Auteur: Noortje Pouwels-Urlings
Herziening van de Vermogensstatistiek 2006

3. Uitkomsten

3.1 Verschil in vermogen tussen oude en nieuwe reeks

De verbetering in de waarneming van de vermogensbestanddelen (paragraaf 2.1-2.5) leidt tot een hoger vermogen. In 2019 bedraagt het verschil in het vermogen ongeveer 132 miljard euro. Dit is bijna 9 procent meer dan volgens het oude cijfer. Dit verschil bestaat grotendeels uit aanmerkelijk belang.

In de periode 2006-2012 is het verschil in het vermogen tussen de oude en nieuwe reeks kleiner; zo kwam het vermogen in 2012 bijna 3 procent hoger uit, terwijl in de periode 2007-2009 het vermogen in de nieuwe reeks lager ligt. De toename van het aanmerkelijk belang in de periode tot en met 2011 wordt teniet gedaan door de afname van de waarde van het overig onroerend goed.

3.1.1 Verschilposten vermogen oude en nieuwe reeks, 2019 (mld euro)
Oude reeksNieuwe reeksVerschil
Vermogen1 537,51 669,1131,6
Bank- en spaartegoeden311,9311,90,0
Effecten131,7131,70,0
Eigen woning1 442,71 441,4-1,2
Overig onroerend goed185,4139,5-45,9
Ondernemingsvermogen75,275,50,3
Aanmerkelijk belang221,4368,4147,1
Overige bezittingen43,450,87,3
Hypotheekschuld746,9715,9-31,0
Studieschuld19,320,41,1
Overige schulden107,9113,85,9

3.1.2 Totaal vermogen van huishoudens
 Oude reeks (mld euro)Nieuwe reeks (mld euro)
'061124,11146,4
'071223,31222,9
'081318,31309,3
'091289,31274,9
'101239,31253
'111213,11240,3
'121141,61174,6
'131029,71123
'141042,91131,2
'151096,41214,3
'161167,21271,5
'171269,31404,9
'181415,21551,6
'191537,51669,1
 

3.2 Vergelijkbaarheid in de tijd

De huidige reeks geeft in de tijd vergelijkbare resultaten vanaf 2006. Bij vergelijking in de tijd moet verder rekening gehouden worden met enkele wijzigingen, waaronder: 

  • vanaf 2011 is een eerdere revisie doorgevoerd waardoor er veranderingen hebben plaats gevonden in de vaststelling van het vermogen en enkele indelingen (zie Bos et al, 2019).
  • vanaf 2011 is er completere informatie van bank- en spaartegoeden en effecten beschikbaar. Alle kleine tegoeden worden vanaf dat moment ook waargenomen. Hierdoor zijn er meer huishoudens met deze vermogensbestanddelen.
  • vanaf 2011 is er completere informatie van de schulden beschikbaar. Studieschulden, belasting- en toeslagschulden, en leningen bij banken worden vanaf dat moment volledig waargenomen. Studieschulden zijn de schulden volgens de Wet studiefinanciering (WSF). De andere schulden betreffen schulden voor consumptieve doeleinden, de financieringen van aandelen, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen, financiering schulden voor de tweede woning of ander onroerend goed en rood staan. In de waarneming van schulden ontbreken creditcardschulden, betalingsachterstanden en de schulden bij (web)winkels. Vanaf 2014 worden ook zorgschulden waargenomen. Tot en met 2010 is de waarneming van de schulden onvolledig. Deze informatie was alleen beschikbaar voor huishoudens met belastbaar inkomen in box 3.
  • het opgebouwd tegoed in spaar- en beleggingshypotheken is onvollediger bij elk jaar terug in de tijd. Het is niet uitgesloten dat aanmerkelijk belang met elke stap terug in de tijd ook iets onvollediger wordt waargenomen. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het interpreteren en duiden van trends.