Regionale brede welvaart 2022
Over deze publicatie
In deze publicatie staat de regionale brede welvaart centraal. Na een korte introductie van brede welvaart in het algemeen wordt uitgelegd hoe dit concept is geregionaliseerd. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten uit de regionale Monitor Brede Welvaart 2022. Hieruit blijkt dat de correlatie tussen inkomen en de overige aspecten van brede welvaart zwak is en dat stedelijke gebieden anders scoren dan niet-stedelijke gebieden. Utrecht lijkt de hoogste brede welvaart te hebben. Deze provincie scoort bij veel thema’s van brede welvaart hoog en bij weinig thema’s laag.
1. Inleiding
Sinds 2018 publiceert het CBS jaarlijks op Verantwoordingsdag (de derde woensdag van mei) de Monitor Brede Welvaart, later uitgebreid met de Sustainable Development Goals (SDG’s). De monitor komt tegemoet aan de bezwaren die al decennia bestonden tegen het bruto binnenlands product (bbp). Niet dat het bbp geen belangrijke economische indicator is, maar de betekenis ervan is beperkt. Zo worden vrijwilligerswerk, mantelzorg en huishoudelijke arbeid niet meegeteld in het bbp, tenzij ze tegen betaling worden gedaan. Ook worden maatschappelijke kosten van economische activiteiten, zoals milieuverontreiniging, geluidsoverlast en broeikasgasemissies, niet verrekend. Wanneer de natuur wordt gebruikt om toegevoegde waarde te produceren (zoals in de landbouw en het toerisme), wordt geen waarde toegekend aan de diensten van ecosystemen en de uitputting van natuurlijk kapitaal die bij economische productie worden gebruikt. De Amerikaanse presidentskandidaat Robert Kennedy vatte de kritiek mooi samen in een beroemde toespraak die hij in 1968 gaf: “Het bbp meet alles, behalve dat wat het leven de moeite waarde maakt”.
Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het CBS daarom het concept brede welvaart ontwikkeld. Hierin wordt de ontwikkeling beschreven op tal van terreinen die buiten het bereik van het bbp liggen. Denk aan zaken als gezondheid, veiligheid en sociale samenhang. Al vrij snel bleek dat er ook regionale cijfers nodig waren. De vraag daarnaar en het gebruik van brede welvaart op alle niveaus van de overheid zijn sindsdien snel gegroeid. Vanaf 2020 publiceert het CBS ook de regionale Monitor Brede Welvaart (begin december) en sinds 2022 de Monitor Brede Welvaart Caribisch Nederland (november).
In deze publicatie staat de regionale brede welvaart centraal. Na een korte introductie van brede welvaart in het algemeen wordt uitgelegd hoe dit concept is geregionaliseerd. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten. Hoe verschilt de brede welvaart in Nederland regionaal? Zoveel mogelijk wordt daarbij de indeling van Nederland in veertig zogeheten COROP-gebieden gehanteerd.
In de visualisatie regionale Monitor Brede Welvaart wordt de brede welvaart van alle gemeentes, provincies en COROP-gebieden in kaart gebracht. Aan de hand van 42 indicatoren geeft de monitor een breed en divers beeld van de staat en ontwikkeling van de regionale samenleving.
2. Hoe wordt de regionale brede welvaart bepaald?
2.1 Wat is brede welvaart?
Een grote inspiratiebron voor de ontwikkeling van het begrip brede welvaart vormde het zogeheten Brundtland-rapport van de Verenigde Naties. Hierin is duurzame ontwikkeling gedefinieerd als “een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen.” (Report of the World Commission on Environment and Development: Our Common Future, 1987). Hierop aansluitend is brede welvaart gedefinieerd als de kwaliteit van leven hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van de brede welvaart van latere generaties of van die van mensen elders in de wereld.
Brede welvaart omvat aldus drie dimensies. Het ‘hier en nu’ betreft de persoonlijke kenmerken van mensen en de kwaliteit van de omgeving waarin zij leven. Brede welvaart ‘later’ betreft de hulpbronnen die volgende generaties nodig hebben om een zelfde niveau van welvaart te kunnen bereiken als de huidige generatie. Brede welvaart ‘elders’ betreft de effecten van de keuzes die Nederlanders maken op de brede welvaart van mensen in andere landen.
Bij elke dimensie hoort een aantal thema’s. Bij elk thema hoort een aantal indicatoren. Voor elke indicator wordt bepaald wat de (achtjarige) trend is, wat de richting is van de laatst gemeten ontwikkeling en hoe Nederland ervoor staat vergeleken met andere landen binnen de Europese Unie. Trend, ontwikkeling en positie worden uitgedrukt in drie kleuren: groen, grijs en rood. Groen betekent gunstig vanuit het oogpunt van brede welvaart, grijs neutraal en rood ongunstig. Door dit alles per dimensie te combineren in een visualisatie komt een totaalbeeld beschikbaar van hoe Nederland ervoor staat qua brede welvaart, en welke kant de brede welvaart op beweegt.
In de CBS-uitwerking is brede welvaart dus een holistisch begrip: het beeld ervan wordt verkregen door tegelijkertijd naar veel verschillende onderdelen te kijken. Het CBS geeft aan de brede welvaart geen rapportcijfer. Bij het bepalen van brede welvaart volgt het CBS de aanbevelingen uit de “CES Recommendations for Measuring Sustainable Development” (UNECE/Eurostat/OESO, 2014), opgesteld door de Verenigde Naties, de OESO en Eurostat. Inmiddels hebben 65 landen deze aanbevelingen onderschreven.
2.2 Hoe worden regionale verschillen in brede welvaart onderscheiden?
Voor de productie van de eerste regionale Monitor Brede Welvaart is onderzocht of brede welvaart op ieder regionaal niveau hetzelfde betekent en of brede welvaart overal op dezelfde manier gemeten kan worden. De conclusie was dat brede welvaart inderdaad op ieder regionaal niveau dezelfde betekenis heeft. Wel moet de concrete uitwerking van een monitor recht doen aan wat op het regionale niveau relevant is. Op lokaal niveau speelt de interactie met en aanpassing aan anderen in de leefomgeving een grotere rol dan op nationaal niveau. Hoe meer wordt ingezoomd op een specifiek gebied (een provincie, gemeente, wijk of buurt), des te waarschijnlijker is het dat de indicatoren over dezelfde mensen gaan. Alle inwoners wonen min of meer in de buurt van dezelfde natuur en ademen dezelfde schone of vervuilde lucht in.
Het belangrijkste verschil met de landelijke Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals is dat op regionaal niveau indicatoren voor de afstand tot voorzieningen (basisschool, café, sportvereniging, openbaar groen) een belangrijke rol spelen. Op nationaal niveau hebben gemiddelde afstanden tot voorzieningen weinig betekenis, maar op het niveau van wijken, buurten, of gemeenten is dat anders.
Ook is het belangrijk om de kenmerken van de leefomgeving mee te nemen in de analyse. Met name het verschil tussen stad en platteland is relevant. Steden hebben hun eigen problemen. Zo is er meer bebouwde omgeving, meer verkeer en een hogere bevolkingsdichtheid en als gevolg daarvan meer milieuverontreiniging (zoals fijnstof), geluidsoverlast en toerisme, en minder groen. Steden zijn bovendien in allerlei opzichten diverser, terwijl sociale interactie en de beleving van brede welvaart anders zijn dan op het platteland.
Regionale cijfers zijn niet beschikbaar voor alle indicatoren die gebruikt worden voor de bepaling van de nationale brede welvaart. Ook is regionalisering niet altijd relevant. Een aantal nationale indicatoren valt dus af. De dimensie brede welvaart ‘elders’ valt zelfs in zijn geheel af, omdat dit conceptueel complexer is dan op nationaal niveau. Omgekeerd worden er, zoals hierboven aangegeven, bij de regionalisering van brede welvaart ook indicatoren gebruikt die niet meetellen voor de landelijke brede welvaart. Tabel 2.2.1. geeft een overzicht van de indicatoren in de regionale Monitor Brede Welvaart, hierna te noemen de rMBW.
Dimensie | Thema | Indicator |
---|---|---|
Brede welvaart 'hier en nu' | Welzijn | Tevredenheid met vrije tijd |
Tevredenheid met het leven | ||
Materiële welvaart | Mediaan besteedbaar inkomen | |
Gezondheid | Levensverwachting bevolking | |
Ervaren gezondheid | ||
Overgewicht | ||
Personen met één of meer langdurige ziekten of aandoeningen | ||
Arbeid en vrije tijd | Tevredenheid met reistijd van en naar het werk | |
Hoogopgeleide bevolking | ||
Brutoarbeidsparticipatie | ||
Nettoarbeidsparticipatie | ||
Werkloosheid | ||
Wonen | Tevredenheid met woning | |
Tevredenheid met woonomgeving | ||
Afstand tot sportterrein | ||
Afstand tot basisschool | ||
Afstand tot café e.d. | ||
Samenleving | Vertrouwen in anderen | |
Contact met familie, vrienden of buren | ||
Vrijwilligerswerk | ||
Vertrouwen in instituties | ||
Veiligheid | Geregistreerde misdrijven | |
Aantal ondervonden delicten | ||
Vaak onveilig voelen in de buurt | ||
Milieu | Natuur- en bosgebieden | |
Emissies van fijnstof naar lucht | ||
Kwaliteit van zwemwater kustwateren | ||
Kwaliteit van zwemwater binnenwateren | ||
Broeikasgasemissies per inwoner | ||
Afstand tot openbaar groen | ||
Natuurgebied per inwoner | ||
Brede welvaart 'later' | Economisch kapitaal | Mediaan vermogen van huishoudens |
Gemiddelde schuld per huishouden | ||
Natuurlijk kapitaal | Natuur- en bosgebieden | |
Emissies van fijnstof naar lucht | ||
Groen-blauwe ruimte, exclusief reguliere landbouw | ||
Bebouwd terrein | ||
Particuliere zonne-energie | ||
Menselijk kapitaal | Ervaren gezondheid | |
Hoogopgeleide bevolking | ||
Sociaal kapitaal | Sociale cohesie | |
In dit artikel beschrijven we de relatieve posities van regio’s. Voor het meest recente jaar wordt iedere regio vergeleken met de andere regio’s op hetzelfde niveau (gemeentes met gemeentes enzovoorts). Voor het overgrote deel staan de veertig COROP-regio’s centraal. Voor elke indicator is bepaald waar een regio staat op de ranglijst. De kleur van de positie is groen wanneer de indicatorwaarde van de regio hoort bij de bovenste 25 procent van de waarnemingen. De kleur van de positie is rood wanneer de indicatorwaarde van de regio hoort bij de onderste 25 procent van de waarnemingen. In alle overige gevallen is de kleur van de positie grijs. Om een idee te krijgen van de overall-situatie in een regio wordt gekeken naar het aantal indicatoren waarvoor een regio valt in het bovenste of het onderste kwart van alle waarnemingen.
3. Regionale verschillen in de brede welvaart
3.1 De ‘smalle welvaart’
Voordat de verschillen in welvaart worden gepresenteerd, wordt eerst een blik geworpen op die in de ‘smalle welvaart’. Dit om de latere resultaten wat de brede welvaart betreft in context te kunnen plaatsen. Een belangrijke eerste indruk van de smalle welvaart biedt het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking (zie 3.1.1). Dit is relatief hoog in de grootstedelijke regio’s: Groot-Amsterdam, Delft en Westland, Groot-Rijnmond, Utrecht en Zuidoost-Noord-Brabant. De materiële welvaart is relatief laag in grote delen van het noorden van Nederland en ook in de Achterhoek, Zuidwest-Overijssel, en overig Zeeland.
COROP-gebied | bbp per inwoner ( duizend euro) |
---|---|
Oost-Groningen | 27,1 |
Delfzijl en omgeving | 43,2 |
Overig Groningen | 49,3 |
Noord-Friesland | 34,4 |
Zuidwest-Friesland | 30,2 |
Zuidoost-Friesland | 38,8 |
Noord-Drenthe | 32,5 |
Zuidoost-Drenthe | 31,4 |
Zuidwest-Drenthe | 36,3 |
Noord-Overijssel | 44,1 |
Zuidwest-Overijssel | 38,3 |
Twente | 40,2 |
Veluwe | 43,9 |
Achterhoek | 35,5 |
Arnhem/Nijmegen | 41,8 |
Zuidwest-Gelderland | 43,1 |
Utrecht | 59,9 |
Kop van Noord-Holland | 32,9 |
Alkmaar en omgeving | 37,2 |
IJmond | 38,0 |
Agglomeratie Haarlem | 34,8 |
Zaanstreek | 33,5 |
Groot-Amsterdam | 91,9 |
Het Gooi en Vechtstreek | 45,9 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 39,6 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 47,8 |
Delft en Westland | 57,5 |
Oost-Zuid-Holland | 37,2 |
Groot-Rijnmond | 53,5 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 46,1 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 48,1 |
Overig Zeeland | 38,7 |
West-Noord-Brabant | 49,7 |
Midden-Noord-Brabant | 42,2 |
Noordoost-Noord-Brabant | 48,0 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 58,1 |
Noord-Limburg | 44,8 |
Midden-Limburg | 41,3 |
Zuid-Limburg | 44,7 |
Flevoland | 36,4 |
Bron: CBS, Regionale kerncijfers; nationale rekeningen |
Het bbp laat zien waar waarde wordt geproduceerd, niet bij wie (huishoudens of bedrijven) en waar (in welke regio’s) de baten van die productie terecht komen. Voor de welvaartsbeleving van mensen is relevanter hoeveel ze te besteden hebben. Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen laat zien wat huishoudens daadwerkelijk hebben om te besteden, rekening houdend met de samenstelling van het huishouden. Figuur 2 toont het mediaan gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per COROP-gebied. Het beeld dat hieruit naar voren komt is anders dan dat van het bbp in Figuur 1. Wat onder andere opvalt is dat in de grootstedelijke gebieden met een relatief hoog bbp het besteedbaar inkomen relatief laag is. In een aantal regio’s met een laag bbp is het besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking juist relatief hoger, zoals in Noord-Drenthe, Overig Zeeland en de kust van Noord-Holland.
De verschillen tussen inkomen en productie kunnen onder andere ontstaan doordat mensen buiten het COROP-gebied werken waar ze wonen. Ook kunnen er in een regio met een relatief hoge productie naast goed betaalde werkenden ook veel slecht betaalde mensen zijn, of veel mensen zonder werk. Dit fenomeen speelt in en rond de grote steden. Ook welvarende gepensioneerden kunnen het verschil tussen regionale productie en inkomen bepalen. Ook bij het inkomen per hoofd van de bevolking gaat het overigens nog altijd om ‘smalle’ welvaart.
COROP gebied | Mediaan besteedbaar inkomen ( duizend euro) |
---|---|
Noord-Drenthe | 27,4 |
Groot-Amsterdam | 26,0 |
Achterhoek | 26,9 |
Noord-Friesland | 24,6 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 27,2 |
Groot-Rijnmond | 25,7 |
Alkmaar en omgeving | 28,3 |
Twente | 25,5 |
Flevoland | 27,0 |
Oost-Zuid-Holland | 28,7 |
Midden-Noord-Brabant | 26,4 |
Utrecht | 28,6 |
Veluwe | 27,3 |
Arnhem/Nijmegen | 25,6 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 27,3 |
Zuid-Limburg | 24,7 |
Noord-Limburg | 26,5 |
West-Noord-Brabant | 27,1 |
Noordoost-Noord-Brabant | 28,0 |
IJmond | 28,5 |
Het Gooi en Vechtstreek | 29,3 |
Agglomeratie Haarlem | 28,8 |
Zuidoost-Drenthe | 25,0 |
Overig Zeeland | 26,7 |
Zuidwest-Gelderland | 28,0 |
Noord-Overijssel | 26,7 |
Delft en Westland | 26,0 |
Zuidwest-Overijssel | 26,5 |
Kop van Noord-Holland | 27,2 |
Midden-Limburg | 26,9 |
Delfzijl en omgeving | 24,2 |
Zuidwest-Friesland | 26,2 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 26,0 |
Overig Groningen | 23,2 |
Zuidoost-Friesland | 25,6 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 28,1 |
Zuidwest-Drenthe | 26,2 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 26,4 |
Oost-Groningen | 23,7 |
Zaanstreek | 26,5 |
Bron: CBS, regionale Monitor Brede Welvaart 2022 | |
Het mediaan gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per huishouden, in euro. Bij de berekening wordt gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van huishoudens. De mediaan is het middelste getal wanneer alle inkomens van laag naar hoog worden gesorteerd. |
3.2 Het totaalbeeld van de regionale verschillen in brede welvaart
Wanneer vanuit brede welvaart wordt gekeken naar verschillen tussen regio’s, komt een meer genuanceerd beeld naar voren. De kwaliteit van leven oftewel brede welvaart ‘hier en nu’ in een regio hangt af van veel meer factoren dan alleen het inkomen. Waar is de brede welvaart hoog en waar laag?
Figuur 3.2.1. en 3.2.2 laten zien waar regio’s zitten die op veel onderdelen van de brede welvaart gunstig scoren, respectievelijk ongunstig scoren. De brede welvaart ‘hier en nu’ is relatief hoog in Noord-Drenthe, Noord-Overijssel, het oosten van Noord-Brabant, de provincie Utrecht plus een grote strook ten westen hiervan. In vijf aaneengesloten gebieden zijn veel aspecten van de brede welvaart ongunstig. Het gaat om Noord-Friesland, Groningen plus Zuidoost-Drenthe, respectievelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, Midden- en Zuid-Limburg, Groot-Amsterdam en aangrenzende regio’s, en ten slotte een groot gebied dat loopt van Den Haag en Rotterdam tot aan Zuidwest-Gelderland. Er zijn gebieden met zowel veel gunstige als ongunstige aspecten van brede welvaart. Het sterkst is dit zichtbaar in Groot-Amsterdam. In iets minder sterke mate is dit fenomeen ook te zien in de noordelijke regio’s Noord-Friesland, Overig Groningen (stad Groningen en naaste omgeving) en Noord-Drenthe, en in Zeeuwsch-Vlaanderen.
COROP-gebied | Hier en nu ( indicatoren) |
---|---|
Oost-Groningen | 1 |
Delfzijl en omgeving | 0 |
Overig Groningen | 7 |
Noord-Friesland | 7 |
Zuidwest-Friesland | 7 |
Zuidoost-Friesland | 8 |
Noord-Drenthe | 12 |
Zuidoost-Drenthe | 4 |
Zuidwest-Drenthe | 9 |
Noord-Overijssel | 12 |
Zuidwest-Overijssel | 5 |
Twente | 7 |
Veluwe | 9 |
Achterhoek | 4 |
Arnhem/Nijmegen | 6 |
Zuidwest-Gelderland | 6 |
Utrecht | 15 |
Kop van Noord-Holland | 8 |
Alkmaar en omgeving | 9 |
IJmond | 11 |
Agglomeratie Haarlem | 17 |
Zaanstreek | 3 |
Groot-Amsterdam | 10 |
Het Gooi en Vechtstreek | 12 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 14 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 7 |
Delft en Westland | 10 |
Oost-Zuid-Holland | 9 |
Groot-Rijnmond | 4 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 3 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 6 |
Overig Zeeland | 3 |
West-Noord-Brabant | 4 |
Midden-Noord-Brabant | 7 |
Noordoost-Noord-Brabant | 10 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 11 |
Noord-Limburg | 7 |
Midden-Limburg | 6 |
Zuid-Limburg | 4 |
Flevoland | 6 |
Bron: CBS, regionale MBW 2022 | |
De kaart toont het aantal indicatoren waarvoor een COROP-gebied behoort tot het bovenste kwart van de ranglijst van gemeenten. Op COROP-niveau ontbreken de indicatoren voor het thema veiligheid. |
COROP-gebied | Hier en nu ( indicatoren) |
---|---|
Oost-Groningen | 15 |
Delfzijl en omgeving | 19 |
Overig Groningen | 10 |
Noord-Friesland | 10 |
Zuidwest-Friesland | 6 |
Zuidoost-Friesland | 4 |
Noord-Drenthe | 7 |
Zuidoost-Drenthe | 14 |
Zuidwest-Drenthe | 7 |
Noord-Overijssel | 3 |
Zuidwest-Overijssel | 3 |
Twente | 3 |
Veluwe | 2 |
Achterhoek | 5 |
Arnhem/Nijmegen | 8 |
Zuidwest-Gelderland | 10 |
Utrecht | 2 |
Kop van Noord-Holland | 4 |
Alkmaar en omgeving | 2 |
IJmond | 4 |
Agglomeratie Haarlem | 8 |
Zaanstreek | 13 |
Groot-Amsterdam | 11 |
Het Gooi en Vechtstreek | 4 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 2 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 13 |
Delft en Westland | 10 |
Oost-Zuid-Holland | 5 |
Groot-Rijnmond | 15 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 10 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 12 |
Overig Zeeland | 6 |
West-Noord-Brabant | 7 |
Midden-Noord-Brabant | 3 |
Noordoost-Noord-Brabant | 1 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 2 |
Noord-Limburg | 7 |
Midden-Limburg | 11 |
Zuid-Limburg | 16 |
Flevoland | 7 |
Bron: CBS, regionale MBW 2022 | |
De kaart toont het aantal indicatoren waarvoor een COROP-gebied behoort tot het onderste kwart van de ranglijst van gemeenten. Op COROP-niveau ontbreken de indicatoren voor het thema veiligheid. |
De brede welvaart ‘later’ is op veel onderdelen hoog in noordelijke regio’s. De hoogst scorende regio’s vormen een vrijwel aaneengesloten gebied van de provincie Fryslân plus aangrenzende COROP-gebieden. Een hiervan losstaande regio met een op veel terreinen hoge brede welvaart ‘later’ vormt Zeeuwsch-Vlaanderen. Sommige noordelijke regio’s kennen naast hoge scores ook veel lage scores. Maar de brede welvaart ‘later’ is toch vooral ongunstig in de Randstad plus een enkele regio daarbuiten zoals Zuid-Limburg. Net als qua brede welvaart ‘hier en nu’ heeft Zeeuwsch-Vlaanderen qua brede welvaart ‘later’ naast veel positieve aspecten ook veel negatieve aspecten.
COROP-gebied | Later ( indicatoren) |
---|---|
Oost-Groningen | 3 |
Delfzijl en omgeving | 3 |
Overig Groningen | 4 |
Noord-Friesland | 4 |
Zuidwest-Friesland | 5 |
Zuidoost-Friesland | 4 |
Noord-Drenthe | 4 |
Zuidoost-Drenthe | 2 |
Zuidwest-Drenthe | 4 |
Noord-Overijssel | 3 |
Zuidwest-Overijssel | 0 |
Twente | 0 |
Veluwe | 3 |
Achterhoek | 1 |
Arnhem/Nijmegen | 2 |
Zuidwest-Gelderland | 2 |
Utrecht | 3 |
Kop van Noord-Holland | 1 |
Alkmaar en omgeving | 1 |
IJmond | 2 |
Agglomeratie Haarlem | 4 |
Zaanstreek | 0 |
Groot-Amsterdam | 2 |
Het Gooi en Vechtstreek | 4 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 3 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 2 |
Delft en Westland | 3 |
Oost-Zuid-Holland | 1 |
Groot-Rijnmond | 2 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 1 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 5 |
Overig Zeeland | 1 |
West-Noord-Brabant | 0 |
Midden-Noord-Brabant | 0 |
Noordoost-Noord-Brabant | 1 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 2 |
Noord-Limburg | 1 |
Midden-Limburg | 2 |
Zuid-Limburg | 1 |
Flevoland | 4 |
Bron: CBS, regionale MBW 2022 | |
De kaart toont het aantal indicatoren waarvoor een COROP-gebied behoort tot het onderste kwart van de ranglijst van gemeenten. Op COROP-niveau ontbreken de indicatoren voor het thema sociaal kapitaal. |
COROP-gebied | Later ( indicatoren) |
---|---|
Oost-Groningen | 5 |
Delfzijl en omgeving | 4 |
Overig Groningen | 2 |
Noord-Friesland | 2 |
Zuidwest-Friesland | 1 |
Zuidoost-Friesland | 0 |
Noord-Drenthe | 1 |
Zuidoost-Drenthe | 3 |
Zuidwest-Drenthe | 1 |
Noord-Overijssel | 0 |
Zuidwest-Overijssel | 1 |
Twente | 1 |
Veluwe | 1 |
Achterhoek | 0 |
Arnhem/Nijmegen | 3 |
Zuidwest-Gelderland | 4 |
Utrecht | 2 |
Kop van Noord-Holland | 1 |
Alkmaar en omgeving | 1 |
IJmond | 2 |
Agglomeratie Haarlem | 5 |
Zaanstreek | 5 |
Groot-Amsterdam | 5 |
Het Gooi en Vechtstreek | 3 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 3 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 5 |
Delft en Westland | 4 |
Oost-Zuid-Holland | 2 |
Groot-Rijnmond | 5 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 4 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 3 |
Overig Zeeland | 1 |
West-Noord-Brabant | 0 |
Midden-Noord-Brabant | 0 |
Noordoost-Noord-Brabant | 1 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 0 |
Noord-Limburg | 2 |
Midden-Limburg | 1 |
Zuid-Limburg | 5 |
Flevoland | 1 |
Bron: CBS, regionale MBW 2022 | |
De kaart toont het aantal indicatoren waarvoor een COROP-gebied behoort tot het onderste kwart van de ranglijst van gemeenten. Op COROP-niveau ontbreken de indicatoren voor het thema sociaal kapitaal. |
3.3 Regionale verschillen in onderdelen van de brede welvaart
De resultaten tot dusverre hebben een hoog abstractieniveau: waar is de brede welvaart op veel onderdelen gunstig of ongunstig? Om welke terreinen dat gaat, bleef tot dusverre onbenoemd. In deze paragraaf proberen we hier een beeld van te schetsen door zoveel mogelijk de onderliggende thema’s af te gaan van de brede welvaart ‘hier en nu’. Figuur 3.3.1 geeft per thema de regio’s met veel gunstige scores voor deze dimensie. Let op: er wordt één schaal gebruikt, terwijl het aantal indicatoren verschilt per thema. Dit geeft enige kleurvertekening. Bij sommige thema’s ontbreken de hogere categorieën namelijk omdat het aantal indicatoren beperkt is.
Het eerste wat opvalt is dat regio’s met veel gunstige of met veel ongunstige scores vaak een aaneengesloten gebied vormen. In mindere mate was dit hierboven bij de totaalscores ook al te zien. Qua welzijn lijkt Nederland verdeeld in noord en zuid: regio’s met een hoog welzijn liggen vooral in het noorden. In materieel opzicht is, zoals eerder aangehaald, de welvaart vooral hoog in de Randstad en Noord-Brabant. Qua gezondheid is de brede welvaart in het noorden ook hoger dan het zuiden, zij het dat de noordoostelijke regio’s hierop een uitzondering vormen. Qua arbeid en vrije tijd is de welvaart hoog in een lange, brede strook, ruwweg van Eindhoven via Utrecht naar Groningen. Qua wonen is makkelijker te omschrijven waar de brede welvaart weinig positieve uitschieters kent, namelijk in Flevoland en het noordoosten. Qua samenleving is de brede welvaart ook weer hoger in het noorden dan in het zuiden, met een aantal negatieve uitzonderingen zoals Flevoland en Oost-Groningen. Qua milieu (let op: dit is het thema met de meeste indicatoren) is er weer een relatief hoge welvaart in het noordelijk deel te zien, met wat uitzonderingen aan de oostkant. Relatief hoog is de brede welvaart wat dit betreft ook in het zuidoosten van Noord-Brabant en de noordelijke helft van Limburg.
Zoals al eerder was te zien vormen de kaarten met veel negatieve scores lang niet altijd het spiegelbeeld van de kaarten met veel positieve scores. Werd bij welzijn eerder een noord/zuid-deling geconstateerd, voor de regio’s met veel negatieve scores is het beeld minder eenduidig. Regio’s met een lage brede welvaart qua welzijn zijn Groot-Rijnmond, agglomeratie Den Haag, Groot-Amsterdam en Overig Groningen. Qua materiële welvaart vormen de negatief opvallende uitstekende gebieden wel het spiegelbeeld van de positief opvallende uitstekende gebieden. De regio’s met de meeste negatief scores op het terrein van de materiële welvaart liggen in de drie noordelijke provincies. Ook qua gezondheid liggen de negatieve uitschieters buiten het gebied met de positieve uitschieters. Regio’s met veel negatieve aspecten qua gezondheid zijn vooral te vinden aan de oostrand van Nederland. Qua arbeid en vrije tijd vormen de regio’s met veel negatieve aspecten geen aaneengesloten gebied. In Overig Groningen, Zuidwest-Drenthe en Zuidwest-Gelderland kent dit brede-welvaartsthema zowel veel positieve als negatieve aspecten. Veel negatieve aspecten ten aanzien van wonen zijn te vinden in het noordoosten en het zuidwesten. Eén regio kent de meeste negatieve aspecten: Zuidoost-Drenthe. Qua samenleving vormen de negatieve uitschieters wel ongeveer het complement van de positieve uitschieters. De meeste regio’s met een wat dit betreft lage brede welvaart liggen in het zuiden. Ook in het uiterste noordoosten is de brede welvaart wat dit betreft laag. Qua milieu ten slotte, liggen de regio’s met een lage brede welvaart voornamelijk in het westen. Maar ook in het zuiden van Limburg en in enkele noordelijke streken is de situatie ongunstig.
COROP-gebied | Welzijn ( indicatoren) | Materiele welvaart ( indicatoren) | Gezondheid ( indicatoren) | Arbeid en vrije tijd ( indicatoren) | Wonen ( indicatoren) | Samenleving ( indicatoren) | Milieu ( indicatoren) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Oost-Groningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Delfzijl en omgeving | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overig Groningen | 0 | 1 | 2 | 2 | 0 | 1 | 1 |
Noord-Friesland | 1 | 0 | 0 | 0 | 2 | 2 | 2 |
Zuidwest-Friesland | 1 | 0 | 3 | 1 | 0 | 1 | 1 |
Zuidoost-Friesland | 2 | 0 | 1 | 0 | 1 | 1 | 3 |
Noord-Drenthe | 1 | 1 | 0 | 2 | 1 | 2 | 5 |
Zuidoost-Drenthe | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 2 |
Zuidwest-Drenthe | 2 | 0 | 0 | 2 | 1 | 1 | 3 |
Noord-Overijssel | 0 | 0 | 2 | 3 | 2 | 3 | 2 |
Zuidwest-Overijssel | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 | 2 | 1 |
Twente | 1 | 0 | 1 | 1 | 3 | 1 | 0 |
Veluwe | 2 | 0 | 1 | 2 | 1 | 1 | 2 |
Achterhoek | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 2 | 0 |
Arnhem/Nijmegen | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 |
Zuidwest-Gelderland | 0 | 1 | 0 | 3 | 1 | 0 | 1 |
Utrecht | 0 | 2 | 4 | 3 | 1 | 3 | 2 |
Kop van Noord-Holland | 1 | 0 | 1 | 1 | 3 | 0 | 2 |
Alkmaar en omgeving | 1 | 1 | 2 | 0 | 3 | 1 | 1 |
IJmond | 1 | 1 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 |
Agglomeratie Haarlem | 0 | 1 | 3 | 3 | 3 | 3 | 4 |
Zaanstreek | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 |
Groot-Amsterdam | 0 | 1 | 2 | 1 | 2 | 2 | 2 |
Het Gooi en Vechtstreek | 0 | 2 | 3 | 1 | 1 | 2 | 3 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 1 | 1 | 4 | 3 | 2 | 2 | 1 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 0 | 1 | 1 | 1 | 3 | 0 | 1 |
Delft en Westland | 0 | 1 | 4 | 2 | 2 | 1 | 0 |
Oost-Zuid-Holland | 0 | 1 | 2 | 2 | 1 | 2 | 1 |
Groot-Rijnmond | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 | 0 | 1 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 1 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 | 2 |
Overig Zeeland | 0 | 0 | 1 | 0 | 1 | 0 | 1 |
West-Noord-Brabant | 1 | 1 | 0 | 0 | 2 | 0 | 0 |
Midden-Noord-Brabant | 0 | 0 | 0 | 3 | 3 | 0 | 1 |
Noordoost-Noord-Brabant | 0 | 2 | 0 | 3 | 2 | 2 | 1 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 0 | 1 | 1 | 3 | 3 | 0 | 3 |
Noord-Limburg | 0 | 0 | 0 | 2 | 2 | 0 | 3 |
Midden-Limburg | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 | 0 | 3 |
Zuid-Limburg | 0 | 0 | 0 | 1 | 3 | 0 | 0 |
Flevoland | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | 0 | 3 |
Bron: CBS, regionale MBW 2022 | |||||||
De kaart toont het aantal indicatoren waarvoor een COROP-gebied behoort tot het onderste kwart van de ranglijst van gemeenten. Op COROP-niveau ontbreken de indicatoren voor het thema veiligheid. |
COROP-gebied | Welzijn ( indicatoren) | Materiele welvaart ( indicatoren) | Gezondheid ( indicatoren) | Arbeid en vrije tijd ( indicatoren) | Wonen ( indicatoren) | Samenleving ( indicatoren) | Milieu ( indicatoren) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Oost-Groningen | 0 | 2 | 4 | 3 | 1 | 3 | 2 |
Delfzijl en omgeving | 1 | 1 | 4 | 4 | 3 | 2 | 4 |
Overig Groningen | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | 1 |
Noord-Friesland | 1 | 2 | 0 | 3 | 2 | 0 | 2 |
Zuidwest-Friesland | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 | 0 | 3 |
Zuidoost-Friesland | 0 | 1 | 0 | 0 | 2 | 0 | 1 |
Noord-Drenthe | 0 | 1 | 1 | 1 | 3 | 1 | 0 |
Zuidoost-Drenthe | 0 | 2 | 3 | 3 | 4 | 2 | 0 |
Zuidwest-Drenthe | 0 | 1 | 1 | 2 | 3 | 0 | 0 |
Noord-Overijssel | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 | 0 | 0 |
Zuidwest-Overijssel | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 | 0 | 0 |
Twente | 0 | 1 | 2 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Veluwe | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 | 0 | 0 |
Achterhoek | 0 | 1 | 1 | 0 | 3 | 0 | 0 |
Arnhem/Nijmegen | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 |
Zuidwest-Gelderland | 0 | 0 | 2 | 2 | 2 | 1 | 3 |
Utrecht | 1 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 |
Kop van Noord-Holland | 0 | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | 1 |
Alkmaar en omgeving | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 0 | 0 |
IJmond | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 3 |
Agglomeratie Haarlem | 2 | 1 | 0 | 1 | 2 | 1 | 1 |
Zaanstreek | 0 | 1 | 2 | 1 | 3 | 2 | 4 |
Groot-Amsterdam | 2 | 0 | 0 | 1 | 3 | 1 | 4 |
Het Gooi en Vechtstreek | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 | 1 | 1 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 2 | 0 | 1 | 3 | 2 | 2 | 3 |
Delft en Westland | 0 | 0 | 0 | 1 | 2 | 1 | 6 |
Oost-Zuid-Holland | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 4 |
Groot-Rijnmond | 2 | 1 | 2 | 3 | 2 | 2 | 3 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 0 | 0 | 1 | 2 | 2 | 2 | 3 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 0 | 0 | 3 | 3 | 1 | 2 | 3 |
Overig Zeeland | 0 | 0 | 0 | 1 | 2 | 1 | 2 |
West-Noord-Brabant | 0 | 0 | 2 | 1 | 0 | 3 | 1 |
Midden-Noord-Brabant | 0 | 0 | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 |
Noordoost-Noord-Brabant | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 |
Noord-Limburg | 1 | 0 | 2 | 1 | 1 | 2 | 0 |
Midden-Limburg | 1 | 0 | 2 | 2 | 1 | 3 | 2 |
Zuid-Limburg | 1 | 1 | 4 | 2 | 2 | 3 | 3 |
Flevoland | 0 | 0 | 1 | 2 | 3 | 1 | 0 |
Bron: CBS, regionale MBW 2022 | |||||||
De kaart toont het aantal indicatoren waarvoor een COROP-gebied behoort tot het onderste kwart van de ranglijst van gemeenten. Op COROP-niveau ontbreken de indicatoren voor het thema veiligheid. |
3.4 Stad en platteland
Uit de kaarten viel al op te maken dat de meer landelijke en de meer stedelijke gebieden verschillen in brede welvaart. In deze paragraaf wordt dit expliciet onderzocht. Dit gebeurt door elke gemeente het predicaat ‘niet of weinig stedelijk’ te geven, dan wel ‘sterk of zeer sterk stedelijk’, of iets er tussenin. De mate van stedelijkheid is vastgesteld op basis van de dichtheid van woonadressen.
Tabel 3.4.1 bevestigt dat de brede welvaart in stedelijke en plattelandsgemeenten verschilt. Gemiddeld genomen hebben stedelingen een minder goede gezondheid, een lager doorsnee besteedbaar inkomen, een minder veilige en schone leefomgeving en minder sociale cohesie. Daar staan voordelen tegenover zoals een hoger opleidingsniveau, kortere afstand tot voorzieningen en minder overgewicht. Plattelandsgemeenten bieden een relatief schone en veilige leefomgeving, met meer natuur en minder emissies van fijnstof. Ervaren gezondheid en de levensverwachting van vrouwen zijn er hoger dan in steden. Wel zijn voorzieningen, zoals een basisschool, gemiddeld genomen verder weg.
Op veel onderdelen betreffen de verschillen overigens niet meer dan enkele procentpunten. Alleen het aandeel hoogopgeleiden verschilt sterk. Verder valt op dat de brede welvaart van de matig stedelijke gebieden lang niet altijd inzit tussen die van de andere twee. Het matig stedelijke gebied vormt een zelfstandige categorie.
Dimensie | Thema | Indicator | niet of weinig stedelijk | matig stedelijk | sterk of zeer sterk stedelijk | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Brede welvaart 'hier en nu' | Welzijn | Tevredenheid met vrije tijd | % | 77,8 | 77,6 | 76,1 | |
Tevredenheid met het leven | % | 84,9 | 84,6 | 83,8 | |||
Materiële welvaart | Mediaan besteedbaar inkomen | euro | 27.943 | 28.500 | 26.831 | ||
Gezondheid | Levensverwachting bevolking | jaar | 82,3 | 82,4 | 81,7 | ||
Ervaren gezondheid | % | 79,9 | 80,2 | 78,6 | |||
Overgewicht | % | 52 | 50 | 49,7 | |||
Personen met één of meer langdurige ziekten of aandoeningen | % | 32,2 | 32,2 | 33,1 | |||
Arbeid en vrije tijd | Tevredenheid met reistijd van en naar het werk | % | 85,1 | 84,9 | 85,1 | ||
Hoogopgeleide bevolking | % | 26,2 | 30,3 | 32,4 | |||
Brutoarbeidsparticipatie | % | 73,7 | 74 | 73,3 | |||
Nettoarbeidsparticipatie | % | 71,4 | 71,4 | 70,2 | |||
Werkloosheid | % | 3,2 | 3,5 | 4,2 | |||
Wonen | Tevredenheid met woning | % | 86,9 | 86,6 | 82,8 | ||
Tevredenheid met woonomgeving | % | 78,2 | 84,9 | 81,2 | |||
Afstand tot sportterrein | km | 1 | 1 | 0,9 | |||
Afstand tot basisschool | km | 0,9 | 0,7 | 0,7 | |||
Afstand tot café e.d. | km | 1,8 | 1,3 | 1,2 | |||
Samenleving | Vertrouwen in anderen | % | 66 | 65,1 | 65,7 | ||
Contact met familie, vrienden of buren | % | 71,5 | 70,8 | 70,6 | |||
Vrijwilligerswerk | % | 43,2 | 41 | 36,9 | |||
Vertrouwen in instituties | % | 65,7 | 66,4 | 66,9 | |||
Veiligheid | Geregistreerde misdrijven | 33,4 | 33,6 | 37,6 | |||
Aantal ondervonden delicten | 22,1 a) | 30,0 b) | 39,4 | ||||
Vaak onveilig voelen in de buurt | % | 1,3 a) | 1,6 b) | 2,5 | |||
Milieu | Natuur- en bosgebieden | ha | 16,6 | 14,5 | 12,6 | ||
Emissies van fijnstof naar lucht | kg/km2 | 340 | 593 | 1.275 | |||
Kwaliteit van zwemwater kustwateren | 3,7 | 3,9 | 3,9 | ||||
Kwaliteit van zwemwater binnenwateren | 3,7 | 3,6 | 3,5 | ||||
Broeikasgasemissies per inwoner | ton | 13,3 | 9,5 | 7,9 | |||
Afstand tot openbaar groen | km | 0,6 | 0,5 | 0,4 | |||
Natuurgebied per inwoner | 137 | 26 | 12 | ||||
Brede welvaart 'later' | Economisch kapitaal | Mediaan vermogen van huishoudens | euro | 143.485 | 129.589 | 71.334 | |
Gemiddelde schuld per huishouden | euro | 121.520 | 141.781 | 112.376 | |||
Natuurlijk kapitaal | Natuur- en bosgebieden | % | 16,6 | 14,5 | 12,6 | ||
Emissies van fijnstof naar lucht | kg/km2 | 340 | 593 | 1.275 | |||
Groen-blauwe ruimte, exclusief reguliere landbouw | m2 | 5.120 | 1.131 | 320 | |||
Bebouwd terrein | % | 7,6 | 16,5 | 32,5 | |||
Particuliere zonne-energie | watt | 643 | 496 | 328 | |||
Menselijk kapitaal | Ervaren gezondheid | % | 79,9 | 80,2 | 78,6 | ||
Hoogopgeleide bevolking | % | 26,2 | 30,3 | 32,4 | |||
Sociaal kapitaal | Sociale cohesie | 6,8 a) | 6,4 b) | 6,2 | |||
a) Data voor 3 gemeenten. b) Data voor 4 gemeenten. |
3.5 Smalle en brede welvaart in Fryslân
Dit hoofdstuk eindigt met een uit welvaartsperspectief bijzondere regio, de provincie Fryslân. Fryslân is in dit opzicht bijzonder omdat het bescheiden inkomens koppelt aan een relatief hoge brede welvaart. In 2021 was het bbp per hoofd van de bevolking 34,8 duizend euro per inwoner tegenover 49,1 duizend in heel Nederland. Alleen in Drenthe was het lager. Ook het mediaan besteedbaar inkomen is alleen in één provincie lager (Groningen). Qua economische groei blijft Fryslân ook achter bij de meeste andere provincies.
De tevredenheid met het leven is daarentegen een van de hoogste in Nederland. Van de bevolking van 18 jaar of ouder geeft 86,3 procent van de Friezen het leven een cijfer van 7 of hoger. Deze schijnbare tegenstelling wordt de ‘Friese paradox’ genoemd: het inkomen per hoofd van de bevolking is relatief laag, terwijl de tevredenheid met het leven juist relatief hoog is. Regionale verschillen in tevredenheid zijn overigens niet groot.
Brede welvaart biedt een manier om de Friese paradox beter te begrijpen. De materiële welvaart is laag en op de indicatoren voor arbeid en vrije tijd (zoals bruto en netto arbeidsparticipatie, werkloosheid en de vacaturegraad) staat Fryslân meestal onder het midden van de provinciale ranglijst. Daar staat tegenover dat de ervaren gezondheid relatief hoog is, evenals de tevredenheid met woning en woonomgeving. Friezen hebben relatief veel contact met vrienden, familie of buren en zijn meer dan in andere provincies actief als vrijwilliger. De veiligheid is het hoogste van alle provincies. Tot slot is in Fryslân relatief veel natuurgebied beschikbaar en zijn de fijnstofemissies laag.
De Friese paradox laat zien dat mensen hun leven vanuit verschillende waarden kunnen beoordelen. Volgens het Fries Sociaal Planbureau hechten Friesen waarschijnlijk minder waarde aan het economische en meer aan sociale, culturele en andere aspecten van het leven. Aspecten die in Fryslân hoog worden aangeslagen zijn de sterke sociale samenhang (de ‘mienskip’), de rust en ruimte van het landschap, de binding met de Friese taal en cultuur, en de kleinere verschillen tussen mensen (economisch, sociaal en cultureel).
3.6 Smalle en brede welvaart in Groot-Rijnmond
Het COROP-gebied Groot-Rijnmond is een sterk verstedelijkt gebied met in 2023 bijna anderhalf miljoen inwoners. Het omvat onder andere het hele Rotterdamse havengebied en de steden Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen. Groot-Rijnmond is een regio met een hoog bbp per inwoner: 5e van de 40 COROP-gebieden in 2021. Ook het besteedbaar inkomen is relatief hoog.
De brede welvaart is echter op veel aspecten van de brede welvaart ‘hier en nu’ relatief laag. Groot-Rijnmond staat aan de onderkant van de ranglijst bij indicatoren voor subjectief welzijn, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving en milieu. In Groot-Rijnmond is iets meer dan 80 procent van de bevolking tevreden met het leven. De tevredenheid met woning en woonomgeving horen bij de laagste van alle COROP-gebieden, net als werkloosheid en de tevredenheid met de reistijd van en naar het werk. Minder dan 60 procent van de inwoners van Groot-Rijnmond heeft vertrouwen in anderen en het percentage dat vrijwilligerswerk doet is het een-na-laagste van alle COROP-gebieden. In de omgeving is bovendien weinig natuurgebied en er zijn veel fijnstofemissies.
4. Conclusie
Het beeld van de regionale verdeling van de brede welvaart dat uit de diverse overzichtskaarten naar voren komt is gevarieerd. Vaak vormen de regio’s die veel gunstige aspecten hebben, dan wel veel ongunstige, een min of meer aaneengesloten gebied. Maar regio’s met veel gunstige aspecten hebben soms ook veel ongunstige aspecten, soms zelfs binnen hetzelfde thema. Ook komt een gevarieerd beeld naar voren wanneer de kaarten met de scores per thema naast elkaar worden gelegd.
Duidelijk is dat de stedelijke gebieden ‘anders’ scoren dan de niet-stedelijke, maar zij scoren niet overduidelijk positiever of negatiever. Ook vormt de brede welvaart geen duidelijke functie van stedelijkheid, als je hierbij tevens het gemiddeld stedelijk gebied betrekt. Ook als de Randstad expliciet wordt vergeleken met de drie noordelijke provincies, is het beeld meervoudig. Duidelijk is wel dat die Randstad een andere positie inneemt dan de drie noordelijke provincies, maar dan weer niet onverdeeld gunstiger of ongunstiger. Het noorden en oosten van de drie noordelijke provincies en met name het zuiden van de Randstad kennen veel negatieve uitschieters. Maar we vinden ook veel positieve uitschieters in zowel het noorden als de Randstad. Wel steekt het noordelijke deel van de Randstad positief af bij het zuiden. De hoogste brede welvaart lijkt de provincie Utrecht te hebben. Er zijn veel thema’s waar de brede welvaart in de provincie Utrecht hoog is, maar bijzonder weinig waar de brede welvaart van de provincie laag is.
De regionale verdeling van de brede welvaart toont in elk geval aan dat de correlatie tussen inkomen en de overige aspecten van de brede welvaart zwak is. De sterkste illustratie hiervan geeft Fryslân. Het inkomen is hier relatief laag, maar de tevredenheid met het leven hoog. De relatief zwakke inkomenspositie wordt hier duidelijk gecompenseerd door andere waardevolle aspecten van het leven.
Bronnen en relevante links
Bronnen
Visualisatie - Regionale Monitor Brede Welvaart 2022
StatLine - Regionale rekeningen, regionale kerncijfers
Relevante links
Artikel - Conceptueel kader voor een regionale monitor brede welvaart (PDF)
Publicatie - Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals 2023
Visualisatie - Monitor Brede Welvaart en SDG's Caribisch Nederland 2022
Externe links
Planbureau Fryslân - De Friese Paradox – eerste verklaringen
Tweede Kamer - Rapport Tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip
UNECE, Conference of European Statisticians (CES) - Recommendations on Measuring Sustainable Development
World Commission on Environment and development - Our Common Future