ins met de OV-chipcard over het totale openbaar vervoer (dus inclusief trein) is het aantal check-ins in 2021 ruim 4 procent hoger dan in 2020. Ten opzichte van 2019 is het aantal check-ins in 2021 lager (-48 procent). Het CBS beschrijft het verloop van het aantal check-ins gedurende 2020 en 2021 als volgt: Vanaf midden maart 2020 werd het reizen met het openbaar vervoer ernstig beperkt vanwege de coronapandemie. In april 2020 was het aantal check-ins gemiddeld het laagst. Een jaar later waren er in april gemiddeld drie keer zo veel check-ins, maar dit was nog 59 procent minder dan in april 2019. Eind september 2021 was het aantal check-ins dat jaar het hoogst, ongeveer 35 procent meer dan in september 2020. Tijdens de herfstvakantie in oktober 2021 (week 42 en 43) waren er gemiddeld twee keer zo veel check-ins als tijdens de herfstvakantie in 2020. Eind 2021 neemt net als eind 2020 het aantal check-ins af, maar er zijn wel meer check-ins dan in dezelfde periode het jaar ervoor (CBS, 2022a).