Auteur: Hermine Molnár-in 't Veld, Lolke Schakel, Coen van Heukelingen

Onderweg in Nederland (ODiN) 2021- Plausibiliteitsrapportage

Over deze publicatie

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De plausibiliteitsrapportage over het onderzoeksjaar 2021 bevat resultaten van ODiN 2021 en deze worden vergeleken met de resultaten van voorgaande ODiN-jaren.

1. Inleiding

Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

In dit rapport worden de resultaten van ODiN 2021 gepresenteerd en vergeleken met die van de onderzoeksjaren 2019 en 2020 van ODiN. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen van het landelijke onderzoek, maar ook op die van meerwerkonderzoeken. Al deze responsen worden namelijk geïntegreerd in één bestand en ook gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. Ze zijn getoetst op basis van statistische marges. Voor deze rapportage is tevens gekeken naar significante verschillen in 2021 ten opzichte van 2019. Deze laatste significante verschillen zijn niet zichtbaar in de tabellen, maar worden in de tekst beschreven.

Het jaar 2021 was net als 2020 een bijzonder jaar vanwege de ziekte covid-19 veroorzaakt door het coronavirus SARS-CoV-19. Het virus dat eind december 2019 in het Chinese Wuhan werd ontdekt werd op 27 februari 2020 officieel voor het eerst bij een persoon in Nederland vastgesteld. Op 1 maart 2020 volgde het eerste advies in Nederland, namelijk thuisblijven bij milde luchtwegklachten na een bezoek aan een risicogebied (China, Zuid-Korea, Iran, Singapore en Noord-Italië). Op 11 maart 2020 was er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) officieel sprake van een pandemie. In 2020 en 2021 zouden nog tal van verschillende adviezen en maatregelen volgen om verspreiding van het virus de kop in te drukken. Dit had invloed op het gehele reilen en zeilen van de samenleving en daarmee ook op de mobiliteit daarvan. 

De belangrijkste verschillen in de onderzoeksmethode tussen ODiN 2020 en ODiN 2021 staan in onderstaande paragraaf. In paragraaf 1.2 wordt ingegaan op de betekenis van de gebruikte indicatoren. De verdere indeling van deze rapportage volgt in paragraaf 1.3.

1.1 Verschillen tussen ODiN 2020 en ODiN 2021

In deze paragraaf worden de onderzoeksverschillen beschreven van ODiN 2021 ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar. Daarbij gaat het met name om de verschillen die mogelijk van belang zijn bij het beoordelen van de verschillen tussen de resultaten van beide onderzoeksjaren. Verondersteld mag worden dat de onderzoekswijzigingen in ODiN 2021 ten opzichte van ODiN 2020 in het niet vallen bij de trendwijzigingen tussen beide jaren die direct of indirect veroorzaakt zijn door covid-19. 

In 2021 heeft de weging van het onderzoek enkele wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met vorig jaar licht kunnen beïnvloeden. Deze worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Voor een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2021. 

Weging - regionale indelingen

De weegvariabelen met regionale indelingen in het weegmodel van ODiN 2021 hebben een aantal wijzigingen ondergaan. Deze zijn doorgevoerd vanwege het toevoegen van de meerwerkregio Noord-Holland Noord (bestaande uit drie deelregio’s) aan het meerwerk Noordvleugel en het wegvallen van het meerwerk in de stadsregio Parkstad Limburg. 

Weging - voorweging

Om de insluit- of startgewichten voor de eindweging van ODiN te benaderen wordt de weging van ODiN gestart met een voorweging. Daarmee wordt gecorrigeerd voor ongelijke insluitkansen en ook deels selectieve respons tussen de verschillende groepen. In de voorweging wordt onder andere rekening gehouden met (wijzigingen in) het steekproefontwerp. De voorweging bestaat bij ODiN uit 3 elementen, namelijk de doelgroepen (strata) uit de steekproef, een regionale component en een eventuele periode-indeling. Deze laatste is de afgelopen jaren ingezet om in te spelen op wijzigingen in de steekproef gedurende het onderzoeksjaar. Zoals hiervoor al aangegeven is de regionale component aangepast vanwege de wijzigingen in het meerwerk. Daarnaast is de ook periode-indeling aangepast om in de voorweging al zoveel mogelijk te zorgen voor een evenwichtige responsvertegenwoordiging. Dit omdat het onderzoek in de eerste vijf maanden van 2021 een iets hoger aantal respondenten kent dan in de zeven maanden erna. 

Weging - afwezigheid

In de weging vindt een afwezigheidscorrectie plaats. Daarbij wordt mogelijke extra non-respons onder vakantiegangers in binnen- en buitenland en van zakenreizigers naar het buitenland gecorrigeerd. Dit gebeurt door de in ODiN waargenomen afwezigheidskenmerken te relateren aan bijbehorende populatieschattingen van het aantal vakantiegangers en zakenreizigers uit het Continu Vakantieonderzoek (CVO). Met ingang van 2021 is de doelpopulatie van het CVO echter gewijzigd en wordt daarin de voor ODiN relevante populatie van 6 tot en met 14 jarigen niet meer waargenomen. Onderzocht is hoe de weging van ODiN hiervoor op een praktische en toekomstbestendige manier aangepast zou moeten worden. De uitkomst is dat voor de personen van 6 tot en met 14 jaar voortaan in het CVO gekeken wordt naar de vakantie-afwezigheid van 6 tot en met 14 jarigen in de groep 15+ met een huisgenoot in de leeftijd van 6 tot en met 14 jaar. Daarbij wordt voor vakantie-afwezigheid in het binnenland een 1-op-1 relatie gebruikt. Voor vakantie- en zakenverblijf in het buitenland in de periode juli tot en met september is de verhouding vastgesteld op 95% en voor de overige maanden op 80%. Dat voor de laatste twee geen 1-op-1 relatie geldt, is vooral te verklaren doordat vanwege werk de oudere personen uit huishoudens met kinderen vaker in het buitenland verblijven dan de kinderen. Dat geldt dan weer sterker in de maanden buiten de zomervakantie dan in de zomervakantiemaanden. Toetsing van deze nieuwe werkwijze met terugwerkende kracht op de wegingen van ODiN 2018, 2019 en 2020 liet voor elk van de drie jaren slechts zeer kleine verschillen zien vergeleken met de oorspronkelijke weegresultaten.

1.2 Indicatoren in deze plausibiliteitsrapportage

In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft het de ODiN-jaren 2019 tot en met 20211). Dit laatste jaar was evenals 2020 een bijzonder jaar in verband met covid-19 en de diverse maatregelen die daarom afwisselend van toepassing waren. Daarom is er in deze rapportage voor gekozen zowel de verschilpercentages op te nemen waarmee de waarden in 2021 gewijzigd zijn ten opzichte van 2020 en waarmee de waarden in 2021 gewijzigd zijn ten opzichte van 2019. 

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie en daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar. 

Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:

  • Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing2). Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen. Ook bij de resultaten van serieverplaatsingen worden de afgelegde kilometers met een vliegtuig en bij wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet meegeteld.

De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van Nederlanders van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen. De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage. 

De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze omvatten circa 96 procent van het totale aantal reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. De totale reguliere reizigerskilometers kunnen gezien worden als de niet-institutionele bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder maal de afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal dagen in het jaar. De niet-institutionele bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder is bekend uit de Basisregistratie Personen (BRP). De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.

De verkeersdeelname en de deelname aan het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing per dag of minimaal één serieverplaatsing per dag maakt. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland. Deze laatsten worden daarmee meegeteld bij de ‘thuisblijvers’.

Betrouwbaarheid en significantie

In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van voorgaand jaar met een voetnoot weergegeven.

1.3 Indeling van de rapportage

De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de ongewogen responsinformatie in ODiN 2021 vergeleken met die van voorgaande jaren. Daarna komen in hoofdstukken 3, 4 en 5 de resultaten over de totale reizigerskilometers, het aantal reguliere verplaatsingen en de afstand per verplaatsing aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de verkeersdeelname gepresenteerd. In hoofdstuk 7 worden externe bronnen aangehaald en hoofdstuk 8 ten slotte bevat de samenvatting en conclusie. In bijlage A staan nogmaals de schattingen van 2021 uit de tabellen in de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld, maar dan samen met de marges.

1) Het betreft de cijfers uit ‘Onderweg in Nederland (ODiN) 2018-2020, eindrapportage heropleveringen’ met herziene cijfers van ODiN 2018, 2019 en 2020 zoals begin 2021 gepubliceerd.
2) Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dezelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.

2. Ongewogen responsinformatie

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de ongewogen responsinformatie van ODiN 2021. Dit onderzoeksjaar van ODiN omvat niet alleen het landelijk onderzoek met een responseis van 45 000 respondenten, maar ook de responsen van de drie meerwerkopdrachten die zijn uitgevoerd: 

  • Het meerwerk Noordvleugel in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam dat wordt uitgevoerd in de Metropoolregio Amsterdam, de gemeenten Zeewolde en Dronten en in de regio Noord-Holland Noord. De responseis voor dit meerwerk is 2 380 respondenten. 
  • Het meerwerk MRDH in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag waarvan de responseis 5 529 personen betreft.
  • Het meerwerk Utrecht in opdracht van de Provincie Utrecht en de Gemeente Utrecht dat wordt uitgevoerd in alle gemeenten van de provincie met een responseis van 3 924 personen.

2.1 Responsaantallen

Het databestand van ODiN 2021 bevat 67 083 respondenten. In tabel 2.1.1 is te zien hoe deze verdeeld zijn over de steekproeven ten behoeve van de meerwerkregio's en is de vergelijking met de responsaantallen van alle voorgaande ODiN-jaren te zien.

2.1.1 Responsaantallen in opgeleverde bestanden naar steekproef per jaar
ODiN 2018ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021
Totaal57 26053 38062 94067 083
Landelijke steekproef54 58945 32049 08752 109
Steekproef Noordvleugel2 6712 1662 3073 038
Steekproef MRDH-5 8946 3717 006
Steekproef SPL--797-
Steekproef Utrecht--4 3784 930

2.2 Aandeel correcties

De belangrijkste correctie die met het oog op de plausibiliteit wordt uitgevoerd op het ODiN-bestand is de correctie op basis van geconstateerde extreme snelheden. Om te hoge en te lage ritsnelheden (rekening houdend met de ritvervoerwijze) te corrigeren zijn regels opgesteld die de gerespondeerde ritafstand en/of ritreisduur aanpassen. In ODiN 2021 gebeurde dit bij 5,8 procent van alle reguliere ritten. In 2,7 procent van de ritten ging het om correcties vanwege een te hoge snelheid en in 3,1 procent van de ritten betrof het een correctie vanwege een te lage snelheid. Zie tabel 2.2.1 voor de percentages gecorrigeerde ritten van 2019 tot en met 2021.

2.2.1 Percentage gecorrigeerde ritten in opgeleverde bestanden per jaar
ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021
Totaal5,86,05,8
Correctie van een te hoge snelheid2,82,92,7
Correctie van een te lage snelheid3,03,13,1

2.3 Uitval niet-bruikbare responsen

De responsen die uit het veldwerk komen worden getoetst op bruikbaarheid. Dit gebeurt op verschillende momenten in het verwerkingsproces. Responsen worden verwijderd bij het ontbreken van essentiële informatie en bij inconsistenties van gegevens die niet op een aannemelijke wijze gecorrigeerd kunnen worden. Ook gevallen waarbij de respondent duidelijk niet serieus heeft ingevuld of waarbij de respondent de vragen overduidelijk foutief geïnterpreteerd heeft, worden - indien gesignaleerd - verwijderd. In tabel 2.3.1. wordt het aantal responsen en de uitval gepresenteerd voor ODiN 2019 tot en met 2021. Uit die tabel volgt dat voor ODiN 2021 67 412 responsen uit het veldwerk opgehaald werden. De uitval in het verwerkingsproces bedroeg 329 responsen. In het databestand zijn daarmee uiteindelijk 67 083 respondenten aanwezig.

2.3.1 Aantal responsen en uitval in verwerkingsproces per jaar
ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021
Responsen uit veldwerk53 84963 51067 412
Uitval 469 570 329
Responsen in het databestand53 38062 94067 083

3. Reizigerskilometers

In dit hoofdstuk worden reizigerskilometers per jaar gepresenteerd van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De totale vervoersprestatie betreft alle reizigerskilometers van inwoners van Nederland in Nederland inclusief binnenlandse vakanties en serieverplaatsingen maar exclusief (beroepsmatig) wegvervoer met vrachtwagens. Bij het vergelijken van de cijfers per jaar in beide tabellen in dit hoofdstuk dient rekening te worden gehouden met het feit dat 2020 een schrikkeljaar was. In een stabiele situatie zou dat betekenen dat de resultaten van 2020 iets hoger liggen dan in de niet-schrikkeljaren. De vervoersprestatie in tabel 3.1 is uitgesplitst naar vervoerwijze. Zoals gebruikelijk voor de reizigerskilometers zijn de afstanden gebaseerd op de ritinformatie3).

3.1 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze per jaar
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal218,8152,0*168,4*+11-23
Personenauto als bestuurder108,579,4*85,6*+8-21
Personenauto als passagier39,025,8*30,2*+17-23
Trein24,19,6*10,2+6-58
Bus/tram/metro6,52,9*3,5*+18-46
Fiets17,8*15,5*16,1*+3-10
Lopen5,26,6*8,2*+23+58
Overig17,912,1*14,7*+21-18
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Door de covid-19 pandemie en de maatregelen die de regering nam om de gevolgen voor de bevolking en de gezondheidszorg zo gunstig mogelijk te laten verlopen, waren zowel 2020 als 2021 uitzonderlijke jaren. Veel van die maatregelen hadden ook hun weerslag op het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking.

Uit de gegevens van tabel 3.1 blijkt dat de totale vervoersprestatie in ODiN 2021 168,4 miljard reizigerskilometers bedraagt. Dit is een significante toename van 11 procent ten opzichte van 2020. Het is bijna een kwart minder dan in ODiN 2019 en uit nadere analyse blijkt ook dat verschil significant. Voor alle vervoerwijzen behalve trein geldt dat de totale vervoersprestatie in 2021 significant is toegenomen ten opzichte van 2020. Ten opzichte van 2019 liggen de vervoersprestaties van bijna alle vervoerwijzen in 2021 significant lager dan in 2019. Uitzondering hierop vormt lopen. De vervoersprestatie van lopen is in 2021 significant hoger dan in 2019.

De Nederlandse bevolking heeft in 2021 23 procent meer kilometers te voet afgelegd. De vervoersprestatie te voet nam toe met 1,6 miljard kilometer tot 8,2 miljard in 2021. Deze toename is significant. In 2021 is het aantal kilometers te voet 3 miljard kilometers hoger, ofwel 58 procent meer, dan in 2019. Ook uit cijfers van de nationale wandelmonitor blijkt dat wandelen populair is in de periode juli 2019 tot en met juli 2021 (Nationale Wandelmonitor, 2021). Daarnaast heeft ook het KiM bij het Mobiliteitspanel Nederland geconstateerd dat, op basis van metingen gehouden op 3 tijdstippen (sept/okt 2019, januari 2021 en april 2021), de afgelegde loopafstand sinds de coronacrisis is toegenomen (KiM, 2021).

Het aantal reizigerskilometers afgelegd door autobestuurders van een personenauto in 2021 is in vergelijking met 2020 significant toegenomen met 8 procent tot 85,6 miljard kilometer. Vergeleken met 2019 is het aantal personenautobestuurderskilometers in 2021 significant lager (-21 procent). Het aantal kilometers voor passagiers in een personenauto nam in 2021 significant toe met 17 procent tot 30,2 miljard. Vergelijken we dit aantal in 2021 met de autopassagierskilometers in 2019, dan zijn er in 2021 8,8 miljard kilometers minder afgelegd op de passagiersstoel dan in 2019. Een significant verschil van -23 procent. 

Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers uit ODiN 2021 kon alleen een vergelijking gemaakt worden met de voorlopige cijfers over het aantal personenautobestuurderskilometers op Nederlands grondgebied voor 2021, berekend op basis van kilometerregistraties uit OKR (Online Kilometer Registratie) afkomstig van de Dienst Wegverkeer (RDW). Ook op basis van die voorlopige cijfers blijkt dat het aantal kilometers van personenauto’s op Nederlands grondgebied in 2021 is toegenomen met bijna 3 procent in vergelijking met 2020 (Zie paragraaf 7.2. voor een vergelijking met andere bronnen, die het verkeer op een deel van het Nederlands grondgebied waarnemen zoals de voertuigkilometers op het Rijkswegennet, of een deel van verkeersdeelnemers).

Het aantal van 10,2 miljard treinreizigerskilometers is in 2021 niet significant gewijzigd ten opzichte van 2020. Uit ODiN blijkt dat het aantal reizigerskilometers met de trein in 2021 58 procent lager is dan in 2019. De grootste treinvervoerder, de Nederlandse Spoorwegen (NS), rapporteert letterlijk in het jaarverslag over 2021: “In 2021 maakten reizigers 9 miljard kilometers met de trein. Dit is iets meer dan in 2020”. En ook: “Het aantal reizigers nam in 2021 niet toe en was ongeveer 48 procent ten opzichte van 2019” (NS, 2022a). Uit een NS-tabel over duurzame prestaties blijkt dat het aantal reizigerskilometers in 2019 18 896 miljard bedroeg, in 2020 8 258 miljard en in 2021 8 630 miljard (NS, 2022b). Uit deze NS-cijfers volgt dat in 2021 het aantal treinreizigerskilometers minder dan de helft bedraagt van die in 2019. Dit komt overeen met de ODiN-resultaten.

Het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro nam met 18 procent significant toe van 2020 naar 2021 tot 3,5 miljard kilometer. Daarmee lag het aantal reizigerskilometers met deze vervoerwijzen onder het niveau van 2019. Het aantal bus-, tram- en metrokilometers in ODiN 2021 is bijna de helft lager dan in ODiN 2019 (-46 procent). Volgens CBS-cijfers over het aantal check-ins met de OV-chipcard over het totale openbaar vervoer (dus inclusief trein) is het aantal check-ins in 2021 vergeleken met 2020 ruim 4 procent hoger. Ten opzichte van 2019 is het aantal check-ins lager dan in 2021 (-48 procent), zie ook paragraaf 7.6.4.

Het totale aantal reizigerskilometers op de fiets nam van 2020 naar 2021 significant toe met een half miljard (ruim 3 procent). Ten opzichte van 2019 verschilt de vervoersprestatie op de fiets ook significant. Het aantal van 16 miljard reizigerskilometers op de fiets in 2021 ligt lager (-10 procent) dan in 2019 (17,8 miljard kilometer).

Tabel 3.2 bevat de totale reguliere reizigerskilometers in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar verplaatsingsmotief.

3.2 Reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief per jaar
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal210,9147,0*161,2*+10-24
Van en naar het werk57,0*36,4*36,30-36
Zakelijk en beroepsmatig19,2*10,9*11,4+5-40
Diensten en verzorging4,33,6*4,4*+22+3
Winkelen en boodschappen doen18,314,7*15,3+4-17
Onderwijs of cursus volgen12,06,0*6,9*+14-43
Visite en logeren34,2*24,0*27,6*+15-19
Uitgaan, sport en hobby39,2*23,7*27,8*+17-29
Toeren en wandelen9,512,2*14,9*+21+56
Ander motief17,215,4*16,6*+8-3
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit analyse van de gegevens uit tabel 3.2 blijkt dat ook het aantal reguliere reizigerskilometers voor het totaal van alle motieven in ODiN 2021 significant verschilt met ODiN 2020. Uit aanvullende analyse blijkt ook het verschil van ODiN 2021 ten opzichte van ODiN 2019 significant. Het verschil tussen de totale vervoersprestatie (tabel 3.1) en het totaal aantal reguliere reizigerskilometers bedraagt in 2021 7,1 miljard kilometer (in 2020 was dat 5 miljard kilometer). Het verschil tussen beide gegevens is toe te schrijven aan de serieverplaatsingen die bij het berekenen van de totale vervoersprestatie wél worden meegenomen maar niet bij de reguliere verplaatsingen. Het aantal kilometers aan serieverplaatsingen van 7,1 miljard reizigerskilometers is in 2021 40 procent hoger dan in 2020, maar ligt onder het niveau van 2019 toen er bijna 8 miljard kilometer aan serieverplaatsingen werd afgelegd. 

Uit tabel 3.2 blijkt ook dat voor de motieven ‘Diensten en verzorging’, ‘Onderwijs- of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’, Uitgaan, sport en hobby’ ,‘Toeren en wandelen’ en ‘Ander motief’ het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2021 significant hoger is dan bij ODiN 2020. Voor alle andere motieven geldt dat het aantal reguliere reizigerskilometers in 2021 niet significant verschilt van 2020. De overheid heeft zowel in 2020 als in 2021 vele maatregelen genomen om de kans op besmetting met en verspreiding van het coronavirus zo veel mogelijk te beperken. Zo is een appél gedaan op werkenden om, indien mogelijk, thuis te werken en waren er soms beperkingen om te winkelen in niet-essentiële winkels. Ook voor het onderwijs, horeca, theaters, concerten, bioscopen en dergelijke golden op diverse momenten verschillende beperkingen. Van 23 januari 2021 tot 28 april 2021 gold er een avondklok en na een periode waarin een aantal maatregelen iets werd versoepeld en daarna soms weer verstevigd (bijvoorbeeld sluiting discotheken en clubs op 10 juli) werden in november de teugels weer wat strakker aangetrokken en volgden bijvoorbeeld sluitingen van scholen en vanaf 19 december 2021 een lockdown (Rijksoverheid, z.d.), (RIVM, 2022). 

Hoewel er ook in 2021 perioden waren waarin het samenzijn buiten werd beperkt tot een maximaal aantal personen (bijvoorbeeld 2 of 4 met een afstand van minimaal 1,5 meter ten opzichte van elkaar), of alleen met gezinsleden, bleef ook toen wandelen een van de weinige mogelijkheden om buitenshuis te ontspannen, te bewegen of een frisse neus te halen. Evenals in 2020 is er in 2021 meer gewandeld en getoerd dan in de jaren ervoor. Het aantal kilometers met motief ‘Toeren en wandelen’ is in ODiN 2021 met 2,6 miljard kilometer significant toegenomen ten opzichte van 2020. Ten opzichte van 2019 is het aantal afgelegde reguliere reizigerskilometers afgelegd voor ‘Toeren en wandelen’ met ruim de helft (56 procent) toegenomen. Volgens de wandelmonitor maakten de coronapandemie en de bijbehorende maatregelen dat Nederland massaal aan de wandel ging (Nationale Wandelmonitor, 2021).

Uit de resultaten van ODiN 2021 blijkt dat het aantal reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ ten opzichte van 2020 niet significant is gewijzigd maar wél significant is gewijzigd in vergelijking met 2019. Het totaal aantal afgelegde kilometers ‘Van en naar het werk’ (36,3 miljard) ligt in 2021 36 procent lager dan in 2019 (57 miljard reizigerskilometers). Het aantal kilometers dat is afgelegd met het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ in 2021 is eveneens niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder. Het aantal zakelijke en beroepsmatige kilometers in 2021 (11, 4 miljard kilometer) was 40 procent lager dan in 2019. Dat verschil is significant. Op dit moment zijn er nog geen andere bronnen beschikbaar waaruit blijkt of er gemiddeld genomen in heel 2021 meer mensen naar het werk zijn gegaan. Wel zijn er onderzoeksgegevens beschikbaar waarin het thuiswerken tijdens een beperkte periode van het jaar is gemeten. Zie daarvoor paragraaf 7.5. 

Het aantal kilometers met het motief ‘Diensten en verzorging’ nam in 2021 significant toe met 22 procent tot 4,4 miljard kilometers. Daarmee ligt het aantal reizigerskilometers dat is afgelegd met dit motief op het zelfde niveau als in 2019. Uit de tijdlijn met coronamaatregelen van het RIVM blijkt dat na 3 maart 2021 sommige contactberoepen zoals masseurs en kappers een groot deel van het jaar het werk weer konden hervatten, waarmee die maatregel mogelijk minder lang van toepassing was in 2021 dan in 2020. Ook voor bezoek aan verpleeginstellingen en bejaardenhuizen golden in 2021 minder beperkingen dan in 2020.

Het aantal reizigerskilometers afgelegd voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ nam in 2021 significant toe met 14 procent tot 6,9 miljard, maar ligt met -43 procent significant onder het niveau van 2019. Zowel in 2020 als in 2021 zorgden overheidsmaatregelen met betrekking tot het onderwijs ervoor dat onderwijsinstellingen soms fysiek moesten sluiten teneinde besmettingen te voorkomen. Ook kinderopvang en de buitenschoolse opvang (BSO) konden in 2020 en 2021 niet het hele jaar open blijven om die reden. 

De maatregelen rond de covid-19 pandemie maakten van 2021, zowel ten opzichte van 2020 als ten opzichte van 2019 een bijzonder jaar. In 2021 mochten horeca en terrassen iets vaker open dan in 2020 en ook de maatregelen rond bezoekregelingen of mensen ontvangen waren wat soepeler of minder frequent van toepassing dan in 2020. De reizigerskilometers voor ‘Uitgaan, sport en hobby’ namen in 2021 significant toe met ruim 17 procent , ‘Visite en logeren’ met 15 procent. Ten opzichte van 2019 was het aantal reizigerskilometers voor ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant lager (-29 procent) en ook het aantal kilometers voor ‘Visite en logeren’ was significant lager (-19 procent) dan in 2019. Tot slot zijn ook de reguliere reizigerskilometers voor ‘Ander motief’ in 2021 significant toegenomen met 8 procent vergeleken met 2020. Vergeleken met 2019 was er in 2021 geen significant verschil in reizigerskilometers. 

Ten behoeve van de plausibiliteitsrapportage van dit jaar is onderstaande extra analyse gemaakt voor resultaten gepresenteerd in de tabellen 3.1 en 3.2. 

In grafiek 3.3 is de totale vervoersprestatie van 2018 tot en met 2021 per maand in beeld gebracht. De totale vervoersprestatie (zie ook tabel 3.1) is de som van het aantal reguliere reizigerskilometers en de kilometers van serieverplaatsingen. Uit de grafiek is af te leiden dat het patroon van de vervoersprestaties per maand over het hele jaar voor de jaren 2018 en 2019 grote overeenkomsten vertonen. Het niveau van beide jaren komt sterk overeen. De grootste verschillen komen voor in maanden augustus en november. In augustus en november was vervoersprestatie in 2019 7 procent hoger dan in 2018. Of deze verschillen significant zijn, is niet berekend. 

3.3 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar maand per jaar
maand2018 (mld km)2019 (mld km)2020 (mld km)2021 (mld km)
januari18,517,716,79,8
februari16,516,316,29,8
maart18,217,511,812,2
april18,918,27,112,9
mei19,319,010,414,7
juni18,518,912,414,8
juli18,818,015,516,0
augustus17,418,714,516,8
september18,519,214,216,4
oktober19,118,911,917,3
november17,618,911,214,5
december16,817,710,213,1

De vervoersprestaties van de maanden januari en februari 2020 lopen tot en met februari relatief gelijk op met die in dezelfde maanden van 2018 en 2019. Na februari 2020 neemt de vervoersprestatie fors af. In maart 2020 kondigde de overheid een “intelligente” lockdown af; maatregelen met als doel verspreiding van het coronavirus te beperken (RIVM, 2022). Maart 2020 is de vervoersprestatie bijna een derde lager dan in dezelfde maand in 2019. In april 2020 is de vervoersprestatie in vergelijking met dezelfde maand in 2019 bijna twee derde lager. Vanaf mei 2020 worden enkele maatregelen versoepeld: meeste contactberoepen zijn weer mogelijk en basisscholen en kinderdagverblijven mogen weer open. In juni kunnen scholen voor voortgezet onderwijs gedeeltelijk open en mag ook de horeca weer open. Vanaf mei 2020 neemt de vervoersprestatie dan ook weer toe. In mei is de vervoersprestatie 45 procent lager dan in mei 2019 en in juni 34 procent lager dan in juni 2019 en deze neemt toe totdat het verschil in juli 2020 13 procent is vergeleken met juli 2019. In juli 2020 vind er verdere versoepeling van de maatregelen plaats. Vanaf juli 2020 neemt de vervoersprestatie weer af. Mogelijk is dat een combinatie van seizoensinvloeden zoals de vakantie en geleidelijke aanscherping van coronamaatregelen. Dit is niet verder onderzocht. In september 2020 is de vervoersprestatie ruim een kwart lager dan in september 2019. In oktober 2020 kondigde de overheid een gedeeltelijke lockdown af en op 14 december een lockdown met meer beperkende maatregelen. Vanaf oktober 2020 wordt het verschil in vervoersprestatie tussen dezelfde maanden in 2019 weer groter. De vervoersprestatie in oktober is 37 procent lager, in november 41 procent lager en in december 43 procent lager.

Gelet op de tijdlijnen van 2020 en 2021 in grafiek 3.3, is zichtbaar dat de vervoersprestatie van de maanden januari en februari 2021 fors lager ligt dan die van januari 2018, 2019 en 2020. Het verschil met 2020 in die maanden is rond de -40 procent. In januari 2021werd aan de reeds geldende maatregelen ook een avondklok toegevoegd. Vanaf 1 maart 2021 volgen er weer wat versoepelingen. In maart 2021 neemt de vervoersprestatie toe tot 4 procent boven het niveau van maart 2020. In april ligt de vervoersprestatie van 2021 82 procent boven het niveau van april 2020. Een van de redenen daarvoor is dat in maart 2020 de vervoersprestatie op een dieptepunt was. Toen gold de “intelligente lockdown”. Het verschil met april 2019 is dan -29 procent. Tot juli 2021 vinden er weer versoepelingen van maatregelen plaats (zie RIVM, 2022) Het niveau van de vervoersprestatie van de maanden mei en juni ligt dan ook hoger dan dat in 2020 in dezelfde maanden. In juli 2021 is de vervoersprestatie ruim een tiende lager dan in juli 2019. Na oktober 2021 worden de overheidsmaatregelen weer aangescherpt bijvoorbeeld met: “werk minimaal de helft van de tijd thuis” tot “ga alleen naar het werk als het moet”, sporten zonder publiek etc. Op 19 december 2021 volgt weer een lockdown. Ofschoon de totale vervoersprestatie ook in de maanden november en december hoger is dan in dezelfde maanden in 2020 toen ook daar strenge maatregelen golden en een lockdown was er toch een verschil in het pakket van maatregelen in die jaren. De vervoersprestatie in november en december 2021 was toch bijna 30 procent hoger dan in 2020, maar ongeveer een kwart lager dan in 2019.

Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de totale vervoersprestatie minus de kilometers afgelegd tijdens serieverplaatsingen. In de eerder gepresenteerde tabel 3.2 is het aantal reguliere reizigerskilometers uitgesplitst naar motief. Voor het motief ‘van en naar het werk’ zijn ook de verschillen per maand in de opeenvolgende jaren in kaart gebracht (grafiek 3.4). De focus ligt hierbij op de jaren 2020 en 2021 toen tal van overheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van coronavirussen zijn genomen en met name maatregelen die betrekking hebben op werken.

3.4 Reguliere reizigerskilometers ‘van en naar het werk’ van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar maand per jaar
maand2018 (mld km)2019 (mld km)2020 (mld km)2021 (mld km)
januari5,74,84,62,6
februari5,24,54,32,3
maart5,14,63,73,2
april5,04,91,93,0
mei5,25,12,32,8
juni5,34,33,03,2
juli5,54,93,03,3
augustus4,44,12,62,6
september4,74,73,23,5
oktober5,45,43,03,4
november5,25,22,63,5
december4,84,52,22,9

Op 12 maart 2020 werden mensen opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te werken. Deze maatregel was vooral van toepassing voor mensen wier werk het zich leende om thuis te werken zoals veel kantoorpersoneel. Andere werkenden voor wie het werk op de werklocatie noodzakelijk was, zoals verplegend personeel of winkelpersoneel moesten toch hun gang naar het werk blijven maken. In januari en februari 2020 zijn er bescheiden verschillen (-4 procent, significantie niet berekend) met een jaar eerder in het aantal gereisde reguliere reizigerskilometers van en naar het werk. In maart 2020, als eerder genoemde maatregelen van start gaan, neemt het aantal reizigerskilometers af met een vijfde vergeleken met dezelfde maand in 2019. In de maanden april en mei 2020 ligt het aantal kilometers meer dan de helft lager (respectievelijk -62 procent en -54 procent) dan in dezelfde maanden in 2019. In de periode juni tot en met augustus 2020 worden de overheidsmaatregelen geleidelijk minder streng en volgen er versoepelingen van de openstelling van scholen. Ook het uitoefenen van contactberoepen is weer mogelijk en de horeca mag de deuren openen. Er worden geen specifieke versoepelingen aangekondigd voor bijvoorbeeld kantoorpersoneel dat thuis kan werken. De reizigerskilometers om van en naar het werk te gaan, nemen weliswaar toe ten opzichte van het dieptepunt in april maar liggen in die maanden een kwart tot een derde lager dan in dezelfde periode een jaar eerder. In augustus 2020 is het aantal reizigerskilometers van en naar het werk 37 procent minder dan in augustus 2019. In september 2020 is het aantal kilometers een derde minder dan in september 2019. In het laatste kwartaal van het jaar neemt het aantal reizigerskilometers gestaag af en wordt het verschil met 2019 groter. In november en december 2020 gingen er verzwarende maatregelen gelden en ging de overheid op 14 december over tot het uitroepen van een lockdown. Dat betekende onder andere sluiting van niet-essentiële winkels, sluiting van (sport)scholen en mensen werden gevraagd zoveel mogelijk thuis te blijven. Het aantal reizigerskilometers van en naar het werk neemt daarna in november en december 2020 af totdat het nog maar de helft bedraagt van het aantal kilometers gereisd van en naar het werk in november en december 2019. 

Het aantal kilometers dat men van en naar het werk reist, bevindt zich in januari en februari 2021 nog steeds op een dieptepunt. Het verschil met januari en februari 2020 is dan respectievelijk -45 en -46 procent. Vanaf 1 maart mogen middelbare scholen en het MBO weer gedeeltelijk open, een deel van de contactberoepen mogen weer starten en (niet-essentiële) winkels mogen op afspraak weer klanten ontvangen. Ten opzichte van februari 2021 neemt het aantal reizigerskilometers voor reizen van en naar het werk weer toe. Het aantal kilometers in maart 2021 is bijna een derde lager (-29 procent) dan in 2019 toen dergelijke maatregelen niet golden. In april ligt het aantal reizigerskilometers van en naar het werk ruim boven dat van april 2020. Dat beeld is echter vertekenend, omdat in 2020 de “intelligente" lockdown van kracht was waarin mensen werden opgeroepen zoveel mogelijk thuis te werken. In dezelfde periode in 2021 was de situatie wat minder streng maar bereikt het aantal gereisde kilometers van en naar het werk nog niet het niveau van 2019. Het aantal kilometers gereisd voor dit motief ligt in mei 45 procent lager dan in 2019 en in augustus 37 procent lager. Wel ligt in de periode maart tot augustus 2021 het aantal reizigerskilometers hoger dan in 2020. In zomermaand augustus ligt het aantal kilometers in 2020 en 2021 even hoog. Ook in de periode september tot en met december 2021 werd evenals in 2020 een oproep gedaan aan werkenden om thuis te werken als het kan of het aantal dagen op het werk te beperken tot de helft. Echter het aantal kilometers dat in deze maanden in 2021 wordt gereisd om van en naar het werk te gaan, ligt dan een tiende tot een derde hoger dan in dezelfde maanden in 2020, maar ruim een derde lager dan in 2019. 

3) Dit is de meest zuivere bepaling. Verplaatsingen kunnen met meerdere vervoerwijzen worden gemaakt, bijvoorbeeld fiets-trein-bus-lopen. In dat geval wordt bij de hier gehanteerde afleiding de afgelegde afstand per rit van al de vier gebruikte vervoerwijzen binnen de hele verplaatsing ook toegekend aan elk van de vier gebruikte vervoerwijzen. ODiN kent daarnaast voor die gevallen een hoofdvervoerwijze toe voor de gehele verplaatsing op basis van de langst afgelegde afstand binnen de verplaatsing. Deze hoofdvervoerwijze speelt echter geen rol bij de toekenning van de hier gepresenteerde afstanden.

4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1 000 personen van 6 jaar of ouder.

In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld. Het betreft reguliere verplaatsingen4).

4.1 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze per jaar
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*+7-8
Personenauto als bestuurder948805*823+2-13
Personenauto als passagier312240*257*+7-18
Trein8233*35+6-57
Bus/tram/metro72*35*37+6-48
Fiets757*626*636+2-16
Lopen426*523*614*+17+44
Overig11290*104*+16-7
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 4.1 is af te leiden dat in ODiN 2021 het totaal aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2 506) bijna 7 procent hoger ligt ten opzichte van ODiN 2020. Deze toename is significant. Ten opzichte van 2019 is het aantal verplaatsingen per 1 000 inwoners significant lager, namelijk -8 procent. Voor de vervoerwijzen ‘personenauto als passagier’, ‘lopen’ en ‘overige vervoermiddelen’ geldt dat het aantal verplaatsingen in 2021 significant is toegenomen. Ten opzichte van 2019 geldt dat met uitzondering van ‘lopen’ en ‘overig’ het aantal verplaatsingen per 1 000 inwoners in 2021 significant lager ligt dan in 2019. Voor vervoerwijze ‘overig’ is er geen verschil tussen 2021 en 2019. Het aantal loopverplaatsingen is daarentegen significant toegenomen met 44 procent tot bijna 614 loopverplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2021. 

De verhoudingsgewijze grootste toename in 2021 ten opzichte van 2020 deed zich voor bij het aantal verplaatsingen te voet en met overige vervoerwijzen. Het aantal verplaatsingen per 1 000 inwoners per dag nam bij deze vervoerwijzen toe met respectievelijk 17 en 16 procent. 

Zoals ook vermeld bij tabel 3.2 is hier een relatie met de maatregelen van de overheid om de kans op overdragen van covid-19 te reduceren. Zowel in 2020 als in 2021 gold een stevig pakket aan maatregelen. In januari 2021 startte Nederland met de eerste vaccinaties tegen het coronavirus (NOS, 2021). Afhankelijk van het aantal mensen dat in het ziekenhuis belandde, en met name op de intensive care, werden maatregelen verstevigd of versoepeld. Hoewel veel van de maatregelen die in 2020 van toepassing waren ook golden in 2021 waren de maatregelen soms van kortere duur of werden ietwat afgezwakt of golden in een andere periode van het jaar in 2021. Nieuw in 2021 was een maatregel als de avondklok zoals bijvoorbeeld gold in de periode van 23 maart 2021 tot 28 april dat jaar en het gebruik van het coronatoegangsbewijs vanaf 13 jaar vanaf 25 september 2021. Aannemelijk is dat er een andere relatie is tussen de coronamaatregelen van 2021 en de mobiliteit van de bevolking van 2021 dan in 2020. Uit ODiN 2021 blijkt dat het aantal verplaatsingen met de auto als passagier, het lopen en het gebruik van ‘overige vervoermiddelen’ significant toenam in 2021. 

Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief.

4.2 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief per jaar
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*+7-8
Van en naar het werk505*370*3710-27
Zakelijk en beroepsmatig107*72*76+6-29
Diensten en verzorging8672*88*+23+3
Winkelen en boodschappen doen544*552563+2+3
Onderwijs of cursus volgen222138*144+4-35
Visite en logeren273*238*259*+9-5
Uitgaan, sport en hobby511357*374*+5-27
Toeren en wandelen171269*319*+18+87
Ander motief291*285312*+9+7
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De toename van het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2021 met bijna 7 procent is op basis van de indeling naar motief als volgt verdeeld. Er is onder andere sprake van een significante toename bij het motief ‘Diensten en verzorging'. Voor dit doel is bijna een kwart meer verplaatsingen gemaakt. In vergelijking met 2020 waren er in 2021 mogelijk langere perioden waarin het bezoek aan contactberoepen zoals kappers, pedicures, schoonheidsspecialisten, rijinstructeurs en masseurs weer was toegestaan. Op 3 maart 2021 mochten deze dienstverleners hun deur weer openen, fysiotherapeuten, tandartsen en dierenartsen waren al open (zie ook: NOS nieuws, 2021). 

Ook is het aantal verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder in 2021 significant toegenomen vergeleken met 2020 voor de motieven ‘Visite en logeren’ (9 procent), ‘Uitgaan, sport en hobby’ (5 procent), ‘Toeren en wandelen’ (ruim 18 procent) en ‘Ander motief’ (9 procent). De toename van het aantal verplaatsingen voor het motief ‘Diensten en verzorging’ (23 procent) in 2021 was dermate dat er geen significant verschil meer is met 2019. Voor de motieven ‘Van en naar het werk’ en ’Zakelijk en beroepsmatig’ geldt dat er tussen 2021 en 2020 geen significant verschil is in het aantal verplaatsingen, maar dat het aantal verplaatsingen voor deze motieven wel significant lager is dan in 2019. Het verschil van 2021 met 2019 is voor ‘Van en naar het werk’ -27 procent en voor ‘Zakelijk en beroepsmatig’ -29 procent. Ook het aantal verplaatsingen voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ is niet significant gewijzigd tussen 2021 en 2020, maar ook hier ligt het niveau van verplaatsingen in 2021 35 procent lager dan in 2019. Opvallend is dat het aantal verplaatsingen voor ‘Toeren en wandelen’ nog verder is toegenomen tussen 2020 en 2021. De toename van het aantal verplaatsingen bij dit motief in 2021 ten opzichte van 2019 is zelfs 87 procent.

4) De hoofdvervoerwijze betreft de vervoerwijze waarmee binnen de verplaatsing de langste afstand is afgelegd.

5. Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing naar vervoerwijze en naar motief. Evenals bij het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in het voorgaande hoofdstuk, wordt bij de afgelegde afstand per verplaatsing alleen gerekend met reguliere verplaatsingen. Voor deze indicator wordt vooral informatie op verplaatsingsniveau gebruikt. Echter, bij de indeling naar vervoerwijze wordt voor alle reguliere verplaatsingen gekeken naar de som van de ritafstanden per ritvervoerwijze (bijvoorbeeld de fiets) en deze wordt vervolgens gedeeld door het totaal aantal verplaatsingen waarvan (in dit geval) de fiets de hoofdvervoerwijze is.

In tabel 5.1 wordt de gemiddelde afstand per verplaatsing in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar vervoerwijze. 

5.1 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze per jaar
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,2910,58*10,87*+3-18
Personenauto als bestuurder19,0016,33*17,08*+5-10
Personenauto als passagier21,3018,21*19,83*+9-7
Trein49,8448,5147,94-1-4
Bus/tram/metro14,6413,6214,37+6-2
Fiets3,974,16*4,22+1+6
Lopen2,072,15*2,25*+5+9
Overig20,6117,33*17,44+1-15
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.1 volgt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing voor het totaal van alle vervoerwijzen in ODiN 2021 10,9 kilometer is. Dat is bijna 3 procent meer (significant) dan in 2020. Maar de gemiddelde verplaatsingsafstand van personen van 6 jaar of ouder is in 2021 18 procent korter dan in 2019 (significant). Ook de gemiddelde afstand per verplaatsing van personenautobestuurders en personenautopassagiers, nam in 2021 significant toe in vergelijking met een jaar eerder met respectievelijk 5 procent en 9 procent. Ondanks deze toename is de gemiddelde afstand per verplaatsing voor personenautobestuurders en personenautopassagiers in 2021 significant korter dan in 2019. De gemiddelde verplaatsingsafstand van autobestuurders is in 2021 een tiende korter en van autopassagiers 7 procent korter dan in ODiN 2019.

Ook de gemiddelde verplaatsingsafstand te voet is in 2021, vergeleken met 2020 significant langer geworden, namelijk met 5 procent tot 2,3 kilometer. In totaal is de afstand die personen van 6 jaar of ouder per verplaatsing lopend afleggen, tussen 2019 en 2021 significant toegenomen met 9 procent. 

Daarentegen was er geen significant verschil tussen de gemiddelde afstand per verplaatsing met de fiets in 2021 en 2020. Wel is er een significant verschil tussen 2021 en 2019. In die periode nam de gemiddelde afstand per verplaatsing met de fiets toe met 6 procent tot 4,2 kilometer. Ook bij het gebruik van ‘overige’ vervoerwijzen is de gemiddelde verplaatsingsafstand in 2021 15 procent korter dan in 2019 (significant).

In tabel 5.2 is de gemiddelde afstand per verplaatsing naar reismotief in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven. 

5.2 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief per jaar
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,2910,58*10,87*+3-18
Van en naar het werk19,2616,66*16,54-1-14
Zakelijk en beroepsmatig30,5625,76*25,26-2-17
Diensten en verzorging8,51*8,558,44-1-1
Winkelen en boodschappen doen5,754,49*4,59+2-20
Onderwijs of cursus volgen9,257,44*8,13*+9-12
Visite en logeren21,4117,10*18,02+5-16
Uitgaan, sport en hobby13,09*11,23*12,55*+12-4
Toeren en wandelen9,527,69*7,88+2-17
Ander motief10,079,13*9,00-1-11
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.2 blijkt dat enkel voor het motief ‘Onderwijs of cursus volgen’ en het motief ‘Uitgaan, sport en hobby’ geldt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing gemeten in ODiN 2021 significant verschilt met ODiN 2020. Echter de gemiddelde afstand per verplaatsing in 2021 is in vergelijking met 2019 voor alle motieven behalve ‘Diensten en verzorging’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant lager. 

De gemiddelde afstand per verplaatsing was in 2021 3 procent langer (0,3 kilometer) dan in 2020 en 18 procent korter (-2,4 kilometer) dan in 2019. Voor het motief ‘Onderwijs of cursus volgen’ is de gemiddelde verplaatsingsafstand van 2020 op 2021 significant toegenomen met 9 procent. In vergelijking met 2019 is de verplaatsingsafstand 12 procent korter geworden. Van 9,3 kilometer per verplaatsing in 2019 naar 8,1 kilometer per verplaatsing in 2021. De gemiddelde verplaatsingsafstand die werd afgelegd met als motief ‘Uitgaan, sport en hobby’ is in 2021 in vergelijking met 2020 met 12 procent toegenomen. Er is geen significant verschil meer tussen 2021 en 2019 voor dit motief. 

6. Deelname aan het verkeer

Andere belangrijke indicatoren zijn de verkeersdeelname in het algemeen en de deelname aan het openbaar vervoer in het bijzonder. De eerste indicator wordt berekend op basis van verplaatsingsinformatie en voor de tweede wordt ritinformatie gebruikt.

6.1 Verkeersdeelname

Volgens de gehanteerde definitie bij ODiN neemt een persoon die in Nederland op een dag één of meer reguliere verplaatsingen of één of meer serieverplaatsingen maakt, deel aan het verkeer. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Uitzondering daarop vormen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig. Zij tellen niet mee voor de bepaling van verkeersdeelname. Ook personen die enkel verplaatsingen geheel in het buitenland maken tellen niet mee voor de verkeersdeelname. Bij nul verplaatsingen neemt een persoon niet deel aan het verkeer.

Tabel 6.1.1 geeft de percentages weer van de personen die op een gemiddelde dag in het betreffende jaar deelnemen aan het verkeer. Het betreft deelname aan het verkeer in Nederland van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De deelname is onderverdeeld naar geslacht.

6.1.1 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal81,9*73,8*78,1*+6-5
Mannen82,674,4*77,9*+5-6
Vrouwen81,3*73,2*78,4*+7-4
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 6.1.1 blijkt dat op een gemiddelde dag in 2021 ruim 78 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minstens één maal deelneemt aan het verkeer. Dat is significant hoger (6 procent) dan in ODiN 2020, maar significant lager (-5 procent) dan in 2019. Dit ligt in lijn met de eerdere constatering dat het gemiddeld aantal verplaatsingen in ODiN 2021 hoger is dan in ODiN 2020, maar significant lager is dan in 2019. Zowel bij vrouwen als mannen is er een significante toename in verkeersdeelname in 2021 ten opzichte van 2020 (toename mannen 5 procent, vrouwen 7 procent). De deelname van zowel mannen als vrouwen ligt in 2021 significant onder het niveau van 2019 (mannen -6 procent, vrouwen -4 procent). In 2021 was er geen significant verschil in verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen. In 2020, evenals in 2019, namen mannen iets vaker deel aan het verkeer dan vrouwen. Het verschil in verkeersdeelname van mannen versus vrouwen was in ODiN 2020 en 2019 significant.

Tabel 6.1.2 geeft de percentages weer van de inwoners in particuliere huishoudens in Nederland die per dag deelnemen aan het verkeer in Nederland, onderverdeeld naar maatschappelijke participatie.

6.1.2 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie per jaar1)
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal81,9*73,8*78,1*+6-5
Werkzaam 12-30 uur per week87,8*82,7*86,4*+4-2
Werkzaam ≥ 30 uur per week88,780,5*82,8*+3-7
Scholier/student86,474,9*80,0*+7-7
Werkloos71,266,1*66,40-7
Arbeidsongeschikt67,858,3*67,1*+15-1
Gepensioneerd/VUT69,062,7*69,6*+111
Overig71,0*62,1*67,8*+9-5
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie, getoond in tabel 6.1.2, laat zien dat voor alle van de onderscheiden groepen met betrekking tot maatschappelijke participatie de verkeersdeelname in 2021 significant hoger is dan in 2020 behalve voor werklozen. Behoudens voor de groep arbeidsongeschikten en de mensen behorend tot de groep ‘Werkloos’ en ‘Gepensioneerd/ VUT’ is de verkeersdeelname van de personen uit de andere categorieën van maatschappelijke participatie in 2021 significant lager dan in 2019. 

6.2 Deelname openbaar vervoer

In tabel 6.2.1 is het aandeel dat gebruik maakt van het openbaar vervoer in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven. De deelname aan het openbaar vervoer houdt in dat er door een persoon minstens één reguliere rit of minimaal één serieverplaatsing is gemaakt met het openbaar vervoer op de dag waarover gerapporteerd wordt in het onderzoek ODiN.

6.2.1 Deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
201920202021verschil 2021 t.o.v. 2020 (%)verschil 2021 t.o.v. 2019 (%)
Totaal8,63,9*4,2*+8-50
Mannen7,93,6*3,8+7-52
Vrouwen9,24,2*4,7*+10-49
1) Deelname aan het openbaar vervoer behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag met trein, bus, tram of metro.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

In 2021 is het percentage OV-deelname significant gewijzigd ten opzichte van 2020. De OV-deelname is in 2021 ruim 8 procent hoger dan in 2020 en ruim de helft lager dan in ODiN 2019. Ook dit laatste verschil is significant. Iets meer dan 4 procent van de inwoners van 6 jaar of ouder maakten in 2021 gemiddeld op een dag gebruik van trein, bus, tram of metro. De deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer was in 2021 10 procent hoger dan in 2020, maar wel bijna de helft lager (-49 procent) dan in 2019. De deelname van mannen aan het OV is in 2021 niet significant toegenomen in vergelijking met 2020. In vergelijking met 2019 was de deelname van mannen aan het OV meer dan de helft lager (-52 procent). Evenals in 2019 en in 2020 was de deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer in 2021 significant hoger dan bij mannen.

7. Externe bronnen

In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2020.

7.1 Het weer 

Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden (CBS, 2020: paragraaf 7.1.2). Voor het verschil in weer tussen 2020 en 2021 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 over de jaren 2019 tot en met 2021.

7.1.1 Indicatoren van het weer per jaar
201920202021
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) 2 0 7
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) 40 31 50
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) 99 110 97
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) 26 32 20
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) 11 12 1
Zonuren1 9642 0261 800
Neerslag (in mm) 783 785 806
Bron: KNMI.

De grootste verschillen ten opzichte van 2019 zien we bij het aantal warme dagen (+11) en zomerse dagen (+6). Wat het aantal zonuren betreft classificeert het KNMI 2019 als ‘zeer zonnig’ en 2020 als ‘extreem warm, zeer zonnig’. 2021 is geclassificeerd als: ‘Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood’.

Het KNMI schrijft dat 2021 na drie zeer warme jaren qua temperatuur een normaal jaar was. De gemiddelde temperatuur was 10,4 °C tegen 10,5 °C normaal. Uitschieters waren de zeer koude lente en warmste junimaand sinds 1901 (KNMI, 2021). 2020 gold als ‘aan de droge kant’ en 2019 kreeg de classificatie 'vrij droog'. Deze globale informatie geeft niet direct een eenduidige indicatie wat dit voor de mobiliteit in 2021 ten opzichte van 2020 zou kunnen betekenen.

Extremen waarvoor een code rood werd gegeven in 2021 waren voor sneeuwjacht en ijzel in februari en voor extreme neerslag in Limburg in juli. In juni 2021 werd er grote schade veroorzaakt door een valwind in Leersum. 12 keer werd er een code oranje of rood uitgegeven in 2021, het hoogste aantal sinds het bestaan van de huidige waarschuwingssystematiek (2010). De 4 laatste maanden van het jaar waren na een koele augustus (ruim) warmer dan normaal.

7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet

7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2021

Ook dit jaar staat in de Rijkswaterstaatrapportage betreffende het Rijkswegennet onder de kop COVID-19/Corona in relatie tot het Rijkswegennet, dat er sinds het uitbreken van de covid-19 pandemie en de hieraan gekoppelde coronamaatregelen van de overheid, er vanaf week 12-2020 sprake is van een heel ander verkeersbeeld (Rijkswaterstaat, 2022). Sinds 13 maart 2020 is de verkeersprestatie van het bemeten Rijkswegennet 83 procent ten opzichte van 2019 en in 2021 is dit nog altijd circa 85 procent ten opzichte van 2019.

Ten opzichte van eind 2020 is het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet met 4,3 procent toegenomen tot 63,6 miljard voertuigkilometers. De jaarfilezwaarte is in 2021 met 37,3 procent toegenomen van 4,15 naar 5,69 miljoen kilometerminuten. Als grootste oorzaak van files worden genoemd: reguliere spitsfiles (hoge intensiteit), gevolgd door incidentele files (ongevallen en incidenten). Volgens Rijkswaterstaat manifesteert de toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag, maar is dit met name overdag te merken buiten de spitsperioden. Verder rapporteert Rijkswaterstaat dat het aantal afgelegde kilometers op jaarbasis met 3,7 procent is toegenomen in de maanden september tot en met december 2021 in vergelijking met de periode mei tot en met augustus 2021.

Een jaar eerder rapporteerde Rijkswaterstaat op basis van metingen op het Rijkswegennet dat in 2020 ten opzichte van 2019 het aantal afgelegde voertuigkilometers met 16 procent was afgenomen, tot 61 miljard voertuigkilometers (Rijkswaterstaat, 2021). De afname in 2020 in afgelegde kilometers was vooral waarneembaar in de spitsperioden van maandag tot en met donderdag en in de nacht. Rijkswaterstaat hanteert deze verkeersprestatie als maatstaf voor het gebruik van het wegennet. Uit gegevens van het bemeten Rijkswegennet blijkt dat sinds 13 maart 2020 (tot de zomerperiode) de verkeersprestatie gereduceerd is tot ongeveer 75%-80% in vergelijking met de zelfde periode in 2019. In de zomerperiode was de verkeersprestatie en het verkeersbeeld ongeveer hetzelfde als in het jaar ervoor. Daarna, sinds september 2020, was het aantal gereden voertuigkilometers stabiel op ongeveer 80% ten opzichte van 2019.

7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN

Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het Rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. Allereerst wordt met de meetlussen al het verkeer op het Rijkswegennet gemeten. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen en motorfietsen) dat van het Rijkswegennet gebruik mag maken en dit is zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet gemeten – overigens is het op basis van informatie uit de meetlussen op het Rijkswegennet mogelijk om globaal op basis van voertuiglengte een onderscheid tussen vrachtverkeer en personenverkeer te maken voor werkdagen of weekenddagen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel voertuigkilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het Rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gemaakt door mensen uit het buitenland op het Rijkswegennet.

Een toe- of afname van het verkeer op het Rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers Rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. In 2020 zijn er bijvoorbeeld in totaal 6 nieuwe weggedeelten opengesteld en is in totaal 84 km aan nieuwe rijstrooklengte opgeleverd. Ook maatregelen zoals het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice-versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.

Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen. Op basis van verkeerstellingen is een toename van het wegverkeer gemeten van 2020 naar 2021. Op basis van de ODiN-cijfers van 2021 van de vervoersprestatie van personenautobestuurders is er ook sprake van een toename van het totaal aantal afgelegde kilometers in 2021 vergeleken met 2020.

7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2021

Op 23 april 2022 heeft het CBS voorlopige verkeersprestaties berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de kilometerregistraties uit OKR (Online Kilometer Registratie) en Erkenning KeuringsInstanties (EKI) van de RDW (Dienst Wegverkeer). Op basis van de voorlopige verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied is de verkeersprestatie toegenomen van 119 40,7 miljoen voertuigkilometers naar 122 722,6 miljoen, een toename van bijna 3 procent. In tegenstelling tot de ODiN gegevens over personenautobestuurderskilometers is in de verkeersprestatiecijfers op Nederlands grondgebied, naast de verkeersprestatie van Nederlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied ook de verkeersprestatie van buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2022b).

 De voorlopige verkeersprestatie worden in het najaar van 2022 definitief berekend. De huidige cijfers zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2022 in plaats van 1 juli 2022. Voor de verdeling van de kilometers over binnen- en buitenland in 2021 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2020. In het laatste kwartaal van 2022 worden deze cijfers herzien o.b.v. tellerstanden tot 1 juli 2022. Dan worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2021. De populatie gebruikt voor de schatting van de voertuigkilometers is gebaseerd op het motorvoertuigenpark van RDW op 1 januari 2022. Echter in de loop van 2022 zullen de cijfers over het motorvoertuigenpark worden herzien op basis van een nieuwe, verbeterde selectie. Verwacht wordt dat dit op totaalniveau tot relatief kleine aanpassingen zal leiden.

Evenals in ODiN 2021 is er ook op basis van de voorlopige berekening van verkeersprestaties van personenauto’s van 2020 op 2021 een toename van het aantal kilometers afgelegd met een personenauto (als bestuurder).

7.4 Reizigerskilometers met de trein

Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn de afgelopen jaren diverse aanbieders bijgekomen, zoals Arriva, Connexxion, Thalys en Keolis. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn Abellio Rail NRW, DB Regio NRW, NMBS en Euro Bahn.

Evenals vorige jaren heeft van alle spoorvervoerders in Nederland enkel de NS iets gerapporteerd over de toe- of afname van 2021 op 2020 van het aantal reizigerskilometers op het spoor in Nederland. In hun jaarverslag van 2021 meldt de NS: “In 2021 maakten reizigers 9 miljard kilometers met de trein. Dit is iets meer dan in 2020” (NS, 2022a). De verwachting van de NS was dat dit 59 procent zou zijn. In 2021 maakten (NS-)reizigers 8 630 miljard kilometers met de trein (inclusief vervangend treinvervoer), in 2020 8 258 miljard kilometer en NS rapporteerde over 2019 18 896 miljard reizigerskilometers (NS, 2022b).

Over 2021 meldde NS dat Nederland in een lockdown zat en ongeveer 90 procent van de treinen reden. Vanaf de versoepelingen eind april schaalde de NS op. Eind augustus reden weer alle treinen. Vanaf 20 december heeft NS tijdelijk minder treinen laten rijden in de avond, nacht en spits en startte de gebruikelijke avonddienstregeling twee uur eerder. De lockdown in Nederland, het aanhoudende negatieve reisadvies voor niet-noodzakelijke internationale reizen en de maatregelen in de landen om ons heen, raakten ook de internationale treinreizen (NS, 2022c). Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN gegevens ruimte voor interpretatie.

7.5 Mobiliteitsgegevens op basis van het MPN

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) heeft sinds het begin van de coronacrisis 5 verschillende metingen uitgevoerd onder een groep respondenten uit het Mobiliteitspanel Nederland (MPN). De analyses zijn gebaseerd op respondenten die aan alle metingen hebben meegedaan (1 760 Nederlanders). De groep werkenden varieert over de metingen tussen 994 en 1 164 personen; het aantal thuiswerkers varieert tussen 366 (vóór corona) en 519 (tijdens corona).

Het KiM rapporteert dat het doel van de metingen is zicht te krijgen op de effecten van de coronacrisis op de mobiliteit. De metingen zijn uitgevoerd in de volgende periodes: meting 1: 27 maart t/m 4 april (maart/april 2020), meting 2: 22 juni t/m 2 juli (juni/juli 2020), meting 3: 14 sept t/m 15 nov (sept/okt 2020), meting 4: 8 jan t/m 14 jan (jan 2021) en meting 5: 16 april t/m 30 april (april 2021).

Deze metingen zijn vergeleken met de pre-corona situatie (sept-2019). In de meting van ‘april 2021’ is speciaal aandacht besteed aan onder andere thuiswerken en thuisonderwijs (KiM, 2021).

Uit een presentatie van het KiM van 6 juni 2021 (KiM, 2021) komt naar voren dat het aandeel Nederlanders dat in enige mate thuiswerkt in april 2021 ongeveer gelijk was aan januari 2021, namelijk 48%. Nederlanders werkten wel minder vaak (vrijwel) volledig thuis. Het aandeel thuiswerkers dat aangaf na corona vaker thuis te willen werken dan vóór corona was volgens de onderzoekers van het KiM de afgelopen metingen vrij stabiel (namelijk 45-50% van de thuiswerkers). Uit de presentatie bleek dat thuiswerkers verwachten na corona vooral 1-3 dagen thuis te gaan werken. Van de studenten verwacht circa 30% na de coronamaatregelen vaker dan vóór corona thuisonderwijs te volgen. Het KiM geeft aan dat op basis van de verwachtingen van respondenten het aantal spitsreizen na corona licht zal afnemen. 

Deze resultaten bestrijken (nog) niet heel 2021 zoals het ODiN. Uit de MPN-gegevens komt wel naar voren dat bijna de helft van de (werkende) Nederlanders in januari en april 2021 nog thuis werkte. In hoeverre dit ook zo was in de rest van 2021 is nog niet gemeten. De MPN-thuiswerkgegevens tot en met de april 2021 periode lijken tot zoverre ondersteuning te vormen voor de resultaten uit ODiN 2021 dat het aantal reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ en ook de reizigerskilometers met motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ niet significant verschillen met ODiN 2020. Ook het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1000 inwoners van 6 jaar of ouder is niet significant gewijzigd in vergelijking met ODiN 2020.

Met hulp van het MPN heeft het KiM ook onderzoek gedaan naar thuisonderwijs onder studenten die voortgezet- en hoger onderwijs volgen. Dit gebeurden in de periodes juni/juli- 2020, januari-21 en april-21. Hieruit volgt dat de meeste studenten (van voortgezet onderwijs en hoger) in april 2021 deels thuis en deels op locatie zaten. Het KiM constateerde dat met name HBO en WO studenten nog veel thuisonderwijs volgden. Ook hier zijn nog geen gegevens over het hele jaar 2021 beschikbaar. Op basis van een vergelijking van de ODiN gegevens tussen 2020 en 2021 volgt dat er significant meer reizigerskilometers zijn afgelegd voor het motief ‘Onderwijs of cursus volgen’, maar dat dit significant lager ligt (-43 procent) dan in 2019. Het aantal verplaatsingen voor dit motief is in 2021 niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder.

7.6 Andere bronnen 

Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2021 en ODiN 2020 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.

7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'

Op de website van het CBS is onder de noemer Mobiliteit in coronatijd (CBS, 2022a) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020 en 2021 op basis van verkeersindexcijfers van het NDW. In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020 en 2021 (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De verkeersgegevens zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties. 

Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2020 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2020 ten opzichte van 2019 op werkdagen is afgenomen met 19 procent en op weekenddagen met 22 procent. Als hetzelfde wordt gedaan voor 2021 ten opzichte van 2019 blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2021 op werkdagen met ruim 17 procent is afgenomen en op weekenddagen met bijna 20 procent). Echter deze berekeningen geven een ongewogen gemiddelde weer. Daarbij is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van dit ongewogen gemiddelde lijkt het of de verkeersintensiteit in 2021 iets is toegenomen ten opzichte van 2020. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening en het CBS had niet de beschikking over die gegevens.

Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties en dus een ‘steekproef’ en is niet bekend in hoeverre de gegevens daardoor afwijken van de werkelijke situatie. 

Dit maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Wel kan dit helpen om na te gaan of het gevonden patroon dat wordt gevonden in ODiN overeenkomt met het patroon uit deze cijfers en dat lijkt hier het geval te zijn. Een afname van 2020 in vergelijking met 2019. Een lichte toename in 2021 ten opzichte van 2020 en een afname van 2021 in vergelijking met 2019.

7.6.2 OV-Klantenbarometer 2021

De gegevens voor de OV-Klantenbarometer 2021 is gebaseerd op een enquête die in het openbaar vervoer onder reizigers wordt gehouden. Daarbij worden naast het stellen van vragen ook het aantal reizigers per OV-rit geteld. Het veldwerk hiervoor is uitgevoerd tussen 1 oktober en 29 november 2021. De onderzoekers gaven aan dat net voor de start van de veldwerkperiode (op 25 september) een aantal versoepelingen was afgekondigd. Tijdens die periode is op 3 november een aantal beperkende maatregelen ingesteld en op 12 november nog een strenger pakket aan maatregelen. Toen voor 26 november nog strengere maatregelen werden aangekondigd, vormde dit de aanleiding om het veldwerk voor de OV-Klantenbarometer stil te leggen. In 2020 is geen OV-klantenbarometer uitgevoerd. De onderzoekers hebben ondanks beperkte gegevens met extra inspanning toch schattingen gemaakt. Omdat cijfers over 2020 ontbreken zijn de gegevens van 2019 en 2020 naast elkaar gezet.

Uit de OV-Klantbarometer volgt dat in 2021 het aantal busreizigers in vergelijking met 2019 43 procent lager is. Het aantal tramreizigers is in 2021, 29 procent lager, het aantal metroreizigers, 20 procent. Het aantal reizigers met regionale treinen ligt in 2021 bijna op het niveau van 2019. Het aantal reizigers dat gebruikt maakt van het Hoofdrailnet is in 2021 29 procent minder dan in 2019 en het aantal mensen dat reist met OV over water is in 2021 41 procent lager dan in 2019 (CROW, 2022).

7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders

Jaarverslag RET
De RET meldt in haar jaarverslag van 2021 dat als gevolg van de coronamaatregelen er in 2021 evenals in 2020 veel minder reizigers waren in vergelijking met de jaren voor de pandemie. In 2021 was het totaal aantal reizigerskilometers 533 miljoen, terwijl dit er in 2019 nog 921 miljoen waren. In 2020 was het aantal reizigerskilometers 503 miljoen (RET, 2022). In 2021 lag het aantal door RET gerapporteerde reizigerskilometers 6 procent hoger dan in 2020. De RET exploiteert bus-tram-en metro-lijnen. Ook in de ODiN-cijfers is er sprake van een toename in reizigerskilometers met bus/tram en metro van 2020 naar 2021. Ook het is er nog een significant negatief verschil in reizigerskilometers tussen 2021 en 2019 (RET, 2022).

HTM-personenvervoer
De HTM publiceerde in haar jaarverslag van 2021 geen reizigerskilometers maar wel reizigersaantallen. Hierin is het zelfde patroon zichtbaar als bij het ODiN. Het aantal Railreizigers in 2021 (48 157) is hoger dan in 2020 (45 638) maar bijna de helft (45 procent) minder dan in 2019 (87 165). Ook bij het aantal buspassagiers is dit patroon terug te zien. In 2021 bedroeg het aantal buspassagiers 8 530, dat is bijna 6 procent hoger dan in 2020 toen het aantal buspassagiers 8 008 was. In 2021 was het aantal buspassagiers 45 procent lager dan in 2019 (HTM, 2022).

GVB 
Het Amsterdamse vervoerbedrijf meldt dat er in 2021 466 000 reizigersritten zijn gemaakt per gemiddelde werkdag Dat is een afname van 5 procent ten opzichte van 2020 toen het gemiddelde aantal reizigersritten 491 000 bedroeg (GVB, 2022).

7.6.4 Aantal instappers openbaar vervoer

Het CBS publiceert gegevens over het aantal instappers in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink. Het aantal instappers in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Losse kaartverkoop en dergelijke zijn in deze gegevens niet opgenomen.

De statistiek gebaseerd op het aantal check-ins is beschikbaar vanaf 1 januari 2019 en wordt regelmatig geactualiseerd. Op basis van het aantal check-ins met de OV-chipcard over het totale openbaar vervoer (dus inclusief trein) is het aantal check-ins in 2021 ruim 4 procent hoger dan in 2020. Ten opzichte van 2019 is het aantal check-ins in 2021 lager (-48 procent). Het CBS beschrijft het verloop van het aantal check-ins gedurende 2020 en 2021 als volgt: Vanaf midden maart 2020 werd het reizen met het openbaar vervoer ernstig beperkt vanwege de coronapandemie. In april 2020 was het aantal check-ins gemiddeld het laagst. Een jaar later waren er in april gemiddeld drie keer zo veel check-ins, maar dit was nog 59 procent minder dan in april 2019. Eind september 2021 was het aantal check-ins dat jaar het hoogst, ongeveer 35 procent meer dan in september 2020. Tijdens de herfstvakantie in oktober 2021 (week 42 en 43) waren er gemiddeld twee keer zo veel check-ins als tijdens de herfstvakantie in 2020. Eind 2021 neemt net als eind 2020 het aantal check-ins af, maar er zijn wel meer check-ins dan in dezelfde periode het jaar ervoor (CBS, 2022a).

8. Samenvatting en conclusie

In dit rapport zijn de resultaten van het verplaatsingsonderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2021 gepresenteerd en die van de voorgaande twee onderzoeksjaren. Vanwege het feit dat de maatregelen genomen ter verspreiding van de coronapandemie zowel in 2020 als in 2021 van toepassing waren en de mobiliteit in deze jaren een trendbreuk vormt met 2019 en de jaren ervoor zijn de verschillen tussen de resultaten van zowel ODiN 2021, ODiN 2020 en ODiN 2019 onderzocht en beschreven. 

8.1 Samenvatting

In deze paragraaf staan puntsgewijs de belangrijkste bevindingen over de resultaten van ODiN 2021.

8.1.1 Totale vervoersprestatie

In ODiN 2021 is de totale vervoersprestatie ten opzichte van ODiN 2020 met ruim een tiende toegenomen tot 168,4 miljard reizigerskilometers. Dit is een significante toename.

Voor de totale vervoersprestatie geldt:

  • Voor alle vervoerwijzen is de vervoersprestatie significant toegenomen behalve voor de trein.
  • De vervoersprestatie te voet nam toe met 1,6 miljard kilometer tot 8,2 miljard in 2021. 
  • De vervoersprestatie met de personenauto als bestuurder bedraagt in 2021 85,6 miljard kilometers en is ten opzichte van 2020 toegenomen met 8 procent.
  • Het aantal kilometers overbrugd als passagiers in een personenauto nam toe met 4,4 miljard (17 procent) tot 30,2 miljard in 2021.
  • Het aantal reizigerskilometers met de trein is in 2021 niet significant gewijzigd ten opzichte van 2020 en bedraagt 10,2 miljard reizigerskilometers. 
  • De vervoersprestatie met bus, tram en metro nam toe ten opzichte van 2020 met 18 procent tot 3,5 miljard reizigerskilometers in 2021.
  • De vervoersprestatie met de fiets (16,1 miljard kilometers) is in ODiN 2021 significant toegenomen met ruim 3 procent ten opzichte van 2020.
  • De reizigerskilometers met overige vervoerwijzen zijn in 2021 toegenomen met ruim een vijfde tot 14,7 miljard.
  • De vervoersprestatie van alle zeven verschillende modaliteiten ligt in 2021 significant beneden het niveau van 2019. Een uitzondering daarop is ‘lopen’ dat in 2020 al significant bóven het niveau lag van 2019, maar in 2021 nog verder is toegenomen en daarmee ook significant boven het niveau van 2020 uitkomt. 

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is een extra analyse gemaakt van de tabel met de totale vervoersprestatie van 2018 tot en met 2021 naar maand. Deze analyse is opgenomen hoofdstuk 3. 

8.1.2 Reguliere reizigerskilometers

Het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2021 is 161,2 miljard. Dit is 14,3 miljard meer dan in ODiN 2020. Het gaat om een significante toename van bijna 10 procent. Ook de reguliere reizigerskilometers van 6 van de 9 motieven zijn significant gewijzigd. 

Resultaten van de verdeling van motieven in de reguliere reizigerskilometers:

  • Kilometers afgelegd met als doel ‘Toeren en wandelen’ zijn in 2021 nog verder toegenomen ten opzichte van 2019 (56 procent). 
  • Voor het motief ‘Diensten en verzorging’ zijn de reguliere reizigerskilometers ten opzichte van 2020 significant toegenomen met ruim een vijfde tot 4,4 miljard in 2021. 
  • De reguliere reizigerskilometers voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ is met 14 procent toegenomen van 2020 naar 2021.
  • Het aantal gereisde kilometers voor het motief ‘Visite en logeren’ is in ODiN 2021 met een toename van 15 procent significant hoger dan in 2020. Ten behoeve van ‘Uitgaan, sport en hobby’ zijn in 2021 ten opzichte van 2020 ook significant meer kilometers afgelegd (27,8 miljard kilometers); een toename van 17 procent. 
  • ‘Toeren en wandelen’ zat nog verder in de lift in 2021. Het aantal kilometers voor dit motief nam ook in 2021 toe (21 procent) en wel tot 14,9 miljard.
  • Het aantal reguliere reizigerskilometers voor ‘Overige motieven’ is van 2020 op 2021 significant toegenomen met 8 procent tot 16,6 miljard kilometer. 
  • Het aantal reguliere reizigerskilometers met het motief ‘Van en naar het werk’, ‘Zakelijk en beroepsmatig’ en ‘Winkelen en boodschappen doen’ is in ODiN 2021 niet significant gewijzigd in vergelijking met een jaar eerder, maar wel significant lager dan in 2019.
  • Ook de reguliere kilometers gereisd voor ‘Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ lagen significant onder het niveau van 2019. 

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is een extra analyse gemaakt van de tabel met het motief ‘Van en naar het werk’ van 2018 tot en met 2021 naar maand. Deze analyse is opgenomen hoofdstuk 3. 

8.1.3 Gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 inwoners per dag

Het aantal verplaatsingen (gemiddeld per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag) is significant hoger (7 procent) in ODiN 2021 dan in ODiN 2020. Voor 3 van de 7 vervoerwijzen is er een significante toename in het aantal verplaatsingen in 2021 en ook voor iets meer dan de helft van het aantal motieven.

  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag is voor lopen in 2021 met 17 procent toegenomen ten opzichte van 2020.
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen met de auto als passagier is in 2021 toegenomen met 7 procent.
  • Het aantal verplaatsingen met ‘Overige vervoerwijzen’ is in 2021 toegenomen met 16 procent in vergelijking met een jaar eerder.
  • Voor bijna alle vervoerwijzen en het totaal, is het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag in 2021 significant lager dan in 2019. Uitzondering vormen lopen, dat significant hoger ligt en ‘overige vervoerwijzen’ dat in 2021 niet significant verschilt met 2019.
  • Het aantal verplaatsingen voor het motief 'Diensten en verzorging' nam in 2021 toe met bijna een kwart in vergelijking met een jaar eerder.
  • Ook het aantal verplaatsingen met als motief ‘Visite en logeren’ en 'Uitgaan, sport en hobby' nam in ODiN 2021 significant toe met respectievelijk 9 procent en 5 procent ten opzichte van ODiN 2020. 
  • Het aantal verplaatsingen voor 'Toeren en wandelen' is wederom significant toegenomen in ODiN 2021 (18 procent). 
  • Ook het aantal reguliere verplaatsingen voor 'Overige reismotieven' was in 2021 significant hoger dan in ODiN 2020 (9 procent). 
  • Alleen het aantal reguliere verplaatsingen voor motief ‘Diensten en verzorging’ verschilt in 2021 niet met 2019. Voor alle andere motieven is er een significant verschil met 2019. Het aantal verplaatsingen voor ‘Winkelen en boodschappen doen’, 'Toeren en wandelen' en 'Overige reismotieven' ligt in 2021 significant hoger dan in 2019. Voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Zakelijk en beroepsmatig’, 'Onderwijs of cursus volgen', ‘Visite en logeren’ en 'Uitgaan, sport en hobby' is het aantal verplaatsingen in 2021 significant lager dan in 2019.

8.1.4 Gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het totaal is 10,9 kilometer in ODiN 2021 en is significant langer dan in 2020. 

  • Ook voor personenautobestuurder, personenautopassagier en voor lopen geldt dat de afgelegde afstand per verplaatsing in ODiN 2021 significant is toegenomen ten opzichte van die in 2020. 
  • Behoudens de gemiddelde afstand per verplaatsing met bus/tram/metro en de trein wijkt bij alle andere vervoerwijzen de verplaatsingsafstand significant af van die van 2019. De ‘totale’ verplaatsingsafstand, de verplaatsingsafstand van autobestuurders, autopassagiers en met ‘overige vervoermiddelen’ is in 2021 significant korter dan in 2019. Voor de modaliteiten lopen en fiets is de gemiddelde afstand per verplaatsing significant langer dan in 2019. 
  • In 2021 verschillen alleen de gemiddelde afstanden per verplaatsing voor de motieven ‘Onderwijs en cursus volgen’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant ten opzichte van 2020. ‘Onderwijs en cursus volgen’ is toegenomen met 9 procent en ‘Uitgaan, sport en hobby’ met 12 procent. Van alle andere motieven is de gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing significant korter (variërend van 11 tot 20 procent) dan in ODiN 2019. 

8.1.5 Verkeersdeelname 

De deelname aan het verkeer in ODiN 2021 is ruim 78 procent. In ODiN 2020 was dit significant lager en bedroeg de verkeersdeelname bijna 74 procent. Andere constateringen zijn:

  • Zowel bij mannen als bij vrouwen is de toename in verkeersdeelname in 2021 ten opzichte van 2020 significant. In 2021 is er geen significant verschil meer tussen de verkeersdeelname van mannen en vrouwen. Voorgaande jaren (2020, 2019) was dit wel zo. 
  • Uit de verdeling van verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie blijkt dat er tussen ODiN 2021 en ODiN 2020 bij alle afzonderlijke groepen (behalve ‘werkloos’), een significante toename is in de verkeersdeelname. Verhoudingsgewijs is de toename in verkeersdeelname het grootst onder arbeidsongeschikten (15 procent), gepensioneerden (11 procent), scholieren en studenten (7 procent) en bij de groep overige (9 procent). Bij personen die 12 tot 30 uur werkzaam zijn per week of meer dan 30 uur werkzaam zijn per week is de toename in verkeersdeelname met respectievelijk 4 en 3 procent in 2021 binnen al de onderscheiden groepen het kleinst.
  • Van alle onderscheiden groepen binnen maatschappelijke participatie is de deelname aan het verkeer in 2021 significant lager dan in 2019. Uitzonderingen hierop vormt de verkeersdeelname van werklozen, arbeidsongeschikten en van gepensioneerden. Hun deelname aan het verkeer in 2021 verschilt niet met die in 2019.
  • De deelname aan het openbaar vervoer is in 2021 ten opzichte van 2020 significant toegenomen met 8 procent en ten opzichte van 2019 meer dan gehalveerd en daarmee significant lager. De deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer is in 2021 in vergelijking met 2020 significant toegenomen met 10 procent. In zowel 2021, 2020 als in 2019 blijkt de deelname aan het openbaar vervoer door vrouwen significant hoger dan bij mannen. 

8.2 Conclusie 

ODiN 2021 laat op een aantal plaatsen significante verschillen in het mobiliteitsbeeld zien in vergelijking met ODiN 2020 en 2019. Zowel in 2021 als vanaf maart 2020 nam het kabinet diverse maatregelen om de gevolgen van de coronapandemie in goede banen te leiden. Onder andere een ‘intelligente lockdown’, thuiswerkadvies, online onderwijs, avondklok en beperkingen voor de luchtvaart en het openbaar vervoer waren van toepassing. Gedurende sommige periodes waarin maatregelen golden werd het stiller op straat en de meeste files in de ochtend- en avondspits verdwenen (Rijkswaterstaat, 2021). 

De verschillen in maatregelen in 2021 en 2020 zijn moeilijk met elkaar te vergelijken (soms dezelfde maatregelen maar dan op een ander tijdstip in het jaar). Door de diversiteit aan maatregelen en tijdsduren is het niet goed mogelijk om over een heel jaar gezien te beoordelen hoeveel ‘soepeler’ of ‘strenger’ 2021 was ten opzichte van 2020 en wat deze maatregelen in detail voor de mobiliteit van de Nederlandse bevolking zouden kunnen betekenen. Omdat het ODiN-onderzoek in alle 3 jaren continu in het veld is geweest, kunnen we toch een beeld vormen van de verschillen in (delen van de) mobiliteit in die jaren.

Totale vervoersprestatie is significant toegenomen
Uit resultaten van ODiN 2021 blijkt dat de totale vervoersprestatie met bijna 11 procent is toegenomen ten opzichte van ODiN 2020. Van alle modaliteiten zijn de reizigerskilometers en het aantal verplaatsingen significant toegenomen, behalve voor de trein. Voor bus/tram/metro en de fiets is alleen het aantal verplaatsingen niet significant toegenomen, maar het aantal reizigerskilometers wel. Er is in 2021 een significant negatief verschil in het aantal afgelegde reizigerskilometers en het aantal gemaakte verplaatsingen met 2019 voor alle modaliteiten behalve lopen. Lopend worden in 2021 significant meer kilometers afgelegd en meer verplaatsingen gemaakt dan in 2019. 

Uit ODiN 2021 blijkt dat de vervoersprestatie van de personenauto als bestuurder significant is toegenomen (8 procent). Rijkswaterstaat rapporteert dat ten opzichte van december 2020 het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet met 4,3 procent is toegenomen. Hoewel deze gegevens niet direct met elkaar vergelijkbaar zijn (zie paragraaf 7.2.1 en 7.2.2), wijzen beide resultaten op een toename van het aantal gereden kilometers. Ook uit de voorlopige gegevens van de verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied komt dit beeld naar voren. Dit volgt uit een globale berekening met indexcijfers van meetgegevens betreffende het personenverkeer op 200 wegen in Nederland. 

In ODiN 2021 is geen significant verschil gevonden in de vervoersprestatie met de trein in vergelijking met 2020. Ofschoon NS iets meer reizigerskilometers rapporteerde (circa 4 procent toename) is dit slechts een klein verschil. Daarnaast geeft dit ook niet het totaal aantal reizigerskilometers met de trein weer, omdat de gegevens van andere maatschappijen die op het spoor actief zijn, ontbreken. Ook op basis van het aantal check-ins met de OV-chipcard in het totale openbaar vervoer is een toename van 4 procent over 2021 berekend in vergelijking met 2020. 

Uit de ODiN-cijfers blijkt dat de vervoersprestatie van bus/tram/metro van 2020 op 2021 significant is toegenomen. Op basis van gerapporteerde gegevens uit de jaarverslagen van de vervoersbedrijven RET en HTM blijkt ook een toename van het aantal reizigerskilometers in 2021 vergeleken met 2020. Hoewel dit geen compleet beeld geeft, lijkt het patroon bij deze vervoersaanbieders op dat van ODiN.

Aantal reguliere reizigerskilometers en aantal reguliere verplaatsingen ook toegenomen
Het aantal reguliere reizigerskilometers (dus exclusief kilometers voor serieverplaatsingen) is in 2021 ten opzichte van voorgaand jaar significant toegenomen met 10 procent. De toename van het aantal reguliere verplaatsingen tussen beide jaren is 7 procent.

Opmerkelijk is het ‘herstel’ van het aantal verplaatsingen en het aantal afgelegde kilometers voor het motief ‘Diensten en verzorging’ in 2021. Dat is zodanig toegenomen (significant) dat er geen verschil meer is met 2019. Ook opmerkelijk is dat in 2021 de afgelegde kilometers en het aantal verplaatsingen dat toerend en wandelend is afgelegd na de significante toename van 2019 naar 2020 wéér is toegenomen in 2021. Ook onderzoekers van de Wandelmonitor 2021 (op grond van gegevens van juli 2019 tot juli medio 2021) melden dat wandelen populair is. 

Wat het motief ‘Onderwijs en cursus volgen betreft’, blijkt uit ODiN 2021 dat er voor dit doel wél significant meer reizigerskilometers zijn gemaakt, maar niet meer verplaatsingen. Zowel het aantal gereisde kilometers als het aantal gemaakte verplaatsingen lagen in 2021 ver (-43 procent en -35 procent) beneden het niveau van 2019. Evenals in 2020 waren er ook in 2021 perioden waarin scholen gesloten moesten blijven of leerlingen/studenten online lessen moesten volgen omdat er bijvoorbeeld quarantainemaatregelen golden, wegens ziekte of om besmettingen met een coronavirus te vermijden. 

Daarnaast is ook het aantal afgelegde kilometers en het aantal verplaatsingen voor ‘Visite en logeren’, en ‘Uitgaan, sport en hobby’ in 2021 significant toegenomen. Ook met betrekking tot deze activiteiten behorende bij deze motieven golden zowel in 2020 en 2021 diverse maatregelen zoals periodes met verplichte sluiting, een avondklok en dergelijke. Op basis daarvan is het moeilijk in te schatten wat dit voor deze mobiliteit voor deze motieven zou kunnen betekenen over een heel jaar. Uit ODiN 2021 blijkt dat ondanks de significante toename in 2021 het aantal afgelegde kilometers en het aantal gemaakte verplaatsingen voor ‘Visite en logeren’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant lager is dan in 2019. 

Het aantal reizigerskilometers en het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ is niet significant gewijzigd van 2020 naar 2021. Een onderzoek van het KiM, waarin een deel van 2021 is gemeten, wijst in dezelfde richting; namelijk dat het aandeel Nederlanders dat in enige mate thuiswerkt in april 2021 ongeveer gelijk was aan dat van januari 2021, namelijk 48% (KiM, 2021).

Afstand per verplaatsing meestal onder niveau van 2019
De gemiddelde afstand per verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder is in 2021 in vergelijking met 2020 significant toegenomen, maar ligt significant beneden het niveau van 2019. Ook de gemiddelde verplaatsingsafstand voor de modaliteiten personenauto als bestuurder, personenauto als passagier en voor lopen is significant langer dan in 2020. De gemiddelde afstand per verplaatsing van alle modaliteiten behalve trein en bus/tram/metro verschilt significant met die in 2019. Daarbij geldt voor de modaliteiten lopen en fiets dat de gemiddelde afstand per verplaatsing significant langer is dan in 2019. Bij de andere modaliteiten waarvan de verplaatsingsafstand significant verschilt, geldt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing korter is dan in 2019. De langere verplaatsingsafstand voor de auto als bestuurder komt overeen met de eerdere constatering dat de totale vervoersprestatie van autobestuurders is toegenomen, maar het aantal verplaatsingen met deze modaliteit niet.

Alleen voor de motieven ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ is er een significant verschil in verplaatsingsafstand (respectievelijk 11 procent en 9 procent langer) met 2020. Voor het motief ‘Uitgaan, sport en hobby’ is er geen significant verschil in verplaatsingsafstand meer met 2019. Dit geldt ook voor het motief ‘Diensten en verzorging’. De gemiddelde verplaatsingsafstand van de andere motieven is in 2021 significant korter dan in 2019.

Verkeersdeelname toegenomen
In 2021 nam weer ruim 78 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minimaal één keer per dag deel aan het verkeer. In 2020 gold dit voor 74 procent van de bevolking. In 2019 lag de verkeersdeelname op 82 procent.

De toename in verkeersdeelname was significant voor de groep arbeidsongeschikten, gepensioneerden, scholieren en studenten, de groep overige en ook bij personen die 12 tot 30 uur werkzaam zijn per week of meer dan 30 uur werkzaam zijn per week. Van alle onderscheiden groepen binnen maatschappelijke participatie behalve voor werklozen, arbeidsongeschikten en gepensioneerden is de deelname aan het verkeer in 2021 significant lager dan in 2019. 
De deelname aan het openbaar vervoer is in 2021 ten opzichte van 2020 significant toegenomen met 8 procent en is in vergelijking met 2019 meer dan gehalveerd.

Eindconclusie
In 2021 waren evenals in 2020 nog steeds maatregelen van kracht vanwege covid-19. De maatregelen in 2021 verschilden soms van periode en soms ook inhoudelijk met het jaar ervoor. Al met al zien we in de ODiN-resultaten over 2021 een lichte opleving van de mobiliteit. In deze rapportage zijn waar mogelijk de resultaten van ODiN 2021 geconfronteerd met resultaten uit andere onderzoeken of is een (mogelijke) verklaring gegeven voor gevonden verschillen tussen ODiN 2021 en ODiN 2020. Resultaten die geconfronteerd zijn met ander onderzoek, blijken niet met ODiN in tegenspraak te zijn, maar bieden ook niet altijd directe ondersteuning omdat de bronnen niet hetzelfde meten of slechts een deel van het jaar meten.

Referenties

CBS (2020): Onderweg in Nederland (ODiN), Plausibiliteitsrapportage 2019.

CBS (2022a): Mobiliteit in Coronatijd, versie 25-5-2022.

CBS (2022b): Voorlopige cijfers verkeersprestaties, 2020*-2021*.

CROW (2022): OV klantenbarometer 2021, Hoofdrapport.

GVB (2022): Jaarverslag 2021.

HTM (2022): Jaarverslag 2021.

KiM (2021): Thuiswerken, thuisonderwijs en mobiliteit: Inzichten MPN-meting april 2021.

KNMI (2021): Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood.

Nationale Wandelmonitor (2021).

NOS nieuws (2021): Meeste contactberoepen vanaf volgende week weer toegestaan.

NOS (2021): 'Mega-operatie' van start: Nederland begonnen met vaccineren tegen corona, 06-01-2021, NOS, 2021). 

NS (2022a): NS Jaarverslag 2021. Onze impact op Nederland; In een notendop.

NS (2022b): NS Jaarverslag 2021. Duurzame prestaties; Klimaatneutraal vervoer.

NS (2022c): NS Jaarverslag 2021. NS en corona in 2021; Dienstregeling.

RET (2022): Jaarverslag 2021.

Rijksoverheid (z.d): Onderwerpen | Coronavirus COVID-19 | Rijksoverheid.nl. Geraadpleegd op 11 april 2022.

Rijkswaterstaat (2021): Kamerbrief 3e rapportage Rijkswegennet 2020. Bijlage: Rapportage Rijkswegennet 3e periode 2020.

Rijkswaterstaat (2022): Rapportage Rijkswegennet 3e periode 2021: 1 september – 31 december.

RIVM (2022): Actuele informatie over COVID-19. Geraadpleegd op 11 april 2022. 

Bijlage A

In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2020 uit de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.

A.3.1 Marges totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal168,4165,5171,21,7
Personenauto als bestuurder85,683,587,72,4
Personenauto als passagier30,228,931,54,4
Trein10,29,511,07,6
Bus/tram/metro3,53,23,78,2
Fiets16,115,716,42,3
Lopen8,28,08,31,7
Overig14,713,615,87,6

A.3.2 Marges reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal161,2158,7163,81,6
Van en naar het werk36,335,237,43,1
Zakelijk en beroepsmatig11,410,512,48,1
Diensten en verzorging4,44,14,77,4
Winkelen en boodschappen doen15,314,715,93,7
Onderwijs of cursus volgen6,96,57,46,5
Visite en logeren27,626,428,84,4
Uitgaan, sport en hobby27,826,629,14,4
Toeren en wandelen14,914,315,43,7
Ander motief16,615,817,44,7

A.4.1 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 5062 4882 5240,7
Personenauto als bestuurder 823 810 8351,5
Personenauto als passagier 257 250 2642,6
Trein 35 33 375,9
Bus/tram/metro 37 35 406,0
Fiets 636 626 6471,7
Lopen 614 604 6231,5
Overig 104 99 1094,9

A.4.2 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 5062 4882 5240,7
Van en naar het werk 371 364 3771,8
Zakelijk en beroepsmatig 76 73 804,9
Diensten en verzorging 88 85 923,9
Winkelen en boodschappen doen 563 554 5721,5
Onderwijs of cursus volgen 144 139 1483,2
Visite en logeren 259 253 2652,3
Uitgaan, sport en hobby 374 367 3811,9
Toeren en wandelen 319 313 3251,8
Ander motief 312 304 3202,5

A.5.1 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal10,8710,7011,041,5
Personenauto als bestuurder17,0816,7317,432,0
Personenauto als passagier19,8319,1020,553,7
Trein47,9445,6050,274,9
Bus/tram/metro14,3713,6415,105,1
Fiets4,224,134,302,0
Lopen2,252,222,291,4
Overig17,4416,3018,576,5

A.5.2 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal10,8710,7011,041,5
Van en naar het werk16,5416,1116,962,6
Zakelijk en beroepsmatig25,2623,6326,896,4
Diensten en verzorging8,447,908,976,3
Winkelen en boodschappen doen4,594,434,753,4
Onderwijs of cursus volgen8,137,658,605,8
Visite en logeren18,0217,3218,733,9
Uitgaan, sport en hobby12,5512,0413,064,1
Toeren en wandelen7,887,618,153,4
Ander motief9,008,629,384,3

A.6.1.1 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal78,177,878,50,5
Mannen77,977,478,40,7
Vrouwen78,477,878,90,7

A.6.1.2 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal78,177,878,50,5
Werkzaam 12-30 uur per week86,485,587,21,0
Werkzaam ≥ 30 uur per week82,882,283,30,7
Scholier/student80,079,280,81,0
Werkloos66,463,369,44,7
Arbeidsongeschikt67,164,669,43,6
Gepensioneerd/VUT69,668,670,51,3
Overig67,866,369,12,1

A.6.2.1 Marges deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2021
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal4,24,14,44,0
Mannen3,83,64,16,2
Vrouwen4,74,44,95,3