Overheidsfinanciën, vierde kwartaal 2020

Grote toename overheidsschuld in 2020

De overheidsregelingen en steunpakketten die zijn opgezet om de economische gevolgen van het coronavirus te beperken hebben ook hun weerslag gehad op de overheidsschuld. Na enkele jaren waarin de schuld gestaag daalde, steeg de schuld mede door de hoge uitgaven en lagere inkomsten met ruim 40 miljard euro in 2020. De schuldquote, de schuld als percentage van het bbp, nam toe van 48,7 procent bbp aan het begin van het jaar naar 54,5 procent bbp eind 2020. De toename van de schuldquote kwam niet alleen door een toename van de schuld: ook de krimp van het bbp in 2020 droeg hier aan bij. Dit wordt ook wel het noemereffect genoemd.

De samenstelling van de overheidsschuld naar type financieel instrument wijzigde ook in 2020. Zo nam het uitgezette schuldpapier middels staatsobligaties toe met ruim 45 miljard euro. De aangetrokken leningen (-5,2 miljard euro) en deposito’s (-69 miljoen euro) daalden juist. Het aandeel buitenlandse geldgevers in de overheidsschuld steeg tot bijna 42 procent halverwege 2020. In de tweede helft van 2020 daalde dit percentage weer en kwam uit op bijna 38 procent aan het eind van het vierde kwartaal.

4.1 Overheidsschuld naar geldgever
   Buitenlandse geldgever (mld euro)Binnenlandse geldgever (mld euro)
20194e kwartaal155,8238,8
20201e kwartaal161,3241,9
20202e kwartaal183,3258,2
20203e kwartaal178,1263,1
20204e kwartaal164,3270,7

De overheid trok al in het eerste kwartaal extra financiering aan voor de verwachte stijging van de uitgaven voor de coronamaatregelen. De schuld nam toen met 8,5 miljard euro toe. De grootste toename was te zien in het tweede kwartaal, toen de schuld met 38,4 miljard euro steeg. Bij het uitbreken van de financiële crisis in 2008 was er overigens een nog grotere schuldstijging te zien in een kwartaal: in het vierde kwartaal van 2008 steeg de overheidsschuld namelijk met 70,2 miljard euro. In figuur 4.2 is te zien dat de schuldquote op jaarbasis in 2008 ook sneller toenam dan in 2020. In 2008 waren financiële steunmaatregelen de voornaamste oorzaak van de stijging, waar dat nu voornamelijk komt door de hogere overheidsuitgaven en de krimp in het bbp.

4.2 Uitsplitsing schuldquotemutatie Nederland
JaarBbp-effect (% bbp)Saldo-effect (% bbp)Overig (% bbp)Schuldquotemutatie (% bbp)
2008-2,48-0,0914,2811,70
20091,965,18-5,062,08
2010-1,365,33-1,492,48
2011-1,084,47-0,942,45
2012-0,274,020,764,52
2013-0,783,01-0,791,44
2014-1,142,27-0,940,19
2015-1,782,10-3,53-3,21
2016-1,650,00-1,10-2,75
2017-2,40-1,31-1,28-4,99
2018-2,55-1,42-0,55-4,51
2019*-2,28-1,780,34-3,72
2020*0,784,250,725,75
*voorlopige cijfers


In de tweede helft van 2020 is de overheidsschuld juist weer licht gedaald. De overheid bouwde met de in het eerste halfjaar aangetrokken externe financiering namelijk een flinke kasbuffer op. Zoals te zien in figuur 4.3, steeg het chartaal geld en de deposito’s in bezit van de overheid van 16,1 miljard euro eind 2019 tot 48 miljard euro halverwege 2020. De grootste toename vond plaats in het eerste kwartaal. Naast een stijging van de overheidsschuld was er toen ook een positief overheidssaldo van 8,4 miljard euro wat bijdroeg aan de opbouw van de kasbuffer. In het vierde kwartaal teerde de overheid juist flink in op zijn kasreserves: het chartaal geld en deposito’s van de overheid nam af van bijna 45 miljard euro naar 22,3 miljard euro.

4.3 Chartaal geld en deposito's in bezit overheid
   Chartaal geld en deposito's in bezit overheid (mld. euro)
20194e kwartaal16,086
20201e kwartaal40,364
20202e kwartaal48,0
20203e kwartaal44,912
20204e kwartaal22,288

Het Agentschap van de Generale Thesaurie heeft de taak om namens het Ministerie van Financiën de overheidsuitgaven te financieren. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van zowel kortlopende als langlopende schuldinstrumenten, waarbij kortlopende instrumenten een looptijd hebben variërend van een dag tot en met een jaar. Het Agentschap voert het beleid om voor langlopende staatsobligaties in principe niet af te wijken van de van het van tevoren bekendgemaakte schema uitgifte van staatsobligaties. Daarom is de kortlopende schuld als percentage van de totale overheidsschuld toegenomen. Waar eind 2019 9 procent van de overheidsschuld bestond uit kortlopende schulden, was dit aan het eind van het derde kwartaal 16,8 procent. In het vierde kwartaal zijn de langlopende schulden deels omgezet in kortlopende schulden. Het aandeel kortlopende schulden daalde toen naar 14,7 procent.

4.4 Kortlopende schuld als percentage van overheidsschuld
   Kortlopende schuld als percentage van overheidsschuld (%)
20194e kwartaal9,0
20201e kwartaal12,5
20202e kwartaal16,3
20203e kwartaal16,8
20204e kwartaal14,7