Auteur: Wendy Smits, Gerda Gringhuis, Bart Bakker, Jeffrey Hoogland, Frank van der Linden, John Michiels, Jeroen Pannekoek, Sander Scholtus

Verschillen tussen schattingen van flexibele en vaste arbeidsrelaties

Over deze publicatie

Ondanks de recente afname is zowel het aantal als het aandeel werknemers zonder vast dienstverband in Nederland sinds de eeuwwisseling flink toegenomen. Het CBS publiceert over de arbeidsrelatie van werknemers zowel uit de Polisadministratie (Polis) als uit de Enquête beroepsbevolking (EBB). De uitkomsten over vast en flexibel werk vanuit Polis en EBB laten verschillen zien. Een mogelijke verklaring voor deze verschillen is dat beide bronnen onnauwkeurigheden in de meting bevatten. CBS heeft onderzoek gedaan naar deze onnauwkeurigheden met behulp van zogenoemde meetmodellen. Het blijkt dat zowel de EBB als de Polisadministratie onnauwkeurigheden bevatten die deels de verschillen kunnen verklaren. In deze paper worden de belangrijkste resultaten samengevat.

1. Inleiding

Ondanks de recente afname is zowel het aantal als het aandeel werknemers met een flexibele arbeidsrelatie in Nederland sinds de eeuwwisseling flink toegenomen. Het gaat om werknemers met een tijdelijk dienstverband, oproepkrachten en uitzendkrachten. Over de oorzaken en gevolgen van deze ontwikkeling is zowel veel maatschappelijk als wetenschappelijk debat. Dit debat vraagt om gedetailleerde en recente informatie over deze werknemers.

Het CBS publiceert over de arbeidsrelatie van werknemers zowel uit de Polisadministratie (Polis) als uit de Enquête beroepsbevolking (EBB). De EBB is een onderzoek onder personen waarin de respondenten vijf keer worden benaderd om vragen te beantwoorden over hun arbeidspositie. Tussen de benaderingen zitten steeds drie maanden. De Polis is een register waarin de meeste Nederlandse inkomstengegevens worden opgeslagen en bevat gegevens over kenmerken van banen. Deze gegevens over banen zijn afkomstig uit de loonaangifte door werkgevers en worden maandelijks waargenomen.

De uitkomsten over vast en flexibel werk vanuit Polis en EBB laten verschillen zien, ook als zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de verschillen die er tussen de bronnen zijn in de afbakening van de populaties en de definitie van het soort arbeidscontract. Mogelijk andere verklaringen voor deze verschillen zijn dat beide bronnen onnauwkeurigheden in de meting bevatten en dat er nog conceptuele verschillen resteren. Onnauwkeurigheid in de EBB kan bijvoorbeeld ontstaan doordat respondenten de vragen over het type dienstverband niet goed begrijpen of omdat ze niet goed weten wat voor arbeidscontract ze hebben. In de Polis kunnen onnauwkeurigheden ontstaan door bijvoorbeeld administratieve vertraging, zoals het pas op een later tijdstip veranderen van het soort arbeidscontract dan dat het contract is veranderd (Bakker & Daas, 2012). Conceptuele verschillen kunnen overblijven omdat in de EBB ook informele afspraken over het dienstverband mee kunnen tellen.

Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de onnauwkeurigheden met behulp van zogenaamde meetmodellen. Het onderzoek was gericht op het beantwoorden van onder meer de volgende vragen:

  1. Hoe groot is de onnauwkeurigheid in de meting van werknemers met een vaste en met een flexibele arbeidsrelatie in de Polis en in de EBB?
  2. Hoe heeft de onnauwkeurigheid in de meting zich ontwikkeld in 2017 en 2018?

De resultaten van het onderzoek zijn te vinden in een technische rapportage. In dit artikel worden de belangrijkste uitkomsten en enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek besproken.

2. Hoe groot zijn de verschillen?

De cijfers over flexibele arbeid op basis van de EBB en de Polis verschillen van elkaar. Deels heeft dat te maken met het feit dat het bij de Polis gaat om banen van werknemers en bij de EBB om personen met een baan als werknemer.

Aangezien personen meerdere banen kunnen hebben, komt het aantal banen per definitie niet overeen met het aantal personen dat werkzaam is als werknemer. Echter, ook als voor personen met meerdere banen alleen de belangrijkste baan (hoofdbaan) telt, en rekening wordt gehouden met enkele andere verschillen in de definitie, blijft er een verschil bestaan.

Vanaf 2018 lopen ook de schattingen uiteen van de ontwikkelingen van het aantal en aandeel vaste en flexibele werknemers, ook als rekening wordt gehouden met de bovengenoemde definitieverschillen. De EBB laat een sterkere toename zien van het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie dan de Polis, en andersom laat de Polis een sterkere toename zien van het aantal flexibele arbeidsrelaties dan de EBB (Figuur 1). Hierbij zijn de populaties en de definitie van vaste en flexibele arbeidscontracten van de EBB en de Polis zoveel mogelijk aan elkaar gelijk gemaakt. In 2018, vierde kwartaal, bedroeg de schatting van het aandeel flexibele werknemers in de Polis en EBB respectievelijk 37,3 en 25,2 procent, een verschil van 12,1 procentpunt.

Figuur 1. Ontwikkeling vaste en flexibele werknemers in de werknemerspopulatie
jaarkwartaalEBB, vast (%)EBB, flexibel (%)Polis, vast (%)Polis, flexibel (%)
20151e kwartaal77,222,866,933,1
20152e kwartaal76,323,765,734,3
20153e kwartaal75,624,465,434,6
20154e kwartaal76,123,964,935,1
20161e kwartaal76,523,565,734,3
20162e kwartaal75,724,364,735,3
20163e kwartaal75,025,064,535,5
20164e kwartaal75,124,964,135,9
20171e kwartaal75,124,965,035,0
20172e kwartaal74,525,463,936,1
20173e kwartaal74,325,763,536,5
20174e kwartaal74,825,263,037,0
20181e kwartaal75,424,664,135,9
20182e kwartaal75,124,963,336,7
20183e kwartaal74,825,263,236,8
20184e kwartaal75,224,862,737,3
20191e kwartaal76,024,063,236,8
20192e kwartaal76,024,062,737,3
20193e kwartaal76,123,963,336,7
20194e kwartaal77,023,063,436,6
20201e kwartaal77,622,468,231,8
20202e kwartaal78,921,168,431,6

3. Hoe zien het onderzoek en de data eruit?

Om te achterhalen waar de verschillen tussen EBB en Polis vandaan komen, zijn eerst de relevante gegevens uit de EBB en de Polis voor de jaargangen 2016-20181)  gekoppeld. Onnauwkeurigheid in de meting leidt tot inconsistenties in de uitkomsten tussen bronnen. Deze inconsistenties kunnen allereerst vastgesteld worden door te kijken naar de meting van het soort arbeidsrelatie op hetzelfde moment in de EBB en de Polis. Om een indruk te krijgen van de oorzaken van de inconsistenties zijn als eerste stap van het onderzoek die inconsistenties in verband gebracht met een groot aantal mogelijke verklarende variabelen.

Als er inconsistentie is op één moment in het soort arbeidsrelatie van een persoon, is er in de EBB of in de Polis of in allebei iets niet goed gegaan in de meting. Door het toepassen van meetmodellen kan geschat worden waar de onnauwkeurigheden optreden. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van Hidden Markov Modellen (HMM). Die modellen gaan ervan uit dat de overeenkomst in herhaalde metingen een goede weerspiegeling is van de kwaliteit van die metingen. Als een variabele twee keer wordt gemeten en deze metingen zijn identiek, dan is het minder waarschijnlijk dat er sprake is van onnauwkeurigheden. Als er verschillen zijn, wordt de kans op onnauwkeurigheden groter. In ons geval hebben we per persoon maximaal vijf keer een meting uit de EBB en vijftien keer een meting uit de Polis. Zowel van de mate van overeenkomst tussen de metingen in de EBB en de Polis op hetzelfde tijdstip als de mate van overeenkomst in de metingen op verschillende tijdstippen van de bronnen afzonderlijk is gebruik gemaakt om de nauwkeurigheid in de meting te bepalen. Deze gegevens worden gebruikt om een betere schatting van het soort arbeidsrelatie te maken, waarbij rekening wordt gehouden met de mate van nauwkeurigheid in beide bronnen.

Het is belangrijk om in de meetmodellen verklarende variabelen op te nemen die samenhangen met het soort arbeidsrelatie en met de onnauwkeurigheden daarin in de Polis en de EBB. De variabelen die uit de analyses uit de eerste stap als beste naar voren kwamen zijn gebruikt om het type contract en de inconsistenties in beide bronnen te voorspellen. Op basis van meetmodellen met deze variabelen kunnen ook de voor onnauwkeurigheden gecorrigeerde percentages vaste en flexibele arbeidsrelaties worden geschat. In deze rapportage bespreken we de belangrijkste resultaten voor 2017 en 2018. Voor een volledig overzicht van alle resultaten van het onderzoek zie de technische rapportage.

1)Door alleen met de gekoppelde records van de twee bestanden te werken worden ook de populaties van de Polis en de EBB gelijkgeschakeld. Afwijkingen in de populaties kunnen dus een mogelijk resterend verschil niet verklaren. De aldus ontstane gegevens kunnen niet herleid worden naar individuele personen omdat de identificerende gegevens zijn verwijderd.

4. Wat zijn de belangrijkste resultaten?

Achtereenvolgens wordt ingegaan op de grootste onnauwkeurigheden, de ontwikkelingen daarin, de decompositie naar leeftijd en de gevolgen voor de schatting van de overgangskansen van een vast naar een flexibel contract. Wat de mogelijke oorzaken zijn van de onnauwkeurigheden wordt behandeld in de technische rapportage.

Figuur 2 laat de ontwikkeling zien van het aandeel werknemers met een flexibel contract volgens het model, volgens de EBB en volgens de Polis2). Volgens het model ligt voor de hele populatie het aandeel flexibele werknemers dichter bij het aandeel dat de Polis aangeeft dan bij het aandeel volgens de EBB. Bekeken naar de afzonderlijke leeftijdscategorieën, blijkt dit vooral te gelden voor werknemers ouder dan 25 jaar. Voor de jongeren blijkt het geschatte aandeel flexibele werknemers op basis van het model, met name in 2017, wat dichter bij de schattingen van de EBB te liggen. Verder laat figuur 2 zien dat voor de totale populatie werknemers het geschatte aandeel flexibele werknemers zowel volgens het model als volgens de Polis in de loop der jaren toeneemt, terwijl de EBB een lichte daling laat zien. De schattingen van het aandeel flexibele werknemers volgens de EBB wijkt in de beschouwde periode geleidelijk meer af van het geschatte aandeel volgens het model. Er zijn wat dit betreft wel duidelijke verschillen tussen leeftijdscategorieën. Bij ouderen stijgt gedurende de periode 2017-2018 het aandeel werknemers met een flexibel contract zowel volgens het model, de Polis als de EBB. Wel lijkt het aandeel flexibele werknemers onder deze groep volgens de EBB wat minder toe te nemen dan volgens de Polis. De ontwikkelingen volgens de Polis zijn vrijwel geheel in lijn met de geschatte ontwikkeling op basis van het model. Voor jongeren onder de 25 jaar laat de EBB een daling zien van het aandeel flexibele werknemers, volgens de Polis is dit aandeel vrij stabiel en volgens het model stijgt het aandeel jongeren met een flexibel contract. Voor werknemers tussen de 25 en 55 jaar laten zowel het model als de Polis een stijgend aandeel flexibele werknemers zien, terwijl dit aandeel volgens de EBB gedurende 2017 en 2018 vrijwel stabiel blijft.

Figuur 2. Ontwikkeling aandeel werknemers met een flexibel contract als percentage van het totaal aantal werknemers
categorikwartaalModel (%)EBB (%)Polis (%)
15 tot
25 jaar
2017
1e kwartaal696480
15 tot
25 jaar
2017
2e kwartaal696580
15 tot
25 jaar
2017
3e kwartaal696680
15 tot
25 jaar
2017
4e kwartaal686381
15 tot
25 jaar
2018
1e kwartaal686379
15 tot
25 jaar
2018
2e kwartaal696380
15 tot
25 jaar
2018
3e kwartaal706280
15 tot
25 jaar
2018
4e kwartaal716280
15 tot
25 jaar
2018
25 tot
55 jaar
2017
1e kwartaal251728
25 tot
55 jaar
2017
2e kwartaal261829
25 tot
55 jaar
2017
3e kwartaal261729
25 tot
55 jaar
2017
4e kwartaal271830
25 tot
55 jaar
2018
1e kwartaal261729
25 tot
55 jaar
2018
2e kwartaal271829
25 tot
55 jaar
2018
3e kwartaal271829
25 tot
55 jaar
2018
4e kwartaal281730
25 tot
55 jaar
2018
55 tot
75 jaar
2017
1e kwartaal171217
55 tot
75 jaar
2017
2e kwartaal171217
55 tot
75 jaar
2017
3e kwartaal171217
55 tot
75 jaar
2017
4e kwartaal181218
55 tot
75 jaar
2018
1e kwartaal181218
55 tot
75 jaar
2018
2e kwartaal181218
55 tot
75 jaar
2018
3e kwartaal181218
55 tot
75 jaar
2018
4e kwartaal191319
55 tot
75 jaar
2018
Totaal
2017
1e kwartaal342637
Totaal
2017
2e kwartaal342737
Totaal
2017
3e kwartaal352738
Totaal
2017
4e kwartaal352638
Totaal
2018
1e kwartaal342637
Totaal
2018
2e kwartaal352638
Totaal
2018
3e kwartaal362738
Totaal
2018
4e kwartaal362638

Figuur 3. Kans dat een flexibel contract volgens het model volgens de Polis of EBB vast is1)
categoriekwartaal15 tot 25 jaar (%)25 tot 25 jaar (%)55 tot 75 jaar (%)
Polis, 20171e kwartaal2,789,7119,68
Polis, 20172e kwartaal2,929,3319,30
Polis, 20173e kwartaal3,129,4119,22
Polis, 20174e kwartaal3,169,3317,98
Polis, 20181e kwartaal3,199,3516,95
Polis, 20182e kwartaal2,938,8116,01
Polis, 20183e kwartaal3,699,0715,47
Polis, 20184e kwartaal4,289,3015,27
Polis, 2018
EBB, 20171e kwartaal17,4629,0629,69
EBB, 20172e kwartaal16,6129,8329,27
EBB, 20173e kwartaal14,6230,3729,75
EBB, 20174e kwartaal15,9531,2930,25
EBB, 20181e kwartaal16,8132,2529,95
EBB, 20182e kwartaal16,7232,9331,18
EBB, 20183e kwartaal16,5233,9732,39
EBB, 20184e kwartaal17,8035,2831,05
1)Ontwikkeling van de geschatte onnauwkeurigheden.

Ontwikkeling onnauwkeurigheden

Wat betreft de geschatte onnauwkeurigheden zien we dat die, in ieder geval voor de groep werknemers in de leeftijdscategorie 25 tot 55 jaar, inderdaad toenemen (figuur 3). De kans dat een werknemer die volgens het model een flexibel contract heeft op basis van de EBB wordt geclassificeerd als een werknemer met een vast dienstverband, neemt toe van 29 procent in het eerste kwartaal van 2017 tot 35 procent in het vierde kwartaal van 2018. In de Polis blijft deze kans vrij stabiel, rond de 9 procent. Voor de oudere werknemers lijken de onnauwkeurigheden in de EBB minder te zijn toegenomen. De kans dat iemand in de leeftijdscategorie 55 tot 75 jaar die volgens het model een flexibel contract heeft volgens de EBB als vaste werknemer wordt geclassificeerd was in 2017, eerste kwartaal, 29 procent en in 2018, vierde kwartaal, 31 procent. In de Polis zien we dit voor de oudere werknemers afnemen. Voor jongeren tenslotte, is de kans in de Polis op deze onnauwkeurigheid zeer laag, maar deze is vanaf 2018 wel wat toegenomen. In de EBB is dit type onnauwkeurigheid veel groter, maar wel vrij stabiel (rond de 17 procent).

De kans dat een werknemer die volgens het model een vaste baan heeft wordt geclassificeerd als een flexibele werknemer, is voor werknemers ouder dan 25 jaar in de EBB klein en stabiel: deze kans schommelt rond de 0,6 procent (Figuur 4). In de Polis komt dit type onnauwkeurigheid voor werknemers tussen de 25 en 55 jaar vaker voor, maar er is wel een dalende trend zichtbaar: in 2017, eerste kwartaal, bijna 7 procent, in 2018, vierde kwartaal, nog geen 6 procent. Voor werknemers van 55 jaar of ouder schommelt deze kans tussen de 3,5 en 4 procent. Voor jongeren is de kans dat ze volgens één van beide bronnen een flexibel contract hebben, terwijl het volgens het model om een vast contract gaat, veel hoger. In de Polis schommelt deze kans rond de 43 procent. In de EBB is deze kans lager dan in de Polis en bovendien daalt deze kans van bijna 28 procent in 2017, eerste kwartaal, naar 19 procent in 2018, laatste kwartaal.

Figuur 4. Ontwikkeling van de geschatte onnauwkeurigheden1)
jaarkwartaal15 tot 25 jaar (%)25 tot 55 jaar (%)55 tot 75 jaar (%)
Polis 20171e kwartaal42,566,813,78
Polis 20172e kwartaal43,36,973,68
Polis 20173e kwartaal43,847,143,81
Polis 20174e kwartaal45,277,093,97
Polis 20181e kwartaal41,886,43,67
Polis 20182e kwartaal436,243,61
Polis 20183e kwartaal41,686,263,58
Polis 20184e kwartaal42,015,953,5
Polis 2018
EBB 20171e kwartaal27,740,60,33
EBB 20172e kwartaal28,820,560,4
EBB 20173e kwartaal26,930,490,28
EBB 20174e kwartaal23,280,520,39
EBB 20181e kwartaal24,60,560,34
EBB 20182e kwartaal20,790,710,42
EBB 20183e kwartaal18,380,730,45
EBB 20184e kwartaal18,770,660,44
1)Kans dat een vast contract volgens het model volgens de Polis of EBB flexibel is.

Decompositie van de verschillen naar leeftijdscategorie

De schattingen van het aandeel flexibele werknemers volgens de EBB en de Polis lopen het meest uiteen voor werknemers jonger dan 25 jaar. Aangezien jongeren, volgens beide databronnen, de grootste kans op een flexibel contract hebben, is het aandeel jongeren in de totale groep flexibele werknemers eveneens hoog, volgens de EBB 45 procent, volgens de Polis 40 procent. De kans dat een flexibel contract (volgens het model) in de Polis of in de EBB als vast wordt geclassificeerd is voor jongeren echter lager dan voor werknemers in de oudere leeftijdscategorieën. Om na te gaan in welke mate de verschillende leeftijdscategorieën bijdragen aan de over- of onderschatting van het aandeel flexibele werknemers volgens EBB of Polis, is een decompositie gemaakt van de over- en onderschatting naar leeftijdscategorie. De ‘onderschatting’ van het aandeel flexibele werknemers op basis van de EBB ten opzichte van de modelschatting bedroeg in 2018, vierde kwartaal, bijna 10 procentpunt, de ‘overschatting’ op basis van de Polis bedroeg nog geen 3 procentpunt. Figuur 5 laat zien dat de ‘overschatting’ op basis van de EBB grotendeels kan worden toegerekend aan werknemers tussen de 25 en 55 jaar oud. De bijdrage van de jongere werknemers is veel kleiner. Bij de Polis is de situatie omgekeerd, daar kan het grootste deel van de ‘onderschatting’ worden toegerekend aan de jongste leeftijdscategorie. Voor zowel de Polis als de EBB geldt dat de bijdrage van de oudste werknemers gering is. De toename van de onderschatting van het aantal flexibele werknemers volgens de EBB is toegenomen ten opzichte van 2017, eerste kwartaal, de overschatting volgens de Polis is juist afgenomen. Deze ontwikkelingen kunnen bij de Polis noch bij de EBB duidelijk aan een specifieke leeftijdscategorie worden toegerekend.

Figuur 5. Over- en onderschatting van het aandeel flexibele werknemers volgens Polis en EBB ten opzichte van de modelschatting
categoriekwartaal15 tot 25 jaar25 tot 55 jaar55 tot 75 jaar
EBB4e kwartaal 2018-1,660-6,712-1,127
EBB1e kwartaal 2017-0,891-5,169-0,876
Polis4e kwartaal 20181,6921,0820,000
Polis1e kwartaal 20172,0391,7800,000

Schatting van de overgangskansen van een flexibel naar een vast contract

Een belangrijke indicator voor de arbeidsmarkt is de kans dat werknemers met een flexibel contract overgaan naar een baan met een vast contract. Het is ook bekend dat overgangskansen extra gevoelig zijn voor onnauwkeurigheden in de meting (Pavlopoulos en Vermunt, 2015). Voor 2017 en 2018 zijn deze overgangskansen geschat volgens het model, de EBB en de Polis. Het blijkt dat de EBB de overgangskansen veel hoger schat dan het model. De schatting van de Polis ligt in het algemeen dichter bij de schatting van het model.

Figuur 6. Geschatte overgangskansen van een flexibel naar een vast contract
categorie15 tot en met 24 jaar (%)25 tot en met 54 jaar (%)55 tot en met 74 jaar (%)
2018
EBB11,516,710,6
Polis3,85,84,1
model1,55,52,9
2017
EBB10,015,510,1
Polis3,96,64,3
model3,95,63,0

2)Het geschatte percentage werknemers met een flexibel contract volgens de EBB komt niet exact overeen met het percentage werknemers met een flexibel dienstverband zoals af te leiden valt uit StatLine. De reden hiervoor is dat hier een iets andere afbakening van flexibele werknemers is gehanteerd om deze zo gelijk mogelijk te maken aan die van de Polis. Zie hiervoor ook de technische rapportage.

5. Conclusies

De Polis en de EBB verschillen in hun schatting van het percentage vaste en flexibele arbeidsrelaties. Die verschillen verdwijnen niet als rekening wordt gehouden met het feit dat in de Polis banen en in de EBB personen met een baan worden waargenomen en enkele andere verschillen. De verwachting is dat een belangrijke verklaring van de verschillen gezocht moet worden in de onnauwkeurigheden die in beide bronnen voorkomen en de resterende conceptuele verschillen. De onnauwkeurigheden kunnen worden geschat met behulp van meetmodellen. In dit onderzoek zijn de eerder door Pavlopoulos en Vermunt (2015) en Pankowska et al. (2018) ontwikkelde modellen verbeterd. Deze hebben we toegepast op gekoppelde Polis-EBB-gegevens voor de jaargangen 2016-2018.

Het model laat zien dat er onnauwkeurigheden zijn in de Polis en in de EBB. Voor de 25-plussers blijkt dat de Polis meestal nauwkeuriger waarneemt dan de EBB. Bij de 25-plussers is de grootste onnauwkeurigheid in de EBB die waarin de EBB een vast contract waarneemt en het model schat dat het gaat om een flexibel contract. Ook in de Polis vinden we onnauwkeurigheden voor deze leeftijdscategorie, zij het dat deze onnauwkeurigheden veel kleiner zijn dan die in de EBB. De grootste onnauwkeurigheid is die waarin de Polis een vast contract waarneemt en het model een flexibel contract schat.

Bij de jongeren zien we andere patronen. Bij hen is de kans erg groot dat de Polis een flexibel arbeidscontract waarneemt, terwijl het model een vast contract schat. Die kans is groter dan bij de EBB. Bovendien is die kans ook veel groter dan bij de oudere leeftijdscategorieën. Daarnaast zien we dat voor jongeren, in tegenstelling tot bij de 25- tot 55-jarigen, de schattingen volgens het model niet dichter bij de schattingen op basis van de Polis liggen. De afwijking van de modelschattingen is voor beide bronnen in dezelfde orde van grootte.

De schattingen vanuit de Polis en de EBB lopen tussen 2017 en 2018 langzamerhand verder uit elkaar. De ontwikkelingen in onnauwkeurigheden in de Polis en de EBB verklaren voor een belangrijk deel het verder uiteenlopen van de schattingen van het aandeel flexibele en vaste arbeidscontracten in de Polis en de EBB. Voor de totale populatie werknemers neemt het geschatte aandeel zowel volgens het model als volgens de Polis toe, terwijl de EBB een lichte daling laat zien. De schattingen van het aandeel flexibele werknemers volgens de EBB gaat op den duur dus meer afwijken van het geschatte aandeel volgens het model. In het bijzonder is de mate van onnauwkeurigheid in de EBB bij de 25- tot 55-jarigen daaraan debet: de onnauwkeurigheid dat er een vast contract bij de EBB wordt gemeten waar het model schat dat het gaat om een flexibel contract. De afname van de onnauwkeurigheden in de meting van de Polis kan worden verklaard met de betere werking van de loonaangifteketen na verloop van tijd.

Toch is dit maar een kant van het verhaal. Voor jongeren is de kans dat ze volgens één van beide bronnen een flexibel contract hebben, terwijl het volgens het model om een vast contract gaat, veel groter. In de EBB is deze kans kleiner dan in de Polis en bovendien is deze kans tussen 2017, eerste kwartaal, en 2018, laatste kwartaal, aanzienlijk kleiner geworden.

Vervolgonderzoek

Het onderzoek heeft betrekking op de periode 2016-2018. Na 2018 hebben er enkele ontwikkelingen plaatsgevonden die van invloed (kunnen) zijn op de onnauwkeurigheden tussen beide bronnen. Vanaf 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in werking getreden. Als gevolg van deze wet zijn er voor de werkgever financiële consequenties aan het soort contract van de werknemer verbonden. Vanaf 1 januari 2020 vertoont de Polis een trendbreuk in de verhouding tussen vaste en flexibele contracten als gevolg van de invoering van de WAB en ligt daarmee dichter bij het niveau uit de EBB (zie ook figuur 1). Het niveau van de vaste contracten is sinds 1 januari 2020 iets omhoog gegaan. Dit duidt erop dat de kwaliteit van het invullen met ingang van die datum is toegenomen. Daarnaast is vanaf 2021 de vraagstelling op onder andere het gebied van contractsoort bij de EBB gewijzigd. Eerste uitkomsten laten zien dat de verschillen door deze veranderingen kleiner zijn geworden maar niet geheel verdwijnen. Een herhaling van het onderzoek in de loop van 2022 kan meer licht werpen op de invloed van deze wijzigingen op de beschreven verschillen.

De oorzaken van de verschillen zijn echter niet goed boven tafel te krijgen met alleen kwantitatief onderzoek. Om meer inzicht te verkrijgen in de mechanismen achter de onnauwkeurigheden en de conceptuele verschillen in de metingen van het type arbeidscontract in de EBB en in de Polis is aanvullend kwalitatief onderzoek onder zowel personen als organisaties nodig.

Bij de EBB zou het erom gaan te verklaren hoe respondenten komen tot een antwoord op de vragen naar het soort arbeidsrelatie. Begrijpt de respondent de vraag niet goed? Verstaat de respondent iets anders onder een vast contract dan een contract voor onbepaalde tijd? Is het type contract niet goed geregistreerd? Bij de Polis zou het onderzoek zich moeten richten op de mensen in de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van de informatie voor de Polis. Een belangrijke positie hier neemt de software in die wordt gebruikt voor deze aangiftes.

Een vervolgonderzoek zou ook moeten ingaan op verschil in onderliggende concepten wat betreft de onderscheiden arbeidsrelaties en de meting van de niet-werknemers. Zo gaat het in de Polis om de arbeidscontracten, terwijl in de EBB naast het arbeidscontract ook aanvullende schriftelijke en mondelinge afspraken een rol kunnen spelen. Daarnaast bestaan flexibele arbeidscontracten uit tijdelijke contracten, uitzendcontracten en oproepcontracten. Het ligt voor de hand dat bij de verschillende soorten flexibele arbeidscontracten ook andere oorzaken een rol spelen wat betreft de onnauwkeurigheden. Daarbij speelt ook nog mee dat oproepkrachten en uitzendkrachten een contract voor onbepaalde tijd kunnen hebben. Er kunnen dus in beide bronnen op meerdere dimensies onnauwkeurigheden voorkomen. Vervolgonderzoek zou hier ook aandacht aan moeten besteden.

Referenties

Bakker, B.F.M., & P. Daas, 2012. Some Methodological Issues of Register Based Research. Statistica Neerlandica, jrg. 66, nr. 1, pp. 2-7

Pankowska, P., Bakker, B., Oberski, D. L., & Pavlopoulos, D., 2018. Reconciliation of inconsistent data sources by correction for measurement error: The feasibility of parameter re-use. Statistical Journal of the IAOS, jrg. 34, nr. 3, pp. 317-329

Pavlopoulos, D., & Vermunt, J. K., 2015. Measuring temporary employment. Do survey or register data tell the truth? Survey Methodology, jrg. 41, pp. 197–214