Auteur: Richard Schovers
De gevolgen van de hoge inflatie in 2022

3. Inflatie

3.1 Prijsontwikkeling nationale rekeningen

Over heel 2022 was de prijsontwikkeling van de nationale consumptie door huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (IZWh’s) volgens nationale rekeningen 7,4 procent. Een groot deel van deze stijging komt door de hogere energieprijzen (36,1 procent), maar ook de voedingsmiddelenprijzen (9,5 procent) stegen sterk.

3.1.1 Prijsverandering consumptieve bestedingen huishoudens en IZWh's
JaarKwartaalPrijsverandering consumptieve bestedingen huishoudens en IZWh's (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2021*1e kwartaal2,5
2021*2e kwartaal3,4
2021*3e kwartaal3,1
2021*4e kwartaal4,7
2022*1e kwartaal3,6
2022*2e kwartaal5,5
2022*3e kwartaal8,5
2022*4e kwartaal11,9
*voorlopige cijfers


Hoewel de inflatie in eerste instantie werd aangejaagd door de aantrekkende economie na corona en de hogere energieprijzen door de oorlog in Oekraïne, is er door het ECB voor gewaarschuwd dat de inflatie hoog kan blijven door sterk stijgende lonen (ECB 2023a) en door bedrijven die hun winst vergroten door hun verkoopprijzen harder te laten stijgen dan hun verkoopkosten (ECB 2023b). Ontwikkelingen in lonen en winstmarges vormden ook in 2022 een groot deel van de binnenlandse prijsdruk. De binnenlandse prijsdruk is een van de factoren die de inflatie beïnvloedt.

Het effect van loonsverhogingen en grotere winsten op de binnenlandse prijsdruk kan worden gekwantificeerd met behulp van een decompositie van de prijsontwikkelingen van het bbp. De prijsindex van het bbp meet de verandering van de prijzen van goederen en diensten die in Nederland zijn geproduceerd. De importprijzen tellen hierin dus niet mee. De goederen en diensten die in Nederland zijn geproduceerd en naar het buitenland worden geëxporteerd tellen wel mee.

Doordat de importprijzen buiten beschouwing worden gelaten, zijn er drie componenten die een bijdrage kunnen leveren aan de prijsdruk: de beloning van werknemers, de belastingen en subsidies, en het bruto exploitatieoverschot. Vanaf het derde kwartaal van 2022 was het bruto exploitatieoverschot verantwoordelijk voor meer dan de helft van de binnenlandse prijsdruk. 

Overigens kan hier niet uit worden geconcludeerd dat de inflatie van consumentenprijzen wordt gedreven door bedrijven die hun winstmarges verhogen. Er zijn namelijk conceptuele verschillen tussen de prijsindex van consumentenprijzen en de prijsindex van het bbp. Beide nemen wel de consumptie mee, maar anders dan bij de prijsindex van consumentenprijzen neemt de prijsindex van het bbp niet de prijsontwikkelingen van de invoer mee en wel die van de uitvoer en van goederen en diensten aangekocht door bedrijven en de overheid.

3.1.2 Bijdrage deflator bbp
JaarKwartaalDeflator bbp (%)Beloning van werknemers (%)Bruto exploitatieoverschot (%)Belastingen en subsidies (%)
20191e kwartaal3,111,20,9
20192e kwartaal3,41,710,7
20193e kwartaal2,91,40,80,7
20194e kwartaal2,71,30,60,8
20201e kwartaal1,91,90,2-0,2
20202e kwartaal1,63,63,5-5,5
20203e kwartaal22,11,4-1,5
20204e kwartaal2,22,82,6-3,2
2021*1e kwartaal2,13,61,5-3
2021*2e kwartaal2,2-2,20,53,9
2021*3e kwartaal2,90,911
2021*4e kwartaal2,40,4-0,32,3
2022*1e kwartaal4,5-0,21,63,1
2022*2e kwartaal410,32,7
2022*3e kwartaal61,23,11,7
2022*4e kwartaal6,81,65,20
*voorlopige cijfers

3.2 Winsten

In 2022 bestond meer dan de helft van het bruto exploitatieoverschot, wat in de tweede helft van 2022 grotendeels verantwoordelijk was voor de binnenlandse prijsdruk, uit de operationele winst van niet-financiële vennootschappen. Samen met de niet-productgebonden subsidies, de winst van buitenlandse dochters en de overige winst vormt dat de brutowinst voor belasting. De brutowinst voor belasting van niet-financiële vennootschappen steeg in 2022 naar een recordniveau en lag 13,5 procent hoger dan in 2021. Hierbij is niet gecorrigeerd voor prijsveranderingen. 

Ondanks dat de ontvangen niet-productgebonden subsidies, waaronder de verschillende coronasteunmaatregelen, met 36,5 procent zijn gedaald, waren de ontvangen niet-productgebonden subsidies nog wel dubbel zo hoog als in 2019, het laatste jaar voor de coronacrisis. Dit komt grotendeels door de vergoedingen die door de overheid zijn verstrekt voor het vullen van de gasopslag Norg in verband met het afbouwen van de winning uit het Groningerveld. Als de winning van het Gronings gas niet zou zijn afgebouwd, had de gasopslag in Norg met eigen productie uit het Groningerveld gevuld kunnen worden. Nu moest het gas worden ingekocht op de markt. De staat vergoedde de inkoop van dit gas. Het gas uit de gasopslag kon vervolgens tegen (hoge) marktprijzen worden verkocht. De vergoedingen compenseerden op deze manier de betrokken partijen voor de gederfde inkomsten door het dichtdraaien van de gaskraan. De vergoedingen door de staat waren extra hoog door de hoge gasprijs. Daarnaast zijn er in 2022 ook nog coronagerelateerde subsidies uitgekeerd.

De operationele winst en de niet-productgebonden subsidies kunnen worden gebruikt om de winstquote, de winst in verhouding tot het bbp, uit te rekenen. De winstquote van niet-financiële vennootschappen daalde van 41,1 procent in 2021 naar 40,9 procent in 2022. De daling van de winstquote werd veroorzaakt door de daling van de ontvangen niet-productgebonden subsidies; de operationele winst steeg relatief sterker dan de bruto toegevoegde waarde. 

3.2.1 Brutowinst voor belasting van niet-financiële vennootschappen
JaarOperationele winst exclusief niet-productgeboden subsidies (mld euro)Niet-productgeboden subsidies (mld euro)Winsten van buitenlandse dochters (mld euro)Overige winst (mld euro)
20191768757
2020149275011
2021*175267314
2022*20516978
*voorlopige cijfers

De winst die de niet-financiële vennootschappen na betaling van belasting overhouden kan worden aangewend voor investeringen en besparingen, of voor winstuitkeringen aan aandeelhouders. Die aandeelhouders zijn bijvoorbeeld binnenlandse huishoudens en financiële instellingen, maar kunnen ook in het buitenland zitten.

Vergeleken met 2021 hebben de niet-financiële vennootschappen in 2022 49 procent meer winst uitgekeerd aan andere sectoren en het buitenland. Deze hoge winstuitkeringen waren ook de reden dat het beschikbaar inkomen van de niet-financiële vennootschappen in 2022 is gedaald, terwijl de winst is gestegen. Een deel van deze winstuitkeringen kwam terecht bij de huishoudens en IZWh’s, die in 2022 in totaal 2,4 procent meer winstuitkeringen ontvingen van niet-financiële vennootschappen dan in het jaar ervoor. Het buitenland ontving 64 procent meer winstuitkeringen van niet-financiële vennootschappen dan in 2021.

Een groot deel van de toename van de winstuitkeringen aan het buitenland komt doordat een grote multinational zijn hoofdkantoor naar het buitenland heeft verplaatst. De winsten van dat bedrijf werden voorheen aan Nederland toegerekend, omdat hier het hoofdkantoor was gevestigd. In 2022 werden die winsten via winstuitkeringen aan de buitenlandse moeder van het bedrijf toegerekend. Daarnaast vloeiden in 2022 ook de inkomsten die door het Norg Akkoord zijn verkregen naar het buitenland, omdat de betrokken partijen in buitenlandse handen zijn.

3.2.2 Winstuitkeringen niet-financiële vennootschappen
JaarFinanciële instellingen (mld euro)Overheid (mld euro)Huishoudens incl. IZWh's (mld euro)Buitenland (mld euro)
20192021986
20201811764
2021*1911878
2022*25119127
*voorlopige cijfers

3.3 Overheidsfinanciën

De Nederlandse overheid heeft ten tijde van corona veel geld uitgegeven om de gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Mede daardoor steeg de overheidsschuld als percentage van het bbp flink in het eerste coronajaar. Als lid van de Europese Unie mag Nederland de overheidsschuld niet te hoog laten oplopen. Afgesproken is dat de schuld niet hoger mag zijn dan 60 procent van het bbp. Doordat de nominale waarde van het bbp mede door de inflatie flink is gestegen, kwam de overheidsschuld als percentage van het bbp in 2022 weer op het niveau van voor corona terecht. 

3.3.1 Overheidsschuld
JaarKwartaalOverheidsschuld (% van bbp)
20191e kwartaal50,8
20192e kwartaal50,9
20193e kwartaal49,2
20194e kwartaal48,5
20201e kwartaal49,4
20202e kwartaal55,1
20203e kwartaal55,3
20204e kwartaal54,7
2021*1e kwartaal55,3
2021*2e kwartaal54,6
2021*3e kwartaal52,9
2021*4e kwartaal52,5
2022*1e kwartaal50,9
2022*2e kwartaal51,0
2022*3e kwartaal49,1
2022*4e kwartaal51,0
*voorlopige cijfers

Ondanks dat de gaswinning in Nederland ver is teruggeschroefd en dat het Groningerveld vanaf 1 oktober 2022 op de waakvlam is gezet, was het inkomen uit hulpbronnen in 2022 een stuk hoger dan in de jaren ervoor. Dit komt door de sterk gestegen aardgasprijs. De aardgasprijs zorgde echter ook voor extra kostenposten. Zoals eerder in dit artikel benoemd heeft de overheid geld uitgekeerd aan huishoudens als tegemoetkoming voor de hoge energieprijzen en heeft de overheid vergoedingen verstrekt voor het vullen van de gasopslag in Norg.

3.3.2 Inkomen uit natuurlijke hulpbronnen
JaarKwartaalInkomen uit natuurlijke hulpbronnen (mln euro)
20191e kwartaal1277
20192e kwartaal547
20193e kwartaal464
20194e kwartaal1004
20201e kwartaal406
20202e kwartaal358
20203e kwartaal394
20204e kwartaal557
2021*1e kwartaal1042
2021*2e kwartaal690
2021*3e kwartaal814
2021*4e kwartaal1125
2022*1e kwartaal945
2022*2e kwartaal4475
2022*3e kwartaal3727
2022*4e kwartaal2762
*voorlopige cijfers

3.4 Beschikbaar inkomen

In 2022 groeide het beschikbaar inkomen van huishoudens en IZWh’s met 9,6 procent, niet voor prijsveranderingen gecorrigeerd. De groei werd vooral veroorzaakt door een hogere beloning van werknemers, een hoger inkomen uit vermogen (rente en dividenden), en een hoger exploitatieoverschot en gemengd inkomen (inkomen van zelfstandigen uit eigen onderneming). Tegelijkertijd namen de betaalde belastingen relatief minder hard toe dan de primaire inkomens en steeg het saldo overige inkomensoverdrachten licht. Dit laatste kwam door de tegemoetkoming voor de gestegen energieprijzen, waarbij elk huishouden in november en december 190 euro ontving.

3.4.1 Beschikbaar inkomen huishoudens en IZWh's
JaarTotaal beschikbaar inkomen (mld euro)Beloning van werknemers (mld euro)Betaalde belastingen en premies (mld euro)Exploitatieoverschot / gemengd inkomen (mld euro)Ontvangen premies en uitkeringen (mld euro)Saldo inkomen uit vermogen (mld euro)Saldo overige inkomensoverdrachten (mld euro)
2019405,5378,8-266,198136,158,60,2
2020421,5392,8-269,610114352,91,5
2021*444,6409,2-279,6109,9148,255,91,1
2022*487,3439,7-293,6126,915653,64,8
*voorlopige cijfers

De beloning voor werknemers steeg onder druk van een recordkrapte op de arbeidsmarkt. Sinds het begin van de reeks in 2003 is het werkeloosheidspercentage (3,5 procent) nooit zo laag geweest en is de spanning op de arbeidsmarkt (gemeten als de verhouding tussen het aantal vacatures en werklozen) nog nooit zo groot geweest. Vanaf het vierde kwartaal van 2021 waren er meer vacatures dan werklozen. Het aantal banen en gewerkte uren is in 2022 flink toegenomen ten opzichte van een jaar eerder. Bij zelfstandigen nam het aantal gewerkte uren met 6,4 procent toe en bij werknemers steeg het met 3,4 procent.

Naast het aantal gewerkte uren is ook de beloning per uur van werknemers gestegen. Dit komt onder andere door hoge looneisen als gevolg van hoge inflatie. De cao-lonen zijn met 3,3 procent gestegen in 2022, wat grotendeels de stijging van de gemiddelde beloning per uur van 3,4 procent verklaart. Die toename was lager dan de inflatie.

3.4.2 Opbouw groei beloning van werknemers
JaarBeloning van werknemers (%)Gewerkte uren (%)Loon per uur (%)Sociale premies t.l.v. werkgevers per uur (%)
20195,22,61,70,9
20203,6-3,65,51,7
2021*4,24,20,1-0,1
2022*7,63,42,81,4
*voorlopige cijfers

In maart 2023 raamde het CPB dat de statische koopkracht van huishoudens in 2022 met 2,7 procent is gedaald (CPB 2023). De koopkrachtontwikkeling is de ontwikkeling van het beschikbaar inkomen, gecorrigeerd voor inflatie. Bij de statische koopkracht wordt het verschil in koopkracht gemeten voor een persoon wiens situatie niet verandert: iemand wisselt niet van baan, werkt niet meer of minder uren, ontvangt geen salarisstijging en wordt niet ouder (CPB 2016).

In de nationale rekeningen zijn er geen cijfers over de statische koopkracht. Wel wordt het netto reëel beschikbaar inkomen gemeten. Het rbi is het beschikbaar inkomen van huishoudens en IZWh’s na correctie voor inflatie. Hierin worden promoties, veranderingen in het aantal gewerkte uren en wisselingen van baan wel meegenomen. Een belangrijk verschil met de statische koopkracht van het CPB is dat het hier niet gaat om het doorsnee inkomen, maar om de inkomens van alle huishoudens samen.

In 2022 was het rbi 2 procent hoger dan een jaar eerder. De beloning van werknemers leverde de grootste bijdrage aan het beschikbaar inkomen. Ook gecorrigeerd voor inflatie was de bijdrage van de lonen aan de groei van het totale inkomen nog licht positief. Dit komt door de combinatie van een stijging van de beloning van werknemers per uur en een toename van het totaal aantal gewerkte uren.

Het exploitatieoverschot en het gemengd inkomen stegen harder dan de inflatie en droegen zo positief bij aan de ontwikkeling van het reëel beschikbaar inkomen. Verder stegen de betaalde belastingen relatief minder snel dan de inflatie. Het gemengd inkomen en exploitatieoverschot bestaat voor een groot deel uit het inkomen van zelfstandigen, van wie het aantal gewerkte uren met 6,4 procent steeg. Daarnaast bevat het gemengd inkomen en het exploitatieoverschot ook het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen uit eigen woningdiensten.

3.4.3 Reëel beschikbaar inkomen (netto)
JaarReëel beschikbaar inkomen (%)Beloning van werknemers (%)Exploitatieoverschot / gemengd inkomen (%)Inkomen uit vermogen (%)Belastingen (%)Overig (%)
20192,41,90,71,9-1,3-0,8
20202,42,00,4-1,5-0,52,0
2021*1,60,51,10,20,3-0,5
2022*1,90,01,8-1,30,50,9
*voorlopige cijfers

3.5 Consumptie en besparingen

Huishoudens gaven in 2022 nominaal ruim 14 procent meer uit aan consumptie dan een jaar eerder. Ze kregen hier echter maar 6,5 procent meer producten voor terug. Het verschil wordt verklaard door de hoge inflatie. De hoeveelheid consumptie steeg nog relatief sterk doordat wordt vergeleken met coronajaar 2021. De stijging van de consumptie zat dan ook vooral bij de diensten, die in 2021 vanwege coronamaatregelen een deel van het jaar niet of minder geconsumeerd konden worden. Zo nam de consumptie van horecadiensten toe met 49 procent ten opzichte van een jaar eerder en steeg de consumptie van recreatie en cultuurdiensten met 73 procent.

Bij de goederen groeide de consumptie van kleding en textiel met ruim 11 procent, en schoenen en lederwaren met 15 procent ten opzichte van een jaar eerder. De consumptie van energie en water nam af met ruim 16 procent. Omdat de prijs van aardgas veel hoger was dan een jaar eerder, steeg de waarde van de consumptie van energie en water alsnog met bijna 14 procent.

Ondanks de grote toename van de consumptie en ondanks de hoge inflatie, hadden de huishoudens en IZWh’s in 2022 alsnog relatief veel vrije besparingen; dit is alles wat overblijft van het beschikbaar inkomen na aftrek van de consumptie. Dit werd veroorzaakt doordat het beschikbaar inkomen bijna net zo sterk steeg als de consumptie. Het niveau van de vrije besparingen lag in 2022 ruim 27 procent hoger dan in precoronajaar 2019.

3.5.1 Vrije besparingen
JaarVrije besparingen (mld euro)Consumptieve bestedingen (mld euro)Beschikbaar inkomen (bruto) (mld euro)
201952-348400
202086-330416
2021*85-354439
2022*76-405481
*voorlopige cijfers

3.6 Saldo lopende rekening met het buitenland

Een deel van de goederen die Nederlanders consumeren komt uit het buitenland, zoals het meeste aardgas en aardolie. De prijzen van de goederen en diensten die in 2022 zijn geïmporteerd stegen met 20,8 procent harder dan de prijzen van exportproducten (17,2 procent). Hiermee is de ruilvoet, de verhouding tussen uitvoer- en invoerprijzen, in 2022 verslechterd. Door de prijsstijgingen steeg de invoerwaarde ook sterk. Daarnaast steeg de invoerwaarde ook door volumestijgingen.

Niet alle invoer wordt geconsumeerd. Een deel is bestemd voor de wederuitvoer en een deel wordt aangewend voor voorraadvorming, zoals het vullen van de aardgasreserves. Tegenover de stijging van de invoerwaarde staat ook een grote stijging van de waarde van de uitvoer, waardoor het uitvoeroverschot 844 miljoen euro hoger was dan in 2021.

In 2022 stroomden er wel meer primaire inkomens en overige inkomensoverdrachten naar het buitenland, zoals de winstuitkeringen die hierboven al zijn besproken. Hierdoor daalde het Nederlandse overschot op de lopende rekening. Het saldo op de lopende rekening is het saldo van alle ontvangsten uit en betalingen aan het buitenland door middel van goederen-, diensten- en inkomenstransacties.

3.6.1 Saldo lopende rekening met het buitenland
JaarSaldo lopende transacties (mld euro)Invoer goederen & diensten (mld euro)Transacties naar buitenland (mld euro)Transacties naar Nederland (mld euro)Uitvoer goederen & diensten (mld euro)
2019-56591311-288-671
2020-41543262-223-623
2021*-62623288-263-711
2022*-41783339-291-872
*voorlopige cijfers