Bijlage 1 Wat is cultuur en media?
Toelichting op de afbakening van cultuur en media zoals gehanteerd in de satellietrekening cultuur en media 2018
Een eerste te beantwoorden vraag bij het samenstellen van een satellietrekening is de afbakening van het verschijnsel dat men wil beschrijven, in dit geval ‘cultuur en media’. Wat wel en niet tot cultuur en media wordt gerekend is immers van invloed op de uiteindelijke omvang van de cultuur- en mediasector en daarmee op de bijdrage van cultuur en media aan de Nederlandse economie. In deze bijlage wordt dan ook nader ingegaan op de afbakening van cultuur en media en de daarbij gemaakte keuzes. Alvorens in te gaan op de uiteindelijk in de satellietrekening cultuur en media gehanteerde definitie, wordt eerst ingegaan op enkele (inter)nationale definities van dan wel beschouwingen over, het begrip cultuur. De invalshoeken van waaruit deze definities tot stand zijn gekomen alsmede de classificaties aan de hand waarvan ze zijn geoperationaliseerd, vormden een belangrijke leidraad voor de uiteindelijk vastgestelde definitie van cultuur en media in de satellietrekening.
Achtergrond: nationale en internationale definities
Het definiëren, operationaliseren en kwantificeren van een fenomeen als cultuur is geen gemakkelijke opgave. Zowel nationaal als internationaal is er veel discussie over de vraag wat wel en wat niet tot cultuur moet worden gerekend en hóe deze elementen vervolgens kunnen worden samengevoegd tot zinvolle domeinen.
UNESCO
In principe zou de start van een afbakening van het begrip cultuur een (inter)nationaal erkende definitie moeten zijn. De UNESCO definieert cultuur als:
‘A set of distinctive spiritual, material, intellectual, and emotional features of society or a social group, that encompasses, not only art and literature, but lifestyles, ways of living together, value systems, traditions and beliefs.’ (UNESCO, 2009, p. 9).
Bij de operationalisering van deze enigszins abstracte definitie hanteert de UNESCO uiteindelijk een praktische benadering, omdat bijvoorbeeld levensstijlen, tradities en overtuigingen niet makkelijk te kwantificeren zullen zijn.
De volgende domeinen worden hierbij tot cultuur gerekend:
1. Erfgoed (w.o. ook landschap en natuur);
2. Podiumkunsten, inclusief festiviteiten;
3. Beeldende kunsten, inclusief ambachten;
4. Boeken en pers;
5. Audiovisuele en interactieve media;
6. Ontwerp en creatieve diensten.
Deze zes kerndomeinen van cultuur worden ondersteund door de domeinen:
7.Scholing en training;
8. Archivering en behoud;
9. Instrumentarium, materialen en ondersteunende diensten.
Tot deze laatste groep rekent de UNESCO bijvoorbeeld allerlei diensten rond het drukken van boeken en het reproduceren van (interactieve) media, maar ook het produceren van computeronderdelen en de telecommunicatie-infrastructuur. Het produceren van muziekinstrumenten is daarentegen gewoon onderdeel van het kerndomein Podiumkunsten. Verder wordt, naast het materiële, ook het immateriële en natuurlijke1) erfgoed als apart kerndomein onderkend.
Om de link met statistische gegevens te leggen, zijn al deze domeinen door de UNESCO op basis van internationaal geharmoniseerde classificaties vertaald naar enerzijds cultuur-gerelateerde bedrijfstakken en anderzijds cultuur-gerelateerde goederen en diensten. De ISIC2) is hierbij de internationaal gehanteerde classificatie om bedrijven in te delen naar economische activiteit; de Nederlandse versie hiervan is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI 2008). De CPA 20083) is hierbij de internationaal gehanteerde classificatie van goederen en diensten. Het uiteindelijke resultaat is een opsomming van een groot aantal bedrijfstakken en goederen en diensten, aan de hand waarvan het begrip cultuur geoperationaliseerd is door het te linken aan classificaties die bij het maken van statistieken worden gehanteerd (zie voor een overzicht verder (UNESCO, 2009, p. 52 e.v.)).
De EU
Een andere internationale afbakening van het begrip cultuur is die van de European Statistical System Network on Culture (ESSnet-Culture, 2012). ESSnet gebruikt geen specifieke definitie van cultuur als uitgangspunt, maar een aantal criteria waaraan cultuur-gerelateerde bedrijfstakken en goederen en diensten4) moeten voldoen. De belangrijkste daarvan zijn: creativiteit en culturele expressie. Deze criteria zijn onder meer verbonden aan creatie met het nobody-knows-principe5), waarden (w.o. vooral intrinsieke waarden en tradities), communicatie op basis van symbolen en een relatie met het intellectueel eigendomsrecht6). Deze criteria worden ook door de UNESCO genoemd. Bij de operationalisering op basis van deze criteria beperkt ESSnet zich in eerste instantie echter vooral tot de zes kerndomeinen van cultuur van de UNESCO, waarbij het immateriële erfgoed geen apart domein is, maar onderdeel van het domein erfgoed. In tegenstelling tot de UNESCO, hanteert ESSnet echter niet zes, maar tien kerndomeinen, namelijk:
1.Erfgoed (w.o. musea, archeologische bezienswaardigheden en immaterieel erfgoed);
2.Archieven;
3.Bibliotheken;
4.Boeken en pers;
5.Beeldende kunst (w.o. fotografie en ontwerp);
6.Podiumkunsten (w.o. muziek, dans, drama en andersoortige liveshows);
7.Audiovisueel en multimedia (w.o. film, radio, televisie, video en multimedia);
8.Architectuur (alleen ontwerp en niet constructie en productie);
9.Adverteren (alleen creatie, niet de productie);
10.Ambachtelijke en huishoudelijke kunst (‘art crafts’).
Ook de culturele cyclus van ESSnet ziet er net iets anders uit dan die van de UNESCO. Bij ESSnet gaat het om de fasen: creatie, productie (om een bedacht goed of dienst om te zetten in een beschikbaar goed of dienst), disseminatie en handel, behoud, scholing en management en regulatie (bedrijven en instellingen die cultuur financieren en reguleren). Merk op dat ESSnet hier expliciet oog heeft voor het economisch distributieproces van cultuur- en mediaproducten. Zo worden handels- en vervoersmarges dus onderdeel van cultuur en media niet zo zeer omdat het cultuur- en mediaproducten zijn, maar omdat het onmisbare schakels zijn in het economisch distributieproces van cultuur- en mediaproducten; de handel brengt vraag en aanbod bij elkaar.
Ook ESSnet vertaalt bovenstaande domeinen vervolgens in een opsomming van enerzijds cultuur-gerelateerde bedrijfstakken op basis van de NACE-classificatie en anderzijds cultuur-gerelateerde goederen en diensten op basis van de CPA-classificatie (zie voor een overzicht verder (ESSnet, 2012, p. 62 e.v.)). Het belangrijkste verschil met de UNESCO is dat ESSnet het gehele domein van instrumentarium, materiaal en ondersteunende diensten in eerste instantie niet meeneemt als onderdeel van het begrip cultuur. ESSnet ziet deze activiteiten niet als intrinsiek cultuur (creatie), maar meer als onderdeel van het productieproces. ESSnet is in deze echter niet consequent, omdat bijvoorbeeld de productie van muziekinstrumenten, het drukken van boeken en de reproductie van opgenomen media als gerelateerde activiteiten, wél in de lijst met cultuur-gerelateerde bedrijfstakken en goederen en diensten worden meegenomen. Dat roept de vraag op waarom andere cultuur-gerelateerde instrumenten, materialen en ondersteunende diensten, zoals microfoons, camera’s, fototoestellen e.d., dan ook niet worden meegenomen?
WIPO en OECD
Andere, uiteindelijk minder bruikbaar gebleken aanknopingspunten om het begrip cultuur af te bakenen, zijn te vinden bij de standaarden van de World Intellectual Property Organization (WIPO)7) en de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD; zie o.a. (OECD, 2007)). Wat deze laatste organisatie betreft kan bijvoorbeeld verwezen worden naar een publicatie over cultuur in relatie tot lokale ontwikkeling (OECD, 2018), waar voor een belangrijke deel wordt aangesloten bij de ESSnet-definitie van cultuur. Deze publicatie van de OECD richt zich vooral op de inzet van cultuur en in bredere zin de creatieve industrie, voor de ontwikkeling van regio’s.
Nederland
Ook in Nederland is een discussie gevoerd over de afbakening van het begrip cultuur ten behoeve van de samen te stellen satellietrekening cultuur en media (CBS, 2014). Dit vooronderzoek sluit vooral aan bij de ESSnet-definitie en richt zich naast de afbakening van het begrip cultuur ook op de afbakening van het begrip creatieve industrie. Voor de statistische operationalisering van deze begrippen waren de bedrijfstakken het uitgangspunt. Er is geen afbakening gemaakt op basis van goederen en diensten. Niettemin is het een bruikbare beschrijving van uitgangspunten en criteria om de begrippen cultuur en creatieve industrie af te bakenen en de overeenkomsten en verschillen tussen beide begrippen aan te geven.
Andere discussies rond het begrip cultuur hebben plaatsgevonden bij onder meer de publicatiereeks Cultuur in beeld van het ministerie van OCW, de Monitor Creatieve Industrie (Media Perspectives, 2019) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP, 2018).
De conclusie is dat de afbakening van het begrip cultuur van de UNESCO en ESSnet de beste aanknopingspunten bieden om het begrip cultuur hier verder te beschrijven en vooral in statistische zin te kunnen operationaliseren. Ten eerste is er sprake van een redelijke overeenstemming van goederen en diensten die beide instellingen tot het kerndomein van cultuur rekenen. Daarnaast is dit ook geoperationaliseerd door deze goederen en diensten daadwerkelijk te benoemen in de internationaal gehanteerde classificatie van goederen en diensten (CPA). Alleen op het punt wélke ondersteunende goederen en diensten op te nemen in het domein cultuur, is er sprake van een verschil in opvatting of uitwerking tussen beide instellingen. Hier heeft het CBS dan ook zijn eigen gedragslijn geformuleerd. Ten slotte zij aangetekend dat zowel de EU (Eurostat) als vervolg op ESSnet, en de UNESCO op dit moment bezig zijn met een revisie van hun afbakening van het begrip cultuur. De internationale discussie over wat wél en wat niet tot het verschijnsel cultuur moet worden gerekend is dus nog volop gaande.
De gehanteerde afbakening van cultuur en media
Bij het samenstellen van de satellietrekening cultuur en media voor Nederland is de keuze gemaakt om in beginsel zoveel mogelijk aan te sluiten bij een bestaande en gezaghebbende internationale, definitie en operationalisering van het fenomeen cultuur. Het heropenen van de discussie wát onder cultuur dient te worden verstaan zou zo vermeden kunnen worden. Dit gevoegd bij het idee dat het ook niet haalbaar leek om in korte tijd te komen met een nieuwe definitie van het begrip cultuur waar ‘iedereen’ het over eens zou zijn; zoals aangegeven, zowel nationaal en internationaal is de discussie nog gaande.
Als basis voor de definitie en operationalisering van cultuur en media is daarom in beginsel gekozen voor de definitie en het raamwerk van ESSnet. Enerzijds omdat deze voor een belangrijke deel aansluit bij de kerndomeinen van de UNESCO. Maar ook omdat de operationalisering zich in eerste instantie beperkt tot de kernactiviteiten van cultuur, startend bij de creatie van een goed of dienst. Bovendien maakt het een vergelijking met andere landen in de toekomst beter mogelijk. ESSnet heeft, evenals de UNESCO, zowel een afbakening beschikbaar op basis van bedrijfstakken (NACE) als op basis van goederen en diensten (CPA).
Keuze 1: In het kader van de satellietrekening cultuur en media is ervoor gekozen cultuur en media te definiëren aan de hand van de goederen en diensten zoals opgenomen in de CPA 2008.
Cultuur en media zijn dus niet gedefinieerd in termen van bedrijfstakken. Het is het goed of de dienst die bepaalt of iets tot cultuur of media wordt gerekend en niet de bedrijfstak die bepaalde goederen en diensten voorbrengt. De benadering vanuit goederen en diensten is methodologisch beter omdat alleen die goederen en diensten worden meegerekend die tot cultuur en media zijn gerekend. Immers, niet alle goederen en diensten van een bedrijfstak die tot de cultuur- en mediasector wordt gerekend betreffen cultuur- en mediaproducten. En omgekeerd: ook bedrijfstakken die niet tot de cultuur- en mediasector worden gerekend produceren cultuur- en mediaproducten. Daarnaast biedt een benadering vanuit goederen en diensten de mogelijkheid om ook de vraagkant van cultuur en media (consumptie, investeringen, uitvoer etc.) te detailleren naar de verschillende cultuur- en mediaproducten en de daarop gebaseerde domeinen. In algemene zin sluit een benadering vanuit goederen en diensten het beste aan bij de opzet van de nationale rekeningen die ten slotte ten grondslag liggen aan deze satellietrekening. Deze benadering leidt uiteindelijk ook tot gedetailleerdere en informatievere data.
Een essentiële vervolgvraag is dan of de afbakening van cultuur en media beperkt moet blijven tot de hiervoor genoemde kerndomeinen van cultuur (creatie en culturele expressie) of moet worden uitgebreid met (ondersteunende) goederen en diensten hoger in de productie- en distributieketen? Hierin zijn zowel ESSnet als de UNESCO niet consequent. ESSnet lijkt zich te beperken tot de genoemde kerndomeinen, maar neemt uiteindelijk toch een aantal ondersteunende goederen en diensten in de afbakening mee. De UNESCO daarentegen neemt juist weer heel veel ondersteunende goederen en diensten in hun afbakening mee, waaronder de productie van computers, software en telecommunicatiediensten. Beide organisaties hanteren geen expliciete regels voor deze keuze.
Bij de afbakening van cultuur en media voor de satellietrekening is de volgende gedragsregel gehanteerd om ondersteunende goederen en diensten al dan niet in de productie- en distributieketen mee te nemen:
Keuze 2: Alleen die ondersteunende cultuur-gerelateerde goederen en diensten in de productie- en distributieketen zijn meegenomen die zouden komen te vervallen als het betreffende cultuurgoed of de cultuurdienst, gezien vanuit de creatie, niet zou bestaan. Deze ondersteunende goederen en diensten hebben dus alleen bestaansrecht omdat ze onderdeel uitmaken van de waardeketen van een cultuurgoed of -dienst.
Zo zijn drukmachines, fototoestellen, muziekinstrumenten en camera’s wel meegenomen, maar bijvoorbeeld de ICT-infrastuctuur (hardware, software, telecommunicatiediensten) niet. Deze laatste goederengroepen hebben namelijk ook bestaansrecht als ze niet als dragers van cultuur zouden functioneren.
Uiteindelijk zullen er altijd twijfelgevallen blijven. Daarnaast gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de keuzes ook in zekere mate afhankelijk zijn van de mate waarin classificaties, zoals de NACE en CPA, zijn gedetailleerd en of er voldoende betrouwbare cijfers beschikbaar zijn op een laag detailniveau. Hoe gedetailleerder namelijk deze classificaties zijn voor het domein cultuur en media, en hoe meer cijfers beschikbaar zijn op een laag detailniveau, des te meer kan er van cultuur worden meegenomen. Met andere woorden: er is ook sprake van enig pragmatisme bij het maken van keuzes en het samenstellen van de satellietrekening cultuur en media.
Uiteindelijke lijst met cultuur- en mediaproducten
In bijgevoegde tabel zijn alle goederen en diensten opgenomen die uiteindelijk tot cultuur en media zijn gerekend. Deze selectie is, zoals gezegd, gemaakt op basis van de CPA 2008. Dit is een Europese classificatie van producten die samenhangt met de bedrijfstakindeling van waaruit deze producten worden geproduceerd. Zo komen de eerste vier cijfers van de CPA-productcodes overeen met de eerste vier cijfers van de classificatie van economische activiteiten op grond waarvan bedrijven worden ingedeeld naar bedrijfstak (NACE).
Binnen het systeem van nationale rekeningen zijn deze CPA-codes gekoppeld aan de goederengroepen zoals die bij het samenstellen van de nationale rekeningen worden gehanteerd. Een goederengroep uit de nationale rekeningen bestaat bijna altijd uit meerdere CPA-codes. Als alle CPA-codes van een goederengroep tot cultuur en media zijn gerekend dan valt deze gehele goederengroep dus binnen cultuur en media. Als slechts een deel van de CPA-codes tot cultuur en media is gerekend, is een schatting gemaakt welk deel van de goederengroep dit betreft. Daarnaast zijn waar nodig aanvullende schattingen gemaakt om de verschillende cultuur- en mediaproducten zo goed als mogelijk in te kunnen delen in de verschillende (sub)domeinen.
In bijgevoegde tabel is precies na te lezen welke CPA-codes tot welke goederengroep behoren en hoe deze verder zijn ingedikt naar goederengroepen en (sub)domeinen zoals gepubliceerd in de satellietrekening. Omwille van de leesbaarheid zijn de goederengroepen gesorteerd op (sub)domein.
Niet-cultuur- en mediaproducten
Ten slotte is naast de cultuur- en mediaproducten nog een aantal andere producten opgenomen in de satellietrekening cultuur en media omdat deze producten onlosmakelijk verbonden zijn met de genoemde cultuur- en mediaproducten. Zo worden de investeringen in onder andere gebouwen door de bedrijfstakken Kunst (SBI 90), Bibliotheken, musea en natuurbehoud (SBI 91) en Openbaar bestuur (SBI 84) – voor zover vallend onder cultuur – opgenomen. Deze investeringen worden geacht dermate in dienst te staan van cultuur- en media dat ze hier onlosmakelijk mee verbonden zijn (denk bijvoorbeeld aan de (ver)bouw van musea). Ditzelfde geldt voor de opbrengsten van de nevenactiviteiten van de bedrijven en instellingen in de bedrijfstak kunst en cultuur. Dit zijn in beginsel geen cultuur- en mediaproducten, maar het gaat hier om nevenopbrengsten die zonder de bijbehorende cultuur- en mediaproducten niet zouden bestaan (museumwinkel, horeca, cursussen e.d.).
Referenties
CBS (2014). Vooronderzoek satellietrekening cultuur en creatieve industrie, Den Haag/Heerlen/Bonaire.
ESSnet-Culture (2012). European Statistical System Network on Culture, final report, Eurostat, Luxemburg.
Media Perspectives (2019). Monitor creatieve industrie 2019. Monitor Creatieve Industrie 2019 - Media Perspectives.
OECD (2007). International measurement of the Economic and Social importance of culture, Parijs.
OECD (2018). Culture and local development, Parijs.
SCP (2018). Het culturele leven, Den Haag.
UNESCO (2009). Framework for cultural statistics, Montreal, Canada.
Bijlage 1 Wat is cultuur en media (link)
2) International Standard Industrial Classification of All Economic Activities (ISIC) van de Verenigde Naties. De Europese variant hiervan is de Nomenclature statistique des Activités économiques dans la Communauté Européenne (NACE) en de Nederlandse variant de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Deze drie classificaties zijn onderling tot op het vierde digit-niveau vergelijkbaar.
3) Classification of Products by Activity, editie 2008.
4) Ook te interpreteren als ‘activiteiten’.
5) Het principe dat niemand weet of een product dat is gecreëerd een publiek zal vinden.
6) Niet elk goed dat een intellectueel eigendomsrecht heeft is cultuur en niet elk cultuur-gerelateerd goed heeft een intellectueel eigendomsrecht.
7) Zie o.a. WIPO Standards – Newsletter Archive.