Productie en consumptie van eigen woondiensten

Ten behoeve van de internationale vergelijkbaarheid en de vergelijkbaarheid van huurders en woningeigenaren, wordt aan woningen die huishoudens voor eigen gebruik bezitten een - fictieve - huurwaarde toegerekend. In de nationale rekeningen produceert de woningbezitter deze woondiensten en consumeert hij ze ook.
De productie van woondiensten door huishoudens is onderdeel van het beschikbaar inkomen van huishoudens. De fictieve huurwaarde wordt tot de consumptie van huishoudens gerekend. Voor het bepalen van de fictieve huurwaarde van koopwoningen worden de huren van vergelijkbare huurwoningen gebruikt.

Indien er geen fictieve huurwaarde zou worden toegekend, dan zouden de consumptieve bestedingen van huishoudens tussen de verschillende landen slecht vergelijkbaar zijn. Immers, in een land waar 80 procent van de woningmarkt huurwoningen betreft, zou dan 80 procent van de uitgaven aan wonen tot de consumptieve uitgaven worden gerekend, maar in een land waar voor 40 procent wordt gehuurd, slechts 40 procent. (Het betalen van hypotheekrente en aflossing valt namelijk niet onder consumptie.) Door het gebruik van een fictieve huurwaarde wordt in alle landen 100 procent van de uitgaven aan woondiensten opgenomen in de consumptieve bestedingen door huishoudens. Ook het beschikbaar inkomen van huishoudens is door het bijtellen van de woningdiensten van de eigen woning internationaal beter vergelijkbaar