2. Methode
Voor de berekening van (gezonde) levensverwachting naar inkomen wordt gebruik gemaakt van het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen. Dit is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vijf groepen (kwintielgroepen) met een gelijk aantal huishoudens verdeeld. De inkomensgrenzen tussen deze vijf 20%-groepen verschillen van jaar tot jaar.
De financiële welvaart van een huishouden (en de huishoudensleden) is gebaseerd op een maat die informatie bevat over zowel het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen als het vermogen van huishoudens. Op grond daarvan zijn huishoudens geordend van laag naar hoog en in gelijke groepen ingedeeld. Huishoudens in de laagste welvaartsgroep hebben een laag inkomen én een laag vermogen. Naarmate het inkomen of vermogen hoger is, wordt een huishouden in een hogere groep ingedeeld. Huishoudens in de hoogste welvaartsgroep hebben een hoog inkomen én een hoog vermogen. Zie voor een uitgebreide technische toelichting Van den Brakel & Gidding (2019).
Aan alle huishoudleden wordt vervolgens het gestandaardiseerd huishoudinkomen en welvaart toegekend als hierboven beschreven. Op deze manier behoren alle personen (ook de thuiswonende kinderen) in een huishouden tot dezelfde kwintielgroep voor inkomen en welvaart. De kwintielgroepen (van inkomen en welvaart) zijn bepaald o.b.v. de hele bevolking, dus inclusief de bevolking in instellingen. Meer informatie over inkomen en vermogen kunt u hier vinden.
Het berekenen van (gezonde) levensverwachting gebeurt in een aantal stappen:
- Het schatten van sterftekansen naar geslacht, leeftijd en inkomen of welvaart
- Het kalibreren van deze sterftekansen aan de totale sterftekansen in de bevolking
- Het berekenen van de levensverwachting naar geslacht, leeftijd en inkomen of welvaart
- Het schatten van prevalenties van (on)gezondheid naar geslacht, leeftijd en inkomen of welvaart
2.1 Het schatten van sterftekansen naar inkomen of welvaart
Sterftekansen naar inkomen of welvaart vormen de basis voor het bepalen van de levensverwachting naar inkomen of welvaart. Om die sterftekansen te bepalen wordt gebruik gemaakt van de bij het CBS aanwezige sterftecijfers en inkomens- of welvaartsvariabelen in kwintielgroepen zoals hierboven beschreven.
Voor bijvoorbeeld de verslagperiode 2019/2022 is voor ieder afzonderlijk jaar (2019, 2020, 2021 en 2022) gebruik gemaakt van de integraal beschikbare inkomens- en vermogensgegevens uit het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) . Er wordt uitgegaan van de populatiestand op peildatum 1 januari en voor deze bevolking wordt het inkomen en het vermogen (en de welvaart) bepaald. Hierbij gaat inkomen over het hele jaar en vermogen op datum van 1 januari. Aan ieder afzonderlijk jaar zijn voor alle personen waarvan het inkomen of de welvaart bekend is, de sterftecijfers (wel of niet overleden) over hetzelfde jaar gekoppeld. Zo werden bijvoorbeeld aan het inkomensbestand of welvaartsbestand van 2019 de sterftecijfers van 2019 gekoppeld. Indien de persoon is overleden in 2019 werd voor die persoon het inkomen/welvaart van 2018 gebruikt. Dit werd gedaan omdat de overledenen niet over het hele jaar 2019 een inkomen/welvaart hadden. Op basis hiervan konden de leeftijds- en geslachtspecifieke sterftekansen voor de vijf kwintielgroepen van inkomen of welvaart worden berekend.
Een uitzondering hierop zijn de kinderen van 0 jaar die zijn overleden. Indien een kind van 0 jaar is overleden in bijvoorbeeld 2019, werd het inkomen (de welvaart) van de ouders/verzorgers (eerste verzorger/ouder, indien deze onbekend is, het inkomen/welvaart van de tweede ouder/verzorger) in het jaar van overlijden (hier dus 2019) genomen. Kinderen van 0 jaar in 2019 kunnen namelijk niet worden teruggevonden in 2018 omdat ze nog niet geboren waren.
Bovenstaande werd ook zo gedaan voor de jaren 2020, 2021 en 2022. Vervolgens werd het gemiddelde van de sterftekansen van de 4 jaren bepaald naar geslacht (mannen, vrouwen en totaal), leeftijd (elke individuele leeftijd tot en met 89 jaar, voor de leeftijdsgroep 90 t/m 94 en voor de leeftijdsgroep van 95 jaar of ouder) en inkomen of welvaart (5 kwintielgroepen). Er is voor deze leeftijdsindelingen gekozen om zo veel mogelijk aan te sluiten bij (gezonde) levensverwachting naar onderwijsniveau.
Deze methode werd ook gebruikt voor de verslagperioden 2011/2014, 2015/2018 en 2017/2020.
Voor de periode 2007/2010 was het inkomen/welvaart beschikbaar voor de bevolking op peildatum 31 december. Aan het inkomens- of welvaartsbestand van 2007 werden de sterftecijfers (wel of niet overleden) van 2008 gekoppeld. Voor zowel overledenen als levenden werd de inkomens- of welvaartskwintielgroep van 2007 gebruikt om de sterftekansen naar leeftijd, geslacht en inkomen of welvaart te bepalen. Voor de 0-jarigen die overleden in 2008 werd ook het inkomen van de ouders (eerste ouder/verzorger, indien deze onbekend dan tweede ouder/verzorger) uit 2007 gebruikt. Vervolgens werd net zoals voor de andere periodes het gemiddelde van de sterftekansen van de 4 jaren bepaald naar geslacht (mannen, vrouwen en totaal), leeftijd (elke individuele leeftijd tot en met 89 jaar, voor de leeftijdsgroep 90 t/m 94 en voor de leeftijdsgroep van 95 jaar of ouder) en inkomen of welvaart (5 kwintielen).
2.2 Kalibreren van sterftekansen aan de totale sterftekansen in de bevolking
Om af te dwingen dat de levensverwachtingen naar inkomen of welvaart in lijn komen te liggen met de door CBS gepubliceerde levensverwachtingen voor de hele bevolking, worden de sterftekansen uit de vorige stap gekalibreerd. Dit wordt gedaan omdat voor een klein deel (minder dan 1 procent) van de mensen het inkomen en/of de welvaart niet bekend is. de Dat gaat als volgt:
Op basis van de bevolkings- en sterfteaantallen die gepubliceerd zijn op CBS-StatLine, worden voor de betreffende verslagperiode, voorwaardelijke sterftekansen voor een leeftijd/geslachtgroep bepaald. Noem deze kansen X.
Uit de in de vorige stap bepaalde sterftekansen op basis van de inkomens- en welvaartsbestanden worden voor diezelfde leeftijd/geslachtgroep de sterftekansen genomen. Noem deze kansen Y.
De verhouding tussen die twee kansen is dan X/Y = Z .
De factor Z wordt vervolgens vermenigvuldigd met de inkomenssterftekansen of de welvaartssterftekansen voor de betreffende leeftijd/geslachtgroep. Daarmee worden gekalibreerde sterftekansen verkregen.
Ook de ‘ruwe’ sterftekansen die geschat zijn voor leeftijdsgroepen (90-94 en 95+) worden gekalibreerd op de leeftijdsjaarspecifieke sterftekansen X. Dus voor de leeftijden 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98 en 99+.
2.3 Het berekenen van levensverwachting naar inkomen of welvaart
De gekalibreerde sterftekansen worden ingevoerd in een calculatiesheet die is gebaseerd op de standaardsheet, die behoort bij de methode van Sullivan (Jagger, Euro-reves, 2001). De calculatiesheet is in feite niet veel anders dan een overlevingstafel, waarin op basis van leeftijdsspecifieke sterftekansen de levensverwachting van een groep wordt bepaald. De calculatiesheet biedt de mogelijkheid om eenvoudig de stap van levensverwachting naar gezonde levensverwachting te maken. De calculatiesheet is afgestemd op de binnen het CBS gebruikelijke methodiek om levensverwachting te bepalen (Stoeldraijer & Harmsen, 2017, Van der Meulen & Janssen, 2007).
2.4 Het schatten van prevalenties van ongezondheid
Om de stap van levensverwachting naar gezonde levensverwachting te maken zijn prevalenties van ongezondheid nodig. Ongezondheid kan daarbij op verschillende manieren bepaald worden. Elke manier levert zijn eigen variant van gezonde levensverwachting op. Het CBS onderscheidt de volgende varianten voor inkomen of welvaart:
- Levensverwachting in als goed ervaren gezondheid (op basis van een enkelvoudige vraag naar gezondheidservaring).
- Levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen (op basis van de OESO-vragenset over beperkingen)
- Levensverwachting zonder GALI-beperkingen (op basis van de Global Activity Limitations Indicator). Deze is beschikbaar vanaf 2015/2018.
- Levensverwachting zonder psychische klachten (op basis van de Mental Health Inventory-5). Deze werd alleen berekend voor de perioden 2017/2020 en 2019/2022. Deze zal in de toekomst niet meer worden berekend.
De prevalenties van ongezondheid zijn gebaseerd op de CBS-Gezondheidsenquête. Dit is een jaarlijks onderzoek naar de gezondheid, de leefstijl en het zorggebruik van de bevolking van Nederland, woonachtig in particuliere huishoudens1).
Het onderzoek telt jaarlijks ca. 9 500 respondenten, waardoor er per combinatie van leeftijd, geslacht en inkomen/welvaart niet zoveel waarnemingen zijn. Om toch voldoende waarnemingen te hebben worden vier onderzoeksjaren samengevoegd, bijvoorbeeld 2007 t/m 2010 of 2015 t/m 2018. Maar dan nog is het niet mogelijk om prevalentieschattingen te maken voor even verfijnde groepen als waarvoor sterftekansen bepaald worden.
De prevalenties worden geschat voor de kruisingen van geslacht (totaal, mannen, vrouwen), inkomen/welvaart (5 kwintielgroepen) en leeftijdsgroep. Als leeftijdsgroepen worden onderscheiden: 0 jaar, 1 t/m 4, 5 t/m 9, 10 t/m 14, …, 75 t/m 79, 80 t/m 84 en 85 jaar of ouder.
Om de prevalenties te kunnen schatten per inkomens- of welvaartskwintielgroep is informatie over inkomen of welvaart nodig. Die informatie wordt aan de Gezondheidsenquête gekoppeld. Hiervoor worden dezelfde bestanden gebruikt als de bestanden waaraan sterfte is gekoppeld.
Op het moment dat de data van de gezondheidsenquête beschikbaar komen zijn de inkomens- en welvaartsdata nog niet beschikbaar. Daarom werd voor de periodes 2017/2020 en 2019/2022 steeds inkomen of welvaart van het jaar ervoor gekoppeld. Bijvoorbeeld aan de gezondheidsenquête 2022 werd het inkomen en de welvaart op 1 januari 2021 gekoppeld.
De jaren 2007/2010, 2011/2014 en 2015/2018 zijn echter later teruggelegd in de tijd. Toen was het inkomen en welvaart voor het respectievelijke jaar al beschikbaar. Daarom werd hier aan bijvoorbeeld de gezondheidsenquête 2018 ook het inkomen en de welvaart van 2018 gekoppeld.
2.5 Het berekenen van de gezonde levensverwachting naar inkomen/welvaart
De op basis van de Gezondheidsenquête bepaalde prevalenties van ongezondheid worden toegevoegd aan de calculatiesheets waarin de levensverwachting al was bepaald. De gemiddelde prevalenties voor de leeftijdsgroepen 1 t/m 4, 5 t/m 9, 10 t/m 14, …, 75 t/m 79, 80 t/m 84 en 85 jaar of ouder worden hierbij gekalibreerd op de afzonderlijke leeftijden (1 tot en met 99 jaar, dus de gemiddelde prevalentie van bijvoorbeeld de leeftijdsgroep 1 tot en met 4 jaar werd toegevoegd voor de afzonderlijke leeftijden 1, 2 3 en 4 jaar). Door het toevoegen van de prevalenties en de bijbehorende aantallen onderliggende waarnemingen worden de gezonde levensverwachting en de bijbehorende standaardfouten bepaald. Er worden uiteindelijk (gezonde) levensverwachtingen gepubliceerd voor de leeftijden 0, 1, 5, 10, …, 75 en 80.
De GALI-vragen worden niet gesteld aan (ouders of verzorgers van) respondenten van 0 en 1 jaar. Aangenomen wordt dat deze beperkingen op die leeftijden niet voorkomen. De vragen over lichamelijke beperkingen worden niet gesteld aan (ouders of verzorgers) van respondenten jonger dan 12. Er wordt aangenomen dat deze beperkingen niet voorkomen op die leeftijden.