De Nederlandse productiviteitspuzzel

1. Inleiding

In de periode na de Tweede Wereldoorlog was de groei van de economie (afgemeten aan het bruto binnenlands product) vrijwel volledig toe te schrijven aan een stijging van de arbeidsproductiviteit. Het aantal gewerkte uren per inwoner is in deze periode nagenoeg constant gebleven. Dit wordt geïllustreerd in figuur 1.1 waarbij de ontwikkeling van de productiviteit per arbeidsjaar wordt weergegeven door het verschil tussen de ontwikkeling van het bbp en aantal arbeidsjaren per inwoner. Ook in de nabije toekomst is economische groei door verhoging van de arbeidsdeelname niet waarschijnlijk, omdat door vergrijzing en een afnemend aantal jongeren de arbeidsparticipatie in de komende jaren naar verwachting zelfs zal dalen. Om de huidige welvaart te behouden of te vergroten blijft daarom een stijgende productiviteit essentieel.

1.1 Bruto binnenlands product en arbeidsvolume per inwoner
 Bbp per inwoner (1948=100)Arbeidsvolume per inwoner (1948=100)
1948100100
1949105,499,7
1950108,298,8
195110997,6
1952109,496
1953117,496,7
1954124,198,2
1955131,398,8
1956135,598,9
1957137,898,2
1958134,796,1
1959138,895,5
1960149,496,1
1961151,996,4
1962156,296,9
1963159,196,9
1964170,697,4
1965177,196,9
1966179,696,4
1967186,894,9
1968197,394,8
1969208,495,4
1970218,495,5
1971225,595,2
1972231,293,7
1973241,393,8
1974247,393,6
1975245,892,6
1976253,992,2
197725892,1
1978263,692,4
1979267,493,4
1980268,993,9
1981264,392,2
1982259,489,8
1983263,688
1984270,587,9
1985276,689,1
1986282,990,7
1987286,991,6
1988294,392,4
198930693,9
1990316,195,8
1991321,496,3
199232596,8
1993326,596,2
199433495,6
1995342,696,8
1996352,998,6
1997366,4101,1
1998381,5103,5
1999397,9105,4
2000411,9106,3
2001418,1107,1
2002415,8106,2
2003414,4104,3
2004421103,2
2005428,6103,1
2006442,8105,2
2007459108
2008467,7109,6
2009448,2107,8
2010451,6106,6
2011456,6106,7
2012450105,6
2013448,3104
2014453,2103,5
2015460,3104,4
2016468,3106,1
2017479108,1
2018487,6110,7
2019493112,6

Wereldwijd stagneert de productiviteitsgroei echter al decennialang. In grafiek 1.2 is dit te zien voor Nederlands, de VS, Japan en Duitsland. Vanaf midden jaren 70 valt de groei terug naar rond de 2 procent en na ongeveer 2010 zelfs naar rond de 1 procent. Veel andere landen laten een vergelijkbaar beeld zien. Hoe is dat te verklaren, ook gezien de recente technologische ontwikkelingen? Onderzoekers debatteren over de vraag of dit een tijdelijk of een langdurig fenomeen is. Pessimisten zijn van mening dat de vertraging permanent is (Gordon, 2016; Summers, 2014). Optimisten daarentegen zien nog veel potentie in het gebruik van nieuwe technologieën (Brynjolfsson en MacAfee, 2014; Mokyr e.a., 2015). Voor veel beleidsmakers is het ontrafelen van deze productiviteitspuzzel dan ook uiterst relevant (Camps, 2019; Roelandt e.a. 2019).

1.2 Arbeidsproductiviteit (bbp per gewerkt uur) in constante prijzen 2015
 Nederland (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Verenigde Staten (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Japan (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)Duitsland (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
19715,13,84,24,4
19723,22,48,45
19736,62,46,95,1
19746,8-0,92,24
19753,42,74,63,8
197652,42,44,7
19773,11,13,14,1
19782,80,84,53,1
19791,20,44,32,9
19801,502,40,8
1981-0,32,34,21,7
19821,2-0,32,61
198342,72,43,3
19842,82,13,52,6
19851,81,85,42,3
19861,42,32,61,5
19871,20,74,41,4
19881,81,25,82,6
198920,94,43,5
19901,41,75,23,5
19911,21,333,5
1992-0,23,41,42,6
19931,60,42,21,9
19941,80,81,32,6
1995-1,50,23,11,5
19960,42,52,61,7
19972,21,41,82,5
19982,52,21,31
19992,22,92,91,1
20003,22,82,92,5
200112,21,42,5
20020,72,81,90,9
20031,33,11,40,8
20041,72,62,30,9
20052,42,11,51,6
20061,510,21,6
20070,91,30,81,2
20080,61-0,20
2009-2,33,3-1,1-3
20102,12,53,32,3
20110,600,22,6
2012-0,10,30,90,6
20130,80,42,10,5
20140,70,60,11
201510,91,40,5
2016-0,20,3-0,11,4
20170,511,51,7
2018-0,21,20,40,1
2019-0,51,21,90
Bron: CBS, OESO

De gevoerde discussie over de vertraging van de productiviteitsgroei was voor het CBS aanleiding om verschillende aspecten van productiviteit op een rijtje te zetten via dit artikel. Paragraaf 2 behandelt het begrip productiviteit zelf. Wat is productiviteit en hoe meet je het? Naast de bekende en veelgebruikte arbeidsproductiviteit zijn er ook andere soorten productiviteit. In paragraaf 3 worden resultaten uit de zogenoemde groeirekeningen van het CBS getoond, waaruit de vertraging van de productiviteitsgroei sinds 1995 naar voren komt. Paragraaf 4 bevat vervolgens een overzicht van de in de literatuur veel genoemde mogelijke oorzaken van deze vertraging. Van een aantal oorzaken wordt in paragraaf 5 getoetst in hoeverre deze opgaan voor de Nederlandse economie. In aanvulling op mogelijke oorzaken voor de vertraging, is in de recente jaren ook onderzoek gedaan naar het meten van productiviteit. Onder meer door digitalisering en globalisering is het meten van economische input en output en daarmee productiviteit moeilijker geworden. In paragraaf 6 wordt een kort overzicht van deze meetuitdagingen gegeven. Ten slotte komt in paragraaf 7 ook de rol van het CBS in discussies over productiviteit aan de orde.