Auteur: Edgar Angus, Mirjam Braamse, Paul Couzy, Lieneke Hoeksma, Tim Peeters, Mark Ramaekers
De regionale economie 2020

5. Conclusies

Het jaar 2020 is een jaar om niet snel te vergeten, zowel historisch als economisch. De grootste dip van de economie sinds de Tweede Wereldoorlog door de Covid-19 pandemie had zeker ook regionale effecten. De sectoren die het hardst getroffen werden door de maatregelen tegen het coronavirus – horeca, cultuur en de luchtvaart – zijn sterker aanwezig in sommige steden en gebieden dan in andere. 

Voor de economie was de impact van de coronacrisis het grootst in Noord-Holland die een krimp van 7 procent zag in 2020. In deze provincie werd de luchtvaart op Schiphol zwaar getroffen. In 2021 zien we – op basis van voorlopige ramingen voor de eerste drie kwartalen – juist de grootste economische groei in regio Haarlemmermeer, waar Schiphol onder valt. Omdat de krimp daar het grootst was in 2020, is de groei in de eerste drie kwartalen van 2021 ook het grootst: in het derde kwartaal was de groei 17 procent. De provincie Groningen kende ook een sterke teruggang in 2020 (-6,8 procent), door de coronamaatregelen maar ook door de sterk verminderde gaswinning. 

De omvang van de economie is in het derde kwartaal 2021 in bijna alle regio’s groter dan twee jaar geleden, voor corona. Ten opzichte van het derde kwartaal van 2019 was in 49 regio’s de economie groter en in één regio vergelijkbaar. Alleen in Haarlemmermeer en Overig Groningen was de economie kleiner. De totale Nederlandse economie was 2,3 procent groter dan twee jaar geleden. Van de vier grote steden was Amsterdam de grootste daler met een krimp van 8,5 procent. De hoofdstad werd hard geraakt: toerisme en horeca hadden last van de lockdown en de afwezigheid van buitenlandse toeristen. Ook de slechte resultaten van de financiële dienstverlening droegen bij aan de grote krimp. Den Haag kromp het minst (2 procent); de overheid vertegenwoordigt een groot deel van de economie van Den Haag, en dit sector leed minder onder de maatregelen.

Ondanks de coronapandemie steeg het aantal bedrijfsvestigingen in Nederland tussen 1 april 2020 en 1 juli 2021 met ongeveer 6,5 procent. Flevoland kende met 8,2 procent de sterkste groei van het aantal vestigingen, gevolgd door Zuid-Holland (7,8 procent). 

Ter ondersteuning van bedrijven en ondernemers tijdens de coronacrisis heeft de overheid verschillende steunmaatregelen in het leven geroepen. Vestigingen van bedrijven die geen steunmaatregelen gebruikten, blijken aanzienlijk vaker te zijn opgeheven. Verder valt op dat de verschillen tussen de provincies groter zijn voor percentages opgeheven bedrijven zonder steun dan voor de bedrijven met steun die werden opgeheven.

Tussen 1 april 2020 en 1 oktober 2021 daalde de winkeldichtheid in ruim de helft van de Nederlandse gemeenten. Van de top 25 gemeenten qua aantal inwoners was de winkeldichtheid op 1 oktober 2021 het grootst in Maastricht (7 winkels per duizend inwoners) en Amsterdam (6 winkels per duizend inwoners). Op plaats 25 staat Almere, dat een winkeldichtheid heeft die slechts de helft zo groot is als die van Amsterdam. 

In alle provincies steeg de dichtheid van het aantal vestigingen in de horeca, culturele en creatieve industrie en de overige dienstverlening tussen april 2020 en juli 2021. De belangrijkste reden voor deze stijging is dat er in die periode in deze drie sectoren ondanks de coronacrisis meer vestigingen werden opgericht dan opgeheven.
De coronasteunmaatregelen die de overheid voor ondernemers invoerde lijken een effect te hebben gehad op het aantal faillissementen. In de eerste drie kwartalen van 2021 was het aantal faillissementen ongeveer de helft van dezelfde periode een jaar eerder. Toen nam het aantal faillissementen ook al af ten opzichte van een jaar eerder, al was de afname een stuk minder sterk. De daling in de eerste drie kwartalen van 2021 was zichtbaar in alle provincies. In Zeeland was de afname met ongeveer 76 procent het sterkst. In Zuid-Holland en Noord-Holland halveerde het aantal gefailleerde bedrijven en instellingen grofweg. 

Het ondernemersvertrouwen was in alle provincies positief in het vierde kwartaal van 2021. Dit wordt veroorzaakt door het betere economisch klimaat ten opzicht van vorig jaar. Het ondernemersvertrouwen is het hoogst in de provincie Utrecht met een waarde van 20, met vlak daarachter Noord-Holland met een waarde van 19,8.
Gevraagd naar welke belemmeringen ondernemers ervaren bij de productie en bij zakelijke activiteiten, geeft ruim een kwart aan bij het begin van het vierde kwartaal 2021 helemaal geen belemmeringen te ondervinden. De meest genoemde belemmering aan het begin van het vierde kwartaal was personeelstekort. In alle provincies lag het percentage ondernemers dat begin oktober met een personeelstekort kampte tussen de 26 en 38 procent. Dit was voor elke provincie ruim boven het vijfjarig gemiddelde. 

Ondernemers verwachten in 2022 meer te gaan investeren. Ruim 24 procent van de ondernemers verwacht in 2022 meer te investeren dan in 2021, nog geen 9 procent voorziet een afname. Een jaar eerder voorzagen meer ondernemers nog een investeringsafname, dan een toename van de investeringen. In alle provincies waren er meer ondernemers die een toename dan een afname van de investeringen voorzien in 2022. In Flevoland is dit verschil het grootst. Het percentage ondernemers dat een toename verwachtte ligt hier dan ook hoger dan in andere provincies terwijl het percentage dat een afname verwacht lager ligt.
De werkgelegenheid groeide in bijna alle provincies met 0,5 procent of meer in 2020 ten opzichte van 2019. Limburg vormt een uitzondering: daar kromp de werkgelegenheid met 0,1 procent. Utrecht en Flevoland kenden met 1,1 procent de grootste toename. 

Bijna 83 procent van de werkenden in Nederland werkte in 2020 in loondienst. De overige zijn zelfstandigen. Het aantal zelfstandigen groeide in 2020 met 2,7 procent terwijl het totaal aantal werkzame personen met 0,5 procent daalde. In Zuid-Holland was de groei van het aantal zelfstandigen absoluut gezien het hoogst met 8,6 duizend, relatief was de stijging het grootst in Noord-Holland met 2,9 procent. 

De werkloosheid steeg in 2020 in alle Nederlandse provincies. In Groningen was de werkloosheid het hoogst, 4,5 procent, maar het percentage was ook bovengemiddeld hoog in Zuid-Holland, Flevoland en Noord-Holland. Zeeland heeft sinds 2009 steeds het laagste werkloosheidspercentage. Drie van de vier grote steden zagen ook een stijgende werkloosheid in 2020. Ondanks de daling in Rotterdam, was de werkloosheid daar - net als in voorgaande jaren - het hoogst. De werkloosheid was het laagst in Utrecht. De sterkste toename in werkloosheid was in Amsterdam.