Auteur: Linda de Jongh, Vivian S.C. Tunn, Roel Delahaye
Afvalcijfers op een rij

2. Samenhang afvalcijfers

2.1 Overzicht van het proces en de samenhang van de afvalcijfers 

2.1 Afvalstatistieken en de RWS-afvaldatabase

Samenstelling

De Nederlandse overheid voert sinds jaar en dag beleid op het gebied van beheersing van afvalstromen. Dit beleid wordt gemonitord: cijfers worden verzameld over de hoeveelheid vrijgekomen afval en de verwerking ervan. Het CBS maakt cijfers over bedrijfsafval, gemeentelijk afval, afval uit de handel, en de in- en uitvoer van ‘groene-lijstafval’ (niet-gevaarlijk afval met een economische waarde, zoals plastic en textiel). Daarnaast enquêteert het CBS recyclingbedrijven over de aanvoer van afval. Al deze CBS-cijfers komen terecht in een afvaldatabase die wordt beheerd door Rijkswaterstaat (RWS).

RWS vult de database vervolgens aan met cijfers over afval uit de bouw, landbouw, verkeer en vervoer en over gevaarlijk afval. Bovendien enquêteert RWS jaarlijks alle stortplaatsen, verbrandingsinstallaties en verwerkingsinstallaties voor gft-afval en overig organisch materiaal. Deze gegevens worden gerapporteerd door de Werkgroep Afvalregistratie (WAR).

Het bundelen van al deze databonnen levert detailcijfers op over al het afval dat in Nederland geproduceerd wordt en hoe dat verwerkt wordt.

Definitie

In de RWS-database wordt afval gedefinieerd als die materialen die volgens de wet als afval moeten worden aangemerkt (Landelijk Afvalbeheerplan). Bij de verwerking wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • voorbereiden voor hergebruik
  • recycling
  • andere nuttige toepassing
  • verbranden als vorm van verwijderen
  • storten en lozen.

Met de inwerkingtreding van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) en de Wet milieubeheer in 2010 heeft een herdefiniëring plaatsgevonden van de verwerkingswijzen van afval. Alle afvalverbrandingsinstallaties hebben toen de status van nuttige toepassing gekregen, en daarbij ook een naamswijziging naar afvalenergiecentrales. Hierbij is ook de beslissing gemaakt dat afval dat in die installaties wordt verbrand niet meer als verbranden wordt beschouwd, maar als nuttige toepassing (energieterugwinning). Daarom is een sterke stijging te zien in 2010 van de categorie nuttige toepassing.

Concepten

Op basis van vaste protocollen en definities coördineert RWS de monitoring van afvalproductie en -verwerking. Het gaat hier om de ‘primaire productie’ van afval. Afvalstoffen die ontstaan door het verwerken van afval (‘secundair afval’) worden niet nog een keer meegeteld: bijvoorbeeld, bij het verwerken van afval door recyclingbedrijven ontstaat een afvalstroom van niet-recyclebaar afval; deze afvalstroom is geen primair afval en wordt dus niet meegenomen in het afvalbeleid. De monitoring onderscheidt ook waar het Nederlandse afval wordt verwerkt: in het binnenland of in het buitenland.

Doel

De cijfers uit deze centrale RWS-database worden gebruikt om te rapporteren over hoeveel afval in Nederland (primair) geproduceerd wordt en hoe dat afval wordt verwerkt. Door deze cijfers te combineren met de in- en uitvoergegevens van afval is het ook mogelijk uitspraken te doen over de verwerking van afval in Nederland. De RWS-database is de basis voor alle andere, hieronder beschreven, afvalgerelateerde cijfers.

2.2 Afvalproductie en wijze van verwerking van primair Nederlands afval
 Nuttige toepassing (mld kg)Verbranden (mld kg)Storten (mld kg)Lozen (mld kg)
198524,23,316,23,5
198625,83,115,83,1
198727,33,215,32,8
198828,73,414,92,5
198930,23,614,42,2
199031,43,913,91,8
199133,34,111,91,7
199234,24,011,61,3
199333,93,811,21,3
199435,74,49,01,4
199538,44,78,21,4
199640,25,66,71,5
199743,36,75,81,5
199846,16,85,51,4
199947,57,15,51,2
200050,97,14,80,4
200150,57,54,80,1
200249,88,23,90,6
200349,98,22,80,7
200450,47,91,80,7
200550,47,22,20,6
200649,87,92,60,6
200751,08,02,00,5
200851,78,61,70,6
200950,08,51,60,6
201053,85,21,30,5
201156,52,71,20,5
201255,32,61,30,5
201354,82,31,30,8
201455,42,01,30,8
201557,32,21,00,6
201655,82,21,20,6
201757,32,31,20,6
201856,72,11,50,8
Bron: CBS, CLO, RWS

2.2 Afvalcijfers van Eurostat

Samenstelling

Het CBS levert cijfers aan Eurostat. Deze cijfers zijn direct afkomstig uit de RWS-database, waarvoor RWS wel nog een aantal berekeningen doet: met name voor het bepalen van secundair afval. Eurostat hanteert een bredere definitie van afval, waardoor meer afvalstromen worden meegenomen dan in rapportages over het Nederlands afvalbeleid. De cijfers voor alle EU-landen en enkele niet-EU landen worden door Eurostat aangeboden op de Eurostat-website in een database. Er zijn veel verschillende afvalsoorten te onderscheiden en de gebruiker kan daarin zelf selecties maken.

Definitie

Eurostat definieert afval als materialen die volgens Europese regelgeving als afval moeten worden aangemerkt. Naast primair afval telt Eurostat ook het secundair afval mee in de cijfers. Ook wordt het in binnenlands geproduceerde afval gecorrigeerd met netto-import (import minus export) van afval.

Concepten

De definitie en concepten gehanteerd in de Eurostat-cijfers zijn vastgelegd in Europese regelgeving (Europese verordening Nr. 849/2010). Daarmee staat vast dat alle EU-landen op dezelfde manier de afvalcijfers rapporteren en verplicht zijn deze cijfers te leveren.

Doel

Voor het Europees beleid wordt er gerapporteerd over hoeveel afval er in Nederland (primair en secundair) geproduceerd wordt en hoe dat afval wordt verwerkt. De cijfers van Eurostat kunnen gebruikt worden om vergelijkingen te maken tussen de 27 EU-landen. Zie bijvoorbeeld figuur 2.3, waarin de afvalproductie per inwoner wordt vergeleken voor de EU-landen.

2.3 Totale afvalproductie per inwoner, 2018
Landx1000 kg (x 1 000 kg)
Finland23,3
Bulgarije18,5
Estland17,5
Luxemburg14,8
Zweden13,6
Roemenië10,4
Nederland8,4
Oostenrijk7,4
België5,9
EU-275,2
Malta5,2
Frankrijk5,1
Duitsland4,9
Polen4,6
Griekenland4,2
Slovenië4,0
Denemarken3,7
Tsjechië3,6
Spanje2,9
Ierland2,9
Italië2,9
Cyprus2,6
Lithouwen2,5
Slowakije2,3
Hongarije1,9
Portugal1,5
Kroatië1,4
Letland0,9
Bron: CBS, Eurostat

2.3 Cijfers uit de afvalrekeningen

Samenstelling

De afvalrekeningen laten voor geaggregeerde afvalstromen het macro-economische beeld zien van afval. Daarmee kunnen cijfers uit de afvalrekeningen gebruikt worden in combinatie met of vergeleken worden met macro-economische cijfers. De cijfers voor de afvalrekeningen van het CBS komen voor het overgrote deel uit de RWS-database. De cijfers over in- en uitvoer van groene-lijstafval en mest worden vervangen door cijfers uit de statistiek internationale handel en door mestcijfers, beide afkomstig van het CBS.

Definitie

De definitie van afval in de afvalrekeningen is breder dan die vastgelegd in het afvalbeleid. Omdat reststoffen en bijproducten met de transitie naar een CE belangrijker zullen worden als grondstof, is het monitoren van deze  materiaalstromen cruciaal voor het meten van de CE. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van plantaardig afval als veevoeder in de landbouw. Daarnaast is de definitie van afval in de afvalrekeningen ook onafhankelijk van het beleid. Beleidsmatig kunnen stromen hun afvalstatus verliezen, maar zullen ze in de afvalrekeningen worden bijgeschat. Momenteel komt dit in de praktijk nog niet op grote schaal voor, maar in de transitie naar een circulaire economie zal dit belangrijker worden.

Om dubbeltellingen te voorkomen wordt alleen primair afval meegenomen. De cijfers over afvalverwerking gaan conceptueel over de verwerking in Nederland (dus inclusief geïmporteerd afval), en niet over de verwerking van Nederlandse afval. Baggerspecie, niet-gevaarlijk grondafval en bodemassen worden in de afvalrekeningen niet meegenomen.

Concepten

De afvalrekeningen zijn onderdeel van de milieurekeningen (Dossier Milieu en economie), die gebaseerd zijn op de System of Environmental Economic Accounting (SEEA): een statistisch raamwerk voor milieu-economische cijfers. Binnen de milieurekeningen worden dezelfde concepten en methoden gebruikt als bij de macro-economische cijfers van de nationale rekeningen.

Bij de afvalrekeningen zijn twee criteria belangrijk. Ten eerste moeten de cijfers consistent zijn in de tijd. Dat betekent dat voor elk jaar dezelfde materialen worden meegeteld, ongeacht of de afvalstatus van deze materialen in de tussentijd veranderd is. Dus als een bepaald materiaal zijn afvalstatus verliest, zal dit materiaal óf worden blijven meegeteld, óf voor de gehele tijdreeks niet meegenomen worden (dus ook de jaren waarin het materiaal nog wel die afvalstatus had). Ten tweede worden de cijfers als balans gepresenteerd in de zin dat:

Binnenlands aanbod + Import = Verwerking door NL economie (verbranden, storten, recycling) + Export

Vanuit de bestaande statistieken en de RWS-database zal bovenstaande balansvergelijking nooit meteen kloppen. Om de herkomst en bestemming van afval te balanceren moeten de data daarom worden ingepast (zie par. 2.4). Wat het lastig maakt om de afvalbalans kloppend te krijgen is dat afval tussen het vrijkomen en de verwerking of export ervan van afvalcategorie kan veranderen. Zo komt een autowrak vrij, maar wordt – na verwerking – een deel van het autowrak als ijzer geëxporteerd. Door het inpassen wordt er dus afgeweken van de oorspronkelijke data uit de RWS-database en de afvalstatistieken.

Doel

De cijfers uit de afvalrekeningen zijn goed te gebruiken voor monitoring van CE en in combinatie met macro-economische cijfers. Doordat een consistente tijdreeks gemaakt wordt zijn de cijfers bruikbaar voor ontwikkelingen in de tijd.

Figuren 2.4 en 2.5 laten de ontwikkeling zien van de herkomst en bestemming van afval in Nederland tussen 1990 en 2018. Afval is afkomstig uit de Nederlandse economie of uit het buitenland (geïmporteerd). De bestemming van afval kan eindverwerking zijn (verbranding of storten en lozen), hergebruik door Nederlandse producenten of export.

2.4 Herkomst van afval verwerkt in Nederland
 Nederlandse economie (mld kg)Buitenland (mld kg)
199049,98,1
199249,89,3
199449,210,4
199652,412,1
199857,612,3
200060,913,0
200260,819,8
200460,119,8
200659,422,3
200861,725,2
201058,823,8
201259,226,9
201458,826,9
201659,924,5
201860,824,7

2.5 Bestemming van Nederlands afval
 Binnenlands hergebruik (mld kg)Binnenlandse verbranding (mld kg)Binnenlands storten en lozen (mld kg)Buitenland (mld kg)
199032,04,116,06,0
199235,34,213,06,6
199437,24,610,47,3
199642,36,08,18,2
199847,27,16,78,8
200051,57,24,910,4
200251,48,14,017,0
200448,38,41,821,4
200648,99,13,120,5
200853,210,42,121,2
201048,911,01,521,2
201252,611,11,520,8
201452,611,81,619,7
201651,611,91,519,5
201852,911,61,619,5

2.4 Cijfers uit de materiaalmonitor

Samenstelling

De materiaalmonitor (MM) beschrijft in fysieke termen (kilo’s) alle materialen die van, naar en tussen de economie en het milieu stromen. Het gaat dan om grondstoffen en producten, maar ook residuen waaronder afval. De MM is opgebouwd uit twee tabellen: de aanbodtabel en de gebruiktabel. De aanbodtabel laat zien welke economische bedrijfstakken welke materiaalstromen  genereren, en de gebruiktabel toont de bestemming van deze materiaalstromen: welke bedrijfstakken ze naartoe gaan, en hoeveel er terugstroomt naar het milieu. Broninformatie door welke economische sectoren afval hergebruikt wordt is nauwelijks aanwezig en is grotendeels bepaald aan de hand van expert guesses. De afvalcijfers in de MM worden om de twee jaar samengesteld op basis van de cijfers uit de afvalrekeningen.

Definitie

Bij de MM wordt onder afval hetzelfde verstaan als in de afvalrekeningen: dus inclusief reststromen en bijproducten. Daarnaast worden secundaire grondstoffen uit de sector ‘Voorbereiding tot recycling’ apart meegenomen en is secundair afval onderdeel van de MM.

Concepten

Net als de afvalrekeningen is de MM gebaseerd op de SEEA. In de MM wordt echter niet specifiek de verwerkingswijze (verbranden, storten of recycling) weergegeven, maar de economische sector waar het afval wordt ingezet of verwerkt. Ook hier worden de economische sectoren gebalanceerd: de input van een sector is gelijk aan de output van diezelfde sector. Om deze balans te bewerkstellingen worden soms ook de afvalgerelateerde cijfers aangepast.

Doel

Het doel van de MM is om, in het kader van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie, indicatoren voor de CE te ontwikkelen voor de ICER. De cijfers uit de MM kunnen vooral goed gebruikt worden om afvalgerelateerde stromen te vergelijken met primaire materiaalstromen per economische activiteit. Zo kan het aandeel secundaire stromen in de totale materiaalinzet worden bepaald, of de hoeveelheid afval per geproduceerd product.

Figuur 2.6 is een Sankey-diagram van alle materiaalstromen door de Nederlandse economie, inclusief de afvalstromen.

2.6 Materiaalstromen in Nederland, miljard kilo, 2018Schema 2.6 Materiaalstromen in Nederland, miljard kilo, 2018
 

 

2.5 Overzicht van de belangrijkste verschillen

Cijfers over afval kunnen om meerdere redenen verschillen. Een belangrijke reden is dat de definitie en scope van afvalcijfers vaak afhankelijk zijn van waarvoor ze gebruikt worden. Bijvoorbeeld: om de transitie naar een CE te meten, kunnen – naast materialen die door het beleid als afval worden aangemerkt – ook reststromen of bijproducten worden meegeteld. Soms wordt alleen primair afval gepresenteerd, maar soms ook secundair afval (afval-van-afval). Een tweede belangrijke reden voor de verschillen is dat bij de integratie van afvalcijfers uit verschillende bronnen of met andere materialen de brondata moeten worden aangepast. Uiteindelijk heeft elk afvalgerelateerd cijfer een doel waarvoor het het beste gebruikt kan worden. De tabel hieronder geeft een overzicht van de belangrijkste verschillen tussen de besproken afvalcijfers.

2.7 Overzicht van de belangrijkste verschillenTabel 2.7 Overzicht van de belangrijkste verschillen